| |
| |
| |
Het opengewerkte personage
Uit het dagboek van een biograaf
Nico Keuning
‘En nu Bob den Uyl,’ juichte mijn vriend A. toen we in het voorjaar van 2003 tegenover elkaar aan onze vertrouwde cafétafel aan 't Spui in Amsterdam zaten. Ik had hem, eind jaren zeventig, op deze schrijver geattendeerd. Den Uyl kwam daarna vaak ter sprake als we onze absurdistische ervaringen uit het dagelijks leven zaten uit te wisselen. De wereld van Den Uyl was de onze: doorleefde zinloosheid in een quasi achteloze stijl beschreven, met een aanstekelijk gevoel voor humor. De meerwaarde van de treurigheid.
Verdomd, dat was het.
Maar ik was nog niet aan een nieuwe biografie toe. Na de biografie van Max de Jong (Altijd het tinnef om je heen, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, 2000) en die van Jan Arends (Angst voor de winter, De Bezige Bij, 2003) had ik rust nodig om me los te maken van Arends met wie ik me jarenlang dagelijks had beziggehouden.
Toen kwam de redactie van vpro-Gids met een verrassend initiatief. Elf jaar na het overlijden van Bob den Uyl (13 februari 1992) stelde de redactie vast dat zijn werk nauwelijks meer verkrijgbaar was. De hoogste tijd voor een Den Uyl-revival. Immers, als het werk van de schrijver niet meer gelezen wordt, is hij pas echt dood. In 2004 zou de eerste Bob den Uyl Prijs worden uitgereikt voor het beste reisverhaal van het afgelopen jaar.
Zou er al een biograaf aan het werk zijn, vroeg ik me in december 2003 af. Ik stelde de vraag per e-mail aan Wim Noordhoek van de vpro. De volgende dag ontving ik een e-mail van Paul Brandt, redacteur van Thomas Rap, of ik hem wilde bellen. Toen ik had opgehangen, drong het pas werkelijk tot me door dat ik aan een nieuwe biografie was begonnen: het leven van Bob den Uyl.
| |
Vrijdagmiddag 27 februari
In de Balzal van Hotel New York maak ik kennis met Kees Sluys en Katja de Bruin, twee van de redactieleden van de vpro Gids en tevens leden van de vierkoppige jury waarin ook Maarten van Bracht en Gids-hoofdredacteur Hans van Dalfsen zitting hebben. De film van Theo Uittenbogaard wordt vertoond. De sneeuw buiten beeldrijmt mooi met het witte winterlandschap in de film ‘Aan de rand van Nederland’, uit 1979. Prachtige en vooral veelzeggende beelden van Bob den Uyl. Mistroostig, maar met humor.
De Bob den Uyl Prijs 2004 wordt gewonnen door de Vlaming Rudi
| |
| |
Rotthier met zijn reisboek De koranroute. Het juryrapport wordt aan de aanwezigen uitgedeeld. Achterop staat het omslag van de te verschijnen bundel Het reizen vereist sterke zenuwen, een nieuwe bundeling reisverhalen die in juni zal verschijnen.
Ik maak kennis met de vrouw van Den Uyl. Ik vraag haar of ik eens bij haar op bezoek mag komen in de Paetsstraat, het laatste adres van Den Uyl. ‘Nou, dan mag u wel snel zijn; ik ga over twee weken verhuizen.’
Vrienden van Bob, die van het eerste en het laatste uur, schrijven allen hun e-mailadres op mijn veel te kleine papiertje. Het ‘onbekrompen schenken’ (Gerard Reve) heeft inmiddels een aanvang genomen. Drank wordt op dienbladen royaal aangedragen. Als ik naar Martin Mooij (‘Ik heb veel met hem gereisd.’) en Dick Rijneke (met wie Den Uyl een fotoboek van Berlijn samenstelde) sta te luisteren, zie ik over hun schouders hoe een jonge man een stapel bibliofiele deeltjes uit een plastic tas te voorschijn haalt. ‘Bob den Uyl’ lees ik in zilveren letters op het omslag van Volledig Dichtwerk 1960-1980. De vrouw tegenover hem laat zich ook niet onbetuigd en stelt er achteloos een handvol exclusieve uitgaven tegenover.
Na gesprekken met Kees Kleinjan, jeugdvriend van Den Uyl, en vriend en dichter Rien Vroegindewey stap ik op de bibliofiel af, die zich voorstelt als Bertram Borkes, Bob den Uyl-verzamelaar. Hij heeft alles van hem. Zelfs een paar brieven. Een van een half jaar voor zijn dood, met tikfouten, ‘omdat hij toen al ziek was’.
Ik luister naar verhalen van familie en vrienden over de schrijver. Ik sta midden tussen de personages van de te schrijven biografie.
Na afloop van de film van Uittenbogaard zijn werkelijkheid en fictie in de Balzaal bij vlagen nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Het pakje Samson shag dat Bob den Uyl in de film enkele keren uit zijn jaszak trekt, herken ik in de zaal, tijdens de borrel, in de handen van enkele van zijn vrienden, die in de biografie nog een plaats moeten krijgen rond de hoofdpersoon van wie de witte racefiets hier in de zaal tegen de muur staat. Alsof Den Uyl even weg is om te pissen en elk ogenblik kan terugkeren om aan het eind van de bijeenkomst zijn fiets te pakken en te vertrekken van de pier, aan de rand van Rotterdam, de sneeuw in. Huiswaarts. Als de man in de film die door het sneeuwlandschap komt aanfietsen en bij de slagboom bij de grens van Nieuweschans rechtsomkeer maakt en weer wegfietst in het niets.
| |
Woensdag 29 januari 2004
Rotterdam Centraal. ‘Je moet er aan de achterkant uit,’ had Hugo, de zoon van de schrijver, mij door de telefoon verteld. Daar blijkt zich een heel ander Rotterdam te bevinden. Een groen, bijna dorps Rotterdam met singels en bomen. Ik loop over de Spoorsingel, steek de Walenburgerweg over, sla rechtsaf de Schepenstraat in en neem vervolgens de tweede straat links, de Nolensstraat. De buitendeur van de flat klikt open. In het trapportaal wacht ik bij de voordeur. Een lange man doet open. Ik herken de schrijver Bob den Uyl. Maar zijn haar ligt niet glimmend strak achterover, maar staat in korte plukjes recht overeind. Alsof hij net uit het ei is gekropen. Hij is kennelijk pas uit bed. Hij draagt een bordeauxrode trui en loopt op blote voeten.
‘Hugo den Uyl,’ zegt de zoon van de schrijver als hij mij een hand geeft.
Zo ongeveer heeft ook Bob den Uyl
| |
| |
eens oog in oog gestaan met de zoon van Willem Elsschot: ‘Intussen is het een ontroerende ervaring een buitendeur in een Antwerpse straat te zien opengaan en daar Willem Elsschot voor je te zien, want Walter De Ridder is dan wel niet het exacte evenbeeld van zijn vader, maar lijkt toch sterk op hem.’ (‘De kroegen van Elsschot zijn ook al weg’ Uit: Vreemde verschijnselen)
| |
Zaterdag 6 maart
Rond 14.00 uur heb ik in Rotterdam bij mevrouw (‘Toos’) Den Uyl-Maes afgesproken in de Paetsstraat 29 C. Als de trein om 13.15 uur op station Rotterdam Centraal stopt heb ik nog tijd met tram 20 eerst even naar De Slegte te gaan, tegenover het stadhuis. In het antiquariaat vind ik het boek Opgeruimd staat netjes (Aspekt, 1999) van Gerry van der List met daarin ‘Portretten’, onder anderen dat van Bob den Uyl: ‘Een geestige misantroop.’
De Paetsstraat. ‘J. den Uyl’ staat er twaalf jaar na de dood van Jacob den Uyl nog steeds op de deur. Ik bel aan. Na enige tijd klikt er achter de deur een knal als van een pistoolschot. De ketting die achter het ribbelglas schemerde is verdwenen, maar verder gebeurt er niets. Wat is er binnen gebeurd? Is de 84-jarige weduwe van de schrijver aan de andere kant van de gesloten deur in elkaar gezakt? Een plotselinge hartaanval? Net nu ik... Ik ga nu dichterbij de deur staan, vlak voor het kleine raampje in de deur. Plotseling gaat de deur langzaam open. Mevrouw Den Uyl kijkt mij glimlachend aan, alsof ze een spelletje met me heeft gespeeld. Even later loopt ze verbazingwekkend snel de steile trap op. Vanuit de hal kijk ik door deuropeningen in vreemde ruimtes. ‘Was dit zijn werkkamer?’ vraag ik haar in de achterkamer, waar al twee ingepakte verhuisdozen staan. Ik zie de gaten in de boekenkast in de K. Er staan nog enkele deeltjes van en over Kafka. ‘Nee, die is boven.’ Ik hang mijn jas aan de kapstok en volg haar. ‘Kattenwerk,’ wijst ze verontschuldigend op de kapot gekrabde vloerbedekking op de trap. Een krabplank ligt nog helemaal gaaf en ongeschonden over een paar treden.
Boven, in Den Uyls werkkamer. Aan de muur tegenover het bureau hangt een ingelijste kleurenfoto. ‘Een gebouw in Berlijn,’ wijst de weduwe. De foto hangt ook op de achtergrond van de portretfoto van Den Uyl gemaakt door Chris van Houts. Ook herken ik de tekening van vriend en ‘eminent kunstenaar’ Hans Verwey - ‘verwey '71’ - die staat afgebeeld op het omslag van de bundel Het landschap der levenden.
‘Nou, u kijkt maar even hè.’ Ze laat me alleen achter.
Een indringer voel ik me. Niet op mijn gemak. In tweestrijd. Het liefst zou ik boeken uit de kast trekken, laden openrukken, hoezen van de typemachines halen om de schrijfmachines te zien, kastdeurtjes openen en de inhoud besnuffelen... Maar ik neem plaats achter het bureau van de schrijver en kijk naar de muur zoals Den Uyl - een zin herkauwend - ook naar die muur moet hebben gekeken. Mijn blik glijdt naar buiten, over de rand van het balkon, naar de hemel boven de torenhoge kantoren. Zijn uitzicht...
Ik loop door zijn kamer en open de deurtjes van het kastje. In een oogopslag herken ik de ruggen van zijn boeken. Maar ik zie rechts ook bibliofiele deeltjes, uitgaven van Lévi Weemoedt, Maarten Biesheuvel, een in rood linnen gebonden uitgave van Jeroen Brouwers. Er liggen mappen, groot formaat fotodozen... ‘Rustig blijven,’ spreek ik mezelf toe, ‘alles wordt aan het
| |
| |
Letterkundig Museum in Den Haag overgedragen...’ Ik maak foto's in de kamer, maar niet van zijn bureau omdat er een computer (van zoon Hugo) op staat en Bob heeft nooit achter een computer zitten schrijven... Ik hoor stemmen beneden. Hugo en zoon Joris zijn er. Ik ga naar beneden. Om misverstanden te voorkomen.
| |
Vrijdag 12 maart
A.F.Th. van der Heijden zegt in zijn Frans dagboek Hier viel Van Gogh flauw dat de roman bij uitstek het voertuig is van de verbeeldingskracht: de schrijver draagt zijn verbeeldingskracht via de stemmen van de personages over op de lezer. ‘De roman leert ons, maw, iets over het afwijkende maar gelijkwaardige bewustzijn van de Ander, van álle anderen,’ schrijft hij. Hij spreekt in dit verband van het ‘opengewerkte’ personage: ‘Vgl. de menselijke gestalte met uit het lichaam half opengeschoven laatjes op een schilderij van Dali. Vgl. het uit een (aard)appelschil bestaande menselijke gelaat op een ets van Escher. Opengewerkte personages: de lezer mag regelmatig bij ze naar binnen kijken, soms net onder de oppervlakte, vaak heel diep, tot op de bodem.’
Een mooi beeld ook van de hoofdpersoon van een biografie die door zijn biograaf wordt opengewerkt, geschild. In tegenstelling tot de verbeeldingskracht van de romancier, baseert de biograaf het verhaal op feiten. Maar de manier waarop hij deze feiten beschrijft (naadloos aan elkaar last), kleurt, in de tijd plaatst, maakt dat er ook in de biografie een personage tot leven komt: een leven waaraan de lezer zich kan spiegelen.
In dit Frans dagboek stuit ik later op een prachtig verhaal over Bob den Uyl.
| |
Dinsdag 16 maart
Enkele nummers van Hollands Diep aangetroffen met bijdragen van Bob den Uyl in de steeg van de twee antiquariaten, Rosmarijnsesteeg 8, Amsterdam. Duur. €20,- voor vier nummers. Tien jaar geleden kocht ik een tiental nummer op de boekenmarkt in Deventer voor fl 2,50 per stuk. En dan te bedenken dat ik vanaf het eerste nummer abonnee was, zelfs in Hollands Diep ‘debuteerde’ met een ingezonden brief tegen Julius Vischjager, die ik kende van de rechtenstudie. Tijdens de verhuizing van de Bilderdijkkade naar de Egelantiersgracht in Amsterdam ben ik alle nummers kwijtgeraakt. Behalve in dozen werd er ook van alles in vuilniszakken gestopt. De verhuiszak met alle nummers van Hollands Diep moet voor een echte vuilniszak in plaats van verhuiszak zijn aangezien. Het beeld van iemand die de zak later op straat zet, de vuilniswagen die voor komt rijden, de vuilnisman die de vuilniszak in zijn nek grijpt en deze met een sierlijke boog in de open muil van de laadbaak kiepert... Een nu nog vaker terugkerend, zelfkwellend beeld.
Zout in de open wond, nu blijkt dat Bob juist heel veel in Hollands Diep heeft gepubliceerd. Al die nummers moet ik nu aanvragen en annoteren in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Misschien heb ik vandaag - na bijna vijfentwintig jaar - enkele van mijn eigen hd-nummers teruggekocht. De prijs die ik betaal voor mijn zwervend verleden.
| |
Vrijdag 19 maart
Van Wim Sanders kopieën ontvangen van zijn interview met Bob den Uyl dat ik met rode oortjes las. Goed dat de jonge Sanders in zijn enthousiasme alles van dat interview heeft opgeschreven.
| |
| |
Geweldig dat Den Uyl zich in dit niet-officiële interview zo onbevangen uitspreekt over zijn angsten. Verbazingwekkend hoezeer sommige absurdistische en surrealistische verhalen van Den Uyl leunen op de werkelijkheid. Uit bovengenoemd interview blijkt dat hij tijdens een psychotherapie om van zijn stotteren af te komen (‘Nou, ik stotterde niet, maar ik bleef wel eens haken op een woord, of nee, hoe heet dat, hangen op een woord.’) een angstaanval kreeg. Hij is er zes weken ziek van geweest. Er kwam nog een hartkloppingaanval bij: ‘Het was geen hartkwaal, maar het was... ja, dat kun je niet beschrijven eigenlijk, een enorme angst voor niks. Nou goed, dat heeft zich nog jarenlang voortgesleept. Ik heb allerlei angsttoestanden gehad en dat waren jaren van ellende enzo, dat ik zo'n beetje met iedereen het contact verloor.’
Den Uyl heeft er ook in zijn dagboekaantekeningen 1963/64 over geschreven, waarvan het typoscript zich in de nalatenschap bevindt. Gefundenes Fressen voor een biograaf.
Een verhaal als ‘Het jongetje met het waterhoofd’ uit Vogels kijken, en ‘Brekend glas’ uit Een zachte fluittoon waarin de hoofdpersoon straatvrees heeft, krijgen tegen deze achtergrond een veel diepere, indringender betekenis.
Angst, drank en vrouwen. Zijn belangrijke thema's. In die volgorde.
| |
Maandag 14 juni
Voorbereidingen voor mijn reis naar Wiesensteig in de Schwäbische Alp waar Anna Josefine Rosenkranz, de moeder van Bob den Uyl, is getogen (geboren Philadelphia, Amerika, waar haar moeder ruim een half jaar na de bevalling overleed, waarna de weduwnaar met baby terugkeerde naar Wiesensteig. Na twee jaar hertrouwde hij en zijn tweede vrouw schonk hem nog negen kinderen, van wie er vijf kort na de geboorte overleden).
| |
Woensdag 23 juni
Gisteravond werd er al in het tv-Journaal gewaarschuwd voor ‘krachtige tot zeer krachtige windstoten’ en vanmorgen werd deze waarschuwing op de radio nog eens herhaald, waarbij bovendien het advies gegeven werd thuis te blijven als je niet per se de weg op moest.
Ik moest de weg op, want ik had een afspraak met Martin Mooij in Capelle aan den IJssel. Martin Mooij, de man van Poetry International. Bob heeft veel poëzie vertaald voor Poetry. Onder anderen van Les Murray. Den Uyl werd beroerd van al die Australische woorden en uitdrukkingen. Maar Murray was zeer enthousiast over de vertalingen van Den Uyl, met het gevolg dat Den Uyl nog meer Australische gedichten van Murray voor zijn kiezen kreeg. Typische toon van Den Uyl, deze vervorming. In wezen vereerd, maakt hij er schampere opmerkingen over.
De kamers in het huis van Mooij op de bovenverdiepingen zijn volgestouwd met boeken. Beneden wijst Mooij mij even later (hij heeft boven vertalingen door Bob voor mij gekopieerd) op een rijtje boeken uit de Sonde-reeks. Er staat een exemplaar van Mensen, uit 1975. Vijftien interviews door Den Uyl. Het is gesigneerd ‘Voor Martin Mooij’. De andere titels van Den Uyl staan op een plank in de boekenkast die haaks op deze wandkast staat. Ik loop er naartoe, zie de bekende kleuren, ruggen en titels. Nog een exemplaar van Mensen.
Ik overwin mijn schroom en vraag of ik dit deeltje van hem mag kopen. ‘Is het gesigneerd?’
| |
| |
Het is niet gesigneerd.
‘Dan mag je het hebben.’
Bij thuiskomst bij de post het boek Angst Fobieëen en Dwang, van Prof dr. P.M.G. Emmelkamp e.a., dat ik eergisteren via internet www.antiqbook.com bij Verzendboekhandel Calliope in Roermond had aangevraagd. Maandag bij Kok in de Damstraat Leven met angst gekocht van E.J. Zwaan en M.N. de Wolf-Ferdinandusse. Secundaire literatuur over de angsten van Den Uyl. Deze titels zijn mij via Maarten Oltheten van de Valeriuskliniek aangeraden door psychiater Joost Beek.
In een ander populair wetenschappelijk boek werd verwezen naar Een vlucht regenwulpen van Maarten 't Hart. ‘Maarten’ in het boek heeft pleinvrees (=straatvrees).
Gisteravond met Koen Hilberdink (biograaf van Paul Rodenko) getelefoneerd over Olga Rodenko. Bob den Uyl zou bij haar in therapie zijn geweest om van zijn stotteren af te komen. ‘Volgens haar is stotteren ingeslikte woede,’ zegt Koen. Olga leeft nog, in Zutphen.
| |
Donderdag 8 juli
Gisteravond ‘Bewogen leven’ op België 2, afl. ‘Ik was de secretaresse van Hitler’. In 2001 keek de toen 81-jarige Traudl Junge (haar man kwam in 1943 om het leven boven Frankrijk, als ik het wel heb) terug op haar tijd als secretaresse van Hitler. Ik keek vanuit bed en viel na een half uur in slaap. ‘Net als Bob indertijd,’ realiseerde ik me vanmorgen. Ook hij is tijdens haar geratel in slaap gevallen. Maar het verschil is dat Bob in levenden lijve tegenover haar in haar flat zat, in München (reisgenoot Peter Flik vertelde het me). Ik zat te zappen en kwam midden in de aankondiging terecht. Goed dat ik haar heb gezien, en gehoord vooral.
| |
Donderdag 19 augustus
De afgelopen twee dagen heb ik in het Letterkundig Museum in Den Haag gewerkt. Met een dof gevoel ben ik aan tafel gaan zitten. Waar te beginnen? De inhoud van de twee verhuisdozen bleek ondergebracht in zes tilbare dozen. Welke doos eerst?
Toch maar meteen de bovenste doos ‘januari 1984’ met typoscripten doorgenomen. Strepen en wijzigingen in handschrift van Den Uyl of de redacteur van Querido.
Plichtmatig bladerde ik de typoscripten door. Het doffe gevoel bleef. Zou het biografenvuur na twee biografieën in mij zijn gedoofd, of huist de stilte van Zuid-Duitsland nog in mij?
Ik klap mijn lapstop open en steek de stekker in de contactdoos onder het bureau. De tweede doos: ‘Corr. I’ Hierin een zwart pakketje van opgerold gekreukt karton. In de staart zit een vakje met lichtblauwe luchtpostbrieven uit 1949. Niet van Bob, maar van vrienden die als dienstplichtig soldaat gelegerd zijn in Indië. Hun brieven komen uit Semarang, Batavia, Tandjong Priok, Bandoeng, Surabaya. Nico Hoogerbrugge en Leen van de Velde. In veel van hun brieven reageren zij op een brief van Bob waarover ze zich hebben ‘rot gelachen’. Ik tik wat over op de laptop.
Hun brieven roepen wel iets op van hun leven met Bob in Rotterdam: films, dansen, jazz-muziek, de radio. ‘Die vrienden hebben dus brieven van Bob,’ realiseer ik me. De waakvlam in me begint hoger te branden. Die vrienden moet ik zien te vinden.
In zijn zakagenda van 1947 heeft hij dagboeknotities geschreven (weet uit
| |
| |
een brief van hem aan K. Schippers dat er later iets van in Barbarber is gepubliceerd, waarmee Bob zeer vereerd was: Brief van 3-3-1965 van ‘J. den Uyl, Botersloot 28d, Rotterdam’: ‘Daar ik zeer binnenkort denk te overlijden stuur ik u de drukproeven van het dagboek van 1947 voor Barbarber per kerende post toe. Mocht er in de toekomst nog behoefte bestaan aan meerder uittreksels uit genoemd dagboek, wendt u zich dan zonder schroom tot mijn erfgenamen. [...] Overigens, het feit dat nu, in 1965, mijn in 1947 met overrompelende argeloosheid geschreven notities opgenomen worden in een tijdschrift voor teksten doet mij wel iets. Te bedenken dat ik reeds op zeventienjarige leeftijd teksten schreef! Het is toch geweldig als je er goed over nadenkt.’
Uit zijn aantekeningen in de zakagenda van 1947 komt de naoorlogse wereld van Bob en zijn vrienden tot leven. Hij was in maart 1947 zeventien jaar geworden. Ik lees, sla om en lees. Mijn dofheid en afstandelijke gedachten bestaan niet meer. Met Bob, Jan, Piet en Nico loop ik door Rotterdam, volg hem naar trompetles, naar dansles, naar atletiek, film in de Cineac, naar dansavonden bij ‘Martin's’ en ‘De Kroon’, zit bij hem aan tafel als ze klaverjassen, lees met een glimlach de wijsheden die hij in het vakje memorandum, rechtsonder op elke pagina van de agenda, heeft geschreven. ‘Een mens is nooit te oud om te sterven.’
Dagelijks oefent hij trompet, elke donderdag ‘trompetles’. Mijn vingers vliegen over het toetsenbord. Ik sla weer een bladzijde van de agenda om. April... Ineens is mijn scherm leeg, blanco. Tekst weg. Door de touché van een verkeerde toets met mijn pink? Er staat nu één woord op het scherm, nee niet eens een woord. ‘Apri,’ lees ik. Maar ik heb tussendoor de tekst telkens ‘gesaved’!? Ik voel de energie uit mij wegstromen als lucht uit een ballon. Leeg en slap staar ik naar mijn scherm. Rustig blijven, probeer ik mezelf aan te moedigen, misschien zit de tekst nog ergens. Gelaten en moedeloos druk ik op wat toetsen, kom op ‘search’ en zie document ‘agenda's’ - klopt, zo heb ik het genoemd - en kopieer het artikel, waarachter ik 48,7 kb meende te hebben zien staan. Alles blokkeert nu en verschijnt een venster met ‘error’; er is ‘not enough memory for word’. Ik klap de laptop dicht, stop de agenda's in de doos en sjok als een zombie langs de balie van de leeszaal. Dan verman ik mij en zeg dat ik volgende week terugkom. ‘Wat mij betreft kunt u de dozen laten staan.’
De trein vertrekt om 15.40 uur. In Leiden stap ik over op de trein van 16.01 naar Amsterdam Centraal. Voor het station in Amsterdam blijft de trein net lang genoeg stilstaan om mijn aansluiting naar Heiloo te missen. Wachtend op het perron haal ik mijn laptop te voorschijn en klap hem open. Nog steeds het venster met ‘error’.
In Heiloo stap ik het computerwinkeltje achter het winkelcentrum binnen. Ik leg uit wat er is gebeurd. Dat er 48,7 kb bij het document staat, vindt de man in de winkel wel een goed teken.
‘Zet hem eerst maar eens uit.’ Hij wijst op een verzonken knopje naast het palletje waarvan ik dacht dat het de aan en uit knop was. Ik druk met de moed der wanhoop op de knop en het scherm wordt pikzwart. Opnieuw druk ik de knop in en langzaam komt het ding weer tot leven. Ik zoek ‘agenda's’ en verdomd, de tekst rolt over het scherm te voorschijn.
| |
| |
| |
Maandag 25 oktober
Vannacht heb ik van Den Uyl gedroomd, met alle indrukken van de laatste dagen/weken die daarbij horen (nieuw huis gekocht, keukens kijken in deprimerende showrooms). Ik was bij hem in Rotterdam op bezoek. Van het huis kan ik mij niets herinneren. Wel dat het ijs tussen ons brak toen ik hem vertelde over mijn tocht door het doolhof van een showroom van moderne keukens. Hoe ik het spoor bijster raakte tussen metershoge grijs stalen kasten. Hij grijnsde en schoot zelfs in de lach. Meer kan ik me van de droom niet herinneren. Maar de hele dag bleef een sterk gevoel hangen van een goede verstandhouding met de schrijver alsof ik hem in werkelijkheid heb ontmoet en wij - ondanks zijn zwijgzaamheid - on speaking terms zijn.
| |
Woensdag 22 december
Vandaag kocht ik bij antiquariaat Kok in de Damstraat o.a. Maatstaf, 27e jrg. nr. 1, januari 1978 met een bijdrage van Bob den Uyl: ‘Jeugdige experimenten’ over zijn lagere schooltijd. Voor 1 euro!
| |
Woensdag 29 december
Bezoek aan Hans Verwey.
Verwey heeft niet zoveel zin om Bob-locaties te bezoeken. ‘Dat kunnen we beter eens in het voorjaar doen.’ Hij heeft wel een doos met Uyliana, merkt hij achteloos op. Nu zie ik het pas: tussen zijn voeten. Hans bukt zich en trekt een envelop uit de dood en legt deze op tafel... Ik verdwijn met huid en haar in de wereld van Bob den Uyl, in brieven, ansichtkaarten, cassettebandjes, tijdschriften, strips, krantenknipsels, foto's... ‘Wil je echt niets drinken?’ vraagt Hans na ruim een uur nog eens.
|
|