Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 86
(1971)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
Het comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen (1936-1940)
| |
[pagina 125]
| |
documentatie is er over het voorstadium eigenlijk nietGa naar voetnoot10.. Er is echter langzamerhand wel vrij veel commentaar over. Ik zal me hier beperken tot een zo exact mogelijke weergave van de nu bekende feiten en tot enkele voorzichtige conclusies zonder me met de polemiek uitvoerig bezig te houden. Reeds voor er sprake was van het Franse Vigilance, schreef Du Perron, die toen correspondent voor Het Vaderland in Parijs was, Ter Braak over de mogelijkheid in Nederland een individualistische vrijmetselaarsbond van intellectuelen op te richten tegen het fascisme. Over contacten met de korte tijd later opgerichte Franse organisatie schreef Du Perron pas in 1935, zodat we mogen aannemen dat zijn eerste suggestie geheel persoonlijk was. Er gebeurde voorlopig echter niets, al bleef hij aandringen op de noodzaak iets op touw te zettenGa naar voetnoot11.. Het merkwaardige en in veel opzichten karakteristieke bij deze en volgende pogingen van Du Perron om de Nederlandse intellectuelen warm te krijgen voor een antifascistische organisatie was, dat een dergelijke organisatie alleen dan geacht werd enige kans van slagen te hebben wanneer er bekende personen voor gewonnen konden wordenGa naar voetnoot12.. Zo stelde Ter Braak vergeefse pogingen in het werk om prof. dr. J. Huizinga tot meedoen te bewegen, maar deze wilde zich, volgens Ter Braak, niet aan koud water brandenGa naar voetnoot13.. Begin 1935 probeerde Bart de Ligt, geheel onafhankelijk van Du Perron, de ‘Bond van Kunstenaars voor Kulturele Rechten’ (BKVK) te gebruiken tot vorming van een intellectuelenbond tegen het fascisme, maar dat mislukte. Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk dat er een nauwe band tussen de BKVK en het latere Comité van Waakzaamheid bestaan heeft, zoals wel beweerd is. Eigenlijk bewijzen alleen de uitlatingen van Ter Braak over deze Bond al het tegendeelGa naar voetnoot14.. In Juli 1935 schreef Du Perron voor het eerst dat hij in betrekking stond met het al in maart 1934 opgerichte Vigilance. Deze groep wilde de strijd van de intellectuelen tegen het fascisme internationaliseren en verzocht Du Perron contact te zoeken met intellectuelen in Nederland, met het doel ook daar een voorlopig comité op te richten. Opnieuw legde zowel Du Perron als Ter Braak er de nadruk op dat de hele onderneming pas zin kon krijgen als men ‘grote namen’ er voor kon winnen en opnieuw dacht men allereerst aan HuizingaGa naar voetnoot15.. Ondanks de ijver die Du Perron vanuit | |
[pagina 126]
| |
Parijs ontwikkeldeGa naar voetnoot16. en de activiteiten van Ter Braak in Den Haag, nu samen met de Haagse Sociëteit voor Culturele Samenwerking (o.l.v.W.A. Kramers, redacteur van Den Gulden Winckel, en H. Rümke, arts) liep ook dit keer het initiatief op niets uitGa naar voetnoot17.. Evenmin lukte het Du Perron en Ter Braak om door middel van de jonge intellectuelen van het Anti-fascistisch Studenten Comité die het blad De Sleutel uitgaven, tot een antifascistisch front te komenGa naar voetnoot18.. Het individualisme van de Nederlandse intellectuelen, de vele tegenstellingen die hen verdeelden, hun gebrek aan kennis van fascisme en nationaal-socialisme veroorzaakten de vele mislukkingen, alsof er nog tijd genoeg was. De dreiging die vele intellectuelen wel beklemde was die van het communisme. Al het andere viel daarbij in het niet. Eind december 1935 begon echter een veelzijdige actie, die tenslotte tot de oprichting van het Comité van Waakzaamheid leidde. Op 30 december 1935 meldde Du Perron, dat Vigilance een internationaal congres organiseerde van Franse intellectuelen en vertegenwoordigers van soortgelijke buitenlandse verenigingen. Aan Du Perron was de zorg voor de samenstelling van de Nederlandse afvaardiging opgedragen en hij zond uitnodigingen onder anderen aan Ter Braak en Jan Romein. Ter Braak deelde mee zich zo snel niet vrij te kunnen maken; Romein liet om onbekende redenen verstek gaanGa naar voetnoot19.. In een brief van 7 januari gaf Du Perron een verslag van de conferentie en deelde hij tevens mee voor Vigilance naar Nederland te zullen komen om met Romein, die hij nog niet kende, te sprekenGa naar voetnoot20.. Op 9 januari vertrok hij uit Parijs; we weten dat hij op 13 januari in Utrecht wasGa naar voetnoot21.. Er kan dus geen twijfel aan bestaan dat Du Perron naar Nederland kwam om zelf de stoot tot de oprichting van een Waakzaamheidscomité te geven. Hij was het die in feite het initiatief nam. De uitwerking echter liet hij graag aan anderen overGa naar voetnoot22.. In Utrecht sprak hij onder meer met Marsman, Vestdijk, Prof. dr. G.W. KernkampGa naar voetnoot23. en het echtpaar Romein. Op deze bijeenkomst werd een lijst opgesteld met namen van mensen die in een voorlopig comité zitting zouden kunnen nemen. Du Perron | |
[pagina 127]
| |
verzocht Romein en Ter Braak uit deze lijst een voorlopig comité samen te stellenGa naar voetnoot24.. De hier gegeven voorstelling van zaken is in sommige opzichten in tegenspraak met die van RomeinGa naar voetnoot25.. L. de Jong nam in zijn grote werk de these van Romein overGa naar voetnoot26.. Het is niet nodig deze materie nog eens in details te bespreken. Uit de Briefwisseling blijkt nu eenmaal met volkomen zekerheid, dat Romein niet helemaal gelijk had toen hij zich als de eigenlijke initiatiefnemer beschouwde. Hij trad pas op na de conferentie van Vigilance te Parijs en na het bezoek van Du Perron aan Utrecht in het midden van januari. Romein was niet in Parijs. Waarschijnlijk reisde hij in de week van 13 tot 20 januari naar Brussel waar hij, naar hij meedeelt, met de heren van de Vigilance afdeling sprak en met de Nederlandse schrijvers Greshoff en Nico Rost die daar toen woonden. Kennelijk is Romein zich dus na het Utrechtse overleg met Du Perron in Brussel gaan oriënteren over de opzet van een dergelijke organisatie. Pas hierna is hij samen met Ter Braak gaan werken aan de realisatie van een Nederlands ComitéGa naar voetnoot27.. Het ging met het Comité trouwens niet zo voorspoedig als Romein het in De bezetting doet voorkomen. Romein hoopte nog steeds op een verbintenis met de BKVK, waarvan zijn echtgenote bestuurslid was, maar Ter Braak was daar niet gelukkig mee omdat de bond als communistisch bekend stond. Eind januari was men zodoende nog altijd niet veel verderGa naar voetnoot28.. Pas op 19 februari 1936 liet Ter Braak een optimistischer geluid horen. Hij was verheugd over de medewerking die Kernkamp aan de actie gafGa naar voetnoot29.. De rol van Kernkamp in de oprichtingsperiode is door de schrijvers over het Comité verwaarloosd. Ik meen dat hij de man was die bij de oprichting in dit stadium de problemen wist op te lossen en verdeeldheid tot eenheid | |
[pagina 128]
| |
bracht. Hij was bij de totstandkoming van het Voorlopig Comité, waartoe op 7 april 1936 te zijnen huize besloten werd, het bindend element en niet RomeinGa naar voetnoot30.. Hoe belangrijk hij was blijkt uit het feit dat toen hij korte tijd daarna ziek werd, het werk van het Voorlopig Comité en de definitieve oprichting vertraagd werdenGa naar voetnoot31.. Het was niet mogelijk te achterhalen wie de leden van het Voorlopig Comité geweest zijn. Wel weten we wat zij deden: zij zonden een zestigtal brieven aan Nederlandse intellectuelen waarin dezen om medewerking werd gevraagdGa naar voetnoot32.. Op 27 juni 1936 vond in het Amsterdamse ‘Americain’ eindelijk de definitieve oprichting van het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen plaatsGa naar voetnoot33., dus niet in september 1936, zoals Romein schreef, en evenmin op 20 juni 1936, zoals Ter Braak had aangekondigdGa naar voetnoot34.. Waarschijnlijk waren de problemen op de constituerende vergadering van 20 juni zo groot dat zij op de 27e moest worden voortgezet. De beginselverklaring waarmee men tenslotte van start ging was bijna gelijk aan de ontwerp-verklaringGa naar voetnoot35. en luidde: Nu de in het buitenland nog steeds veldwinnende nationaal-socialistische beweging ook ons land meer en meer bedreigt, hebben een groep Nederlandse intellectuelen, (geleerden, kunstenaars, artsen, advocaten, ingenieurs, leraren enz.) daarbij het initiatief van hun Franse, Belgische en Engelse beroepsgenoten opnemend, in juni 1936 de volgende verklaring ondertekend: | |
[pagina 129]
| |
Het bestuur van Waakzaamheid was als volgt samengesteldGa naar voetnoot37.. Voorzitter werd prof. dr. H.J. Pos, de vriend van Romein. Als eerste en tweede secretaris traden dr. Menno ter Braak en dr. A.C. Oerlemans op. Oerlemans was ook in het Voorlopig Comité als zodanig werkzaam geweest. Weliswaar ontkende hij later deze bestuursfunctie te hebben gehad, maar een aantal door hem ondertekende brieven bewijzen het onomstotelijkGa naar voetnoot38.. Tijdelijk penningmeester werd dr. D. Loenen, terwijl verder als bestuursleden optraden prof. dr. Gerard Brom, Anton van Duinkerken, dr. K.F. Proost, dr. J. Romein en mevrouw A.E.J. de Vries-BruinsGa naar voetnoot39.. Volgens dr. Loenen werd de beginselverklaring opgesteld door Romein, Oerlemans, Ter Braak en hemzelfGa naar voetnoot40.. Het is jammer dat dr. W. van Ravesteyn geen opheldering meer heeft kunnen geven over een zich in zijn archief bevindend soortgelijk stuk dat in zijn handschrift geschreven isGa naar voetnoot41.. Ook dient hier Kernkamp genoemd te worden die Waakzaamheid met nadruk tegen het nationaal-socialisme wilde richtenGa naar voetnoot42.. Loenen zelf had waarschijnlijk geen zitting in het Voorlopig Comité dat de beginselverklaring ontwierp. Hij werd op de oprichtingsvergadering in het bestuur verkozen en aangezocht voor de functie van penningmeesterGa naar voetnoot43.. De ontwikkeling van het Comité, de inhoud van zijn geschiedenis, werd in de volgende jaren in veel opzichten bepaald door de beginselverklaring, die overigens in 1937 en 1938 gewijzigd werd, en door de politieke situatie in binnen- en buitenland. De eerste beginselverklaring was duidelijk anti-nationaal-socialistisch, maar ook negatief. Het enige doel was de bestrijding van het nationaal-socialisme en de verdediging van de verworven waarden. Er werden geen middelen aangewezen of gevraagd om deze waarden, die voor de democratie essentieel werden geacht, te versterken. In Pos' toelichting viel alle nadruk op de verdediging van het Nederlandse geestesgoed bij uitnemendheid, de vrijheidGa naar voetnoot44.. Al valt het niet te bewijzen, toch moeten we aannemen dat ook de activiteiten van Waakzaamheid - ik zal ze beschrijven - hebben bijgedragen tot de aanzienlijke verkiezingsnederlaag van de NSB in mei 1937. Deze nederlaag maakte het Waakzaamheid mogelijk haar doelstelling en activiteiten te verruimen, zoals blijkt uit een | |
[pagina 130]
| |
nieuwe beginselverklaring die op 26 juni 1937 werd aanvaard. Nu immers het nationaal-socialisme in Nederland geen acuut gevaar meer vormde, diende Waakzaamheid, aldus een toelichting van Loenen, de acties te richten ‘op die strevingen, die van welke zijde ook, het essentiële cultuurgoed der geestelijke vrijheid mede belagen’Ga naar voetnoot45.. In overeenstemming daarmee werden in de beginselverklaring niet meer alleen nationaal-socialisten en soortgelijke groeperingen als vijanden van de vrijheid aangeduid. Men schreef dat ‘in Nederland van verschillende zijden ernstige gevaren dreigen voor de vrijheid’. Daarnaast klonk in de nieuwe verklaring een nieuwe positieve toon: niet slechts was het de taak van de intellectuelen om de geestelijke vrijheid te verdedigen, zij moesten haar ook bevorderen. Toch bleef Waakzaamheid er van overtuigd dat het nationaal-socialisme het grootste gevaar vormde en bijzondere aandacht nodig hadGa naar voetnoot46.. Toen men schreef over de gevaren komende van verschillende zijden, dacht men natuurlijk aan het communisme: in Rusland waren in januari 1937 een aantal trotskisten berecht. Maar men dacht niet alleen daaraan. Juist nu het nationaal-socialisme, verklaarde Pos, als politieke organisatie voorlopig is teruggeslagen, is verdubbelde waakzaamheid nodig. Zijn geest immers zal in allerlei vermommingen trachten door te breken: ‘Hier komt nog iets anders bij. Er is sedert een aantal jaren een ebbing van de vrije geest in Nederland gaande, die tot heden in het nationaal-socialisme zich het duidelijkst toonde... Er is een algemene sfeer van ontmoediging, wrok, fanatisme en reactie, waarvan het nationaal-socialisme enkel de meest zichtbare exponent was en voorlopig blijft...’Ga naar voetnoot47.. Ook in het manifest van november 1937 werd gewezen op deze vermommingen van het tijdelijk verslagen nationaal-socialisme. Daar was de zich ‘over brede kringen van ons volk’ uitbreidende leer van de rassensuperioriteit; de vergaderingen die onmogelijk gemaakt worden; tentoonstellingen die verboden worden; het niet willen verhuren van zaalruimte aan bepaalde groeperingen; het ingrijpen van de autoriteiten in radiouitzendingen en het verbod tot het spelen van bepaalde toneelstukken. Daarom, aldus het manifest, blijft Waakzaamheid waarschuwen en aandringen op behoedzaamheid. Het Comité zal zich blijven verzetten tegen iedere beperking van de essentiële democratische rechten. ‘Wij trachten de gevoelens van redelijkheid en menselijkheid te beschermen en te activeren tegenover de opzweping der instincten, de afstomping van het kritisch vermogen en de invloed van gevaarlijke ideologieën. De morele en geestelijke weerstand van ons volk... willen wij ver- | |
[pagina 131]
| |
sterken door bezinning op de waarde van de democratische geest voor de Nederlandse cultuur en door verdieping van inzicht in geschiedenis, toekomst en uitbreiding van onze vrijheden’Ga naar voetnoot48.. Hier blijken de intellectuelen van het Comité zich dus te keren tegen een aantasting van de vrijheid door de rechts-confessionele regering-Colijn, die door haar ingrijpen in vele publieke zaken de democratie steeds meer belemmerde. Op 1 oktober 1938 werd in Amersfoort de beginselverklaring nogmaals gewijzigd en werd duidelijker uitgesproken dat de democratie de enig aanvaardbare staatsvorm was. Zij bevatte nu namelijk de zinsnede: ‘als overtuigde voorstanders der democratie...’Ga naar voetnoot49.. Waarom deze herziening overigens juist op dat moment plaats vond, weet ik niet. In elk geval heb ik geen reden om te vermoeden dat zij toen al gebruikt werd om het communisme te bestrijden, zoals wel in 1939 gebeurde. Op de oktobervergadering gebeurde echter nog meer. Zoals de voorzitter van de Haagse afdeling, F.J.W. Drion, reeds een jaar eerder had voorgesteld, werd de naam van het Comité aangepast aan de zich wijzigende uitgangspunten; hij luidde nu: ‘Comité van Waakzaamheid van Nederlandse intellectuelen’Ga naar voetnoot50.. Dat Waakzaamheid in opzet een algemene beweging was, kunnen we heel duidelijk zien aan het bestuur van het eerste uur waarin rooms-katholieken als Van Duinkerken en Brom samenwerkten met socialisten als Proost en mevr. De Vries-Bruins, Tweede-Kamerlid en bestuurslid van de SDAP, en met mensen als Romein en Oerlemans die van hun communistische sympathieën geen geheim maakten. Oerlemans zat ook in het bestuur van het Wuppertal-comité, een communistische hulp organisatie. Daarnaast de met Romein bevriende Pos en Loenen, die hem in politiek opzicht na stonden. En tenslotte was daar de individualist Ter Braak. Al spoedig na de oprichting onderging het bestuur belangrijke wijzigingen. Oerlemans, door De Tijd en Het Volk om zijn communistische gezindheid aangevallen, trad af en hielp het Comité zodoende uit een impasseGa naar voetnoot51.. Loenen nam zijn plaats en tevens die van Ter Braak als secretaris over, waarschijnlijk in oktober 1936Ga naar voetnoot52.. Maar ook na het vertrek van Oerlemans bleef de mening bestaan dat Waakzaamheid communistisch zou zijn; het was om die reden dat reeds spoedig na de oprichting de rooms-katholieke geestelijken prof. dr. Titus Brandsma en mgr. dr. H.A. Poels uit | |
[pagina 132]
| |
het Comité traden, korte tijd later gevolgd door de rooms-katholieke bestuursleden Brom en Van Duinkerken. In een open brief lichtte Poels zijn besluit toe. Hij verklaarde zijn gebrek aan oplettendheid bij zijn toetreding tot het Comité te betreuren; toen hij de ledenlijst nauwkeurig was gaan bestuderen, zag hij snel in dat de deelname van zo vele Volksfronters die het katholicisme bestreden en geen front maakten tegen het bolsjewisme, het hem onmogelijk maakte in de groep te blijvenGa naar voetnoot53.. In een voor Waakzaamheid geschreven brochure gaf Van Duinkerken een verklaring van zijn eigen vertrek en van dat van Brom. Het besluit daartoe, deelde hij mee, was zonder overleg met de geestelijken in het Comité tot stand gekomen. Wel hadden de bestuursleden vernomen dat aartsbisschop De Jong samenwerking van katholieken met ongelovigen, onder wie communisten, onraadzaam achtte omdat dit bij de geloofsgenoten misverstanden verwekken kon. ‘Geheel vrijwillig hebben prof. Gerard Brom en ik het Comité verlaten, de inzichten van de Aartsbisschop eerbiedigend. Er is overleg gepleegd, geen bevel gegeven’Ga naar voetnoot54.. De meeste rooms-katholieke leden zeiden nu hun lidmaatschap op, al bleven Brom en Van Duinkerken incidenteel hun medewerking in de vorm van lezingen gevenGa naar voetnoot55.. De kritiek van Mussert in Volk en Vaderland en die van de rooms-katholieke pro-nationaal-socialistische Nieuwe Gemeenschap zal aan dit alles niet vreemd geweest zijnGa naar voetnoot56.. De plaats van de vertrokken katholieke bestuursleden werd door mr. J. Baert, in die tijd met linkse sympathiëen, mej. drs. A.W. Kersbergen, lid van de SDAP, en ds. J.J. Buskes ingenomenGa naar voetnoot57.. Baert nam het penningmeesterschap over van Loenen. Op de ledenvergadering van 1937 werd wegens de vermeerderde activiteiten besloten het bestuur uit te breiden en te streven naar provinciale vertegenwoordigingGa naar voetnoot58.. Op 24 september 1937 nam het bestuur de volgende nieuwe leden in zijn midden op: dr. J.F. Niermeyer uit Amsterdam, mediëvist, bevriend met Romein en als leraar een collega van Baert, prof. dr. S.C.J. Olivier uit Wageningen, die evenals Niermeyer militant antifascistisch was zonder overigens door politieke belangstelling te worden verteerd, en H. SibbeleeGa naar voetnoot59.. De laatste was eigenaar van een wa- | |
[pagina 133]
| |
serij in Tiel, sympathiseerde met het communisme en was door Loenen en Romein bij het Comité betrokkenGa naar voetnoot60.. In mei 1938 droeg Loenen het secretariaat over aan Niermeyer, maar bleef bestuurslid tot hij in 1939 ook voor die functie geen tijd meer hadGa naar voetnoot61.. In zijn plaats werd de hoofdredacteur van Het Utrechtsch Nieuwsblad, mr. G.J. van Heuven Goedhart die met Baert samenwerkte in het vluchtelingenwerk, in het bestuur opgenomen. Op de ledenvergadering in 1939 legde Niermeyer zijn secretarisfunctie neer daar hij verhuisde naar Rotterdam, maar hij bleef bestuurslid. Mr. A.N. Kotting uit Amsterdam, geen politieke figuur maar wel leerling van Pos, nam zijn taak over. Als vertegenwoordiger van de studentenorganisaties van Waakzaamheid werd A.F. Mellink, een leerling van Romein en in die tijd sterk geporteerd voor het communisme, bestuurslidGa naar voetnoot62.. Het bestuur had dus ongetwijfeld een socialistische, linkse kleur; toch waren er onder de leden en eerste ondertekenaars van de beginselverklaring mensen van velerlei politieke overtuiging, van vrijzinnig-democraat (zoals prof. dr. D. van Embden en Kernkamp), confessioneel (zoals Buskes en mr. J.J. Schokking), en socialistisch, tot een partijcommunist als mr. A.S. de LeeuwGa naar voetnoot63.. Al waren de leden van het Comité dus met alle mogelijke politieke partijen verbonden, het Comité zelf was dat natuurlijk niet. ‘Ten opzichte van partijbelangen staat het Comité vrij, omdat het de vrijheid verdedigt’, schreef Pos in De GroeneGa naar voetnoot64.. Gelijke woorden stonden in Het Volksdagblad, waarin in de eerste jaren regelmatig gegevens over Waakzaamheid opgenomen werdenGa naar voetnoot65., terwijl ook de liberale pers, voornamelijk de NRC dat deed. Van rooms-katholieke en protestantse zijde echter klonk steeds opnieuw het verwijt dat Waakzaamheid communistisch zou zijn en ook Het Volk bleef daarvan overtuigd. | |
Organisatie en werkzaamhedenIn zijn organisatie streefde het Comité naar veelzijdigheid. Er werden pogingen gedaan om afdelingen in het hele land te stichten; zij hadden het eerst succes in Rot- | |
[pagina 134]
| |
terdamGa naar voetnoot66.. In het eerste jaar ontstonden ook afdelingen in Het Gooi en TielGa naar voetnoot67.. Op 15 juli 1937 werd in Amsterdam een afdeling gestichtGa naar voetnoot68. en op 28 oktober in Den HaagGa naar voetnoot69.. Deze laatste zou volgens de secretaris ervan, H.W. Krop, met 2 à 300 leden de grootste worden. In de andere steden liep het minder vlot. Pas in 1938 was er sprake van activiteit in Utrecht, maar tot oprichting van een afdeling kwam het nietGa naar voetnoot70.. Wel kreeg Leiden er één op het eind van 1938Ga naar voetnoot71.. Het programma van werkzaamheden dat Waakzaamheid zich voorstelde uit te voeren, werd door het Comité als volgt omschreven: publikaties in de pers, uitgave van brochures en zo mogelijk een periodiek; vorming van leesclubs, vak- en studiegroepen; het houden van vergaderingen; samenwerking met groeperingen die hetzelfde of een verwant doel nastreefden; alle andere wettige middelen die de actie ten goede konden komenGa naar voetnoot72.. Perspublikaties zijn er niet veel geweest, met uitzondering van De Groene Amsterdammer waarin van 2 oktober 1937 af regelmatig artikelen van Waakzaamheid verschenen. De zaken die in deze reeks werden aangeroerd, hadden echter slechts ten dele betrekking op de activiteiten van het Comité zelf. Met De Groene was een afspraak gemaakt die voorlopig voor vier maanden gold. Op 8 augustus 1938 verscheen het laatste artikel, na een lange stilte waar ik geen verklaring voor gevonden heb. Voortdurend werd er bij de leden van Waakzaamheid op aangedrongen zich op De Groene te abonneren ten einde de samenwerking te kunnen handhaven. De breuk die tenslotte met de redactie kwam, is misschien te wijten aan de vertroebelde verhouding. De Groene weigerde namelijk een artikel over de Ethiopische kwestie. Het kan ook zijn dat De Groene door gastvrijheid aan Waakzaamheid te geven te weinig nieuwe abonnees wierf om de zaak verder aantrekkelijk te maken. De perscommissie onder leiding van Niermeyer had bovendien grote moeite schrijvers voor de artikelen te vindenGa naar voetnoot73.. | |
[pagina 135]
| |
Aan de leden werden op onregelmatige tijden in totaal veertien Bulletins over de activiteiten van het Comité toegezondenGa naar voetnoot74.. Een periodiek heeft Waakzaamheid nooit uitgegeven. Bestuur en leden trokken geregeld het land in om de bedoeling van Waakzaamheid te verduidelijken en leden te werven. In 1938 werd in de brochures een aanmeldingskaart aangebracht. Het aantal leden lag in de hele periode waarschijnlijk tussen de 1000 en 1200 wat in vergelijking met de ruim 8000 intellectuelen van Vigilance respectabel genoemd kan wordenGa naar voetnoot75.. In november 1936 werden een 80.000 pamfletten verzonden aan Nederlandse intellectuelen waarin er bij hen op aangedrongen werd zich als lid op te gevenGa naar voetnoot76.. In november 1937, na wijziging van de beginselverklaring, werd dat herhaald. De oplage bedroeg nu meer dan 80.000 exemplarenGa naar voetnoot77.. Resultaten van de wervingsacties zijn mij niet bekend. Algemene ledenvergaderingen vonden jaarlijks plaats, in Amsterdam (1937), Amersfoort (1938) en 's-Gravenhage (1939)Ga naar voetnoot78.. De afdelingen Rotterdam, Het Gooi, Tiel, Den Haag, Amsterdam en Leiden hielden zich bezig met allerlei werk, zoals het venten met brochures en het organiseren van bijeenkomsten waar onder anderen de hoofdbestuursleden lezingen hielden. Onder de sprekers vinden we Ter Braak, prof. dr. P. Valkhoff, Van Heuven Goedhart, Proost, Pos, Van Ravesteyn en Garmt Stuiveling. Dank zij de contributies van de leden, de opbrengst van de brochures en niet te vergeten de donaties, was Waakzaamheid in staat verschillende activiteiten te ontplooien. De financiën vormden echter een moeilijk punt. De minimumcontributie bedroeg f 1, - per jaar, welk bedrag op de vergadering van 26 juni 1937 werd verhoogd tot f 1,25. Herhaaldelijk drong Baert in de Bulletins op een hogere bijdrage aan en klaagde hij over de onbevredigende binnenkomst van de contributies. Slechts dank zij donaties was het mogelijk om wat meer te doen dan brochures uitgeven en administratie voeren. Waakzaamheid slaagde er overigens niet eens in de oprichtingskosten af te lossen. In het begin was de nood zo hoog dat het in juni 1936 opgerichte Comité pas in oktober voldoende geld in kas had zodat de eerste activiteiten konden beginnenGa naar voetnoot79.. | |
[pagina 136]
| |
Bij de oprichting werden uitsluitend afgestudeerden en maatschappelijk gevestigde intellectuelen opgewekt tot deelname. Het manifest van november 1937 richtte zich ook tot de studenten. Bovendien werd aan de universiteiten een ‘Universitaire Week voor Vrijheid en Wetenschap’ georganiseerd, nadat eerst aan alle studentenbladen een artikel was aangeboden om de studenten die zich over het algemeen ver van alle politieke en ideologische kwesties hielden, met de neus op de onrustbarende feiten te drukken. Het is wel merkwaardig dat slechts het Amsterdamse Unitas en het Groningse Der Clercke Cronike dit artikel, ‘Student en geestelijke vrijheid’, opnamenGa naar voetnoot80.. In deze publikatie stelde Waakzaamheid voorop dat haar actie niet tegen een politieke partij gericht was, maar diende tot bezinning op de historie en het wezen van onze geestelijke beschaving en tot verdieping en behoud van de daarin gevonden waarden. Slechts zulk een bezinning zou de inspiratie geven tot strijd tegen elke ideologie die de cultuur aan een bepaalde staatsopvatting en aan de staat zelf ondergeschikt wilde maken. In de Vrijheidsweek van 10 tot 18 november vonden in Amsterdam, Delft, Groningen, Leiden, Rotterdam, Utrecht en Wageningen openbare bijeenkomsten plaats, waar Pos, Ter Braak, Van Ravesteyn, Loenen, prof. mr. W.A. Bonger, prof. mr. H.R. Hoetink en prof. dr. H. Bolkestein spraken over ‘Vrijheid en wetenschap’Ga naar voetnoot81.. Het succes was betrekkelijk groot; vele studenten traden tot Waakzaamheid toe en organiseerden in Amsterdam, Den Haag (Delft), Rotterdam (pas in 1938), Utrecht (tweede helft 1938) en Leiden studentengroepen van Waakzaamheid. In Groningen lukte dat niet, waarschijnlijk door de excentrische ligging, maar er waren wel studentenleden in Groningen en Der Clercke Cronike besprak de brochures van Waakzaamheid met grote regelmaatGa naar voetnoot82.. In juli 1938 en 1939 hielden de studenten-leden een kamp in StroeGa naar voetnoot83. en op 25 en 26 februari 1939 een universitaire studieconferentie over ‘De totalitaire staat’ op Woudschoten, waar 170 mensen aan deelnamen en waar gesproken werd door prof. dr. Ph. Kohnstamm, Romein, Ter Braak en prof. J. van GelderenGa naar voetnoot84.. Ook voor de studentenafdelingen traden deze sprekers op. In de laatste maanden van 1939 organiseerden de studentengroepen openbare lezingen in Leiden en Amsterdam die veel succes hadden. Er waren er meer voorzien, maar die konden door de opheffing van Waakzaamheid niet plaats hebbenGa naar voetnoot85.. Het is opmerkelijk dat de studenten, | |
[pagina 137]
| |
voorzover ik kon nagaan, bepaald niet konden rekenen op belangstelling van de universitaire besturen. Aan de studentenafdeling te Leiden, onder leiding van het huidige lid van de Hoge Raad mr. H. Drion bijvoorbeeld, werd voor een lezing van Bonger een universiteitszaal geweigerd met het argument dat een rijksuniversiteit voor een politieke bijeenkomst geen ruimte beschikbaar kon stellenGa naar voetnoot86.. Tijdens de Vrijheidsweek werd alleen in Utrecht een universitaire ruimte gebruikt; Kernkamp zat hier de bijeenkomst voor. De Senaat van de Amsterdamse Universiteit wees een verzoek van de studentenafdeling Amsterdam om erkenning als studentenvereniging voorlopig af, omdat hij de politieke strijd, zoals die door Waakzaamheid werd gevoerd, buiten de universiteit wilde houden. Door de opheffing van Waakzaamheid kwam het nooit tot een definitieve beslissing over deze kwestieGa naar voetnoot87.. Wat de andere activiteiten van het Comité betreft, vermeld ik dat in de School voor Wijsbegeerte in Amersfoort een aantal studieconferenties werden georganiseerd, bijvoorbeeld in oktober 1938 ten tijde van de München-crisis, waar men sprak over Spanje, het vluchtelingenprobleem en Tsjecho-Slowakije. De TsjechischeGa naar voetnoot88. zowel als de Spaanse kwestie hadden voortdurend de aandacht van het Comité. Olivier bracht zelfs namens Waakzaamheid en op verzoek van de Spaanse regering een bezoek aan dat land. In dit verband onderhield Waakzaamheid nauwe contacten met de organisatie ‘Hulp aan Spanje’, waarvan het Rotterdamse lid van Waakzaamheid, dr. O. Noordenbos, voorzitter wasGa naar voetnoot89.. Ook met betrekking tot het vluchtelingenprobleem - na 1937 verscherpten de acties tegen de Joden -, ontplooide Waakzaamheid velerlei activiteiten. Zij gaf steun aan alle mogelijke pogingen om het asielrecht voor politieke vluchtelingen, dat door de regering-Colijn wegens het grote aantal werklozen en vrees voor groeiend antisemitisme op beschamende wijze beperkt was, te verruimen. De leden werd om daadwerkelijke hulp verzochtGa naar voetnoot90.. Het Comité richtte een commissie voor het vluchtelingenwerk op, die onder leiding van F.J.W. Drion, Van Heuven Goedhart en mr. G.C.M. van Nijnatten kwam te staan. Op 26 en 27 november 1938 begaf deze commissie zich naar de Duitse grens voor onderzoek en constateerde dat ‘aan vluchtelingen in elledige toestand de toegang tot ons land werd geweigerd [en] dat de aan de grensautoriteiten verstrekte instructies met een menselijke behandeling der vluchtelingen geen rekening houden, | |
[pagina 138]
| |
aangezien zij onmiddellijke terugzending voorschrijven wanneer niet aan alle formaliteiten is voldaan’. Het verslag, dat aandrong op toelating van alle vluchtelingen, resulteerde in een interpellatie in de Tweede Kamer door ir. J.W. Albarda, zonder succes overigens, en in het verzoek van Colijn om een onderhoud met Pos en Van Heuven Goedhart, waarin hij verklaarde dat de regering slechts in ‘uiterste noodgevallen’ vluchtelingen toe zou laten. Een aantal hoogleraren zond onder indruk van het rapport aan de leden van de Eerste Kamer een adres waarin zij hun vroegen de regering op haar schijnheilige houding ten aanzien van de Joodse vluchtelingen te wijzen. Baert schreef in december 1938 een brochure over het vluchtelingenvraagstuk die werd toegezonden aan de Kamerleden en de grensgemeentenGa naar voetnoot91.. Ook in andere gevallen gaf Waakzaamheid blijk van haar gezindheid, zoals bij het verbod aan de Zwitserse theoloog Karl Barth om, begin 1939, op een besloten vergadering van theologische studenten in Amsterdam waar hij sprak, te antwoorden op een tweetal vragen die volgens de regering een politiek karakter hadden. Het Comité stuurde zijn leden een brief waarin het zich verzette tegen een beleid dat Nederland van een internationale theologische gedachtenwisseling afsloot en verzocht hun een verklaring van die strekking te ondertekenen die ter kennis van de regering werd gebrachtGa naar voetnoot92.. Het Comité keerde zich ook tegen de regering toen deze het initiatief nam het Italiaanse keizerrijk Ethiopië te erkennen. Het deed dat in een artikel voor De Groene dat de redactie echter weigerde - ik wees daar al op - waarschijnlijk uit vrees dat zijn lezers er negatief op zouden reageren. Het Comité wekte toen zijn leden op, ingezonden stukken naar de dagbladen te zenden om in deze zaak een ‘openbare mening’ uit te laten komenGa naar voetnoot93.. Al met al toonde het Comité zich op veel terreinen en vele manieren actief. Het accentueerde bovendien zijn algemene karakter door in zijn Bulletins buitenlandse democratische manifesten te publicerenGa naar voetnoot94. en regelmatig contacten te onderhouden met Vigilance en Paix et Démocratie in Frankrijk, met de afdeling van Vigilance in Brussel, de voornamelijk Vlaamse VVAI (Vereniging van Vlaamse Antifascistische Intellectuelen)Ga naar voetnoot95. en het Engelse For Intellectual LibertyGa naar voetnoot96.. | |
[pagina 139]
| |
Brochures.In totaal publiceerde Waakzaamheid vierentwintig brochuresGa naar voetnoot97., de eerste twintig in nauwe samenwerking met uitgeverij van Gorcum te Assen. Misschien was dat wel haar belangrijkste arbeidGa naar voetnoot98.. Over de verkoop kan ik niet meer zeggen dan dat zij volgens velen bevredigend was. De eerste reeks van tien brochures was enigszins theoretisch van aard. De schrijvers analyseerden het nationaal-socialisme om de Nederlandse intellectuelen te doen inzien hoe gevaarlijk en irrationeel het was. Zij immers moesten oog krijgen voor de dreiging en daarna het Nederlandse volk wakker schudden. Ik zal de meeste ervan kort bespreken om een indruk te geven van de redeneertrant. In de eerste brochure, getiteld Het nationaal-socialisme als geestelijk gevaar, bestudeerde Ph. Kohnstamm het nationaal-socialisme als een reactie op negentiende-eeuws individualisme, intellectualisme en cosmopolitisme. Hij waarschuwde met kracht tegen het gewelddadige, primitieve, eenzijdige karakter van de leer en de technisch ver ontwikkelde propaganda. Zijn betoog kwam neer op een warm pleidooi voor de democratie. Anton van Duinkerken liet in zijn Katholicisme en nationaal-socialisme religieuze motieven prevaleren: tegenover het nationaal-socialisme plaatste hij het katholicisme met zijn liefdeleer, zijn overwinning van de instincten door de rede in dienst der liefde. Dr. G. Horreüs de Haas vond in zijn bespreking van Alfred Rosenbergs Der Mythus des XXen Jahrhunderts, die als vierde brochure van Waakzaamheid verscheen, het nationaal-socialisme niet onbegrijpelijk maar evenmin gerechtvaardigd. Wetenschappelijk valt er met het begrip ras nog weinig te beginnen maar wat men er ook onder verstaan wil, steeds moet, ondanks alle belangstelling voor het bijzondere, het algemene en universele blijven overheersen. Want er is slechts één gerechtigheid en waarheid; godsrijk en mensheid zijn geen lege leuzen, maar lichtende ideeën, waarin onze bestemming ligt. Duitslands verloochening van deze waarden verklaarde Horreüs uit het feit dat de overwinnaars deze principes bij de Vrede van Versailles zelf schonden en uit de vastberadenheid van de nationaal-socialistische leiders om de waarheid en menselijkheid te verstik- | |
[pagina 140]
| |
ken. In een dubbelnummer (5/6) Het nationaal-socialisme als bedreiging van de Kerk schetste J.J. Buskes hoe de protestantse en de roomskatholieke kerken in Duitsland, die eerst zelf om een redder, een Führer riepen, daarna gedwongen werden uit te groeien tot een nationale kerk, volledig gehoorzaam aan de nationaalsocialistische eisen. Daar kwam nu verzet tegen op, maar waarschijnlijk was het al te laat. Zo'n gevaar bedreigt ook Nederland. Daarom moeten de Nederlandse kerken op hun hoede zijn, vooral nu velen binnen die kerken Hitler-Duitsland niet uitdrukkelijk blijken af te wijzen. De brochure die misschien wel de meeste indruk heeft gemaakt, was nummer 7: Menno ter Braak's beroemde essay over Het nationaal-socialisme als rancuneleer. Het is onnodig zijn beschouwing hier samen te vatten. Ter Braaks conclusie was dat de democratie superieur is aan alle andere stromingen. Het nationaal-socialisme is de volledige emancipatie van het ressentiment dat de democratie en het socialisme aan bepaalde spelregels bonden en zo wisten te styleren. Zodra men het nationaalsocialisme zal proberen te styleren, zal blijken dat het naast ressentiment en de daaruit volgende revolverpolitiek niets is! In de achtste brochure, Religie en nationaalsocialisme, verklaarde O. Noordenbos hoe het nationaal-socialisme door zijn religieuze karakter, zijn primitiviteit en spontaniteit en zijn anti-intellectualisme aantrekkelijk kon worden: een pseudo-religie van haat, van grof materialisme dat een mystiek karakter heeft aangenomen. In de negende brochure, De vrouw en het nationaal-socialisme, constateerde Mevrouw H. Verwey-Jonker dat de nationaalsocialistische en fascistische partijen een gelijkstelling van man en vrouw afwijzen. De laatste brochure van de eerste reeks, Onderwijs en nationaal-socialisme, schreef mej. A.W. Kersbergen. Zij maakte duidelijk dat ook het onderwijs volledig aan de partij ondergeschikt werd gemaakt. Zoals ik reeds opmerkte, overheerste in deze eerste reeks de theoretische analyse van het nationaal-socialisme. In de tweede reeks, uitgegeven in 1938 en 1939 en dus na de nederlaag van de NSB, speelde de actualiteit een veel belangrijker rol. Ook hier zal ik volstaan met enkele voorbeelden. Dr. Hk. Brugmans schreef over Spanje en de democratie (2e reeks, nr 2), Buskes over de tegen Kapelaan Rossaint en Ds. Niemöller in het Derde Rijk gevoerde processen (2e reeks, nr. 3). In de zevende vinden we het oordeel van Eden en Churchill over De ‘vrede’ van München, in de achtste een beschouwing van J. Baert over De vluchteling in Nederland, waarmee de schrijver wilde aantonen dat het Nederlandse volk bereid was hulp te bieden, maar de regering dit weigerde om te verhoeden dat het antisemitisme groeien zou. Jan Romein schreef de vierde brochure, De sociale en economische grondslagen van het fascismeGa naar voetnoot99., waarin het fascisme gezien werd als een verschijningsvorm van het kapitalisme in zijn laatste imperialistische fase. In de fascistische staat immers werkt het | |
[pagina 141]
| |
kapitalisme beter dan in de democratie, aangezien de staat de autarkie bevordert. Maar de autarkie leidt tot verheviging van het imperialisme en dus tot een oorlog waarin het fascisme onder zal gaan. Romeins grootste zorg was de morele verwildering die hij na die oorlog verwachtte. Juist daarom moesten de antifascisten strijden tegen een oorlog en tijd winnen voor de toekomst. In de zesde brochure van de tweede reeks, Democratie en selectie, trachtte W.A. Bonger te bewijzen dat er geen reden was voor één van de verwijten die aan de democratie werden gedaan, namelijk dat zij onselectionistisch zou zijn en een heerschappij van onbekwamen opleverde. Bonger toonde historisch aan dat selectie inherent is aan de democratie. De negende brochure was van H.J. Pos, Vrijheid, staat, mensheid. Uitgaande van Kants vrijheids-idee, sprak Pos de verwachting uit dat de ziekte van onvrijheid, waaraan de mensheid lijdende was, een tussenstadium vormde naar een hogere fase van vrijheid, namelijk menselijke eenheid. Van de derde reeks verschenen, door de opheffing van Waakzaamheid en het uitbreken van de oorlog, slechts vier nummersGa naar voetnoot100.. De eerste twee bevatten de door Jan Romein en J. van Gelderen op de Woudschotense studieconferentie van februari 1939 gehouden lezingen, Het fascisme in de internationale politiek en Totalitaire staten contra wereldhuishouding. In de derde brochure droeg Max Nord uit blauw-, wit- en bruinboeken feiten aan om de lezer in staat te stellen zijn mening te bepalen. De laatste brochure was van dr. W. Banning en had tot titel: Jongeren van Holland, weest solidair! Hij deed een beroep op de jonge generatie die later aan de democratische vrijheid in internationale verbondenheid gestalte moest geven om leugen en egoïsme, die tot oorlog leiden, te voorkomen. | |
Waakzaamheid, NSB en eenheid door democratie.Natuurlijk reageerde fascistisch en nationaal-socialistisch Nederland op de oprichting van Waakzaamheid. Volk en Vaderland, de krant van de NSB, schreef met spot over de rooms-katholieke leidsmannen die zich in het Comité in het gezelschap van ‘een uitgezocht stel communisten en cultuurbolsjewieken... mitsgaders een uitgelezen schare marxisten en cultuurondermijners van minderen rang’ begeven hadden en zo een katholiek-communistisch volksfront schiepen. Uiteraard trachtte de NSB met dit soort suggesties een wig in het Comité te drijven; het veronderstelde communistische karakter ervan zou de rooms-katholieken afschrikken en in ver- | |
[pagina 142]
| |
warring brengenGa naar voetnoot101.. Na deze eerste aanvallen verscheen in Volk en Vaderland maar weinig meer over WaakzaamheidGa naar voetnoot102.. Zij wordt een keer een hospitaal onder intellectuele vlag genoemd waarvan nog niet bekend is wie er verpleegd zullen wordenGa naar voetnoot103.. In maart 1939 werd Menno ter Braak op de korrel genomen, een demagoog die de Joden wilde behagen, het voorbeeld van de moderne intellectueel, bloedarm, wars van elke geestdrift, die hooghartig aan de massa voorbij gaat. ‘Wie zijn verstand heeft, zal bij zoveel dilettantisme en zoveel zelfoverschatting nu toch moeten inzien dat “democratie” in de harde werkelijkheid niets dan een leeg woord is’Ga naar voetnoot104.. Ook werd Romeins brochure Het fascisme in de internationale politiek besproken en hetzij opzettelijk misleidend, hetzij ontstellend naïef en oppervlakkig genoemd. ‘Dat een man, die geschiedenis doceert, geen andere consequentie ziet, dan dat de democratie elk overleg met het fascisme afwijst, is hoogst ernstig. Zo'n oordeel is alleen mogelijk, als men droomt van een nieuw Versailles, dat na een nieuwe hel, waaraan miljoenen mensenlevens worden geofferd, aan de “as” moet worden opgelegd. Ziedaar dan het verborgen doel der “Waakzaamheid” - in naam van vrede en menselijkheid’Ga naar voetnoot105.. Veel ingewikkelder was de relatie van Waakzaamheid met de beweging die in 1935 werd opgericht onder de naam Eenheid door Democratie (EDD). Aangezien Waakzaamheid in principe verklaard had samenwerking met organisaties die soortgelijke doelstellingen hadden, op prijs te stellen, zou zij eigenlijk contact met EDD hebben moeten zoeken. En gezien het feit dat een van de initiatiefnemers van EDD, ir. W. Schermerhorn, de beginselverklaring van Waakzaamheid van 1936 ondertekende en een ander vooraanstaand lid, prof. P. Geyl, voor Waakzaamheid lezingen hield, leek dat ook mogelijkGa naar voetnoot106.. In feite echter constateren we een voortdurende strijd tussen beide organisaties. De oorzaak daarvan was dat EDD niet alleen antifascistisch, maar ook anticommunistisch was. EDD, evenmin als Waakzaamheid aan een politieke partij gebonden, was veel massaler van opzet. Zij kreeg tenslotte een 30.000 leden en vond die aanhang voornamelijk links. Het gaat mij echter niet om EDD zelf maar om haar verhouding tot Waakzaamheid. Waakzaamheid moest zich reeds kort na haar oprichting bij monde van haar secretaris Oerlemans verdedigen tegen een beschuldiging van EDD, dat zij de antinationaal-socialistische actie schaadde door deze op een eigen wijze te voeren en zo | |
[pagina 143]
| |
verdeeldheid te zaaienGa naar voetnoot107.. De kern van het conflict was ongetwijfeld de vraag of, zoals EDD wenste, het communisme met gelijke kracht bestreden moest worden. Het Comité meende van niet en weigerde zich tegen de dictatuur in het algemeen en het communisme in het bijzonder uit te spreken. Toch zocht Waakzaamheid herhaaldelijk samenwerking, al hield zij aan haar eigen werkmethode tegenover de massabeweging EDD vast. Het Comité erkende dat het leden telde die met het communisme sympathiseerden, maar dezen waren desalniettemin overtuigde voorstanders van gewetensvrijheid. ‘Bovendien: het moet een ieder duidelijk zijn, dat het Comité zich opwerpt als medestrijder voor de handhaving en ontwikkeling van de verworven democratische en culturele rechten’Ga naar voetnoot108.. Het was blijkbaar niet aan ieder duidelijk. EDD zag in Waakzaamheid een communistische mantelorganisatie en weigerde samenwerkingGa naar voetnoot109.. Vooral na de nederlaag van de NSB bij de verkiezingen van 1937 kreeg EDD meer gelegenheid haar energie te richten tegen de dictatoriale ideologie van het communisme. Waakzaamheid werd daarvan het slachtoffer. Zij verdedigde haar standpunt echter met kracht. Ter Braak bijvoorbeeld verweet EDD in zijn brochure simplistisch te redeneren toen zij communisten en nationaal-socialisten over één kam scheerdeGa naar voetnoot110.. Dat deed ook Pos in een artikel in De Groene van 21 augustus 1937. De gelijkstelling van communisten en nationaal-socialisten doet aan de waarheid te kort. Het is niet moeilijk met die dubbele leus duizenden te verzamelen, maar een beweging van intellectuelen pleegt verraad aan haar wezen wanneer zij emoties tot richtsnoer van haar actie neemt. In december 1937 hield Ter Braak zich in De Groene opnieuw met EDD bezig. De verhouding was toen bijzonder slecht. Ter Braak wees er op dat EDD haar succes te danken had aan een paar suggestieve leuzen. Al kon zij niet bewijzen dat Waakzaamheid hand- en spandiensten aan Moskou verleende, toch bleef zij insinueren en waarschuwenGa naar voetnoot111.. In 1938 werden door Waakzaamheid weer pogingen ondernomen om tot een betere verstandhouding te komen. Toen immers traden de voorzitter van EDD, ds. H. Faber en de secretaris ir. W. Ritmeester, die de anticommunistische pointe scherp geslepen hadden, af. In mei nam Schermerhorn het voorzitterschap op zich. In een gesprek met mevrouw De Vries-Bruins bevestigde hij dat hij de wijze waarop EDD zich tegen Waakzaamheid had gekeerd ongewenst vond, zoals zij verklaarde op de | |
[pagina 144]
| |
algemene vergadering in oktober 1938Ga naar voetnoot112.. Het hielp niets. EDD bleef in Waakzaamheid de communistische kleur wantrouwen en achtte Romein in de eerste plaats voor die gezindheid verantwoordelijk. Dit ondanks het feit dat deze in een interview met het communistische Volksdagblad het werk van EDD uiterst nuttig noemde in de strijd tegen het fascismeGa naar voetnoot113.. | |
Waakzaamheid, communisme en ondergang.Hoe stond het in werkelijkheid met het communisme waarvan Waakzaamheid, zeker niet alleen door EDD, beschuldigd werd? Ook bijvoorbeeld de socialist Jacques de Kadt deed dat in het tijdschrift De Nieuwe Kern, waarin hij schreef dat de stalinisten in Waakzaamheid kennelijk de touwtjes in handen hadden. In wezen was het doel van Waakzaamheid volgens hem dan ook niet het samenbrengen van intellectuelen tegen het fascisme, maar het vergiftigen van antifascistische intellectuelen met Moskous venijnGa naar voetnoot114.. Het was bepaald niet toevallig dat deze kwestie in de polemiek zo'n betekenis kreeg. Ook in de kring van Waakzaamheid zelf immers speelde zij een rol. Al vóór haar oprichting rees de vraag of zij zich ook tegen het communisme moest keren, dat velen minstens zo dreigend leek als nationaal-socialisme en fascismeGa naar voetnoot115.. Ik vermeldde reeds dat de communistische Oerlemans even later aftrad om de achterdocht niet te vergrotenGa naar voetnoot116.. Ook besloot het bestuur van Waakzaamheid een aangekondigde brochure van dr. J.L. Snethlage, die als stalinist bekend stond, niet uit te geven. Dit was voor de christelijk-historische Schokking niet voldoende. Hij trok een brochure die hij voor Waakzaamheid geschreven had in, toen hij overtuigd raakte van haar communistische karakterGa naar voetnoot117.. In het begin van 1937 dreigde een hevige crisis als gevolg van de weigering van het bestuur zich duidelijk tegen het communisme uit te spreken. Het vrijzinnig-democratische Eerste-Kamerlid Van Embden had namens andere leden van Waakzaamheid deze eis pertinent gesteld na de trotskistische processen in januari 1937 in Rusland. Toen het bestuur haar op een vergadering in maart 1937 afwees, verlieten Van Embden en de zijnen WaakzaamheidGa naar voetnoot118.. In deze tijd was ook Du Perron, toen in Indië, zo hevig geschokt door de behandeling van de trotskisten dat hij voor Waakzaamheid wilde | |
[pagina 145]
| |
bedanken, maar Ter Braak stelde hem gerust met de opmerking dat ‘geen enkele bij de CPN aangesloten partijcommunist lid was’Ga naar voetnoot119.. Toch nam Waakzaamheid af en toe duidelijk stelling tegen het communisme, zoals in de brochures van Hoetink en Brugmans in 1938. In datzelfde jaar deed ook Niermeyer dat in een artikel in De Stem waarin hij de politiek van de communistische fractie en haar woordvoerder Wijnkoop in de Amsterdamse gemeenteraad, die Romeins benoeming tot hoogleraar onmogelijk maakte, hekelde. Hij zag met afkeer hoe in deze tijd van totalitaire regimes de wetenschap tot een instrument van politieke propaganda verlaagd en dus vernietigd werd. Slechts langs democratische weg achtte hij culturele en maatschappelijke vooruitgang mogelijk en daarvoor wilde Waakzaamheid opkomenGa naar voetnoot120.. Het Russisch-Duitse pact van augustus 1939 leidde in Waakzaamheid tot chaotische onenigheid. Vóór die tijd was er in het bestuur een grote mate van eenstemmigheid geweest. Na het afsluiten van dat pact echter, na de spoedig volgende Russische bezetting van een deel van Polen en de aanval op Finland, reageerde de meerderheid van het bestuur met een felle afkeer van het communisme en sloot zich zodoende aan bij de mening die een groot deel van de Nederlandse bevolking reeds lang kenmerkte. Het pact, schreef Romein, bracht ‘een meningsverschil aan de dag, dat tot een splijtzwam werd’Ga naar voetnoot121.. Het bolsjewisme, dat al zolang als een dreiging gevoeld werd, verbond zich nu met het triomferende nationaal-socialisme. Had EDD dan toch gelijk gehad en moest Waakzaamheid snel haar voorbeeld volgen en zich ook tegen het communisme keren? Van augustus 1939 af werd in het bestuur gediscussieerd over de houding die het moest aannemen ten aanzien van de communistische of met het communisme sympathiserende leden en wel op een zo heftige manier dat Pos geruime tijd weigerde als voorzitter op te treden en door Mevrouw De Vries-Bruins vervangen moest worden. De scherpste anticommunisten waren Mevrouw De Vries-Bruins, Menno ter Braak, die in deze laatste periode steeds feller van leer trok, Olivier en Van Heuven Goedhart. Dezen hadden de overhand op de weinig krachtige middengroep waartoe Romein, Baert, Kotting, Proost en mej. Kersbergen behoorden. Alleen de bestuursleden Sibbelee en Mellink trachtten gronden ter verdediging van de Russische politiek aan te voeren; zij verklaarden het pact als een tactische manoeuvre van Rusland en ontkenden dat het ideologische betekenis had. Op 16 september 1939 nam het bestuur, op voorstel van Mevrouw De Vries-Bruins, het besluit om CPN-leden te verzoeken als lid van Waakzaamheid te bedanken. De centrumgroep werkte daaraan meeGa naar voetnoot122.. Het verzoek werd in oktober in | |
[pagina 146]
| |
een Bulletin gepubliceerd. Het bestuur verklaarde overigens dat het niet van plan was de overtuigingen van toekomstige leden te onderzoeken omdat het de goede trouw van allen die toetraden zonder meer aannamGa naar voetnoot123.. Toch impliceerde het verzoek een duidelijke positie-bepaling. Pos voelde zich genoodzaakt tijdelijk terug te treden omdat hij niemand, van uiterst links tot uiterst rechts, weren wilde als deze naar eigen persoonlijke beslissing bereid was Waakzaamheid in haar strijd voor de vrijheid tegen het nationaal-socialisme te steunenGa naar voetnoot124.. Aan dit standpunt hield hij steeds vast. Op de agenda van een ledenvergadering die voorafging aan een ledenconferentie over de internationale toestand welke op 9 en 10 december 1939 in het Woodbrookershuis te Bentveld plaats zou vinden, stond als enig punt het bestuursvoorstel om het lidmaatschap van de CPN onverenigbaar te verklaren met het lidmaatschap van WaakzaamheidGa naar voetnoot125.. Het bestuur zocht dus naar een principiële uitspraak van de leden, nadat het tevoren de CPN-leden al had verzocht te bedanken. Van Heuven Goedhart gaf te Bentveld een toelichting op het bestuursvoorstel en wees op de beginselverklaring van 1938 met de woorden ‘van welke zijde ook’. De agressieve politiek van Rusland vormde een grove inbreuk op de geestelijke vrijheid van een aantal volkeren. Zij die zich achter de Sovjet-Unie stelden met prijsgeving van eigen onafhankelijk oordeel, stonden volgens hem niet langer op de grondslagen van het Comité en dienden te vertrekken. Voor velen op de vergadering ging het bestuursvoorstel niet ver genoeg. Zij wilden behalve de leden van de CPN allen die sympathie voor de Sovjet-politiek voelden, royeren maar stuitten op tegenstand van het bestuur dat ketterjagerij vreesde. Dit zou strijdig zijn met de geestelijke vrijheid die men wilde verdedigen. Anderen, onder wie Van Ravesteyn en Noordenbos, steunden het bestuur. Fel verweerden zich het Haagse bestuurslid Krop en mr. A.S. de Leeuw, lid van de CPN, oud-redacteur van het communistische Volksdagblad. Voordat het bestuur zijn voorstel in stemming bracht, deed Mevrouw A. Romein-Verschoor een ander minder vergaand voorstel, namelijk om die leden die zich in het openbaar tegen de beginselverklaring gedroegen voor royement voor te dragen. Dit kwam merkwaardigerwijze eerst in stemming en werd met 41 tegen 32 aangenomen. De voorzitster en een deel van het aanwezige bestuur traden onmiddellijk af en vertrokken. Het waren Mevrouw De Vries-Bruins, Ter Braak, Olivier en Niermeyer. 's Avonds echter werd de vergadering onder leiding van Van Heuven Goedhart en in aanwezigheid van de bestuursleden Romein, Mellink, mej. Kersbergen, Kotting en Sibbelee informeel voortgezet. Ook zij verklaarden zich als demissionair te beschouwen, maar zij spraken, met de gewone leden die de vergadering bijwoon- | |
[pagina 147]
| |
den, de hoop uit dat Waakzaamheid kon worden voortgezet. De bestuursleden die op de bijeenkomst ontbraken stelden later hun zetels ook ter beschikkingGa naar voetnoot126.. Op 15 december vergaderde het demissionaire bestuur in Krasnapolsky met Pos opnieuw als voorzitter. Van Heuven Goedhardt had hem daartoe gebracht. Alleen Buskes en Baert waren afwezig. De gemoederen raakten bijzonder verhit bij de bespreking van de gebeurtenissen in Bentveld. Mevrouw De Vries-Bruins weet de mislukking aan het optreden van communistisch gezinde studenten. Het initiatief van Mevrouw Romein was voor haar reden geweest te vertrekken. Een groot deel van het bestuur was met Van Heuven Goedhart van mening dat er een nieuwe organisatie moest komen zonder communisten om het nuttige werk voort te zetten. Sibbelee en Mellink vonden dat Mevrouw De Vries-Bruins op de vergadering te Bentveld verkeerd gehandeld had. Indien zij het bestuursvoorstel toch in stemming had gebracht, zou het volgens hen zijn aangenomen. Al hielden zij vol dat het Hitler-Stalinpact geen politiek bondgenootschap betekende, maar een logisch gevolg was van de mislukking der Russische onderhandelingen met de geallieerden, zij steunden het plan van Van Heuven Goedhart toch maar. Het baatte hun niet. De stemming was zo geladen dat de beide heren, die eigenlijk alleen bij Pos en Romein iets van steun vonden, gevraagd werd de vergadering te verlaten. Het resterende bestuur schreef vervolgens op 19 december een nieuwe ledenvergadering uit, om te komen tot een nieuwe organisatie op een nieuwe basisGa naar voetnoot127.. In De Haagsche Post verscheen naar aanleiding van al die problemen een artikel over Waakzaamheid, waarin het Comité van argeloosheid werd beschuldigd aangezien het sinds jaar en dag gewaarschuwd was voor het communistische gewroet in eigen gelederen maar nooit orde op zaken had gesteld. Volgens dit blad had pas de inval in Finland de waakzame intellectuelen wakker geschudGa naar voetnoot128.. Ter Braak voelde zich genoodzaakt Waakzaamheid te verdedigen en wees op sommige ook tegen het communisme gerichte activiteiten van het Comité. Toen duidelijk werd welke politiek de Sovjet-Unie voorstond, schreef Ter Braak, wist het bestuur heel nauwkeurig wat het te doen stondGa naar voetnoot129.. De houding van Ter Braak en de zijnen was niet onbegrijpelijk. De schok die het Russisch-Duitse bondgenootschap overal teweeg bracht, trof ook hen. Ter Braak, die in de beginfase zeer gematigd was tegenover de | |
[pagina 148]
| |
communisten, werd in de eindfase door Sibbelee een communistenhater genoemdGa naar voetnoot130.. | |
Comité van intellectuelen tot verdediging van de geestelijke vrijheidHet demissionaire bestuur riep op 6 januari 1940 in Hotel Noord-Brabant te Utrecht een ledenvergadering bijeen om Waakzaamheid op te heffen en een nieuw Comité van intellectuelen tot verdediging van de geestelijke vrijheid te stichten. Het lidmaatschap van NSB en CPN zou onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van dit nieuwe Comité. Op deze manier, zo deelde het bestuur mee, zou men weten welke richting de leden verkozen. Doorgaan op het voorstel van Mevrouw Romein zou tot oeverloze discussies leiden en de kracht van Waakzaamheid verzwakkenGa naar voetnoot131.. Sibbelee, door het demissionaire bestuur verwijderd, ontbrak ter ledenvergadering, evenals Buskes, Niermeyer en PosGa naar voetnoot132.. Van Heuven Goedhart presideerde. Het bestuursvoorstel werd met vrij grote meerderheid aangenomen, ondanks tegenkanting van een oppositie waartoe Mevrouw Romein, Jacques Gans, B. Riezouw en partijcommunisten als mr. De Leeuw en ir. A. Struyk behoorden. Zij probeerden nog wel de oude organisatie te behouden en de door Frans Goedhart hier geuite beschuldigingen van communistische activiteiten en communistische insluipers in Waakzaamheid te weerleggen, maar de voorzitter kapte de discussie af. Waakzaamheid werd opgeheven en het nieuwe Comité werd voorlopig geconstitueerd. De beginselverklaring luidde: ‘Nederlandse intellectuelen in vergadering bijeen, besluiten, lettende op de gevaren die de geestelijke vrijheid bedreigen, en van de onmisbaarheid dier vrijheid diep doordrongen, een comité op te richten, dat zich richt tegen elke bedreiging van de vrijheid, van welke zijde zij ook mocht komen’Ga naar voetnoot133.. Het bestuur ontving machtiging van de leden degenen, die zich te kwader trouw als lid aanmeldden te weren. Het demissionaire bestuur met uitzondering van Mellink en Sibbelee werd als voorlopig bestuur van de nieuwe organisatie herkozenGa naar voetnoot134.. Zij zou zo spoedig mogelijk een formele constituerende vergadering bijeenroepen. Pos en Romein werden ook van het nieuwe comité bestuurslid, al had Pos ernstige bezwaren tegen de agressieve anticommunistische toon die werd gevoerd en was hij juist daarom niet op de vergadering | |
[pagina 149]
| |
te Utrecht verschenenGa naar voetnoot135.. De werkzaamheden van dit nieuwe Comité kwamen echter niet meer van de grond. De vernieuwing had weinig resultaat. Er was geen tijd meer en geen energie. Dat het nieuwe Comité nauwelijks meer tot daden kwam, blijkt duidelijk uit het feit dat eerst in april 1940 het definitieve bestuur geformeerd werd. Veel oud-Waakzaamheid leden bleven in het bestuur: Baert (penningmeester), Menno ter Braak, mej. Kersbergen, Olivier, Proost, mevrouw De Vries-Bruis, Van Heuven Goedhart, Pos en Romein. Nieuwe bestuursleden, waarmee het EDD karakter werd benadrukt, werden Geyl, mej. M. Ruys (secretaresse), Bolkestein, Van Gelderen, en NoordenbosGa naar voetnoot136.. Romein schreef later: ‘de communisten waren er dan wel uit, maar niet zij, die als onder anderen Pos en ik in die gedwongen uittocht een gebrek aan geestelijke vrijheid zagen’Ga naar voetnoot137.. Zowel hij als Pos, die zich overigens heel wat strijdbaarder in de discussies had getoond, aanvaardden hun functie in het nieuwe Comité om te redden wat er nog te redden leek, maar zij geloofden er eigenlijk niet meer in. De onenigheid was te groot geweest, het debat te fel, de ontreddering te diep. Met de Duitse inval verdween ook het nieuwe ComitéGa naar voetnoot138.. | |
SlotopmerkingenIk heb me er in het voorgaande toe beperkt zo nauwkeurig mogelijk de mij bekende feiten weer te geven. Van een conclusie wil ik mij onthouden omdat die toch niet veel meer zou inhouden dan vanzelfsprekendheden. Wel echter meen ik als een overtuiging, die ik tijdens mijn onderzoek gewonnen heb, te mogen stellen dat Waakzaamheid bepaald niet als een communistische mantelorganisatie - wat dat ook wezen mag - kan worden afgedaan. Binnen het kader dat zij zichzelf oplegde of | |
[pagina 150]
| |
dat haar door de omstandigheden werd opgedrongen heeft zij nuttig werk verricht. Voor een historicus is de studie van Waakzaamheid uiterst interessant, omdat zij raakt aan de wezenlijke politieke en ideologische problemen waar scherpzinnige mensen in een tragisch tijdvak mee moesten worstelen. |
|