Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 1
(1877)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hollandsche en Fransche Utrechtsche couranten.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opschrift: Nom. 4. De Preliminairen Van 't vrede tractaet, tusschen de Croon Sweden, ende Polen voorgeslagen, door de Sweetsche Majest: beneffens d'antwoorde sijns Poolsche Majest: aenden Gesant vanden Alder Christelickxsten Koninck. Cet. Cet. Met het adres: t'Utrecht, by Jan van Zwol, Boeckdrucker wonende achter het Vleesch-huys, 1658. 4 blz. kl. 4o, fol. 25-32. Van dezelfde reeks vermeldt P.A. Tiele in de Bibl. v. Nederl. Pamfletten, onder No. 4585: ‘Numero. IX. Articulen geaccordeert door den Card. Mazarini, met den Heer Collonel Spintelet...... ten Opsichte van den Entre-prinse van..... Oostende enz. (Zonder dagteek. Achteraan:) Tot Utrecht, gedr. by Jan van Zwol...... 1658. 4 blz.’, te weten blad H, of fol. 65-68, vermoedelijk in de maand Mei of Juni verschenen. En onder No. 4586 wordt dan een nummer vermeld, dat ook voorkomt in den Catal. Bibl. Kon. Acad. Vad. Gesch. E. 1686, waarvan de Heer Tiele, op grond dat de daarin vermelde gebeurtenis den 24sten Juni plaats greep, vermoedt, dat het 't vierde nummer is van het tweede halfjaar; het heeft tot opschrift en adres: Numero IV. De Reductie van Duynkercke Onder de gehoorsaemheyt van den Koninck van Vranckryck; Beneffens d'Articulen van Capitulatien, ende t'gene daer ontrent voorgevallen is. Tot Utrecht. Gedruckt voor den Autheur, by de Weduwe van Jan van Swol. Recht over 't Paus-Huys. Blz. 23-34.
In het najaar van hetzelfde jaar 1658 gaf Anthony Benedetti, insgelijks ‘recht over 't Paus-Huys’, eene reeks van nieuwstijdingen uit, vermoedelijk wel in dezelfde woning als de Weduwe van Jan Van Swol. In de pamfletten-verzameling van wijlen Mr. L.C. Luzac te Leiden, zag ik namelijk: Numero XLI. Copye translaet, des Briefs vanden Konincklicken Sweetschen Generael Auditeur, d'Heer Valentyn Musculi van Mausen, aenden Konincklicken Deenschen Velt-Marschalck d'Heer Obensteyn by Ampliatie van verantwoordinge, over den nieuwen vyandelicken inval in t' Rijck Denemarken. Tot Utrecht, by | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anthony Benedetti recht over 'tPaus-Huys, den 30. Octob. 1658. N.S. fol. 315-318. Zoo ook: Numero L, fol. 375-382, en Numero LXI, fol. 463-469. Verder van 1659 Numero XI, fol. 77-84, en Numero XV, fol. 109-116, het laatste ook beschreven in de Bibliotheek van Nederlandsche Pamfletten onder No. 4665, waar ook beschreven is Numero XLIV, fol. 324-332, dat mede opgegeven wordt in den Catal. v. Tractaten, Pamfletten, enz. van I. Meulman, dl. II, No. 3690. In de verzameling van wijlen Mr. L.C. Luzac kwamen ook nog voor Numero LIV, fol. 421-427, Numero CVII, fol. 847-858 (ook te vinden op de Kon. Bibl. te 's Hage, in Bibl. Duncaniana, 1659, II), en Numero CIX, fol. 871-878, allen in 1659 te Utrecht uitgegeven door Anthony Benedetti, Benedicti of Philiberti over 't Paus-Huys; opmerking verdient dat op de laatstvermelde blz. 878 staat: ‘Eynde van het eerste deel’. Van Juli 1660 komt op de Kon. Bibl. te 's Hage, in Bibl. Duncaniana, 1660, II, voor Numero LXIII, fol. 501-519, en van het jaar 1661 wordt in den Catal. v. Tractaten, Pamfletten, enz. van I. Meulman, dl. II, No. 3823, van deze reeks van nieuwstijdingen Numero CII vermeld.
Bovenstaande nieuwstijdingen schijnen niet op gezette tijden maar naar gelang der omstandigheden te zijn uitgegeven. Een bepaald periodiek karakter daarentegen had de Mercurius die door Anthony Benedicti 's Maandags en Donderdags werd uitgegeven, en die reeds in de maand Juli 1659 bestond; immers de schrijver van de Courante uyt Italien ende Duytslant, etc., te Amsterdam door Otto Barentsz. Smient uitgegeven, beklaagde zich in No. 28, van 12 Juli 1659, over eene beleediging hem aangedaan in dezen Mercurius, waarvan Mr. Gerard Lodewijcksz. De Maght de schrijver was. Hij deed dit in de volgende advertentie voorkomende aan het einde van gemeld nummer: ‘Also ghy Anthoni Benedicti u selven aentrect dat ick | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in mijn voorgaende Courant (niet sonder groote reden) gewaerschout heb den Mercurius-Drucker geen meer yemant in sijn Couranten uyt te maken, of soude syn Sententie light door andere ghedruct worden, dunct myn onwys gedaen te sijn, want ghy druct die om loon als mijn Druckers mede doen, dat ghy de Meester daer van niet en bent blijct in Nr. 1. al waer hy sijn Rechters voor 't Oordeel Godts daeght, daer onder staet Jan van Swol, daer na sijnse eenige weken sonder naem gedruct, Nr. 56. staet Anthoni PietersGa naar voetnoot1), voort weer sonder naem, tot Nr. 58. daer wert eerst Anthoni Benedicti gestelt, tot meerder bewys dat ghy den Drucker niet en bent, blijck dat voorleden weeck het gelt door de Vrou van Mr. G.L. de Maght van verscheyde Boeckverkopers op gehaelt is, 't welck u Vrou niet en is gheweest, doch om u Meesters versoeck te voldoen sal ick de Sententie hier neven stellen, en na dese tyt hem nummer meer beantwoorden, hy mach schryven wat hy wil, ick vertrouw dat de Ed. Achtbare Magistraet van Wtreght het eenmael sal verdrieten, dat men eerlijcke Luyden affronteert, en mijn die meede een Ingeseten van Hare Ed. Provintie in 't Stight Wtregt ben, wensche dat de Roe (die hy, so hy schryft) voor mijn in de pis leyt, Hem door 't Pasqulligh drucken niet als Hamans Galge en wort, doch bent ghy in 14 dagen Courantier van de Mercurius van 't Hof van Wtreght geworden, is buyten mijn weten, wilde u acten van 't Hof of de Stadt wel eens besien, wensch mijn nieuwe Confrater veel geluck in sijn bedieninge, doch ick beginder in 't setten aen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te twijffelen, door dien u naem daer al 2 mael van de weeck af gebleven is, vaert wel Benedicti, heb mijn Insinuatie voldaen, etc. Volght nu de Sententie’Ga naar voetnoot1). ‘Nieus-verlangende Leser, verschoon mijn dat dit so langh gevallen is, en so veel nieus doet uyt blyven, 't most voor desen mael so wesen, sal hem nergens meer op antwoorden, op dat niemant qualijck genoeght, seggende sullen wy ons gelt voor haer questie te lesen geven, daer een yder gelyck in sou hebben, sal 't dan hier mee besluyten, etc.’ Het oudst bekende nummer van dezen Mercurius nu, voorkomende in den Catal. v. Tractaten, Pamfletten, enz. van I. Meulman, dl. II, No. 3763, heeft tot titel en adres: Numero LXII. Maendaeghsche Mercurius Den 26. July 1660. N. St. Tot Utrecht, by Anthony Benedicti... 8 blz., fol. 493 en volgg. Verder worden dan nog onder No. 3822 en 4354 opgegeven: Numero XXVIII. Donderdaeghsche Mercurius Den 7. April 1661. N.S. Tot Utrecht, by Anthony Benedicti. 8 blz, 117 en volgg., en Numero X. Donderdaechsche Mercurius den 3. Februarij 1667. N.S. t'Utrecht by Anthony Benedicti.... met titelvignet in houtsneê. 8 blz., fol. 73-80.
Gelijktijdig werd door Anthony Benedicti ook uitgegeven eene eigenlijk gezegde courant, van welk blad mij tot nog toe slechts twee fragmenten bekend zijn geworden. Mr. L.E. Bosch, Hoofd-Redacteur van het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad, is namelijk in het bezit van: Ordinare Donderdaeghsche Europische Courant. No. 14. 1660. Tot Utrecht, by Antony Benedicti, recht tegen over 't Paus-Huys, den 1. April. 1660. 2 blz. fol. in 2 kol. En te midden van den jaargang 1664 der Haarlemsche Cou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rant bij de firma Johannes Enschedé & Zonen komt voor: Ordinaire Donderdaeghsche Europische Courant. No. 16. 1664. Tot Utrecht by Anthony Benedicti recht tegen over 't Paus-Huys den 17. April. 1664. 2 blz. fol. in 2 kol. Nieuw was het opschrift dezer courant niet, want Mathijs van Meininga had reeds in 1644 te Amsterdam eene Europische Donderdaeghs Courant uitgegevenGa naar voetnoot1). Het was, gelijk we zagen, de Gentenaar Gerard Lodewijcksz. De Maght, die reeds omstreeks 1657 te 's Gravenhage nieuwstijdingen bijeenbracht en uitgaf, en die door het Hof van Holland op 5 April 1658 voor den tijd van tien jaren uit Holland werd gebannen, die vermelden Mercurius, en naar 't schijnt ook genoemde Europische Courant, onder den naam van Anthony Benedicti besorgde. Maar ook te Utrecht gaf De Maght aanstoot. De Vroedschaps Notulen van Maandag 13 November 1665, fol. 211Ga naar voetnoot2), toch vermelden, dat ‘de Vroedschap in consideratie nemende de veelvoudige clachten die alhier van tyd tot tyd worden gedaen over diverse rouwe ende onbetamelycke stellingen, waer mede Gerard Lodewijck de Maecht in deszelfs gedruckte Couranten verscheyden soo hooge als lage Staatspersonen in haer respect ende goeden naem comt te lederen, welcke insolentien niet behoren te worden geleden, Interdiceert Gerard Lodewyck de Maecht na desen binnen dese Stad ende vryheyt van dien als mede inde Heerlicheyt van Vreeswyck anders genaemt de Vaert eenige Couranten te drucken, ofte directelyck ofte indirectelyck doen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drucken op poene van Hondert gulden by hem de Maecht in cas van contraventie yder reyse jegens den Heere van den Lande te verbeuren’. Nog geen twee maanden later, op Maandag 8 Januari 1666Ga naar voetnoot1), werd evenwel aan De Maecht wederom toegestaan zijne couranten uittegeven. Want, aldus luidt het t.a.p., ‘Op de iterative reqn van Gerrit Lodewyck de Maagt, versoeckende dat hy supplt tot het drucken van syne weeckelixe couranten weeder soude mogen worden geadmitteert, - Heeft de Vroedschap insiende deszelfs so ootmoedich versoeck by desen gratieuselick afgedaen de interdictie by resolutie vanden 13. November lestleden jegens den selven gearresteert, consenterende hem supplt by provisie weder couranten te mogen drucken, mits dat hy voortaen hem sal hebben te wachten eenige hooge ofte lage Staetspersonen Regenten ofte de Regieringe rakende in haer respect ende goeden naam in syne couranten te beledigen, op poene dat in cas van contraventie de gemelte affgedaene interdictie weder stant sal grypen.’ Bijna twee jaren daarna vertellen de Vroedschaps Notulen van Maandag 16 December 1667, fol. 12v, dat ‘de vroedschap gebleken synde dat inde Mercurius ofte Courante alhier gedruckt by Lodewyck de Maecht op den naem van Antoni Benedetti van date den 9 Decemb. st. n. laatstleden niet alleen met onwaerheyt werd verhaalt de manier ofte forme volgens dewelcke de Provinciale regieringe onlangs soude hebben vergeven en verplaetst eenige militaire Charges, staende op de repartitie deser Provincie, maer dat daer en boven de welgemelte Regeringe door het voorsz relaes in verscheyden respecten verdacht ende hatelyck word gemaackt: Heeft naar gehoudene deliberatie den selven de Maecht by provisie weder geinterdiceert naer 1. Janry eerstcomende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige Mercurius Couranten, nieuwe tydingen ofte andere geschriften ende boecken hoedanich die souden mogen wesen, binnen dese Stad ofte vryheyt van dien te drucken ofte directelyck ofte indirectelyck te doen drucken, op poene van hondert guldens by hem de Maecht ider reyse in cas van contraventie ten behoeve vanden Heere vanden Lande te verbeuren: Ende word vorders den Heere Officier gelast op de actien ende vordere excessen by den voorsz de Maaght gepleecht te inquireren, ende het recht vanden Heere vanden Lande te bewaren’. Dit tweedeGa naar voetnoot1) verbod werd reeds zes weken later weder ingetrokken, toen de Vroedschap bij resolutie van Maandag 10 Februari 1668, fol. 17v, besloot om aan De Maecht het drukken zijner courant toetestaan, te meer, daar hij zich in zijn verzoekschrift beklaagde over de ‘groote schade ende ongelegentheyt’ tot dusverre door dit verbod hem veroorzaakt, terwijl hij ‘oock syn begaene faute in een van syne Couranten hadde gesocht te repareren’; waarom ‘de Vroedschap in consideratie nemende dat de suppliant nu zedert den 1. Janry jongstleden hadde gepeniteert, den selven op syn iteratyf aenhouden gratieuselick en by provisie weder toegestaen syne Couranten ende andere Nouvelles te mogen drucken, mits dat deselve hem voortaan met alle omsichticheyt sal hebben te wachten dat de Regenten ofte andere aensienlycke ofte oock particuliere luyden in syne Couranten, gedruckte nouvelles ofte boecken niet en worden getaxeert, ofte in haer goede naam ende faam geledeert’. In het volgende jaar, 1669, kwam er een einde aan de werkzaamheid van De Maecht als journalist. Want, gelijk ik reeds vroeger heb opgegevenGa naar voetnoot2), werd hij op 22 Decem- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ber 1669 voor zijn geheele leven niet alleen uit Holland en West-Friesland, maar ook uit Utrecht, gebannen. Of de Mercurius en de Ordinaire Europische Courant toen nog door Anthony Benedicti zijn voortgezet, valt wel eenigermate te betwijfelen, want de namen Benedetti, Benedicti of Philiberti, Anthoni Pieters, en naar ik vermoed ook die van Jan Van Zwol en diens weduwe, zijn stellig slechts pseudoniemen van Mr. G.L. De MaeghtGa naar voetnoot1).
In 1675 verrees er te Utrecht eene nieuwe courant. Het octrooi voor die onderneming werd zoowel door de Stad Utrecht als door de Staten 's Lands van Utrecht verleend. Wat de Stad betreft vindt men in de Vroedschaps Notulen van Maandag 2 November 1674, fol. 46v, aangeteekend: ‘De Vroedschap gehoort 't rapport vande Heeren Gecomden op de reqen van Broer Appelaer, Accordeert hem Octroy tottet drucken vande NouvellesGa naar voetnoot2) off Couranten alhier, met seclusie van allen anderen, die na desen van buijten souden willen in dese Provincie comen ter sake voorsz. Ende dit sonder eenige prejuditie vande Ingesetenen deser Stad ende Provincie’. Wie Broer Appelaer, anders gezegd AppelboomGa naar voetnoot3), was, die vroeger te Amsterdam had gewerktGa naar voetnoot4), blijkt uit het Octrooi dat hem zes weken later door de Staten van Utrecht werd gegeven, en dat volgens het op 't Gemeente-Archief te Utrecht be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rustend afschrift, ontleend aan het Register van Acten, Commissiën en Instructiën der Staten van Utrecht No. 37, fol. 270, aldus luidt: ‘De Staten van den Lande van Utrecht doen te weten, dat wy ontfangen hebbende de ootmoedige supplicatie aen ons gepresenteert, uytten naem en van wegen Broer Appelaer, sone van Joost Broersz: gewesen Courantier tot Amsterdam, inhoudende hoe dat denselven synen vader ende oock syn grootvader Broer Jansz: den tyd van omtrent de vijftich Jaren in de stad van Amsterdam hadde gedruckt ende uytgegeven een weeckelykse Courant’Ga naar voetnoot1). ‘Dat hy suppliant hem daer inne mede hadde geoefent en soo binnen als buyten 's lands seer goede ende pertinente Correspondentie hadde, dat hy daeromme wel genegen soude zyn, hem binnen onse Provintie in de stad Utrecht ter neder te stellen, tot het drucken en uytgeven van een weeckelyckse Courant. Ende want t'selve niet en soude dienen of wesen in ijmants prejudice, binnen de voorn: stad off Provincie, dewyle by niemand aldaer tot noch toe eenige Courant gedruckt off uytgegeven wert, maer ter contrarie het transport van hem suppliant, syn huijsgesin en die tot de druckerye behoren aen de Stad van Utrecht voornoemt noch voordeel soude toebrengen, behalven de Commoditeyt, die de inwoonders van de Stad en Provincie door syn suppliants nouvelles soude connen hebben, soo was hy suppliant te rade geworden sich te keren tot ons, versoeckende, dat wy hem suppliant met seclusie van allen anderen beliefden te verleenen onsen octroye tot het drucken der voorsz: Courant, welcken aengemerckt, - Soo ist, dat wy ons ter bede van den voornoemden suppliant genegen vindende, uyt onse rechte macht, souvereiniteyt en authoriteyt denselven geconsen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teert, geaccordeerd ende geoctroyeert hebben, consenteteren, accorderen en octroyeren mits desen, dat hy voor syn leven lang gedurende ende tot onsen kennelycken toeseggens toe alleen ende met seclusie van allen anderen, die na desen van buyten in dese Provincie souden willen incomen ter saecke voorsz. in de stad van Utrecht, sal mogen drucken de voorsz: weeckelyckse Courante, nochthans sonder prejuditie van de ingesetenen deser Provincie; verbiedende oversulcx allen ende een ijgelycken, die na desen van buyten in dese Provincie souden willen incomen om nouvelles of Couranten te drucken, hem suppliant de voorsz: Nouvelles of Couranten na te drucken uytgeven ofte vercopen, ofte oock elders nagedruckt in desen onsen Lande ende Provincie van Utrecht te brengen verhandelen ofte vercopen op verbeurte van de nagedruckte, ingebrachte, verhandelde ofte vercofte exemplaren, ende een boete van honderd gulden t'appliceeren een derde part van dien, ten behoeve van den Officier die de calange doen sal, een derde part voor den armen ter plaetse daar de saeck voorvallen sal, ende het resterende derde part voor den suppliant; ende ten eijnde hy suppliant het effect van dit ons Consent ende Octroy metter daet mochte genieten, lasten en ordonneren wy allen ende een ijgelyck dien dit aengaen ofte raken magh, hem daerna te reguleren’. ‘Gedaen t'Utrecht onder onsen zegele, paraphure ende signature van onsen Secretaris op den 16 December 1674’. Een exemplaar van het eerste nummer der courant van Broer Appelaer is nog niet terecht gekomen, maar wel een van het vierde nummer, al is dit ook weder, naar we hopen slechts tijdelijk, zoek geraakt. Op grond van de dagteekening van dat vierde nummer mag worden aangenomen, dat, wanneer gedurende den eersten tijd van haar bestaan de courant slechts éénmaal 's weeks verscheen, het eerste nummer is uitgekomen op Maandag 15 Januari | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1675, maar dat dit eerste nummer op Vrijdag 26 Januari 1675 is verschenen, wanneer de courant reeds dadelijk, gelijk in 1676, tweemaal 's weeks, op Maandag en Vrijdag, het licht zag. Dat vierde nummer is in De Nederlandsche Spectator van 6 Juli 1867, No. 27, blz. 214, door den Heer J.C. Altorffer te Middelburg aldus beschreven: ‘Utrechtse Maendaegsche Courant no. 4, 5 Febr. 1675. Tot Utrecht gedruckt bij Broer Appelaer, Geoctroyeerde Courantier van de Ed: Mo: Heeren Staten 's Lants van Utrecht, over 't Stadhuys in de Courant. Den 5 Febr. 1675, Nieuwe Stijl. Vier bladzijden in 4o. in twee kolommen; de advertentiën met doorloopende regels. Met Utrechtsch wapen’. Bijna anderhalf jaar jonger is het nummer dat voorkomt in zeker rommelzoodje couranten voorhanden op de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, en dat vooral daarom belangrijk is, omdat uit het adres blijkt dat Broer Appelaer verhuisd was, en wel naar eene woning met eenen voor zijn bedrijf weinig passenden gevelsteen. Het moet worden omschreven als volgt: 1676. No. 61. Utrechtse Vrydaegse Courant. Met het adres: Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaer, Geoctroyeerde Courantier van de Ed: Mog: Heeren Staten 's Landts van Utrecht, in de Lijn-marckt, in 't Koninghs Ledekant. Den 31 July 1676. Nieuwe Stijl. 4 blz. kl. 4o., in twee kolommen gedrukt, met het wapenschild van stad en provincie (gelijk het in onzen tijd weder op de courant links bovenaan voorkomt, maar zonder leeuwen) waaromheen gestrengeld is een wimpel waarop de spreuk voorkomt: Concordia res parvae crescunt. Mr. K.J.F.C. Kneppelhout van Sterkenburg te Utrecht is daarentegen in het bezit van: 1676. No. 65. Utrechtse Vrydaeghse Courant. Met het zoo even opgegeven adres, onder verandering van het woordje Koninghs in Konings. Den 14 Augusty 1676. Nieuwe Stijl. Van den jaargang 1677 wordt in den Catalogus van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tractaten, Pamfletten, enz. van I. Meulman, dl. II, No. 5583, opgegeven: 1677. No. 23. Utrechtse Vrydaegse Courant. Aan het einde: Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaer, Geoctr. Courantier van de... Staten 's Landts van Utrecht... Den 19 Maert 1677. N.S. 4 blz. Verder vindt men te midden van de jaargangen 1677 en 1678 der Haarlemsche Courant bij de firma Johannes Enschedé & Zonen, belangrijke overblijfselen der Utrechtsche Courant uit gemelde jaren. Het eerste nummer is: 1677. No. 40. Utrechtse Maendaeghse Courant. Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaer, Geoctroyeerde Courantier van de Ed: Mog: Heeren Staten 's Landts van Utrecht, in de Lijnmarckt, in 't Konings Ledekant. Den 17 May 1677. Nieuwe Stijl. En zoo volgt de geheele jaargang 1677, No. 41 tot en met 105, van 31 December 1677, beurtelings 's Maandags en Vrijdags uitgegeven, waarbij alleen valt optemerken dat van No. 43 tot en met 58 in het adres de onjuistheid voorkomt: Staten van 's Landts van Utrecht, en dat ook sedert No. 43 in het adres sprake is van: Nieuwe-stijl. Met den jaargang 1678 is het eenigszins anders gesteld. Het eerste nummer daarvan voorkomende is: 1678. No. 4. Utrechtse Vrydaegse Courant. Enz. Enz. Den 14 January 1678. Nieuwe-stijl. En dan verder: No. 5-11, 13-18, 20-31, 33-48, 50-55, 57-60, 62-65, 67-80, en 83, waarbij No. 23 ten onrechte het cijfer 22 voert, en No. 67 iets grooter van omvang is dan andere nummers. Het meest opmerkelijke is, dat met No. 37, van Maandag 9 Mei 1678, in het adres wederom het uithangteeken: in de Courant terugkomt. Was Broer Appelaer een man van den Nieuwen Stijl, de Regeering van de stad Utrecht was in 1681 nog niet de nieuwe tijdrekening toegedaantGa naar voetnoot1). Vandaar dat men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de Vroedschaps Notulen van Donderdag 30 December 1680, fol. 6, vindt opgeteekend, hoe op dien dag eene missive van de Regeering van Keulen werd gelezen met klachten over de Utrechtsche Courant van (Vrijdag) 3 Januari 1681, stilo novo. Burgemeesteren spraken Broer Appelaer over de zaak aan, maar toen deze zich op de Haarlemsche Courant had beroepen en bedoeld blad werd nagezien, bleek het ‘dat hy sich te verre hadde uytgelaten’, zoodat hij beloven moest om in een volgend nummer op zijne mededeeling terugtekomen. En de Keulsche regeering, die niet vlug genoeg naar haren zin voldoening kreeg, schreef voor de tweede maal over het geval naar Utrecht, en bracht kort daarna nogmaals klachten in over de courant van (Maandag) 24 Februari 1681Ga naar voetnoot1). Niet dit nummer, maar wel dat van Maandag 31 Maart 1681, No. 26, is opgeteekend in den Cat. v. Tract., Pamfl., enz. van I. Meulman, dl. II, No. 5810. In 1682 vindt men Broer Appelaer aan een ander adres. Mr. J.A. Grothe, te Utrecht, toch vertoonde mij: 1682. No. 11. Utrechtse Vrydaegse Courant. Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaer, Geoctroyeerde Courantier van de Ed: Mog: Heeren Staten 's Landts van Utrecht, op de Nieuwe-Gracht, by de Wittevrouwe-Brug, in de Courant. Den 6 February, Nieuwe-stijl. Toen Czar Feodor III van Rusland den 27sten April 1682 ongehuwd op 25jarigen leeftijd was overleden, ontstonden er moeielijkheden, gepaard aan oproerige bewegingen over de troonsopvolging. Welk belang de Staten van Holland hadden, dat aan hetgeen op zoo verren afstand plaats vond hier te lande geen ruchtbaarheid werd gegeven, laat ik daar; maar op Dinsdag 14 Juli 1682 vonden ze goed ‘dat de Courantiers tot Haerlem ende Amsterdam van wegen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haer Ed. Groot Mog. souden werden aengeschreven ende gelast, dat sy in hare Couranten niets souden hebben te stellen ofte te drucken yets op het alderminste, dat concerneren kon of mocht de oneenigheden in het Rijck van syne Czaarsche Majesteyt van Moscovien voorgevallen, de tumulten aldaer ontstaen, ofte de successie of Regeringe van den jegenwoordigen Czaar, of van yemandt anders, hoe, wat ofte wie het oock soude mogen wesen, op poene van daer over arbitralijck aen den lyve gestraft te werden naer exigentie van saecken; ende dat van weghen haer Edele Groot Mog. de saecke ter Generaliteyt daer heenen soude werden ghedirigeert, ten eynde de Heeren Staten van Utrecht mochten werden versocht, gelijcke last te geven aen den Courantier aldaer’Ga naar voetnoot1). Wederom waren het Burgemeesteren en Raad des Heiligen Rijks Vrije Stad Keulen, die zich bij missive van 23 December 1682 te Utrecht beklaagden, dat Broer Appelaer, die toen naar het schijnt op de Gansemarkt woonde, zich in zijne courant van 18 December niet had ontzien om, te midden van andere uitstrooisels, te vermelden, hoe te Keulen aan den dag zou zijn gekomen, dat van de opgebrachte Honderdste Penning eene som van 1900 Rijksdaalders was verduisterd door de Commissarissen en Bijzitters (die van den Raad niet waren), iets dat onder de gemeente nieuwe murmuratie had verwekt, waarom men verlangde te weten hoe Broer Appelaer aan die mededeeling was gekomen. Zoo beklaagde in Augustus 1683 de regeering der stad Lubeck zich ook over Broer Appelaer. Maar deze, door Burgemeesteren aangesproken, kon reeds de geruststel- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lende verklaring afleggen dat hij zijn' misslag in een volgend nummer had hersteldGa naar voetnoot1). In 1684 vindt men Broer Appelaer weder aan een ander adres. In den Catal. Bibl. Kon. Acad. Vad. Gesch. E. 2771 komt namelijk voor: 1684. No. 53. Utrechtse Maendaegse Courant. Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaer, Geoctroyeerde Courantier van de Ed: Mog: Heeren Staten 's Landts van Utrecht, op de hoeck van de Ballemakersstraet, over de Bree-straet, in de Courant. Den 3 July, Nieuwe-stijl. Terzelfder plaatse gaf hij in 1685 de door den Heer J.C. Altorffer (zie boven) vermelde Utrechtse Maendaegse Courant, No. 45, van 4 Juni, en de door mij in De Nederlandsche Spectator van 15 Juni 1867, No. 24, opgegeven Utrechtse Maendaegse Courant, No. 87, van 29 OctoberGa naar voetnoot2) uit. In 1686 evenwel verhuisde hij nogmaals, want in het adres van de eveneens door mij t.a.p. vermelde Utrechtse Vrydaegse Courant, No. 57, van 19 Juli 1686, en van de Utrechtse Vrydaegse Courant, No. 59, van 26 Juli 1686Ga naar voetnoot3), luidt het: op de Neude, in de CourantGa naar voetnoot4). In de Resolutiën der Staten van Holland van Woensdag 23 April 1687, blz. 221, is opgeteekend, hoe de Pensionaris van Amsterdam, Jacob Hop, dien dag aan de vergadering mededeelde ‘dat de Heeren haer Edele Groot Mog. Gedeputeerden ter Generaliteyt aen haer Hoogh | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mog. hadden voorgedragen ende bekent ghemaeckt, dat de selve met de alder-uytterste bevremdinge hadden gesien, dat in de Utrechtsche Courante van den elfden deser was gesteldt, dat wegens het heffen van de reële ende personele Tweehondertste Penningen sesthien stemmen van haer Edele Groot Mog. Vergaderinge het eens waren, ende alleen twee Steden discrepeerden, welcke, soo men seyde, het selfs niet eens zijnde, den uytslagh op de naeste Vergaderinghe verwacht wierde; dat de voorschreve periode ten alder-uyttersten aenstootelijck zijnde, alleen daer toe scheen bedacht te wesen, om de Regeringe by de Gemeente hatelijck te maecken, ende de gemoederen van de selve Gemeente tegens de Leden van de Regeringe te doen verbitteren, ende tot opschuddinge te verwecken; ende dat de gemelte Heeren Gedeputeerden versochten, dat haer Hoogh Mog: by de Heeren Staten van de Provincie van Utrecht soodanige debvoiren wilden aenwenden, dat daer omtrent behoorlijcke reparatie mochte gheschieden, ofte dat by ontstentenisse van dien, de Heeren haer Edele Groot Mog: Gecommitteerde Raeden geresolveert waren de Utrechtsche Couranten binnen dese Provincie absolut te verbieden, ende voorts tegen den voorschreven Courantier haer ressentiment ende misnoegen op soodanigen maniere te toonen, als de selve souden oordeelen te behooren; doch dat de selve geensints twijffelden, of de gemelte Heeren Staten van Utrecht souden den voorschreven Courantier over sijn onbehoorlijck schryven soodanigh censureren, als de importantie van die saecke vereyschte’. - ‘Dat voorts ter Generaliteyt soude werden geinsteert, ten eynde de Heeren Staten van Utrecht haer wilden informeren ende doen informeren, van wie den voornoemden Courantier tot Utrecht ontfanght de Brieven van Uytheemsche Ministers die hy in de Couranten steldt; ende dat de Heeren Gedeputeerden der Steden Leyden ende Amsterdam mede souden werden versocht, soo als de selve | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
versocht werden by desen, haer te willen informeren, van wie de Courantiers in de selve Steden gelijcke Brieven bekomen’. De Vroedschaps Notulen op het Utrechtsch Archief maken in dato Maandag 25 Juli 1687, fol. 233v. wederom melding van een' brief van Burgemeesteren en Regeerders van Keulen met eenige klachten over Broer Appelaer. Deze intusschen had alweêr eene andere woning betrokken, waar hij en zijne kinderen het evenwel meer dan een tiental jaren hebben uitgehouden. In het adres toch van de Utrechtse Maendaegse Courant, No. 86, van 27 October 1687Ga naar voetnoot1), wordt opgegeven: op de Oude-Gracht by de Jacobi-Brug in de Courant, en daar woonden zijne kinderen nog in Maart 1698. Van den jaargang 1689 zijn in den Catalogus van Tractaten, Pamfletten, enz. van I. Meulman, dl. III, No. 6426, opgegeven de Utrechtse Maendaegse Courant, No. 27, van 4 April 1689, en verder No. 73, 75-82, 88-93, 95 en 101. Op het Gemeente-Archief te Utrecht is buitendien voorhanden No. 33, van Maandag 25 April 1689, waarin voorkomt eene advertentie van ‘Johan van Duyren, out Practisijn en Distilateur in de Medicijnen’, die ‘46 Jaren in de Provintie van Hollandt heeft gepractiseert en Gemedicineert, en veel ellendige Menschen gecureert door de hulpe Gods: en noyt niet eene Doode heeft gehadt, en niet een ongesont is uyt sijn Huys gegaen, die sijn wil heeft gedaen’, en die nu te 's Gravenhage ‘een Bad der Medicijne’ had opgericht ‘in d'Assendelf straet, schuyns over de Resident van sijn Keyserlijcke Maj. 6 a 8 huysen van de Lombaert, ontrent de Varcken-marckt, in 't gekroonde Gesicht, daer de vergulde Drogist-Winckel voor in 't Salet staet’Ga naar voetnoot2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Utrechtse Maendaegse Courant, No. 23, van 20 Maart 1690, wordt opgegeven in den Catal. v. Tract., Pamff., enz. van I. Meulman, dl. III, No. 6566, terwijl No. 47, van Maandag 12 Juni 1690, door den Heer J.C. Altorffer (zie boven) is vermeld. Jammer maar dat ook dit nummer, evenals dat van 5 Februari 1675, is zoek geraakt. Want het is een zeer belangrijk nummer. Een gedeelte van den inhoud toch gaf aanleiding dat Burgemeesteren van Amsterdam den 14den Juni 1690 den volgenden brief afzonden naar UtrechtGa naar voetnoot1): ‘Edele Groot Achtbare Heeren’.
‘In de Utrechtze Courante van den 12 dezer hebben wij tot onze uyterste verwonderinge gezien een periode op de Naam van Mr. Romyn de Hoge, daar in gedaan influeren, tot bekentmakinge als van yts dat binnen korten dagen stondt in druk uyt gegeven te werden, ende alzo inde voorz. periode influeren, injurieuse en diffamatoire termen om waar het mogelyk de goede ende oprechte conduicte door den Heer Hooft Officier dezer stede in het beleggen der attestatien tegens den voorz. Romyn de Hooge te doen suspecteren, en andere in hare goede naam en faam op het sensibelste te beledigen. Ende alzo ons deze manier van doen van UWED. Gr: Achtb. Courant grotelyx heeft geergert, zo hebben wij niet kunnen afzijn daarop aan UWED. Gr: Achtb. by deze te klagen en te verzoe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken, dat zij den voorsz. Courantier voor haar gelieven te ontbieden ende denzelven te interdiceren van oyt diergelijke lasterlijke en injurieuse periodes in zijne courante te laten influeren, en over het gepasseerde te corrigeren, opdat hij zig daar van in het toekomende mag onthouden. Met verzeekeringe dat wij Uw Ed. Gr: Achtb. in diergelyken voorval van zodanige insolentie, volkomen satisfactie zullen doen hebben’. Misschien wel omdat de klacht uit Amsterdam kwam werd de zaak ernstig opgevat, zoo ernstig, dat, naar aanleiding van het rapport der Vroedschaps-leden, in wier handen de Amsterdamsche brief was gesteld, goedgevonden werd om Broer Appelaer ‘by provisie te suspenderen ende te interdiceren met het drucken ende uijtgeven van syne Couranten voort te gaen, op poene van Hondert silvere Ducatons telcken reyse te verbeuren tot naerder ordre’. Dit verbod werd uitgesproken op Maandag 23 Juni 1690, maar veertien dagen later, op Maandag 7 Juli 1690, werd, ten gevolge van den dood van Broer Appelaer, op een door zijne kinderen ingediend verzoekschrift door de Vroedschap goedgevonden ‘de interdictie van met het drucken ende uijtgeven van hare Couranten voort te gaen by resolutie van den 23 Juny 1690 vervat, intetrecken. Ende haer by desen gepermitteert daer mede voort te varen als voor desen’. Het adres der courant heeft nooit de sporen gedragen van den dood van Broer Appelaer. Van dat adres maakt de Catalogus der Tentoonstelling van voor Nederland belangrijke Oudheden en Merkwaardigheden in de stad en provincie Utrecht, gehouden in 1857, waar op blz. 55 onder No. 81 de Utrechtse Vrydaegse Courant, No. 7, van (25 Januari) 1692 wordt opgegeven, geen melding; evenmin de Catal. v. Tractaten, Pamfletten, enz. van I. Meulman, dl. III, waar onder No. 6772 de Utrechtse Maendaegse Courant, No. 36, van 5 Mei, en No. 58, van (Maandag) 21 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juli 1692, is vermeld. Maar van wijlen den Heer J.H. van Randwijk te 's Gravenhage zag ik indertijd: 1692. No. 46. Utrechtse Maendaegse Courant. Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaer, Geoctroyeerde Courantier van de Ed: Mo: Heeren Staten 's Lants van Utrecht, op de Oude-Gracht by de Jacobi-Brug, in de Courant. Den 9. Juny, Nieuwe-Styl. Worden l'Amsterdam verkocht, by de Weduwe van Jochem van Dijck, ter zijden 't Stadthuys, en by de Weduwe van Adriaen GaesbeeckGa naar voetnoot1), achter het selve. Sign. Zz. Verder worden dan in den Catal. v. Tract., Pamfl., enz. van I. Meulman, dl. III, onder No. 6895, nog vermeld de Utrechtse Maendaegse Courant, No. 84, van 19 October 1693, en No. 86, van (Maandag) 26 October 1693, terwijl Utrecht voorheen en thans, t.a.p. blz. 187 en 188, melding maakt van het nummer van Vrijdag 18 Februari 1695, (No. 14) als ‘bij de Redactie (van dat tijdschrift) berustende’. In het bezit van den tegenwoordigen Hoofd-Redacteur van het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad, Mr. L.E. Bosch, is het volgende nummer: 1697. No. 8. Utrechtse Maendaegse Courant. Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaer, Geoctroyeerde Courantier van de Ed: Mo: Heeren Staten 's Landts van Utrecht, op de Oude-Gracht, by de Jacobi-Brug, in de Courant. Den 28. January, Nieuwe- Stijl. Dit nummer trekt de aandacht omdat het eene advertentie behelst, waarin de Utrechtsche Boekverkooper Balthazar Lobé mededeelt, hoe hem 4 à 5 weken vroeger aangeboden was te drukken een zeker traktaatje van Professor Johannes Munnicks, onder den titel van Tractatus de Urinis Earumque Inspectione, vermeerderd door Johannes Schmidius, M.D. Onkundig in de Latijnsche taal, en dus niet bekend met den inhoud, had hij, uit voorzorg het stuk aan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verscheiden leden der Medische Faculteit laten zien, die hem hadden verklaard, dat hij geen moeielijkheden zou krijgen, in één woord ‘dat het goed en verkoopelijck voor een Boeckverkooper was’. Daarop had hij het laten drukken, en hij liet nu de verantwoordelijkheid voor den schrijver. Daarom kon men hem niet ten laste leggen onvoorzichtig te hebben gehandeld, zooals de Stads Doctor Engelbertus van Engelen had gedaan in de Utrechtsche Courant van 25 Januari 1697. Mr. L.E. Bosch is ook in het bezit van: 1698. No. 21. Utrechtse Vrydaegse Courant. Met gelijk adres als in 1697. Den 14. Maert, Nieuwe-Stijl. In dit nummer wordt bij advertentie bekend gemaakt, dat ‘Gecommitteerden ter Finantie der Stadt Utrecht - op Saturdag den 5. Maert 1698. O. St.’, 's namiddags te 3 uur, publiek op het Stadhuis aan den meestbiedende zouden verhuren voor eenige jaren ‘in te gaen met Vervaer-tydt van Paesschen 1698. de Stadts Herberge, genaemt het Malie-huys - staende aen de Stads Malie-baen op de Cingel; mitsgaders de Malie-baen’ enz., waarvan de huur was vrijgekomen door den dood van den Malie-meester Herman van Meeuwen. Van drie jaren later is het eerstvolgende mij bekend geworden nummer, berustende op het Archief te Utrecht, namelijk: 1701. No. 44. Utrechtse Vrydaegse Courant. Den 3. Juny. Tot Utrecht, gedruckt by Broer Appelaar, Geoctroyeerde Courantier, van de Ed: Mo: Heeren Staten 's Lands van Utrecht, op de Oude Gracht op de hoeck van de Water-Steeg, in de Courant. Voorzien van hetzelfde adres komt in eene verzameling losse couranten op de Academische Bibliotheek te Leiden voor: 1702. No. 38. Utrechtse Vrydaegse Courant. Den 12. May. Met klachten over de courant schijnt de Utrechtsche regeering in de laatste jaren der 17de eeuw en gedurende de eerste jaren der 18de eeuw weinig te zijn lastig gevallen. In de Vroedschaps Notulen van Maandag 12 Juli 1706, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 195, vond ik alleen opgeteekend, hoe dien dag drie leden van de Vroedschap gecommitteerd werden om den Utrechtschen courantier voor zich te ontbieden en te ondervragen over zekere periode in zijne courant van den 28sten Juni ‘rakende de veranderinge der Hooftampten in Engelandt &c.’. Zoo goed als zeker is deze klacht die waarover Marlborough den 3den Juli 1706 schreef aan den Raadpensionaris Heinsius; zie Mr. G.W. Vreede, Inl. tot eene Gesch. der Nederl. Diplom. 2de ged., 1ste stuk, Bijl. blz. 57, aant. 3. Van het jaar 1708 is mij het volgende nummer bekend, in het bezit van den Heer R.W.P. de Vries alhier, namelijk: 1708. No. 67. Utrechtse Maendaegse Courant. Den 20. Augusty. Tot Utrecht, gedrukt bij Broer Appelaar, Courantier van de Ed: Mo: Heeren Staten 's Landts van Utrecht, op de Oude-Gracht op de hoeck van de Water-Steeg, in de Courant. Bovendien wordt in den Catal. v. Tract., Pamfl., enz. van I. Meulman, dl. III, No. 8097, nog vermeld de Utrechtse Vrydaegse Courant, No. 72, van 7 September 1708. Maar van den arbeid ‘van de kinderen van wylen Broer Appelaer’ uit de jaren 1709, 1710 en 1711 zijn mij geen overblijfselen onder de oogen gekomen. In laatstgemeld jaar maakten ze plaats voor een' opvolger.
De boekverkooper Nicolaas ChevalierGa naar voetnoot1) - die in 1703, toen hij nog te Amsterdam gevestigd was, zich reeds tot de Utrechtsche Vroedschap had gewend, om te krijgen octrooi, en eene publieke kamer ten einde aldaar allerhande anti- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quiteiten en curieusheden te kunnen zetten, mitsgaders permissie om te doen drukken, uitgeven en verkoopen een Utrechtsch JournaalGa naar voetnoot1) - aan wien later, in Januari 1710, toen hij zijne zaak naar Utrecht had overgebracht, vergund werd ‘omme weekelijx eens off tweemael te mogen drucken en uytgeeven een Courant in de Franse Taal, edogh alles t'synen pericule en blyvende gehouden te verantwoorden ingevalle ietwes in voorschreeve Courant mogte worden gesteldt waer door het gemeen ofte ijmand in het particulier mogte syn vernadeelt ofte geprejudicieerdt’Ga naar voetnoot2) - kreeg op Maandag 12 Januari 1711 van de Utrechtsche Vroedschap ‘permissie omme weekelijx eens off tweemaal te mogen drucken en uijtgeeven een Nederduijtse Courant in plaetse van de kinderen van Broer Appelaer daer van affstaende’ op dezelfde voorwaarden waarop hem een jaar vroeger het uitgeven eener Fransche Courant was toegestaanGa naar voetnoot3), terwijl hem acht dagen later, Maandag 19 Januari 1711, zonder opgave van reden, werd ‘aengeseydt dat boven syne Nederduijtse Couranten sal moeten gebruijken het wapen van de Stadt ende niet van de Staeten’Ga naar voetnoot4). Alleen van de Fransche Utrechtsche Courant van Nicolas Chevalier is het volgende fragment overgebleven, dat in den Catal. van de Bibl. der stad Goes, 2de gedeelte (Pamfletten, Tractaten), blz. 232, onder No. 1879 aldus wordt beschreven: ‘Journal d'Utrecht, contenant les nouvelles extra-ordinaires de divers endroits de l'Europe, de Lundi 16 October (sic) 1713. Utrecht, N. Chevalier’. Het eenig bericht omtrent hem, dat mij verder nog bekend is geworden, is vervat in de Vroedschaps Notulen van Maandag 30 October 1713, fol. 11, luidende: ‘Borger- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesteren en Vroedschap verscheijde klagten voorgekomen synde dat Nicolaes Chevalier in de Suite van desselfs Courant van den 27 October 1713 uijt London van den 17 daer te vooren hadde gesteld seeker Extravagant Articul met quaedaerdige Expressien, hebben, na Lecture van voorschreeve articul, den voornoemden Nicolaes Chevalier geinterdiceerd, als geschiedt by deese, omme binnen den tyd van ses weeken a dato deeses geene van syne Couranten off Suites meer te drukken off debiteeren op poene van deese Stad met syn familie te moeten ruymen ende sal deese ten dien eynde aen denselven sonder resumptie worden geinsinueerdt’. Zeven jaren gaan voorbij eer er weder sprake is van eene Utrechtsche Courant.
Op 16 December 1720 namelijk stelde de Utrechtsche Vroedschap ‘François Michiel Janiçon frans courantier tot Rotterdam’Ga naar voetnoot1) op zijn verzoek aan ‘tot ords Courantier en accordt den selven daer toe by deses Haer Edachtb. Octroy met seclusie van allen anderen, mitsgrs exemtie van tocht en wagt, gelijk mede vant familiegelt, soo lang de voorsz courant alhier sal blijven continueren’Ga naar voetnoot2). Die nieuwe courantier is bij lang na geen onbekende persoonlijkheid. Zijne voorouders afkomstig uit Duras, een vlek in Guienne aan den Drot, negen mijlen ten oosten van Bordeaux, behoorden tot den Protestantschen godsdienst. Zijn grootvader Bernardus Janiçon was advocaat te Bordeaux, evenals zijn vader Franciscus Janiçon, die met zekere Maria Burnier gehuwd was. Uit dit huwelijk was Franciscus Michael Janiçon de oudste zoon, die op 24 December 1674 te Parijs geboren werd. Reeds op zijn 9de jaar kwam hij in Holland, waar hij de toen beroemde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
school van Du Rondel te Maastricht bezocht. Later kwam hij te Utrecht in huis bij zijnen oom Michaël Janiçon, die aldaar Waalsch predikant was, en wijdde hij zich aan de studie der letteren. Hoe vreemd ook, plotseling trad hij in krijgsdienst, kwam na den Rijswijkschen vrede met zijn regiment in Ierland, werd er weinige maanden later ontslagen, en hervatte toen zijne studiën te Dublin, doch zag zich bij gebrek aan middelen genoodzaakt optetreden als gouverneur van den zoon van een aanzienlijk persoon. Het overlijden van zijn' oom te Utrecht in 1705, wiens erfgenaam hij werd, gevolgd door dat van zijn' vader te Parijs in 1706, waren zoovele redenen dat hij naar Nederland terugkeerde, waar hij in Gelderland een landgoed, Overhagen genaamd, kocht, en na verloop van tijd eene Fransche vluchtelinge, Margaretha Anna Maria de Ville, huwde, die hem twee dochters schonk. Ongeveer acht jaren woonde hij op het gemelde landgoed, en schijnt zich in dien tijd aan de opvoeding van eenige jeugdige telgen uit het geslacht Van Randwijck te hebben gewijd. Daarna onthield hij zich een tijd lang binnen Amsterdam. ‘Hier leende hij den ouden Heer Du Breuil de handtGa naar voetnoot1). En wanneer de Schryver der Rotterdamsche Courant daar was uitgescheiden, vervolgde Janiçon dezelve te schryven. Van daar wierdt hy door de Heeren van Utrecht verzogt, om zig tot het schryven van een Courant te verledigen. Hy begaf zig derhalve met zyne Familie derwaarts. En waarlyk, hy bezat een zonderling talent tot zodanig een werk. De Hollandsche tale hadt hy van der jeugdt aan geleert, en zig als zyne moedertale eigen gemaakt. Zyn verblyf in Groot-Brittanje hadt hem de kennis der Engelsche tale verworven. En de vaardigheyt der Latynsche hadt hem ook de Italiaansche en Spaansche talen ligt doen zyn. Alle deze Talen, gevoegt by zyne ware moedertale, (de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransche,) stelden hem in staat, om de nieuwe tydingen uit verscheide gewesten van Europa overtezetten; zonder zig te bedienen van diergelyke Tolken, die, ontbloot van Staatkunde, al het geene ze in handen krygen, verminken en bederven. Zyn eenvoudige en Historische schryfstyl, zyne ongemeene oplettentheit op de belangens der Souveraine Hoven, en op den draadt der gevallen, gevoegt by een onderscheidendt oordeel in het uitkippen van zaken, die de opmerking van den Lezer verdienen, nevens verscheide andere nodige hoedanigheden, scheenen te beloven, dat deze onderneming van een langen duur zou zyn. - Dog Janiçon hadt het ongeluk, dat zeker vreemdeling, zyne goedheit misbruikende, een bladt op zyne huislyke Drukkery in 't licht gaf, dat aanstoot by den Magistraat veroorzaakte. Zyn verdriet over dit voorval, gepaart met de hoge genegenheit, die hem de doorluchtige Prins Willem van Hessen-Cassel betoonde, gaven aanleiding, dat hy zig naar den Haag begaf’. Daar werd hij weldra Agent van gemelden landgraaf, en naar het schijnt ook van den Koning van Zweden, gaf vertalingen uit het Engelsch in het licht, zooals het 1ste en 2de deel van de Bibliotheek der Vrouwen, zette ook eenige Hollandsche werken over, doch zijn voornaamste arbeid was het bezorgen van twee deelen van het statistisch werk: Etat présent de la République des Provinces-Unies et des pays qui en dépendent, La Haye 1729, 1730, 2 vol. 12o (4de druk aldaar in 1755), in het Hollandsch vertaald onder den titel: De Republiek der Vereenigde Nederlanden, 's Hage 1732, 4 dln. 8o. (2de druk aldaar in 1736), aan de voortzetting waarvan is gedacht door J.C. WeijermanGa naar voetnoot1). Over het eerste deel viel J. Rousset hem aan in een geschrift: Lettre critique sur le premier volume de l'Etat présent de la République des Provinces Unies, Liège, 1729, 12o., welke aanval door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Janiçon beantwoord werd in de Lettres sérieuses et badines sur les ouvrages des savants etc. Bij de bewerking van een derde deel overviel hem de dood op 19 Augustus 1730; vier dagen later, 23 Augustus 1730, werd hij in de Kloosterkerk te 's Hage begravenGa naar voetnoot1). Janiçon nu heeft zoowel eene Hollandsche als eene Fransche Utrechtsche Courant uitgegeven. Slechts van de Hollandsche heb ik tot nog toe één nummer aangetroffen, dat op het Gemeente-archief te Utrecht voorhanden is, namelijk: IV. Utrechtse Courant. Maandag den 9. Juny 1721. Tot Utrecht by François Michiel Janiçon op het Bagynhof, alwaar deze Couranten werden uitgegeven, als mede by Melchior Charlois over 't Stadhuis; t' Amsterdam by Steenhouwer en Uitwerf, 's Hage by de Wed. Boucquet, Rotterdam by Jan Daniel Beman, en in andere Steden by de voornaamste Boekverkopers. 2 blz. kl. fol. in 2 kol., met het wapen der stad Utrecht tusschen twee klimmende leeuwen. Het is wel waarschijnlijk dat Janiçon bij zijne Hollandsche Courant de gewoonte heeft gevolgd zijner vakgenooten te Amsterdam, Haarlem, Leiden en 's Gravenhage, en dus zijn blad driemaal 's weeks, op Maandag, Woensdag en Vrijdag heeft uitgegeven; het eerste nummer van deze courant moet dan op Maandag 2 Juni 1721 zijn verschenen. Campo Weijerman, die weinig ongemoeid liet, schreef in den Amsterdamschen Argus van 2 Juli 1721, No. 4 (dl. IV, blz. 27, 28) omtrent Janiçon: ‘De Geest van den voorgaanden Utrechtschen Courantier, is, zo 't schynt, overgegaan in het lichaam van een Journalist, die op een Historischen trant, afgryslyk veel dingen verteld van ouwe lestent, en zeer mild is met beschimmeld nieuws, waar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit zeer veele sustineren, dat hem een zelve lot met den uitgedienden Maasmerkuur is beschoren, die zo 't my voorkoomt, een Correspondent heeft gehad, omtrent van een gelyk gehalte als dezen Autheur; die Argus aan zeer veel moeite helpt, en, zo 't my toeschynt, zal fatigueren, door een inutile lecture: 't is by naa of sommige nieuws schryvers een Oorlog voorzien; want om dat ze de koste in vredens tyd naauwlyks konnen goed maken, kan ik niet begrypen door wat andere oorzaak zy zich zelf zo veel moeite zouwden geven; niet denklyk zynde, dat ze als Argus, uit plaisir, al konden zy het voordeel misschen, zouwden continueren te schryven; maar elk zyn smaak en verkiezing; en alzo ik den schryver niet te wel ken, zal ik Vooroordeel buiten sluiten, en trachten hem uit zyne werken, en dien Leeuw aan zynen klaauw te leren kennen’. En dan verder op blz. 31: ‘De Utrechtsche Burgeren zyn al zo bequaam tot navale Kooplieden, als dezen Journalist tot Courantier, van welk volkje 'er mynes oordeels de helft te veel is; inzonderheit voor hen die niet belust zyn om de zelve tyding vyftien maal te herlezen’. Vlot ging het met de uitgave niet, want Janiçon zag zich genoodzaakt de Vroedschap om een subsidie voor de onkosten zijner Nederduitsche Courant aantespreken, welk subsidie, bestaande in eene som van 100 Gld., hem op 2 Februari 1722 werd toegestaan, maar alleen voor het loopende jaar, en onder voorwaarde dat hij voortging met het uitgeven der courantGa naar voetnoot1). De mogelijkheid van het tegendeel werd dus niet onwaarschijnlijk geacht, en zij die aldus dachten bleken de waarheid op hunne zijde te hebben. In de maand Mei 1723 toch wendde Janiçon zich met een verzoekschrift tot de Vroedschap, waarin hij de Utrechtsche regeering herinnerde, hoe hem op 2 Februari 1722 tot subsidie voor zijne onkosten ten behoeve der Nederduitsche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Courant eene som van 100 Gld. was toegestaan, maar tevens hoe hij, na die courant eenige maanden te hebben uitgegeven, genoodzaakt was geworden door de duizende guldens schade die hij leed de onderneming te laten varen; daarna had hij ‘op requisitie van de Bewinthebbers van de Provintiaale Compagnie’ op den 8sten Februari 1723 de courant weder beginnen uittegeven, maar om met zijne Fransche Courant te kunnen doorgaan, had hij inmiddels dezelfde correspondentie moeten onderhoudenGa naar voetnoot1), en bij gevolg dezelfde onkosten van briefport moeten betalen, en dat terwijl de opbrengst van beide couranten, ‘de Gratificatie van de Provintiaale Compagnie’ daaronder gerekend, op verre na niet de onkosten kon goedmaken. Vandaar dat hij verzocht dat hem de op 2 Februari 1722 toegestane subsidie zou worden uitgekeerd alsof er geen staking in de uitgave had plaats gehad; maar ook vroeg hij vrijheid te mogen hebben om zijne pakketten met couranten naar Amsterdam, 's Gravenhage en Rotterdam voor denzelfden prijs te frankeren als de boekverkoopers te Utrecht voor de Hollandsche couranten betaalden, want de postmeesters van gemelde steden eischten drie- of vierdubbeld port voor zijne pakketten; en evenzoo dat hem werd toegestaan om 5 of 6 vel van zijne couranten naar andere plaatsen zonder couvert ‘alleen met een bandje papier toegemaakt’ franco te zenden, totdat op elke plaats 10 vel werd gedebiteerd, om dan enkel port te betalen; eindelijk vroeg hij bij wijze van gunst om zijne couranten te mogen zenden aan de Finantiekamer, de Secretarie, enz., en aan de leden der Regeering die de Hollandsche couranten ontvingen, maar welke nieuwsbladen gewoonlijk eerst twee dagen later herhaalden wat in de zijne te lezen was. Wel heb ik op het Utrechtsch archief dit verzoek- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrift, dat op 10 Mei 1723 in handen werd gesteld van Gecommitteerden ter directie van Stads finantien, aangetroffen, maar niet de beschikking die er op werd genomen. Uit hetgeen verder volgt mag evenwel worden afgeleid dat aan menig bezwaar van Janiçon werd tegemoet gekomen. In zijne Bibliographie Historique et Critique de la Presse périodique Française, pag. 57, en ook in Les Gazettes de Hollande, pag. 168, aant., vermeldt Eugène Hatin ‘Le Nouvelliste sans fard, ou la gazette sans privilége. Cologne et Clèves, octobre 1723-27 avril 1725, 27 nos in 8o’, in de inleiding van welk blad gezegd wordt: ‘Il faut des priviléges pour manifester la vérité: privilége en France, privilége en Italie, mais privilége qui ne s'accorde pas plus aujourd'hui à Paris et à Rome que l'entrée du sérail à Constantinople. Cependant dire la vérité sans privilége, c'est s'exposer à perdre la liberté.... Malgré ces dangers évidents, j'ai toujours senti la même difficulté à me taire que le barbier de Midas.... Je ne suis ni pensionné ni privilégié pour mentir.... Je suis, à Cologne, dans une sécurité parfaite.... Le public doit donc s'attendre à n'apprendre de moi que des vérités, mais vérités sans fard, et, parcequ'elles seront dites sans privilége, elles n'en seront peut-être que plus certaines.... Je parlerai de tout, même des dix catégories d'Aristote, si l'occasion s'en présente: c'est tout dire’. In de Utrechtsche Vroedschaps Notulen van Maandag 8 November 1723, fol. 12v, vindt men daarentegen opgeteekend, hoe bij missive uit Den Haag aan Gecommitteerden tot de Posterij geklaagd werd over beleediging aangedaan in ‘zeker gedrukt papier ofte nieuwsschrift (te Utrecht), volgens opgeven, tweemael ter weeke uitkomende, zijnde geintituleert Le Nouvelliste sans fard ou la Gazette sans privilège, behelzende veele onwaere, aenstotelijke en injurieuse stellingen, reflectien over staetszaken, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en jegens de Hooge Regering dezer Landen, specialijk van Hollandt en Zeelandt’. Hiervan werden ter vergadering overgeleverd ‘vier vande voorsz papieren in de Fransche tael, de datis 13. 16. 20. en 27 Octob. 1723. en gelezen de overzetting van eenige ergerlijke en pasquilleuse periodes uit dezelve’. Uit het gelijktijdig uitgebracht rapport van Burgemeesteren bleek dat ze aanstonds Janiçon in verhoor hadden genomen, die eerst had voorgegeven dat die papieren hem van Amsterdam waren toegezonden door een' onbekende, en dat hij slechts eenige exemplaren had verzonden, met name naar Duitschland; maar op ‘nadere instantien en indicien’ was Janiçon er voor uitgekomen, dat die papieren gedrukt waren in zijn huis en op zijne drukkerij, en dat de schrijver er van was zeker Fransch Roomschgezind geestelijke, Des Maisons geheeten, die in de buurt zijner woning op het Bagijnhof woonde. De Vroedschap vond het geval zoo ernstig, dat aan Janiçon verboden werd couranten of nouvelles te verkoopen of te drukken, terwijl besloten werd om de bedoelde papieren te stellen in handen van den Hoofd-Officier, ten einde het recht van den lande jegens den courantier en zijnen medeplichtige te bewaren. Een maand later was de Vroedschap niet beter gestemd, want hare notulen van Maandag 6 December 1723, fol. 42, vertellen, dat op het request van Janiçon om ‘weder geadmitteert te worden tot het drukken en uitgeven vande Nederduitsche en fransche couranten, als voor dezen’, na ingewonnen rapport van Heeren Gecommitteerden tot de Posterij, eenparig afwijzend werd beschiktGa naar voetnoot1). Blijkt uit het medegedeelde duidelijk dat Le Nouvelliste sans fard niet geboren is te Keulen maar te Utrecht, even zeker is het dat dit nieuwsblad, dat in October 1723 optrad, een ander was dan de Fransche Utrechtsche Cou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rant van Janiçon die reeds sedert 1720 bestond, en waarvan, volgens Les Gazettes de Hollande pag. 168, de Biographie Universelle getuigt ‘que le public (la) distingua bientôt de la foule des écrits périodiques qui inondaient alors la Hollande’. In hetzelfde werk, pag. 86, zegt de Heer Hatin: ‘à une certaine époque on vit la Gazette d'Utrecht prendre les allures du pamphlet, visant à l'effet, au bruit; elle put réussir ainsi, comme je l'ai lu quelque part, à “amuser pendant un certain temps les oisifs par ses bavardages, sa gaieté et sa malignité”, mais elle fut bientôt obligée de rentrer dans le devoir, dans les convenances, et l'écrivain qui l'avait engagée dans ces voies périlleuses y perdit son privilége’. Misschien wel dat ook deze karakterschets tot den tijd van Janiçon moet worden gebracht, tenzij de schrijver het oog had op Des Essarts, den redacteur der courant in het jaar 1782.
In de Vroedschaps Notulen van Maandag 14 Februari 1724, fol. 79v, is opgeteekend, hoe de Vroedschap op het verzoek van Henry Philippe De Limiers, burger der stad Amsterdam, na ingewonnen rapport van Gecommitteerden tot de Posterij, ‘uit consideratie vande goede bequaemheden en voorzichtich gedragh vanden suppliant, in verscheide door hem geschreven en uitgegevene Historien van dezen tijdt, gehouden, denzelven (accordeert), als geschiedt bij deze, permissie en octroij tot het componeren, drukken en uitgeven alhier van een Nederduitsche en Fransche courant, met seclusie van allen anderen, en accordeert voorts bij deze de Vroetschap aen voorn. Suppliant, voor hem en zijne familie het Borgerrecht deser Stadt gratis, mits doende den Borgereedt, mitsgaders noch exemptie van het Familiegeld, en van tocht en wacht en wordt daerenboven voor dit Jaer aen denzelven tot support van zijne zwaere kosten in 't begin aan te wenden bij provisie geaccordeert een subsidie van 150. gulden’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naar men wil geboren op het einde der 17de eeuw binnen het gebied der Vereenigde Nederlanden, uit ouders die Frankrijk wegens geloofsvervolging hadden verlaten, legde Henri Philippe De Limiers zich toe op de beoefening der wetenschappen, zoodat hij doctor in de rechten, en lid van de Académie des Sciences et des Arts te Bologne is geworden. In 1717 was van zijne hand te Amsterdam uitgekomen de Histoire du règne de Louis XIV, où l'on trouve une recherche exacte des intrigues de cette cour, dans les principaux états de l'Europe, 7 vol. 12o, een arbeid dien De Limiers zich beroemde in zeven maanden te hebben geschreven; trouwens het werk bevatte, naar men zegt, slechts uittreksels uit couranten. In La Quintessence des Nouvelles van 19 Augustus 1720 is dan ook volgens Les Gazettes de Hollande, pag. 169, aant., gezegd: ‘Je dirai comme le singe: Du nouveau! Et où y en a-t-il? M. Arouet pille Racine... M. Limiers pille les gazettes, et, nous autres gazetiers, nous nous pillons les uns les autres: c'est la mode’. Toch werd die arbeid tweemaal herdrukt, in 1719 en 1720. Eene Fransche vertaling der comedies van Plautus leverde De Limiers in 1719, en in 1720 een Abrégé Chronologique de l'Histoire de France, sous les règnes de Louis XIII et de Louis XIV pour servir de suite à celui de Mezeray, welk kort begrip ook al bij herhaling werd herdrukt. In 1721 volgde zijne Histoire de Suède sous le règne de Charles XII, die in 1740 nog eens herdrukt werd, in 1723 zijne Histoire de l'Institut des Sciences et des Arts, établi à Bologne en 1712, en in 1724 zijne Annales de l'Histoire de la monarchie de France, depuis son établissement, avec les médailles depuis Pharamond, jusqu'à la majorité de Louis XV. Nog wordt op het jaar 1725 van hem vermeld Pierres antiques gravées, sur lesquelles les graveurs ont mis leurs noms, eene vertaling naar het Latijn van Philippus Stosch, terwijl ook Notes et remarques pour l'intelligence du poëme de Télémaque door sommigen aan hem worden toegeschreven, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Barbier hem medewerker noemt aan de Magna Bibliotheca ecclesiastica waarvan slechts één deel is verschenen. Of deze opgaven, ontleend aan de Nouvelle Biographie Générale de Hoefer en het Biographisch Woordenboek van Van der Aa, geheel juist zijn, mag worden betwijfeld. Bij Van der Aa wordt ook vermeld, dat De Limiers, die in 1728 overleedGa naar voetnoot1), in handschrift naliet: Histoire du temps, ou Mémoires de diverses Cours sur les matières les plus importantes de la politique, 6 vol. 4o, maar intusschen wordt dit werk reeds aangekondigd in de Fransche Leidsche Courant van Dinsdag 29 Mei 1725, No. 43. Van de Hollandsche Utrechtsche Courant van De Limiers ben ik geen enkel nummer, noch eenig bericht, op het spoor gekomen, waarschijnlijk omdat die onderneming nooit in gang is gebracht; van de Fransche Courant, al werd ze dan ook reeds vier jaren na hare geboorte door zijne weduwe en zoon, maar op naam van den vader, voortgezet, heb ik een en ander gezien. Zoo is Mr. L.E. Bosch te Utrecht in het bezit van: I. Supplement à la Gazette d'Utrecht, Du Jeudi 1er. Janvier 1728. Contenant une Recapitulation Generale des Evenemens de l'Année 1727. 4 blz. kl. 4o, zonder adres; zoo ook van: II. Gazette d'Utrecht. Avec Privilege. Du Lundi 4. (lees: 5) Janvier 1728. A Utrecht par le Sr. De Limiers sur le Vieux Canal. 4 blz. kl. 4o, in 2 kol., met het wapen der stad Utrecht tusschen twee klimmende leeuwen. Henri Philippe De Limiers, aan wien achtereenvolgens bij voortduring jaarlijks 150 Gld. subsidie was toegestaanGa naar voetnoot2), overleed evenwel in den loop | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het jaar 1728; toen nu zijne weduwe, Henriette Moreau, bij de Vroedschap aanzoek deed om in het aan haren man verleende octrooi en subsidie te worden bevestigd, moest de Vroedschap verklaren hoe het haar was gebleken dat het drukken der Utrechtsche couranten van weinig of geen nut was voor Stad en Posterij, reden waarom er van geen nieuw octrooi sprake kon zijn, maar wel om aan de weduwe voor de laatste maal bij wijze van gunst uittebetalen de 150 Gld. subsidie die in Februari 1729 zou vervallenGa naar voetnoot1). Van dat jaar 1729 vindt men op de Bibliotheek der Leidsche Hoogeschool, te midden der aldaar in handschrift voorhanden Praelect. Physic. de Meteoris van den Hoogleeraar P. Musschenbroek, twee nummers der Fransche Utrechtsche Courant, namelijk: LXII. Supplement à la Gazette d'Utrecht. Du Vendredi 5. Août 1729. A Utrecht par le Sr. H.P. de Limiers sur le Vieux Canal, 2 blz. kl. 4o, en: XCV. Gazette d'Utrecht. Avec Privilege de nos Seigneurs les Magistrats. Du Lundi 28. Novembre 1729. A Utrecht cet. cet. 4 blz. kl. 4o, in 2 kol., met een vignet voorstellende het gekroonde Utrechtsche schild vastgehouden door de faam en een tweede vrouwenbeeld. Vreemd is het zeker dat op dit nummer nog melding wordt gemaakt van een privilegie door den Magistraat verleend; aan die onwaarheid werd evenwel spoedig een einde gemaakt. In verschillende couranten tochGa naar voetnoot2) en met name in de Fransche Utrechtsche van Donderdag 15 December 1729 was niet alleen melding gemaakt van het tractaat tusschen Frankrijk, Groot-Brittannië en Spanje op 9 November 1729 te Seville gesloten, waar ook de Republiek was toegetreden, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar zelfs waren enkele artikelen uit dat tractaat medegedeeld. Zoowel ter Generaliteit als in de vergadering der Staten van Holland werd over het ongehoorde van die zaak gesproken, waarvan het gevolg was dat den 20sten December namens Haar Hoog Mog. aan de Staten van Utrecht werd geschreven met verzoek om voorziening en correctie van den courantier. Burgemeesteren van Utrecht van de grief hebbende kennis genomen, riepen aanstonds den jongen De Limiers, Henry François, voor zich, die niet aarzelde te verklaren, dat hij zijne mededeeling had ontleend aan de Fransche Leidsche Courant van Dinsdag 13 December, welk blad zelfs door hem werd overgelegd; doch met betrekking tot andere klachten tegen hem ingebracht door den Envoyé Extraordinaris van den Koning van Polen, Monsieur Brosse (de Brosz?), kon hij wel verklaren dat deze mededeelingen betroffen ontleend aan couranten uit Bern, Hamburg en andere steden, maar verzocht hij tijd om dit nauwkeurig nategaan. Daartoe werd hem alle gelegenheid geschonken, want de Vroedschap vond in het gebeurde aanleiding om De Limiers daags na Kersmis te gelasten met het drukken en uitgeven zijner couranten voorloopig niet doortegaan, want - zoo luidde het antwoord aan H.H.M. - ze verkeerden in de verwachting dat die van Holland hare courantiers insgelijks zouden corrigerenGa naar voetnoot1). Dat die verwachting werd teleurgesteld, vooral van den kant der stad Leiden, wier Gedeputeerden ter vergadering van Holland afschrift van de Utrechtsche missive verzochten ‘om daar op te verstaan de intentie van de Heeren haare Principaalen’, is niet twijfelachtig. De Wed. De Limiers, Henriette Moreau, was er met dat al ongelukkig aan toe: ze leed groote schade door het verbod harer courant, en op haar verzoek om die weder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te mogen uitgeven, waaraan was toegevoegd eene geschreven novelle en eene gedrukte courant, die beiden hare bronnen waren geweest voor de mededeelingen waarover de Envoyé van Polen had geklaagd, werd den 2den Januari 1730 besloten om voorloopig niet te beschikkenGa naar voetnoot1). Hierdoor niet afgeschrikt leverde ze acht dagen later nogmaals een ootmoedig verzoekschrift in bij de VroedschapGa naar voetnoot2), en wel met dit gunstig gevolg, dat toen hare beide verzoeken in handen werden gesteld van Burgemeesteren. Toch duurde het nog veertien dagen eer het verbod werd opgeheven, en toen dit op Maandag 23 Januari 1730 plaats had, geschiedde het onder voorwaarde dat voortaan in het hoofd der courant geen melding zou worden gemaakt van een door de Vroedschap verleend octrooi, privilegie of consentGa naar voetnoot3), eene voorwaarde waarbij aan de waarheid werd hulde gedaan. Aandacht verdient het, dat bij deze aanteekening in de notulen in margine uitdrukkelijk wordt gewag gemaakt van het weder uitgeven der Fransche Courant, want had de Wed. De Limiers destijds ook eene Hollandsche Utrechtsche Courant uitgegeven, dan zoude het verbod en het weder toestaan der uitgave natuurlijk ook haar hebben gegolden. Weinige maanden later was de Fransche Utrechtsche Courant ook betrokken in de klacht over zekere mededeeling betreffende een voorgenomen huwelijk der Keizerin van Moscovië met zekeren Prins Dolgorukki, over welke klacht reeds uitvoerig door mij is gehandeld in mijne studie over De Hollandsche Leidsche Courant, ter plaatse boven vermeld. Uit naam der Staten-Generaal werd over deze zaak aan de Staten van Utrecht geschreven die haar natuurlijk stelden in handen van de Utrechtsche regeering; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar welk gevolg het besluit had dat door de Utrechtsche Vroedschap werd genomen, om namelijk door eene commissie te doen onderzoeken, hoe dit geval en andere domestieke zaken van gelijken aard behoorden te worden behandeldGa naar voetnoot1), is mij niet gebleken. De oudste jaargang der Fransche Utrechtsche Courant door den Heer Hatin aangetroffen is die van het jaar 1734 voorhanden op de Bibliotheek van het Arsenaal te Parijs. Op het Gemeente-Archief te Utrecht evenwel is de geheele jaargang 1731 en het grootste gedeelte van 1732 te vinden. Slechts het allereerste nummer ontbreekt, want de reeks wordt geopend door: I. Supplement à la Gazette d'Utrecht, Du Mardi 2. Janvier 1731. A Utrecht par le Sr. H.P. de Limiers sur le Nouveau Canal. 2 blz. kl. 4o. Daarop volgt: No. II. Gazette d'Utrecht Du Jeudi 4. Janvier 1731. A Utrecht enz. enz. 4 blz. kl. 4o, in 2 kol. met het reeds vroeger beschreven vignet, terwijl de reeks eindigt met No. LXXXII, du Lundi 13 Octobre 1732, en het daarbij behoorend supplement van den volgenden dag, want de supplementen der Fransche Utrechtsche Courant, althans omtrent dezen tijd, verschenen meestal daags na de uitgifte van het hoofdblad, op Dinsdag en Vrijdag. In het Supplement van Dinsdag 19 Juni 1731, No. XLIX, werd de volgende mededeeling opgenomen: ‘On a publié dans quelques Gazettes étrangéres, la Pièce suivante de la Haye’. ‘Oüi le Rapport de Mrs. les Députez de la Province de Hollande, à l'Assemblée de L.H.P., au sujet de la communication faite aux Etats de cette Province, du Traité signé à Vienne, le 16. Mars dernier, entre S.M. Imp. & C., & le Roi de la G.B., auquel L.H.P. sont invitées d'accéder, comme Partie principale Contractantes; Il a été trouvé bon d'ordonner à Mr. le Baron de Torck & | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
autres Députez de L.H.P. pour les affaires Etrangéres, de conférer incessamment avec le Comte de Chesterfield, Ambassadeur Extraordinaire & Plénipotentiaire de S.M.B., auprès de L.H.P., sur les moyens les plus convenables à l'avantage de la République: Et en même tems L.H.P. ont résolu, d'écrire à S.M. Imp. & C., pour la remercier, dans les termes les plus reconnoissans, non seulement, de la communication du Traité susnommé; mais en méme tems pour la prier de regler, à l'occasion de la stipulation marquée dans ce Traité, touchant la compagnie d'Ostende, le tems auquel les Vaisseaux de cette Compagnie devront faire le voyage des Indes, & à peu près le tems de leur retour; dans lequel Port ils seront équipez & chargez, comme aussi la capacité des dits Vaisseaux & leurs qualitéz &c. Laquelle Proposition sera faite par Mrs. les Députez pour les affaires Etrangéres, au Comte de Sinzendorff, Envoyé Extraordinaire de S.M. Imp. & C. auprès de cet Etat, pour en donner, de son côté, avis à sa Cour’. ‘Et attendu que ledit Traité, qui d'un coté, en remettant les choses sur le pié stipulé par celui de Seville, tire l'Europe de cet Etat de perplexité ou Elle se trouve depuis l'année 1725, ne sauroit être que très-agréable à L.H.P., qui n'ont jamais cherché que le maintien de la Tranquillité générale, pour laquelle Elles seront toûjours portées à concourir de toute maniere, Elles déclarent, que leur Intention est d'approuver le contenu de cette Stipulation, & qu'Elles se préteront à la faire exécuter, selon sa forme & teneur. Deplus, L.H.P. ont résolu de faire en meme tems à S.M.I. & C. des Représentations touchant les affaires d'Oost-Frise, qu'Elles souhaiteroient être incessamment reglées à leur satisfaction, pour qu'il n'y ait plus à l'avenir aucun sujet de différend entre la République & S.M. Imp. & C., avec laquelle elle a intention de vivre en union, paix & intelligence. Lesdits Députez seront | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
encore chargez de conférer avec les Comtes de Chesterfield & de Sinzendorff, pour prendre, ensemble, les mesures les plus convenables touchant ces points & autres sujets à contestation: Et sera ladite Resolution communiquée aux Comtes de Chesterfield & de Sinzendorff, par deux Députez de L.H.P.’ Begrijpende dat deze mededeeling waarschijnlijk de aandacht zoude trekken, plaatste de courantier onder aan het supplement bij voorraad zijne verdediging in de volgende bewoordingen: ‘L'Auteur de cette Gazette, qui dans des circonstances fâcheuses & inséparables de la profession qu'il exerce, a si sensiblement éprouvé les effets de l'indulgence & de la bonté ordinaires de Leurs Hautes Puissances, auroit beaucoup à se reprôcher, s'il ne prevenoit les réflexions auxquelles pourroit donner lieu la liberté qu'il a osé prendre de publier la Résolution ci-dessus énoncée. Il ne l'a fait que pour satisfaire à l'empressement du Public, impatient d'être informé d'une Accession si nécessaire à la tranquillité de l'Europe, & au maintien de la sûreté commune. Si malgré la circonspection qu'il s'efforcera toujours d'observer, cette démarche pût être capable de la faire mettre en question, il déclare: Quelle ne doit point tirer à conséquence pour l'avenir, & que si désormais, il se trouvoit, de nouveau, dans des Gazettes étrangeres, des Extraits des Résolutions de Nos-Seigneurs les Etats-Généraux, il tâchera de distinguer celles qu'il pourroit publier, sans avoir le malheur de deplaire à Leurs-Hautes Puissances: Et dans des occurences si délicates, il se fera toûjours une gloire de suivre en tout les ordres supérieurs dont on voudra bien l'honorer’. Inderdaad trōk de gedane mededeeling de aandacht. Simon van Slingelandt, de Raadpensionaris, wees in de bijeenkomst der Staten van Holland van Donderdag 21 Juni 1731 de vergadering op bedoeld ‘gefabriceert Extract’ van de resolutie, die den 7den Juni ter Generaliteit zoude zijn genomen, welk extract gevonden werd in zekere Nou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
velles van den 9den Juni, die gezegd werden te Bern in Zwitserland te zijn gedrukt. En de vergadering, lettende op de gevaarlijke gevolgen van het openbaarmaken van Resolutiën van Staat door de couranten of andere nieuwspapieren zonder voorkennis van de Regeering, besloot, dat door de Gedeputeerden van Holland ter Generaliteit zoude worden verzocht, om aan de Staten van Utrecht te schrijven, dat de courantier over zijne roekelooze onderneming naar behooren werd gestraft, en de noodige maatregelen werden genomen om iets dergelijks voor het vervolg te voorkomenGa naar voetnoot1). Voorts is Mr. L.E. Bosch te Utrecht in het bezit van: No. XXV. Gazette d'Utrecht. Du Jeudi vingt-six Mars 1733, zonder adres; No. LVI. Gazette d'Utrecht. Du Lundi treize Juillet 1733. A Utrecht, par le Sr. H.P. de Limiers; en LVI. Supplement à la Gazette d'Utrecht, Du Mardi quatorze Juillet 1733. A Utrecht, enz. enz., allen in den reeds beschreven vorm. Aan het einde van de courant van Maandag 13 Juli 1733 leest men het volgende ‘Avis au Public’, waaruit blijkt dat er alweder over de courant was geklaagd. ‘Lorsque l'Auteur de cette Gazette, rapporta dans son dernier Supplément, l'execution faite du Gouverneur de l'Ile de Ceylan, il ne se proposoit d'autre but que de relever, par cet exemple de justice, celle de la Compagnie des Indes-Orientales de ce Païs. Il ne se seroit jamais avisé de croire, qu'on eût pû lui prêter à cet égard, des intentions aussi mauvaises que celles de vouloir diffamer une famille. C'est néanmoins ce que quelques personnes ont pensé. Sensible, comme il doit l'être à un reproche qui le touche, il se hâte de s'en justifier. Une conformité de noms, lui a fait commettre une méprise pûrement involontaire. Le sieur Vuyst est celui qui a été l'objet de la justice | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de la Compagnie, & non M. Versluys, qui est plein de vie. L'Auteur de cette Gazette n'a jamais tenu & ne tiendra jamais à deshonneur, de se retracter des abus qu'il pourroit commettre, & des fautes d'inadvertence où il pourroit tomber. Glorieux de la protection du Vénérable Magistrat d'Utrecht; ses soins, son attention, ses desirs les plus ardens, ne tendront qu'à se la conserver. Amateur de la Vérité, il s'attachera toûjours à la faire regner dans ses Ecrits. Ennemi de la calomnie, il ne les salira jamais par des personnalitez offensantes. Et Auteur de Gazette, il ne le sera jamais de Libelles’. Het was naar aanleiding van ik weet niet welk vergrijp dat Keizer Karel VI de Fransche Utrechtsche Courant verbood binnen de Oostenrijksche Nederlanden bij een ‘Placcaert verbiedende te ontfangen ende te lesen seker gedruckt geschrift, draegende voor tytel Gazette d'Utrecht’. - ‘Gegeven in onse Stadt van Brussel den 7. van Junius in 't jaer ons Heeren 1734’. Dit stuk, dat zoowel in het Hollandsch als in het Fransch te vinden is in de Plakkaten van Braband, dl. V, blz. 534-537, was van den volgenden inhoud: ‘Carel by der gratie Godts Rooms Keyser’ cet. cet. ‘Alsoo tot onse kennisse gecomen is door menighvuldige representatien ende clachten, datter in onse Steden ende Provincien van dese Nederlanden gedebiteert ende gedistribueert wordt tweemael ter weke een gedruckt schrift, draegende voor tytel Gazette d'Utrecht, waer van den genoemden H.P. de Limiers soude den Autheur wesen, ende dat, niettegenstaende de ordinaire Regels der welleventheyt ende sonder te considereren, dat de Wetten van alle redelijcke Natien van de wereldt hebben toegeeygent het respect aen de Souvereyne Princen, als oock aen de groote personagien van alle Staeten die sigh bevinden in eenen verheven stand, soo door hunne eygene meriten als door hunne geboorte, men geen aendacht en heeft in het voorsz. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrift voor persoonen het meest verheven in Digniteyt: Ende dat dese Gazette eerder te achten is voor een Lasterschrift als voor een getrouw ende onpartydigh verhael van 't gene datter geschiedt, ende van de voorvallen die in de wereldt passerenGa naar voetnoot1): soo dat de treffelijcke Luyden ende namentlijck onse goede ende getrouwe Ondersaeten daer van ten hooghsten geschandaliseert ende ontsticht zyn; ende willende beletten den voortganck van dit schandael, te meer om dat alle schimpachtige ende lasterachtige schriften, 't zy dat sy sonder naem ofte met naem van den Autheur in het licht comen, van alle tyden verboden hebben geweest in dese Landen door onse Edicten, ende door de gene van onse glorieuse Voorsaeten op seer strenge straffen, ende dat het behoort, dat het selven geplogenGa naar voetnoot2) wordt in alle wel geregelde Landen: Wy hebben (ter deliberatie van onse seer-lieve ende seer-beminde Suster Maria Elisabeth - onse Lieutenante ende Gouvernante Generaele van onse Nederlanden) verboden ende verbieden aen alle Directeurs der Post-Comptoiren, Boeck-verkoopers, Caffetiers, Herbergiers, ende generaelijck aen alle andere wie die mochten wesen, van t'ontfangen ofte te doen komen, gemeyn te maecken, ende te lesen te geven, eenigh exemplaire van de voorsz. Utrechtsche Gazette van welcke gewesten die mogen komen, misgaeders aen alle Couriers, Postillons, Boden, Voerlieden ende andere die inne-te-brengen ende inne-te-voeren in onse voorsz. Provincien, alles op pene van dry hondert guldens voor d'eerste reyse, van ses hondert voor de tweede reyse, ende van eeuwigh | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bannissement uyt onse voorsz. Staeten voor de derde: de voorsz. amenden te verdeelen een derde t'onsen behoeven, een ander derde aen den Officier doende het exploict, ende het derde voor den Aenbrenger, ende ten opsichte van de gene die niet en sullen hebben om de voorseyde amenden te betaelen, op pene van arbitraire straffe, welcke penen oock sullen zyn tot laste van de gene, de welcke hun sullen verstouten de voorsz. Gazette te lesen: Ende om te voorkomen, dat niemandt sigh soude connen verschoonen onder den deckmantel van eenige daer van ontfangen te hebben tegen synen wille, als hem zynde toegesonden onder enveloppe oft couvert sonder synen voorigen wete, Wy willen ende ordonneren, dat de gene, die eenige alsoo sullen hebben ontfangen, sullen gehouden zyn op de selve penen ende amenden de selve soo aenstonts, sonder die aen andere gemeyn te maecken, te draegen aen den Officier principael van de Plaetse, ofte aen de Fiscaelen van onse Raeden in de Steden alwaer onse voorsz. Raeden zyn opgerecht, om by de voorsz. Fiscaelen ofte Officieren, aen de welcke sy sullen zyn ter handt gestelt, gedaen te worden de devoiren van hunne ampten’. Cet. Cet. Gedurende veertien maanden werd de hand gehouden aan dit verbod. Toen verscheen een ‘Placcaert toelaetende het lesen ende distribueren van d'Uytrechtsche Gazette’. - ‘Gegeven in onse Stadt van Brussel den 20. Augusti in 't jaer ons Heeren 1735’, waarin het volgende werd bekend gemaakt (zie t.a.p. blz. 539-540): ‘Carel by der gratie Godts Rooms Keyser’ cet. cet. ‘Rapport gehadt hebbende van de Requeste van N.Ga naar voetnoot1) de Limiers Gazettier van Uytrecht, Ons biddende om de redenen ende op de conditien in de selve begrepen van te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wederroepen Ons verbodt van den 7. Junii 1734. ende toe te laeten, dat d'Uytrechtsche Gazette soude uytgereyckt ende gelesen worden in dese Landen; Wy, gunstige achtingh nemende op het versoeck van den Suppliant, hebben (ter deliberatie van onse seer-lieve ende seer-beminde Suster Maria Elisabeth - Gouvernante Generaele van onse Nederlanden) toegelaeten, gelijck Wy toelaeten mits desen, dat, niettegenstaende het voorsz. verbodt, de voorsz. Uytrechtsche Gazette gelesen ende gedistribueert wordt in dese Landen, op conditie dat den Suppliant voldoet aen de conditien begrepen in syne Requeste, alles by provisie ende by forme van proeve’. De verzending der Fransche Utrechtsche Courant naar Braband is een punt geweest, dat ruim een jaar later aanleiding gaf tot eene regeling tusschen de Utrechtsche Posterij en de Wed. De Limiers, hierin bestaande, dat de Vroedschap toestond, dat het pakket couranten voor Braband bestemd met de post mocht worden medegegeven tegen betaling van 20 Ducatons of 63 Gld. in het jaarGa naar voetnoot1). Die regeling heeft stand gehouden tot op het jaar 1741, toen aan het accoord, dat de Utrechtsche Posterij met den Postmeester Six te Amsterdam loopende had, een einde was gekomen, waarom dan ook aan H.F. De Limiers over gemeld jaar slechts acht maanden, of 42 Gld., voor dat vervoer werden in rekening gebracht. Henry François De Limiers verlangde evenwel sterk naar eene nieuwe regeling, zooals blijkt aan het slot van een verzoekschrift door hem op 12 Maart 1742 bij de Vroedschap ingediend. In dit stuk wees hij er op, hoe de Vroedschap op 14 Februari 1724 aan zijnen vader octrooi had verleend voor het uitgeven der Fransche Utrechtsche Courant; hoe sedert zijn vader in 1728 overleden was, het samenstellen der courant door hem was waargenomen zonder octrooi, alleen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder gunstige tolerantie van de Vroedschap; dat hoe sterk hij ook had gewenscht in gemeld octrooi te worden bevestigd, hij zulks niet had durven te verzoekenGa naar voetnoot1) voordat hij, bij vermeerdering van jaren, toegenomen bekwaamheid en voortdurende toewijding, in staat was op zoo iets aanspraak te maken; dat hij thans begreep dit verzoek te kunnen doen, en daarom aanzoek deed om Octrooi en Privilegie te krijgen voor de Fransche Utrechtsche Courant met uitsluiting van alle anderen, en om evenals zijn vader van zoodanig privilegie melding te mogen maken in het hoofd zijner courant; een en ander zoude hem in staat stellen om aan zijne correspondentie meer uitbreiding te geven, zijne courant door zekere en onpartijdige mededeelingen in aanzien te doen stijgen, en zijne groote onkosten goed te maken; daartegenover beloofde hij in alles zich ordelijk te zullen gedragen, en verklaarde zich bereid om in plaats van de 63 Gld. die hij vroeger voor de verzending van zijne pakketten naar Braband had moeten betalen, 100 Gld. te storten, wanneer de Vroedschap slechts goed zou vinden om een nieuw reglement op dat stuk te maken, iets waarnaar hij zeer verlangde. Ongelukkig voor De Limiers kwam van een nieuw reglement niets in, terwijl zijne aanvraag om octrooi voorloopig in advies werd gehoudenGa naar voetnoot2). En dat voorloopig aanhouden van de aanvraag om octrooi heeft ongeveer tien jaren geduurd. Want eerst den 29sten November 1751 werd, op een nieuw verzoek van De Limiers om octrooi te verkrijgen, aan hem toegestaan om | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan het hoofd zijner couranten de woorden ‘Met Privilegie’ te plaatsen. Gelijktijdig kwam de verzending naar Braband weder ter sprake, waarin De Limiers sedert 1741 buiten het Postkantoor om voor eigen rekening had voorzien, welke toestand nu werd bestendigd; maar daarentegen werd hem opgelegd om met 1 Januari 1752 voor de verzending zijner brieven binnenslands jaarlijks eene recognitie van 100 Gld. te betalen, welke som na den dood zijner moeder zoude worden verdubbeldGa naar voetnoot1). De Heer Hatin, die te Parijs op de Bibliotheken van het Arsenaal, Sainte-Geneviève en Impériale de jaargangen 1734-1787 van de Fransche Utrechtsche Courant kon raadplegen, zegt dan ook, na vermeld te hebben dat in het adres van den jaargang 1750 de woonplaats van De Limiers ‘sur la place de Saint-Jean’ wordt opgegeven, omtrent de courant: ‘En 1751, le 21 décembre, elle ajoute à son titre, qui est orné déjà des armes de la ville: “Avec privilége exlusif”’. Het stedelijk wapen had intusschen reeds veel vroeger het boven beschreven vignet vervangen, want te midden van den jaargang 1748 der Haarlemsche Courant bij de firma Joh. Enschedé & Zonen heb ik aangetroffen: Num. LI. Gazette d'Utrecht. Du Lundi 24. Juin, 1748, zonder adres, maar met het Utrechtsche schild tusschen twee klimmende leeuwen. In het Supplement van de Fransche Utrechtsche Courant van Vrijdag 11 Januari 1754 was onder de berichten uit Brussel het volgende medegedeeld: ‘On apprend de Louvain que par les pluyes continuelles qu'il a fait depuis quelques tems; Les eaux du Canal y etoient si considerablement accrues qu'elles avoient endommagé et causé l'affaissement de la principale Ecluse’. Dit bericht omtrent het verzakken der sluis in het kanaal bij Leuven stond de regeering dier stad weinig aan. Bij een schrijven, in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Hollandsch opgesteld, van 24 Januari 1754, verklaarden Burgemeesteren, Schepenen en Raad aan de Utrechtsche regeering vast te gelooven, dat de courantier bedoeld bericht had van een' correspondent, die waarschijnlijk tot de mededeeling was aangespoord door een hunner benijders, met het doel om de pas ontloken scheepvaart, tot groot nadeel hunner stad, te belasteren; ze verzochten door tusschenkomst der Utrechtsche regeering te mogen weten hoe de courantier aan dat bericht was gekomen, en stelden er prijs op dat het zoude worden herroepen in het belang van kooplieden en schippers. Terstond kon evenwel niet aan hun verzoek worden voldaan, want De Limiers had op dat oogenblik de kinderziekte, en voorloopig moesten ze zich tevreden stellen met het antwoord, dat de Vroedschap de zaak had in handen gesteld van Burgemeesteren. Eerst acht weken later, Maandag 1 April, rapporteerden deze, dat De Limiers had verklaard het bedoelde bericht zonder eenig kwaad voornemen te hebben opgenomen, en dat hij het zoo spoedig mogelijk zou herroepen, aan welk voornemen hij reeds had gevolg gegeven; verder dat hij een' brief van verontschuldiging aan de Regeering van Leuven had opgesteld. En toen nu de Vroedschap van dat schrijven kennis genomen en zich met den inhoud vereenigd had, werd er besloten om nog dienzelfden avond den brief per post naar Leuven te verzendenGa naar voetnoot1). Van den jaargang 1755 is Mr. L.E. Bosch in het bezit van: Num. LII. Gazette d'Utrecht. Avec Privilege Exclusif. Du Lundi 30. Juin, 1755; zonder adres, waarschijnlijk wegens gemis aan plaats, met het Utrechtsche schild tusschen twee klimmende leeuwen. Jammer maar dat dit nummer niet een dergenen is die in dit jaar aanleiding | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot klachten gaven. De Resolutiën der Staten-Generaal van Vrijdag 30 Mei 1755, blz. 321, en die der Staten van Holland van Vrijdag 13 Juni 1755, blz. 722, toch deelen mede, hoe de Heer van Wassenaar, H.H.M. Ambassadeur aan het Hof van Spanje den 12den Mei 1755 uit Antigola een schrijven richtte aan den Griffier Fagel, waarbij hij kennis gaf, dat in het Supplement van de Fransche Utrechtsche Courant van 25 April onder het opschrift: ‘Extract van een Brief van Madrid’, te vinden was ‘een fautif en verciert Articul’ van zijne missive aan H.H.M., dd. 31 Maart. Die brief in ‘cavalliere styl’ opgesteld had te Aranjuez de aandacht getrokken, en de Minister Wall, die zich, gelijk het heette, anders om geen kleinigheden bekommerde, had den Gezant zijne verwondering te kennen gegeven over de licentie der Hollandsche Courantiers, zoowel bij deze als vorige gelegenheden. Het kwam den Heer Van Wassenaar voor, dat het te Madrid pleizier zou doen, als de Hollandsche Courantiers in het vervolg bij hunne mededeelingen uit Madrid wat meer omzichtig te werk gingen, zoowel bij het noemen van Ministers als bij de verspreiding van nieuwsberichten die volstrekt onwaar waren, en hij hoopte dat H.H.M. de noodige orders daartoe zouden uitvaardigen. In de Staten-Generaal werd dan ook begrepen, dat aangezien dagelijks en van alle kanten meer en meer klachten inkwamen van buitenlandsche hoven over de licentie der courantiers, die zich nu zelfs niet meer ontzagen om in hunne couranten gebruik te maken van de brieven door de Gezanten aan haar gericht, het noodig was om de Gedeputeerden van Holland, Utrecht, en Stad en Lande te verzoeken om in hunne gewesten te bewerken, dat voldoende orders zouden worden uitgevaardigd ten einde te voorkomen, dat passages voor buitenlandsche hoven aanstootelijk, en brieven van gezanten, 't zij geheel 't zij gedeeltelijk, in strijd met de bestaande plakkaten, in de nieuwspapieren werden opge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen. Bij Holland werd de zaak op Vrijdag 13 Juni 1755 commissoriaal gemaakt. Evenzoo wordt door de Resolutiën der Staten-Generaal van Maandag 25 Augustus 1755, blz. 481, en die der Staten van Holland van Vrijdag 29 Augustus 1755, blz. 995, medegedeeld hoe (Hendrik) Hop, H.H.M. Extraordinaris Envoyé aan het Hof van Groot-Brittannië den 22sten Augustus aan den Griffier Fagel schreef, dat de Secretaris van Staat, Ridder Robinson, hem had gezegd met groote verwondering in de Fransche Utrechtsche Courant van Maandag 11 Augustus, en in de Suite des Nouvelles d'Amsterdam van Dinsdag 12 Augustus, te hebben gevonden een afschrift van zekeren brief, door hem op order van hooger hand den 30sten Juni gericht aan de Gouverneurs van Gibraltar en Port Mahon, waarvan de inhoud strekte om te bewerken dat aan den eisch van H.H.M. werd voldaan, dat geen Algerijnsche oorlogschepen in gemelde havens zouden worden in bescherming genomen of toegelaten. Het openbaar maken van dien brief, waarvan de Gezant den 1sten Augustus een afschrift aan H.H.M. had gezonden, meende Ridder Robinson kon nadeelige gevolgen hebben zoowel voor de Britsche Kroon als voor de Staten-Generaal, omdat nu van Fransche zijde pogingen zouden worden in het werk gesteld om de Algerijnsche regeering tegen Engeland optehitsen, en bij haar verbittering optewekken tegen de Republiek. Tegelijkertijd had hij den Gezant zijn ongenoegen te kennen gegeven over de licentie der courantiers, en hem te verstaan gegeven dat deze daarvoor dienden te worden bestraft, want dat de gevolgen wel eens konden zijn, dat men in het vervolg zeer omzichtig zou wezen met hem dergelijke stukken medetedeelen. Daarom vestigden dan ook de Staten-Generaal de aandacht van Heeren Gedeputeerden van Holland en van Utrecht op het gebeurde. Bij Holland werd wel is waar de zaak als naar gewoonte commissoriaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemaakt, maar toch werd bij voorraad goedgevonden om Burgemeesteren en Regeerders van die steden waar couranten werden uitgegeven, en Gecommitteerde Raden voor zooverre Den Haag betrof, te verzoeken om de courantiers voor zich te ontbieden en hen ernstig te gelasten, dat ze zich zorgvuldig zouden onthouden om in hunne couranten, onder wat naam of voorwendsel ook optenemen Propositiën, Brieven, Resolutiën, Rapporten, Memoriën, of andere acten van Staat, want dat zij die hiermede in strijd zouden handelen, zonder conniventie zouden worden gecorrigeerd, en naar den inhoud der plakkaten op het rigoureuste gestraftGa naar voetnoot1). Van eene derde klacht tegen de courant in ditzelfde jaar maken de Resolutiën der Staten-Generaal van Dinsdag 18 November 1755, blz. 646, melding. De Heer Lestevenon van Berkenrode namelijk, H.H.M. Ambassadeur te Parijs, beklaagde zich in een schrijven van den 13den November, dat de vrijheid die sommige Nederlandsche Courantiers zich nu en dan veroorloofden, soms zeer onaangenaam kon zijn voor H.H.M. Ministers bij buitenlandsche hoven. Zoo had de mededeeling in het Supplement der Fransche Utrechtsche Courant van Vrijdag 7 November, onder de berichten uit Den Haag, alsof hij om zijne terugroeping had verzocht, aanleiding gegeven tot vele onaangename gesprekken en redeneringen, die altijd, maar vooral in de toenmalige tijdsomstandigheden beter waren dat vermeden werden; waarom hij verzocht dat door de Staten-Generaal maatregelen zouden worden genomen om te voorkomen, dat in het vervolg dergelijke ongegronde tijdingen betreffende zijn persoon werden verspreid. Natuurlijk werd de zaak in handen gesteld van Heeren Gedeputeerden van Utrecht. Eenige jaren geleden kwam de Bibliotheek der Leidsche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoogeschool door aankoop in het bezit eener uit Italië afkomstige reeks couranten, loopende van 22 December 1722 tot 28 December 1759, waaraan op den rug der banden de naam Gazette di Olanda was gegeven. Met uitzondering van de jaargangen 1756 en 1758, die uit Fransche Utrechtsche Couranten bestaan, zijn het allen Fransche Amsterdamsche Couranten. Beide genoemde jaargangen zijn echter niet te versmaden overblijfselen, vooral ook omdat er zoowel in 1756 als in 1758 klachten over de courant inkwamen. Zoo gaf het volgende bericht voorkomende in Num. VII, du Vendredi 23 Janvier 1756, blz. 3, kol. 2, onder de mededeelingen uit Parijs van 16 Januari, aanstoot. ‘*Les auteurs ou distributeurs des prétendues Loteries de Gemen & de Werth, qui ont cherché à en introduire les Billets dans ce Royaume, ignorent sans doute la sêverité des mesures que l'on prend en France pour prévenir cet abus, sur tout depuis l'Arrêt du Conseil rendu le 7. Avril 1752, à l'occasion de la fausse Loterie de Kaldenbroeck. Apparemment qu'ils ne sont pas mieux instruits des ordres que Mr. le Controlleur-Général des Finances a réitérez à cet égard, depuis que l'on a découvert l'année dernière, que des étrangers dont on connoit bien les noms, ont osé introduire en France des Plans & des Billets d'une Loterie avérée fausse & de pûre friponnerie, sous le nom de Loterie de Groenstein: Mais les gens qui se mélent d'un pareil métier, feront plus d'attention au danger qu'ils courent pour leurs personnes, quand ils sauront, que les Auteurs & les Facteurs de cette derniere Loterie, (quoiqu'en Païs de Liberté), sont obligez de se tenir cachez depuis que l'on a commencé d'instruire leur procès dans le lieu même de leur résidence & du délit, par l'intérét qu'ont les Souverains de se préter mutuellement les secours de la Justice, pour arrêter de pareils brigandages, & préserver leurs sujets, de l'imposture & de la séduction’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘NB. Beaucoup de Plans & de Billets, qui ont été saisis, se trouvent sous le nom de van Wessem & Compagnie, on fait aussi à ce sujet les perquisitions nécessaires pour tarir la source des abus qui résultent de ces sortes de Loteries. On n'ignore pas ici la nature des moyens qui se mettent en oeuvre pour obtenir de prétendûs Octrois en faveur de ces Loteries, sous des noms qui en imposent à la crédulité publique’. Naar aanleiding toch van deze mededeeling ontvingen Burgemeesteren van Utrecht eenen nog voorhanden, in 't Hollandsch geschreven, brief van Z.E. Frederik Karel, Rijksgraaf van Limburg en regeerend Graaf te Gemen, dd. 10 Februari 1756, waarin bedoelde mededeeling eene ‘odieuse en alsins laesive periode’ werd genoemd zoowel voor Z.E., als voor den persoon van Johannes Van Wessem, voor welke beleediging op schitterende wijze herstel van eer werd verzocht. Welke uitkomst een verhoor van De Limiers opleverde, blijkt in de Vroedschaps Notulen eerst zes weken later, wanneer eene klacht der regeering van Wehrt, dd. 18 Maart, over dezelfde zaak inkomt, en de opmerking uitlokt, dat de courantier het bericht had ontleend aan de Fransche Amsterdamsche Courant van 20 Januari 1756. Z.E. Frederik Karel had intusschen reeds den 24sten Februari de Utrechtsche regeering bedankt voor hare bemoeiingen ‘met verseeckeringh van reciproque dienstvaardigheijdt in alle voorkomende gelegentheeden’Ga naar voetnoot1). Het volgende bericht voorkomende in Num. LXXXIII, du Jeudi 14 Octobre 1756, onder de rubriek ‘Païs-Bas’ als mededeeling ‘De Gand le 9. Octobre’, lokte alweder eene klacht uit. ‘Les troupes Allemandes, qui sont dans ce pais, doivent, à ce qu'on assûre, se mettre en marche le 15. de ce mois, pour aller joindre l'Armée de l'Impératrice-Reine en Boheme. Afin de remplir le vuide que | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
causera leur absence, les Députez de la Province de Flandres partirent hier pour se rendre à Bruxelles, où ils sont allez proposer & présenter la levée de 10 mille hommes de Milices, suivant les différens projets formez à ce sujet par le Chevalier Vilain XIV. Bourguemaître de cette Ville, & en indiquant les moyens nécessaires pour subvenir à leur entretien. On ne doute pas, que ce grand zèle ne soit suivi par les autres Provinces’. De Heer Van Haren, H.H.M. Gedeputeerde bij Z.H. Prins Karel van Lotharingen, Gouverneur-Generaal der Oostenrijksche Nederlanden, werd den 19den October over dit bericht, dat ook in het Supplement van de Fransche Amsterdamsche Courant van 15 October voorkwam, aangesproken door een' Gedeputeerde uit de Staten van Vlaanderen, die verklaard had dat gemelde staten bedoeld bericht ‘niet met stilswygen konden passeeren, maar waar van sy de malitie en haatelijckheyd aan haar Hoogh Mogende moesten bekent maacken. Dat de insinuatie van het opreghten van Militie alleen diende, om te doen manqueeren de Propositie die haare Majesteyt de Keyserinne Koninginne hadde gedaan van een don gratuit, en dat het selve don gratuit oock effectif gemanqueert soude hebben, soo de verspreydingh aght daagen was laater geschied. Dat light te begrypen was, welck een saack van aangeleegentheyd sulcks was in een tyd als deese, waar in haare Majesteyt met soo swaaren oorlogh overvallen was, en alle haare resources moest in het werck stellen’; waarom hij verzocht, dat de Staten-Generaal zouden bewerken, dat de schrijvers van gemelde couranten den naam zouden bekend maken van hem, die hun zulk eene valsche tijding met opzet had verschaft. Aanstonds voldeed de Heer Van Haren aan dit verlangen, waarop ook door den Graaf Van Cobentzel was aangedrongen, door de grief ter kennis te brengen van de Staten-Generaal, waar de zaak in handen werd gesteld van de Gedeputeerden van Holland en van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht, en van Gedeputeerden tot de Buitenlandsche Zaken. Maar ook nu schijnt De Limiers in geen moeielijkheden te zijn gekomenGa naar voetnoot1). Van het jaar 1756 is nog eene klacht bekend betreffende Num. LXXXII, du Lundi 11 Octobre 1756, waar op blz. 2, kol. 2, was medegedeeld zeker schrijven van den te Dresden resideerenden Pruissischen Gezant De Malzahn, gericht aan zijne collega's aldaar, aangaande den slag bij Lowoschitz in Boheme, waar de Oostenrijkers op 1 October waren geslagen. Bij missive van den 22sten October beklaagde de Heer Calkoen, Minister Plenipotentiaris van den Staat te Dresden, zich bij de Staten-Generaal, dat hij het door hem ontvangen schrijven ‘van woord tot woord’ in gemelde courant had teruggevonden, naar aanleiding waarvan hij verzocht dat aan de courantiers zoude worden verboden het opnemen van ‘Brieven of Conversatien’, en aan hun bevolen zich te ‘contenteeren met de tydingen te relateeren in andere bewoordingen of ten minste andere phrases’. De Staten-Generaal verzochten dientengevolge de Gedeputeerden van Holland, van Utrecht, en van Stad en Lande, als zijnde de gewesten waar toen couranten uitkwamenGa naar voetnoot2), om het hunne te doen, dat aan de courantiers zou worden verboden om brieven van de Ministers van den Staat, of uittreksels daaruit in hunne bladen optenemen, een verlangen toen evenmin voor de eerste als voor de laatste maal geuitGa naar voetnoot3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dezelfde Heer Calkoen beklaagde zich, blijkens de Resolutiën der Staten-Generaal van Maandag 24 Januari 1757, blz. 39, in een schrijven, dd. Dresden 16 Januari, bij de Staten-Generaal ‘dat, dewyl hem onbekent was uyt wat reeden den Courantier van Utreght hem nu en dan in zyn Courant apostropheerde, hy daar tegens niet anders konde doen, dan te versoecken, dat aan gemelden Courantier mochte worden geinsinueert, dat hy sigh onthield van diergelijcke publicatien te doen, als nu wederom in desselfs Gazette van den vyfden deeser geinsereert waaren’. Natuurlijk werd de grief door die van Utrecht overgenomen; met welk gevolg is mij niet bekend. Meer dreigend was de inhoud der missive van den Ambassadeur te Parijs, den Heer Lestevenon van Berkenrode, dd. 3 Februari 1757, waarbij deze aan de Staten-Generaal kennis gaf, hoe men hem twee dagen te voren had medegedeeld ‘dat den Heere Graave d'Affry ordre had ontfangen om sigh te beklaagen over de Amsterdamsche en Utreghtsche Courantiers, en om te declareeren, dat by aldien sy continueerden om soo vry te schryven als gedaan hadden, over saaken die hooghstgedaghte Koninghryck quaamen aan te gaan, der selver Couranten te Parys souden verbooden worden’. Ook nu werd de klacht in handen gesteld van Gedeputeerden van Holland en van Utrecht, maar deze kregen tevens het verzoek om te bewerken, dat gemelde courantiers zich voortaan zouden wachten om zaken medetedeelen waardoor aan vreemde mogendheden ongenoegen werd gegeven, ten einde te voorkomen de voortdurende klachten die dagelijks bij de Staten-Generaal inkwamenGa naar voetnoot1). Buiten de Staten-Generaal om, naar 't schijnt, kwam de volgende klacht bij de Utrechtsche regeering in. In de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gazette d'Utrecht van 24 Mei 1757 was namelijk dit bericht opgenomen. ‘De Breme, le 17. Mai. La Regence de cette Ville a reçu une Lettre requisitoriale de l'Empereur, pour accorder le passage à un Corps de Trouppes Francoises, dans le cas où les dispositions de l'Armée auxiliaire de l'Imperatrice-Reine obligeroient de faire avancer des detachemens de ce côté-ci. La même requisition concerne l'établissement d'un Magazin pour ces Trouppes, au cas qu'elles fussent dans la nécessité d'y en former un. Ces deux demandes ont mis la Regence dans l'embarras, à cause de la repugnance qu'elle a de se prèter à des choses qui lui paroitroient contraires à son devoir et à sa fidelité envers le Roi de la Grande-Bretagne’. Bij eene in het Hollandsch geschreven, nog voorhanden, missive dd. 1 Juni 1757, beklaagden ‘Burgemeesters en Raad des heiligen Ryks Stad Bremen’ zich over die mededeeling; de geheele inhoud was verdicht ‘en slegts door een quaadaardig en tegen hun en hunne tot dus verre geconserveerde vrijheyd neydig en veneijnig gemoed ter quaader trouwe uytgestrooijt geworden, om was het moogelyk het Keyzerlyke Hoff door die middele en weegen tot sulke gedoenten t'induceeren en overtehaalen’. Niet zonder reden vermoedde men dat de autheur van dit kwaadaardig uitstrooisel binnen Bremen woonachtig was, in welk geval er Burgemeesteren veel aan gelegen was om hem loon naar werken te doen verkrijgen, en daarom verzochten ze dat De Limiers zou worden afgevraagd hoe hij aan bedoeld bericht was gekomen, en genoodzaakt worden om het oorspronkelijk stuk overtegeven en het te herroepen. Wel blijktGa naar voetnoot1) dat De Limiers in het verhoor kwam, niet dat hem ernstige moeielijkheden werden berokkend. Het waren waarschijnlijk al die klachten die de Gazette d'Utrecht in den roep hebben gebracht van te zijn geweest | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘la plus mauvaise de toutes celles qui paraissaient en Hollande’Ga naar voetnoot1). Ik voor mij acht die uitspraak ongewettigd: de vermelde klachten hadden geheel hetzelfde karakter als die tegen andere nieuwspapieren, en ik zou veeleer genegen zijn te beweren, dat al die grieven bewijzen hoe de Gazette d'Utrecht veel gelezen en overal verspreid was. De Baron de Bielfeld is dan ook tot eene geheel andere uitspraak gekomen en verklaarde: ‘les gazettes de la Haye, de Leide, d'Amsterdam, d'Utrecht sont aujourd'hui les meilleures du monde’; terwijl J. Demogeot, sprekende van de beteekenis die aan de verschillende door Beaumarchais gevoerde processen moet worden gehecht, melding maakt van de ‘curiosité de l'Europe que les gazettes d'Utrecht et de la Haye entretenaient jour par jour des péripéties de l'action’Ga naar voetnoot2). Zooals hierboven is medegedeeld, had Henri François De Limiers in den winter van 1754 aan de kinderziekte geleden, en het komt mij voor dat hij de gevolgen dier kwaadaardige ongesteldheid nooit goed is te boven gekomen. Vier jaren later toch was zijn gezicht dermate verzwakt, dat hij daarin aanleiding vond om zijne werkzaamheid als courantier aan een ander overtedragen, en wel aan zekeren Etienne Elie Peuch, die hem voor het aanwijzen van correspondenten en het overnemen van materialen de niet onbelangrijke som van 10,000 Gld. betaalde. Maar om evenals De Limiers begunstigd te worden met het octrooi of privilegie tot het drukken der courant met uitsluiting van alle anderen, was eene beschikking der Vroedschap noodig. Vandaar dat beiden zich den 27sten Februari 1758 met een verzoekschrift wendden tot de Regeering van Utrecht, waarbij De Limiers de vergunning vroeg om het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan hem verleende privilegie aan Peuch te mogen overdragen, die zich bereid verklaarde om voor dat privilegie jaarlijks aan de stad 200 Gld. te betalen, terwijl De Limiers uit erkentenis en dankbaarheid aanbood om aan een der armenkamers 100 Ducaten te vereeren; Peuch nam verder aan om de courant en het supplement in 't vervolg te laten bezorgen bij Heeren Burgemeesteren en Gecommitteerden tot de Posterij, ook de afgegane, alsmede aan de Secretarie van de Politie en het Gerecht. De Oud-Burgemeester Verborcht en de Heer Daunis, Gecommitteerde tot de Posterij, in wier handen het verzoekschrift werd gesteld, brachten op Maandag 20 Maart 1758 gunstig rapport uit, onder de mededeeling nogtans dat zij Peuch hadden doen verstaan, dat zijne recognitie van 200 Gld. na verloop van drie jaren met 100 Gld. zou worden verhoogd, iets waarmede deze had genoegen genomen. En toen nu dit rapport acht dagen ter Secretarie van de Politie had ‘voorgelegen’, verleende de Vroedschap op Dinsdag 28 Maart 1758 de verlangde vergunning, waarbij nader aangewezen werd dat het geschenk van 100 Gouden Ducaten door De Limiers beloofd, voor de parochie-scholen der stad zoude worden bestemdGa naar voetnoot1). Het duurde intusschen tot de maand Juli eer de courant op Etienne Elie Peuch overging. Aan het slot van het Supplement van Vrijdag 30 Juni 1758 nam Henri François De Limiers zijn afscheid van het publiek in de volgende bewoordingen: ‘L'Auteur de cette Gazette termine aujourd'hui l'occupation à laquelle il a été attaché depuis l'année 1728, & prend congé du Publiç. Il se sentiroit extrêmement flatté, s'il avoit pû remplir ce travail d'une maniere qui eût répondu toûjours également à la satisfaction de ses lecteurs. Le peu d'éten- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duë de ses lumières & la médiocrité de ses talens paroissent avoir été les principales causes auxquelles il doive attribuer de n'y avoir pas mieux réüssi. Sa Gazette n'a pas laissé de parvenir à un dégré de succès qui a surpassé de beaucoup son attente. Il ne peut donc qu'être penêtré de la plus vive reconnoissance pour ceux qui ont bien voulu traiter cet Ouvrage avec indulgence, & en excuser les dêfauts, inséparables de la précipitation d'un travail où le tems nécessaire pour bien discerner la vêrité des faits manque assez ordinairement’. ‘Si de bonnes intentions, si l'envie de contenter, avoient suffi pour lui assûrer une entière approbation, peut-être fût-il parvenu à la mériter: Mais les bonnes intentions sont souvent infructueuses, quand elles ont à combattre le préjugé, & quand un auteur, avec les peines qu'il se donne pour informer exactement le Public des événemens du tems, se voit encore obligé de lutter contre les effets de la prévention. Dès lors l'émulation, qui, dans un Ouvrage de cette nature, a besoin d'être encouragée, commence à languir; & un Ecrivain, pour peu qu'il soit sensible à l'honneur, n'est qu'imparfaitement consolé par le gain’. ‘Si l'intérêt avoit été le seul motif qui eût animé l'auteur, il auroit borné sa satisfaction au profit que lui rapportoit un débit considérable; mais il falloit quelque-chose de plus pour la remplir. Elle auroit dû n'être pas traversée par des reproches mal-fondez, ni par l'injustice de certaine Imputation assez connuë. Quelque sujet qu'il ait eu de s'en plaindre, il préfere de garder le silence sur cet article, plûtôt que d'entrer dans une explication qui le meneroit trop loin. Il ne pourroit s'y engager, sans mettre au jour toute la fausseté des conséquences du principe sur lequel portoit cette imputation; comme si les variations d'idées que la différence des tems fait naître devoient être la regle du respect qu'un Ecrivain doit aux Puissances, & comme si les réserves que la bienséance prescrit devoient être taxées de partialité dès-qu'elles déplaisent à un certain ordre de lecteurs. Sur ce pied-là, un auteur de Gazette devra moins consulter la vérité, que les passions de ceux aux- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quels il aspirera de plaire. Tout particulier même, qui ne voudra pas asservir son opinion à des jugemens outrez, passera pour mauvais Citoyen...... L'Auteur s'arrête. Il sent, qu'il tomberoit dans l'inconvénient qu'il veut éviter; qu'il passeroit les bornes qu'il s'est prescrites, & qu'il courroit risque de donner dans l'aigreur. Elle doit être bannie d'une circonstance où la gratitude est le seul sentiment qui doive prévaloir. Il y revient donc, en témoignant sa sensibilité pour l'indulgence dont on a usé à l'égard de son stile, & pour la bonté qu'on a euë d'en excuser les imperfections. Un Ecrivain François s'en garantit difficilement en païs étranger’. ‘L'auteur craindroit d'avoir quelque reproche à se faire, s'il négligeoit d'exprimer ici les sentimens dont il est rempli envers le Vénérable Magistrat d'Utrecht. Le prix des bienfaits qu'il en a reçûs & de la protection qu'il en a éprouvée, est trop profondément gravé dans sa mémoire, pour que le souvenir puisse s'en effacer. Il sera toûjours égal à l'étenduë de sa reconnoissance’. ‘Il ne lui reste plus que de souhaiter à celui qui prend sa place dans ce genre d'occupation, des succes qui rêpondent aux efforts qu'il fera pour rendre sa Gazette de plus en plus digne de l'attention & de l'empressement du Public. Il lui souhaitte en particulier des suffrages qui ne soient jamais traversez par l'envie, par la jalousie, ou par l'injustice’. Geen woord hier van de bittere lichamelijke ramp die hem getroffen had, maar eene opgave van redenen die duister is en blijft. Want ik betwijfel of het aan de ‘SaumaisesGa naar voetnoot1) de la localité’, van wie de Heer Hatin, blz. 170, de oplossing van het raadsel verwacht, gelukken zal nu nog die ‘imputation assez connue’ aantewijzen.
Het adres van Num. LIII. Du Mardi 4. Juillet, 1758, werd nu: A Utrecht, chez le Sieur Etienne-Elie Peuch, sur | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
le Ganse-Markt, en aan het slot van het Supplement van dienzelfden dag las men: ‘N.B. Le Public est averti, que cette Gazette continuera d'être imprimée sur le même format & avec les mêmes caractères. Elle se distribuera au même prix que ci devant’. Ook de arbeid van Peuch lokte al spoedig klachten uit. In het Supplement van Num. C., du Vendredi 15 Decembre 1758, toch kwam het volgende bericht voor: ‘De Paris le 8. Décembre. Les dernieres lettres de Madrid annoncent la maladie du Roi (Ferdinand VI) comme incurable. Elles ajoutent que l'on s'y disposoit déjà à nommer pour successeur au Thrône le Roi des Deux-Siciles (Karel III), dont on se proposoit même de réunir les Etats à la Monarchie d'Espagne contre la téneur du Traité d'Utrecht.’ De Heer Van Wassenaar, H.H.M. Ambassadeur aan het Hof van Spanje, die in Mei 1755 reeds eenmaal zijn ongenoegen had te kennen gegeven over de Fransche Utrechtsche Courant, schreef den 1sten Januari 1759 uit Madrid aan den Griffier Fagel, hoe de Minister Wall hem had verklaard, dat tot nog toe door alle courantiers over de ziekte van den Koning in eerbiedige bewoordingen was gesproken, maar dat alles wat de Utrechtsche Courantier had gezegd omtrent schikkingen te Madrid gemaakt betreffende het uitroepen van den Koning van Napels, voorbarig en zonder eenigen grond was; hoe het hem voorkwam dat gemelde Minister gaarne zoude zien, dat de courantiers werden gewaarschuwd om zich voortaan met betrekking tot de ziekte van den Koning zoo weinig mogelijk uittelaten, en in de meest eerbiedige bewoordingen over hem te spreken. De Gedeputeerden van Holland en van Utrecht namen in de zitting der Staten-Generaal van Vrijdag 19 Januari 1759 afschrift van de missive, terwijl hun werd aanbevolen om te bewerken, dat in hunne gewesten geen aanstootelijke periodes voor vreemde mogendheden in de couranten zouden worden opgenomen, en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de ziekte van Koning Ferdinand VI onaangeroerd zou wordenGa naar voetnoot1). Ruim twee en een half jaar later gaf dezelfde Ambassadeur in een schrijven, dd. Madrid 13 Juli 1761, aan H.H.M. kennis ‘dat men aldaar het raisonnement van de Utrechtsche Courantier, in het Articul van het vervolgh van de Brieven van Madrid van den ses en twintigsten Mey, staande in het Supplement van sijn Courant van den neegentienden Juny deeses jaars, even onvriendelijck als aanstootelijck voor de Spaansche Natie had gevonden’. Wel was de Heer Van Wassenaar nog niet door den Minister Wall over de zaak aangesproken toen hij zijne missive opstelde, maar hij begreep dat dit weldra zou plaats vinden, en dan wenschte hij hem te kunnen antwoorden, dat hij de zaak reeds ter kennis had gebracht van de Staten-Generaal. Het gevolg was, dat H.H.M. in de zitting van Dinsdag 4 Augustus 1761 den aanwezigen Gedeputeerde van Utrecht verzochten ‘om sigh op het voorschreeve raisonnement - te willen informeeren’, en te bewerken dat de Fransche Utrechtsche Courantier verhinderd werd passages in zijne courant optenemen die aan vreemde mogendheden ongenoegen gavenGa naar voetnoot2). Ook H.H.M. Ambassadeur bij het Fransche Hof, de Heer Lestevenon van Berkenrode, die reeds éénmaal in Februari 1757 over de Gazette d'Utrecht had geklaagd, schreef den 8sten Juli 1762 uit Parijs, dat Graaf De Choiseul, na uit Den Haag inlichtingen te hebben gekregen betreffende zeker artikel, dd. Parijs 18 Juni, opgenomen in de Fransche Utrechtsche Courant van 24 Juni, hem twee dagen te voren daarover had aangesproken en verzocht om aan de Staten-Generaal kennis te geven, hoe | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeer men te Parijs ‘over die soo indecente en ongehoorde manier van schryven gebelght was, niet twyffelende of haar Hoogh Mogende souden selve dies aangaande met indignatie aangedaan zyn’, zoodat hij van hunne rechtvaardigheid verwachtte dat de Staten van Utrecht hunnen courantier naar verdiensten zouden straffen, daar er anders groote kans bestond dat het debiet der courant binnen Frankrijk zou worden verboden. De Staten-Generaal begrepen in hunne bijeenkomst van 13 Juli 1762 de klacht ter kennis te moeten brengen van de Staten van Utrecht, en dezen te verzoeken den courantier te doen bestraffen en hem te noodzaken de bedoelde mededeeling te herroepen. Dit had dan ook plaats. De Staten van Utrecht toch, die op het eerste gerucht dat er weder over de courant was geklaagd, reeds bedacht waren geweest op middelen om den courantier hun ongenoegen te betoonen, riepen Peuch voor zich, hielden hem de onvoorzichtigheid waaraan hij zich toen en vroeger had schuldig gemaakt ernstig voor oogen, en gelastten hem in zijne eerstvolgende courant zijn leedwezen in behoorlijke termen te betuigen. Reeds den 17den Juli zonden de Staten van Utrecht bericht naar Den Haag van hetgeen door hen was gedaan, onder verklaring dat ze altijd ‘alle licentien van Courantiers en andere Schryvers’ ten ernstigste afkeurden, en weldra kreeg de Heer Lestevenon kennis van een en ander in de verwachting dat men er te Parijs genoegen mede zou nemenGa naar voetnoot1). Na ruim zeven jaren van het hem verleende privilegie te hebben gebruik gemaakt, begreep Etienne Elie Peuch dat het van belang was zekerheid te hebben, dat bij zijn overlijden het privilegie zou overgaan op zijnen zoon Claude Isaac Peuch. Daarom leverde hij den 11den November 1765 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij de Vroedschap een verzoekschrift in, waarbij hij zich ook na zijnen dood van de werking van bedoeld privilegie trachtte te verzekeren. Het rapport door Heeren Gecommitteerden tot de Posterij op dit request uitgebracht luidde gunstig, en nadat het veertien dagen ter Secretarie van de Politie had voorgelegen, stond de Vroedschap op Maandag 20 Januari 1766 het verzoek toe, zoodat de zoon na het overlijden van zijnen vader op dezelfde voorwaarden als deze het werk der courant kon voortzetten. Voor de hem verleende gunst stelde hij 100 Gouden Dukaten ter beschikking van de stad, die bij eene nadere resolutie van 17 Februari 1766 voor de stads Parochie-scholen werden bestemdGa naar voetnoot1). Het juiste tijdstip wanneer Claude Isaac Peuch zijnen vader opvolgde kan ik niet aanwijzen, maar op het Supplement van Num. LXXV van de Gazette d'Utrecht du Vendredi 18 Septembre 1767, door mij gezien, luidt het adres reeds: A Utrecht, par le Sr. & Mtre Claude-Isaac Peuch, sur le Ganze-Markt. In de maand Augustus van het jaar 1771 was het alweder de Heer Lestevenon van Berkenrode die zich over de Gazette d'Utrecht beklaagde. In eene missive aan de Staten-Generaal gericht, dd. Compiègne 18 Augustus 1771, berichtte gemelde Ambassadeur, hoe de Hertog d'Aiguillon hem dienzelfden ochtend op het ‘lever’ van den Koning had aangesproken over zekere mededeeling uit Parijs van den 5den Augustus voorkomende in de Fransche Utrechtsche Courant van den 12den dier maand, waarover de Dauphin uiterst gebelgd was, en hoe de Hertog had te kennen gegeven dat de courantier wegens zijne impertinentie verdiende te worden gestraft; de Ambassadeur voegde hieraan toe, dat het hem voorkwam, dat de courantier zich op eene zeer onbehoorlijke manier was te buiten gegaan, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dergelijke wijze van schrijven in eene publieke courant ten eenenmale onwelvoegelijk en onbetamelijk was, waaruit onaangenaamheden konden voortspruiten, zoodat het te wenschen was dat een ernstig voorbeeld werd gesteld, waarvoor te meer reden was, daar de courantier zich reeds verscheiden malen aan zoo iets had schuldig gemaakt. En aan dat verlangen werd ditmaal gevolg gegeven. De Gedeputeerde van Utrecht, die de zaak overnam, zorgde dat de klacht onmiddelijk bij de Utrechtsche Vroedschap in behandeling werd genomen, en nu bleef het niet bij eene sterke afkeuring van de gepleegde licentie en een bevel tot herroeping, maar de Vroedschap verbood, als bewijs van haar ongenoegen, aan Peuch het drukken zijner couranten totdat hij aan het Fransche Hof behoorlijk voldoening zou hebben gegeven. Dit verbod werd uitgesproken op Vrijdag 30 Augustus 1771; doch eer drie weken waren verloopen had de Heer Lestevenon reeds bericht gezonden, dat de vaardige executie van Peuch groot genoegen had gedaan aan het Fransche Hof, maar dat Mevrouw de Dauphine voor hem in de bres was gesprongen en verklaard had, dat het haar hoogst aangenaam zoude zijn wanneer Peuch zijne vrijheid van handelen weer terugkreeg. Alle bezwaar was nu uit den weg geruimd, en onder de ernstige vermaning om in het vervolg voorzichtiger te schrijven en zorg te dragen, dat geen gegronde klachten tegen hem konden worden ingebracht, werd reeds op Donderdag 19 September 1771 wederom aan Peuch het drukken zijner courant toegestaanGa naar voetnoot1). Uit een diplomatiek oogpunt is het volgende zeker niet onaardig. De Heer (Hendrik) Hop, H.H.M. Minister | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plenipotentiaris bij Z.H. Prins Karel van Lotharingen, als Gouverneur-Generaal van de Oostenrijksche Nederlanden, deelde namelijk in een schrijven aan de Staten-Generaal gericht, dd. Brussel 9 December 1773, mede, hoe de Nuntius hem eenige dagen te voren had gezegd, dat de Pauselijke Secretaris van Staat, Kardinaal Pallavicini, hem, Nuntius, gelast had pogingen aan te wenden om voldoening te verkrijgen voor zeker artikel in de Fransche Utrechtsche Courant van den 4den October, dat beleedigend voor den Paus was; hoe hij daarop den Nuntius had duidelijk gemaakt, dat aan dat verlangen moeielijk kon worden gevolg gegeven, daar er geen betrekkingen bestonden tusschen H.H.M. en den Paus als hoofd van de kerk, eene opmerking waarvan de juistheid niet was betwist, maar die de tegenverklaring had uitgelokt, dat het geval eene zaak van beleefdheid gold, en dat, als de courantier genoodzaakt werd slechts eenigermate zijne woorden intetrekken, de Paus niet zou nalaten daarvoor zeer erkentelijk te zijn; groote Heeren waren zoo iets aan elkander verschuldigd, had de Nuntius gezegd, en hij had zoo nadrukkelijk last ontvangen om voldoening te vragen, dat hij den Heer Hop andermaal op het allervriendelijkst had verzocht de zaak ter kennis te brengen van de Staten-Generaal. Deze stelden op Maandag 13 December 1773 haar in handen van Gedeputeerden van Utrecht, zonder nogtans aantedringen op eenige voldoening of bestraffingGa naar voetnoot1). Ongeveer zes jaren verliepen eer er weder over de Gazette d'Utrecht werd geklaagd. Toen was het evenwel de Graaf De St. Saphorin, Extraordinaris Envoyé van Z.M. den Koning van Denemarken, die zich bij den Heer Fagel, den Griffier der Staten-Generaal, beklaagde over de volgende mededeeling, die in de Gazette d'Utrecht No. 91, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
du Jeudi 11 Novembre 1779, onder de berichten ‘de Paris du 5 Novembre’ voorkwam. ‘On a été étonné ici d'ap prendre, que la Cour de Dannemarc a fait restituer a l'Angleterre les deux prises, que l'Escadre de Paul Jones avoit fait, et qu'elle avoit conduit en Norwege, on presume que ce n'a été que pour faire oublier au Roi d'Angleterre le traitement qu'on a fait essuijer a sa soeur’Ga naar voetnoot1). Fagel gaf van de zaak kennis aan de Gedeputeerden van Utrecht, en verzocht hen ‘met voorkennisse van Zijn Doorl: Hoogheid’, dat het geval op dezelfde wijze zou worden behandeld als in 1771 toen namens het Fransche Hof over de courant was geklaagd. Een der Gedeputeerden, de Heer Wieling, die bovendien Raad was der stad Utrecht, schreef toen den 12den November uit Den Haag aan de Utrechtsche Vroedschap wat er verlangd werd, en aan dat verlangen werd daags daaraanvolgende, Zaterdag 13 November 1779 door de Vroedschap voldaan: het drukken der courant werd aan Peuch verboden totdat hij behoorlijk voldoening zou hebben gegeven aan het Deensche Hof. Drie weken verliepen, toen in den morgen van Zondag 5 December Graaf De St. Saphorin bij den Heer Fagel belet vroeg, en hem op het middag-uur kwam mededeelen, dat hij uit naam van zijnen meester, den Deenschen Koning, diens tevredenheid kwam betuigen over de wijze waarop men met den Utrechtschen Courantier was te werk gegaan, dat de Koning volkomen voldoening had erlangd, en hem nu had gelast voor Peuch tusschenbeiden te komen, terwijl het aangenaam zou wezen wanneer de courantier de volgende door hem opgestelde zinsnede aan het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoofd van zijne eerst uittegeven courant opnam; Z.H., wien hij ook zijne opwachting was gaan maken, had hieraan ook zijne hooge goedkeuring geschonken. Fagel zond onmiddelijk bericht van het plaats gehad hebbende onderhoud aan den Heer Wieling, en deze op zijne beurt aan de Utrechtsche Vroedschap, die toen in de gelegenheid was om Peuch op St. Nicolaasdag wederom het uitgeven zijner courant toetestaan. Aan het hoofd van het toen eerst uitgegeven nummer moet het volgende zijn te lezen: ‘Utrecht le 6 Decembre 1779’.
‘S.M. le Roi de Dannemarc aijant bien voulu agréer la satisfaction, donnée par l'auteur de la presente gazette, et permettant a Son envoyé Extraorde auprès de LL: HH: PPces d'interceder pour que sa punition soit terminée, Nos illustres et respectables Magistrats viennent de lui permettre de recommencer le cours de cette gazette interrompue par leur ordre’. Peuch had intusschen geen geringe schade geleden door het stilstaan zijner onderneming gedurende den tijd van drie weken; vandaar zijn verzoek acht dagen later, Maandag 13 December 1779, bij de Vroedschap ingediend, om aan elke courant of supplement die weldra zouden worden uitgegeven, telkens een der niet verschenen couranten of supplementen te mogen toevoegen, of wel zooveel meer als hij in gereedheid zou hebben, onder aanbod ‘van aan het hoofd des uitkomende Supplements, zeker - natuurlijk niet het zooeven reeds medegedeelde - Artikel bij hem overgegeven te zullen stellen’; en dit verzoek werd toegestaanGa naar voetnoot1). Alle deze klachten, niet alleen tegen de Fransche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrechtsche Courant, maar tegen zoovele andere couranten ingebracht, maakten dat de Staten van Utrecht op maatregelen bedacht werden, om den verregaanden en steeds toenemenden moedwil tegen te gaan ‘van in Couranten en andere gedrukte Geschriften opentlyk bekent te maken niet alleen de Memorien, welke door buitenlandsche Gezanten van deesen Staat werden gepresenteert, en aan de Afgezanten van de Republicq buiten 's Lands werden gesonden, maar ook de Resolutien door de bysondere Provincien over de gewigtige saaken van den Staat ter Vergaderinge van haar Hoog Mog. ingebragt, voor dat de gesaamentlyke Bondgenooten van die Resolutien eene legale kennisse hadden gehad, immers daar over behoorlyk gedelibereert konden hebben; ja selfs te publiceeren de onderscheide begrippen en gedagten door bysondere Leeden van de hooge Regeeringe in de bysondere Staatsvergaderingen geuit’; redenen waarom zij ‘in overweging genomen hebbende, aan de eene zyde, de blykbaarheid van de weinige oplettentheid die 'er betragt werd voor de vereischte geheimhouding van 's Lands saeken, en aan de andere zyde, de schadelyke gevolgen welke daar uit voor de Republicq, vooral in deese haggelyke tyden te vreesen’ waren, hunne Gedeputeerden ter Generaliteit machtigden voortestellen ‘of het niet hoogstnodig soude zyn, dat gemelde licentie voor het vervolg efficacieuslyk werde geweerd, en dat soo veel doenlyk de hoognodige geheimhouding van 's Lands saaken sorgvuldig werde in agt genoomen’. Deze voordracht in de bijeenkomst der Staten-Generaal van Dinsdag 11 April 1780 (Resol. blz. 275) gedaan, vond dadelijk ondersteuning bij Gelderland, Overijssel en Stad en Lande; Friesland legde eene gelijke verklaring af in de zitting van Maandag 24 April 1780 (Resol. blz. 342), en Zeeland evenzoo op Donderdag 27 April 1780 (Resol. blz. 361). Maar of wegens Holland, waar de zaak werd in handen gesteld van de Ridderschap, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gecommitteerden tot het Groot Besogne, en Gecommitteerde RadenGa naar voetnoot1), eene dergelijke verklaring is afgelegd, betwijfel ik. In Februari 1782 kwam Utrecht wederom met een voorstel tot beteugeling der courantiers voor den dagGa naar voetnoot2), waarop in Januari 1783, Juni 1784 en Februari 1785 telkens, alhoewel te vergeefs, werd teruggekomenGa naar voetnoot3). Vrij duidelijk is het dat de Fransche Utrechtsche Courant haren besten tijd heeft gehad onder de leiding van Henry Philippe De Limiers, den vader, en Henry François De Limiers, den zoon, en misschien ook nog onder het bestuur van Etienne Elie Peuch, den vader. Maar onder Claude Isaac Peuch, die, gelijk later zal blijken, sedert October 1773 ook nog de zorg voor de Nederduitsche Utrechtsche Courant had op zich genomen, ging de Gazette d'Utrecht, ten gevolge van welke oorzaken ook, meer en meer achteruit. In de maand Juli 1781 was het eindelijk zoover gekomen, dat Peuch, zonder eenige orde of schikking omtrent zijne zaken en het schrijven der courant te hebben gemaakt, de stad Utrecht verliet. Toen kwam het Gerecht tusschenbeiden en stelde tot sequesters in zijnen boedel aan den Advocaat Mr. Anthony Du Cloux, in de Heerenstraat, en den Notaris en Procureur Jan Klemme, in de ZuilenstraatGa naar voetnoot4). Hun eerste werk was bij de Vroedschap ‘continuatie van affaire’ te verzoeken, en op die aanvraag werd Maandag 30 Juli 1781Ga naar voetnoot5) gunstig beschikt, maar zóó dat toch bepaald werd, dat van de te ontvangen gelden eerst zouden worden afgenomen alle on- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kosten van correspondentie enz., en de noodige bedragen voor recognitie en uitkeeringenGa naar voetnoot1), zoowel achterstallige als toekomende, terwijl dan het overschot zou kunnen komen ten goede van hen die eenig recht op den boedel deden gelden. Voor de beide zusters van Peuch was het gebeurde een hard geval! Haar vader had indertijd bijna zijn gansche vermogen besteed om in het bezit te komen van de Gazette d'Utrecht en van het daarvoor verleend octrooi, en tot dusverre hadden zij haar tijdelijk onderhoud en bestaan mede gevonden in de zaak door haren broeder gedreven. Toen de sequesters met het in orde brengen van den boedel eindelijk zoover waren gevorderd, dat aan eene liquidatie kon worden gedacht, dienden ze in vereeniging met beide zusters den 5den November 1781 bij de Vroedschap het verzoek in, om te worden gemachtigd tot den verkoop, aan den meestbiedende, van het recht tot het schrijven en debiteeren van de Fransche Utrechtsche Courant met het daaraan verbonden octrooi of privilegie exclusif. Die bijeenvoeging van courant en privilegie vond evenwel bij Burgemeesteren bestrijding, en terecht. Bedoeld privilegie toch was een geheel personeel recht, en geenszins, zooals de supplianten het deden voorkomen, een effect behoorende tot den boedel. Het gebeurde in 1758, toen voor de overdracht van het privilegie het verlof der Vroedschap noodig was geacht, strekte ten bewijs, dat het privilegie nooit een zakelijk eigendom van De Limiers was geweest, maar slechts eene personeele vergunning die niet langer dan zijn leven zou hebben gestrekt, wanneer hij tot zijn' dood de courant had bestuurd: Claude Isaac Peuch had dan ook, bij het overlijden van zijnen vader, niet meer verkregen dan een personeel recht om met uitsluiting van alle anderen eene Fransche Utrechtsche Courant te mogen schrijven en uitgeven, welk recht | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nu door hem was geabandonneerd, en daardoor ter beschikking van de Vroedschap gekomen. Ofschoon een en ander onloochenbaar vaststond, konden Burgemeesteren niet ontveinzen dat de zaak uiterst hard was voor de beide zusters, en ze stelden daarom aan de Vroedschap voor om de gevraagde machtiging te verleenen ‘uit pure gratie om singuliere redenen in dit particuliere geval, en daarom ook in 't vervolg in gene consequentie zou mogen getrokken worden’. Verder waren Burgemeesteren van meening, dat de overdracht van het privilegie niet, zooals de supplianten voorstelden, behoorde te geschieden ten overstaan van Heeren Schout en Pandverkoopers van het Gerecht, maar bij inschrijving door middel van verzegelde billetten, en dat de namen der drie hoogste inschrijvers door de sequesters aan Burgemeesteren moesten worden opgegeven, om aan de Vroedschap te worden voorgedragen, die zich het recht moest voorbehouden zoowel om den hoogsten als laagsten inschrijver te kiezen, als om het geheele drietal aftewijzen. Ook vonden Burgemeesteren het geraden, dat in de voorwaarden van verkoop, behalve de ordinaris conditiën en de jaarlijksche recognitie aan de Thesaurie overeenkomstig de vergunning van 28 Maart 1758, behoorde te worden gestipuleerd, dat de nieuwe courantier zou moeten erkennen ten allen tijde te staan onder de correctie van de Vroedschap met betrekking tot hetgeen hij schreef en de manier waarop hij zulks deed, op straffe van óf geschorst, óf wel voor goed weggezonden te worden, onder intrekking van het privilegie, als hij geen gehoor gaf aan de vermaning. Eene erkentenis voor het verlof tot overdracht van het privilegie, tot een bedrag van 100 Gouden Dukaten, zooals door den jongen De Limiers en door E.E. Peuch was uitgekeerd, meenden Burgemeesteren, kon wegens den slechten staat van den boedel van den afwezige, en den behoeftigen toestand waarin diens zusters verkeerden, ditmaal worden wegge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laten. Opmerking verdient het, dat Burgemeesteren aan het slot van hun rapport op het ingediende verzoek, waaraan het bovenstaande is ontleend, moesten erkennen dat hunne goede gezindheid ten opzichte der zusters Peuch, minder uit edele aandrift van medelijden dan wel uit eigenbelang voortsproot. Wat toch was het geval? Werd het privilegie naar streng recht vacant verklaard en aan een ander gegund, ofschoon onder voorbehoud eener jaarlijksche uitkeering aan het ongelukkige zusterpaar gedurende haar geheele leven, dan zou het bedrag dier uitkeering kwalijk kunnen begroot worden, voordat het bekend was hoeveel de onderneming jaarlijks lijden kon, hetgeen, met het oog op het discrediet waarin de courant was geraakt en haar gering vertier, zeker zeer onbeduidend zou zijn, in welke omstandigheid de zusters gereede aanleiding konden vinden om een jaarlijksch toevoegsel als levensonderhoud van de Vroedschap te vragen. Nu was de Vroedschap eens vooral van de zaak af, zonder dat haar een mogelijk min voordeelige uitslag van den verkoop kon worden geweten; maar bij eene jaarlijksche uitkeering kon zij, in geval van wanbetaling of afsterven van den nieuwen courantier, wel eens worden lastig gevallen om met haar gezag tusschenbeiden te komen. Ook zou in den bestaanden toestand voor de gunning van het privilegie niet veel te bedingen zijn, omdat de hoofdzaak voor eenen nieuwen courantier gelegen was in het verkrijgen der opgave van correspondenties en debiet, en in het bezit van de drukpers, de letters, en al hetgeen verder tot het drukken eener courant behoorde, waarover de Vroedschap niet had te beschikken. Eindelijk stelden Burgemeesteren voor, om, als de Vroedschap zich met een en ander kon vereenigen, het publiek van het vacant zijn van het privilegie te verwittigen door het plaatsen van de volgende advertentie in de onderscheidene nieuwspapieren: ‘Alzo 't privilegie tot 't schrijven en debiteeren van de Nederduitsche en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransche Utrechtsche Couranten eerlang staat te vaceeren, wordt een iegelijk daar toe genegenheid hebbende geadverteerd, dat de conditien van de Nederduitsche courant te zien zijn ter Secretarije van de policie der zelver Stad, en die van de Fransche courant ten comptoiren van den Advocaat Anthonij du Cloux, wonende in de Heerenstraat en van den Notaris en Procureur Jan Klemme, wonende in de Zuilenstraat binnen Utrecht’. In deze advertentie werd door Burgemeesteren ook melding gemaakt van de Nederduitsche Courant, ofschoon zij omtrent haar nog geen advies hadden kunnen uitbrengen, omdat het jaar ten einde liep en het noodig was om het publiek met den toestand bekend te maken. Daar het evenwel te duchten was, dat men in dien korten tijd niet slagen zou met het vinden van nieuwe courantiers, hadden Burgemeesteren de voorzorg genomen om aan Advocaat Du Cloux en aan Procureur Klemme voortestellen, dat zij nog drie maanden zouden voortgaan met het uitgeven der Utrechtsche Couranten, hetgeen door hen werd aangenomenGa naar voetnoot1). Acht dagen lag het rapport van Burgemeesteren voor de leden van de Vroedschap ter lezing op de Secretarie van de Politie. Toen vereenigde de Vroedschap zich op Maandag 26 November 1781 in alles met het rapportGa naar voetnoot2), en verscheen de reeds medegedeelde advertentie in de couranten, gelijk onder anderen aan het hoofd der Utrechtsche Courant van Vrijdag 7 December 1781, No. 148. Voor de Fransche Courant deed zich slechts één liefhebber op, zekere Alexander Etienne Des Essarts, die ingeschreven had voor de som van 2000 Gld., welke inschrijving, door Heeren sequesters gesteund, ten gevolge had dat aan genoemden persoon door de Vroedschap op Maan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dag 18 Februari 1782 het privilegie werd verleend tegen den 1sten April daaraanvolgendeGa naar voetnoot1).
Alexander Etienne Des Essarts, van wien de Heer Hatin geen bijzonderheden weet medetedeelen, had, zoo de Nederlandsche Letter-CourantGa naar voetnoot2) van Dinsdag 3 Februari 1761 (deel 5, blz. 86) het wel heeft, te Amsterdam lessen over de wiskunde gegeven, en schreef de Fransche Utrechtsche Courant reeds in 1761. Omstreeks dat jaar zond hij een gedicht aan Frederik den Groote ter gelukwensching met diens heldendaden, welk gedicht werd beantwoord met een ‘Lettre d'un Coporal du Regiment de Horn; en garnison à Leipzig au Mathematicien Des-Essarts’, waarin deze over onderscheiden misslagen en feilen in zijn gedicht werd bespot. Of ook het volgende werkje aan hem dan wel aan een' naamgenoot moet worden toegeschreven, kan ik niet bepalen; maar in zekeren catalogus vond ik indertijd opgegeven: ‘Des Essarts, Le livre à la mode ou le philosophe rêveur. Amst., Merkus, 1770. br. pet. in-8o’. Te Utrecht moet hij ook een Fransch kostschool hebben gehad. Of Alexander Etienne Des Essarts voortdurend van 1761 af - hij woonde te Utrecht sedert 1760 - totdat hem in 1782 het privilegie werd gegund, de Fransche Utrechtsche Courant heeft geschreven, valt niet te bepalen. Maar zeker is het, dat het hem onmogelijk was om de courant uit haar verval optebeuren. Reeds den 18den November 1782 diende hij bij de Vroedschap het verzoek in om voor de zes eerstvolgende jaren ontheven te worden van de betaling der jaarlijksche recognitie; maar eenparig werd dit op Maandag 20 Januari 1783 door de Vroedschap geweigerdGa naar voetnoot3). Niet in staat te betalen, dreigde de Kamer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Financiën hem in de maand Mei met eene ‘decrediteerende executie’, indien hij niet binnen veertien dagen zijne recognitie over het eerste jaar had voldaan. Daartoe niet bij machte, volgde hij het voorbeeld van zijnen voorganger, verliet Utrecht en begaf zich naar Brussel. Van daar schreef hij den 1sten Juni 1783 aan de Utrechtsche Vroedschap een ‘Request by form van Missive’, ongeveer van den volgenden inhoud. Aan den eenen kant misleid door de gebrekkige inlichtingen die hem omtrent den toestand der courant waren verstrekt, en aan den anderen kant sterk in het nauw gebracht door een verbod dat tegen de courant was uitgesproken in Frankrijk gedurende een tijdsverloop van zes maanden, verklaarde Des Essarts in langen tijd niet in staat te zullen zijn zoowel de recognitie van 300 Gld. aan de stad Utrecht te betalen, als ‘den taux van 205 gulden aan 't Post-Comptoir te Alphen’ te voldoen. Met betrekking tot dit tweede punt had hij zich gewend tot H.H.M. de Heeren van 't Collegie der Posterijen van Holland. Doch in plaats van zijnen last te verlichten, had het Post-Collegie van Holland zijne pakketten op Antwerpen en Maaseik, die een aanmerkelijk getal gratis-exemplaren inhielden, getaxeerd op één stuiver per ons, en zoo doende zijn' aanslag van 205 of 444 Gld. gebracht, welk bedrag meer dan de helft was van hetgeen indertijd was betaald door De Limiers, die naar men wilde 3 à 4000 exemplaren debiteerde, terwijl thans het debiet niet grooter was dan 300 stuks, waaronder gratis 25 voor de Utrechtsche Magistraat, 20 voor het Antwerpsche Post-kantoor, en één aan bijna iederen Post-Directeur van de Republiek, de Oostenrijksche Nederlanden, Fransch Vlaanderen enz. Die zaak kon navraag lijden op het kantoor van den Commissaris Bor, en verder worden toegelicht door de authentieke acten op zijn kantoor. Met betrekking tot dat gratisverstrekken van exemplaren aan Heeren Postdirecteuren, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deelde Des Essarts de volgende karakteristieke bijzonderheid mede. De Heer Santvoort, Postdirecteur te 's Hertogenbosch, ontving van hem twee exemplaren, en verkocht deze elk voor 18 Gld., zoodat hij 36 Gld. opstak; aan Des Essarts betaalde hij voor het eene exemplaar slechts 7 Gld. 16 Stuivers, want het tweede beschouwde hij als hem rechtens toetekomen, zoodat Des Essarts de twijfelachtige eer genoot, dat gemelde Directeur wel de moeite wilde nemen om tegen genot van 28 Gld. en 4 Stuivers zijne courant te lezen. ‘In waarheid’, voegde Des Essarts er schertsend bij, ‘ik zoude haast genegen zijn op zulk een prijs alle de boekjes van de 's Hertogenbossche Bibliotheek de een na den ander te lezen’. Wat den prijs zijner courant betrof deelde Des Essarts mede, dat men er in Frankrijk 104 Stuivers in het jaar voor betaalde, van welk bedrag evenwel 4 pct. moest worden afgetrokken; dat te Wezel en te Emmerik dezelfde prijs werd betaald, zonder dat er van korting sprake was; dat te Maaseik, te Frankfort, en in Den Haag de prijs was 130 Stuivers, maar dat die op slechts weinige plaatsen 156 Stuivers was, zooals in Engeland, waarheen hij 19 exemplaren verzond, die hem evenwel aan port tot den Briel 21 Gld. in het jaar kostten. Als hij nu zijne rekening opmaakte, waarop aan onkosten voorkwamen: Uitkeering aan de stad 300 Gld.; aan het Collegie van de Posterijen in Holland 444 Gld.; aan werklieden 919 Gld. en 12 Stuivers; aan zwartsel, olie, baalgoed, vuur, licht, enz. 120 Gld.; voor papier 318 Gld.; aan briefporten 150 Gld.; voor den impost in Holland op de gedrukte papieren in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam 60 Gld.Ga naar voetnoot1); en voor correspondentie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
852 Gld., - dan kreeg hij een tekort van meer dan 800 Gld. Welk een verschil tusschen hem en den eigenaar der Brusselsche Courant, den Heer Van den Bergh, wiens werkkring hem reeds zoude zijn afgestaan, ware hij geen Protestant! Deze genoot vrijdom van port voor zijne correspondenties, en had geen stuiver uitkeering te doen! Zoo was ook de toegang aan de stadspoorten van Utrecht geheel vrij voor den Courantier van Woerden (de Zuidhollandsche Courant), voor hem die alle fatsoenlijke lieden beleedigde en den verfoeielijken standaard van tweedracht had opgehevenGa naar voetnoot1), terwijl aan den stadgenoot eene recognitie was opgelegd. En gemelde Brusselsche Courantier genoot nog een voorrecht, waarom hij zoo dikwijls te vergeefs had gevraagd, namelijk, dat hem onmiddelijk na het uiteengaan der Staats- en Stads-Vergaderingen nauwkeurig de korte inhoud der genomen resoluties werd medegedeeld, een voordeel dat hem een belangrijk ruimer debiet verzekerde boven de couranten van Gend en Antwerpen. Hoe gehecht ook aan Utrecht en aan hare regeering, kon hij er in de courant geen middel van bestaan vinden als hij er geen bescherming genoot; maar werd deze hem verleend, dan vleide hij zich te kunnen voortgaan met de uitoefening van zijn privilegie, waarmede nu zijn zoon (een zeer voorspoedig kind) in zijnen naam tijdelijk met behulp van een' vriend was belast; dan ook had hij hoop met zijne schuldeischers schikkingen te zullen treffen. Daarom verzocht hij van de Vroedschap: 1. Te worden vrijgesteld van de jaarlijksche uitkeering van 300 Gld. sedert 1 April 1782 tot 1 April 1790; 2. Gedurende denzelfden tijd, maar zoo mogelijk langer, vrijdom te mogen genieten van briefport, mits op de pakketten stond aangeteekend: ‘Papieren voor de Utrechtsche Fransche Courant’; 3. Dat hem voortaan voor rekening van de stad door een beëedigd trans- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lateur binnen 24 uren eene Fransche overzetting werd bezorgd van eene afgekondigde publicatie; 4. Dat de Vroedschap zijne voorspraak zou wezen bij het Collegie van de Hollandsche posterij, dat hij tot 1 April 1790 voor zijne pakketten naar Antwerpen en Maaseik niet hooger zou worden aangeslagen dan voor 25 Gld. in de drie maanden. Werd aan dit verzoek niet, of niet gedeeltelijk voldaan, dan zoude hij zich genoodzaakt zien om zijn gezin aan de openbare liefdadigheid overtegevenGa naar voetnoot1). In zijn verzoekschrift wees Des Essarts, gelijk we zagen, op een verbod dat in Frankrijk tegen zijne courant was uitgesproken, en dat hem zeer in het nauw bracht. Aanleiding tot dat verbod gaf het volgende. In de Courant van Maandag 5 Augustus 1782, No. 63, was namelijk het volgende bericht opgenomen: ‘Jeudi dernier, le libidineux, et, ce qui en est une conséquence, morbifique de Grasse, évêque d'Angers, est mort comme il devait mourir, corrompu, infect et insolvable. Malgré le cercueil de plomb qui enveloppait ses membres putrides, ceux qui l'ont suivi jusqu'au caveau de l'église de Saint-Sulplice, où il devait être déposé, s'en sont enfuis le plus tôt qu'il leur a été possible: ils périssaient, s'ils n'avaient promptement changé d'atmosphère. Il est célèbre pour le soufflet qu'il donna au pauvre de Fleury, archevêque de Cambrai’. - ‘Ce petit fait’, voegt de Heer Hatin, Les Gazettes de Hollande, pag. 174, toe aan deze mededeeling, ‘peut donner une idée du ton auquel était montée la gazette de Des Essarts, au moins dans ses correspondances parisiennes, qui devaient forcément se ressentir de l'état des esprits en France à cette époque éminemment sceptique et frondeuse’. Vergennes, destijds Frankrijks Minister van Buitenlandsche Zaken, schreef (zie a.w. pag. 172) naar aanlei- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding van dit bericht den 7den September 1782 het volgende aan den ‘lieutenant de police’. ‘Le sieur Des Essarts, auteur de la gazette française d'Utrecht, a donné lieu, monsieur, à plusieurs plaintes sur la licence de cette feuille, et récemment encore à l'occasion de deux articlesGa naar voetnoot1) calomnieux et outrageants pour M.M. de Fleury et de Grasse, insérés dans le no. 63. Sur la réclamation des parties offensées, j'en ai écrit à l'ambassadeur du roi à La Haye, qui a fait réprimander l'auteur par les magistrats de la ville d'UtrechtGa naar voetnoot2)’. ‘Cet écrivain a reçu la réprimande avec quelque apparence de repentir; mais il a en même temps adressé à son correspondant à Paris une lettre dans laquelle il tourne en ridicule les bourgmestres hollandais et leur mercuriale, et recommande au correspondant de ne rien changer à ses bulletins, résolu de conserver à sa gazette l'avantage de faire du bruitGa naar voetnoot3), suivant son expression. L'insolence obstinée de ce gazetier nous a déterminés à interdire l'entrée et le débit de sa feuille dans le royaume. Je marque à M. d'Oigny (le directeur des postes) de donner des ordres en conséquence au bureau des gazettes étrangères. J'en informe M. de La VauguyonGa naar voetnoot4), et lui mande de prévenir le sieur Des Essarts, en l'avertissant que, s'il retombait dans des écarts du genre de ceux qu'il a à se reprocher, nous poursuivrions sa punition personnelle auprès des États généraux de la province d'Utrecht’. ‘Le correspondant de Des Essarts, qui l'est en même temps d'autres gazetiers, tels que celui de Bruxelles, etc., est un sieur Fouilhoux, logé maison du magasin des eaux minérales, rue Plâtrière, à Paris. Il reçoit ses lettres | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sous l'adresse de demoiselle Rosalie Thomas, qui n'est autre que sa femme. Il s'est avoué auteur du bulletin dont le gazetier a tiré les deux articles qui forment le corps du délit. Une pareille indiscrétion mériterait un châtiment exemplaire; mais son aveu, d'un côté, et la présomption qu'il y a eu plus d'imprudence que de mauvaise intention dans sa conduite, nous ont déterminé à user d'indulgence envers lui. Vous voudrez bien cependant le mander par-devant vous, lui faire une sévère réprimande, et lui défendre d'avoir désormais aucune correspondance avec Des Essarts, sous peine de désobéissance et de punition’. Hoe het signalement van Fouilhoux was, en hoe hij in het begin van 1786 naar Bicêtre werd gebracht, vertelt Hatin verder heel aardig, maar zijn zaken die buiten ons bestek liggen. Maria Madeleine Darius, de echtgenoote van Des Essarts, leverde, daartoe door haren man gemachtigd bij eene procuratie op 7 Juni binnen Brussel opgemaakt ten overstaan van den Notaris Andreas Bergé, den 2den Juni 1783Ga naar voetnoot1) bij de Utrechtsche Vroedschap een verzoekschrift in, strekkende tot het bekomen van verlof om hetzij bij inschrijving, hetzij uit de hand, het privilegie voor de Fransche Utrechtsche Courant aan een ander over te doen. Men zou derhalve zeggen dat Des Essarts wel begreep, dat de Vroedschap geen gevolg zou geven aan de wenschen, in zijn ‘Request by form van Missive’ blootgelegd. En zoo was het ook. Op Maandag 16 Juni 1783 besloot de Vroedschap om bedoelde missive voor kennisgeving aantenemen, als behelzende zoodanige voorstellen en verzoeken als de Vroedschap niet kon toestaan, maar om verlof te geven tot het overdoen van het privilegie op geheel dezelfde manier en voorwaarden als een jaar te vorenGa naar voetnoot2). Ook nu | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deed zich op den dag der inschrijving, Zaterdag 26 Juli 1783Ga naar voetnoot1), slechts één liefhebber op, zekere Louis François De Gilbal, die voor de som van 850 Gulden had ingeschreven; aan hem werd op Maandag 4 Augustus 1783 door de Vroedschap het privilegie gegund, mits hij het burgerschap der stad zou hebben verzocht en verkregenGa naar voetnoot2).
Louis François De Gilbal, omtrent wien ik geen bijzonderheden kan mededeelen, trad volgens den Heer Hatin, pag. 174, den 15den Augustus 1783 op met ‘un Hommage - très-plat et très-insignifiant - du nouvel auteur de cette feuille’. Nog in ditzelfde jaar gaf hij stof tot klagen. In zijne courant toch van den 19den December 1783, No. 101, had hij melding gemaakt van zekere gewelddadige handeling door den gewezen Pruissischen Secretaris van legatie te Madrid gepleegd jegens den aldaar resideerenden Saxischen MinisterGa naar voetnoot3), over welke onvoorzichtigheid, gelijk het werd genoemd, gemelde Minister zich beklaagde bij H.H.M. Ambassadeur, den Graaf Van Rechteren. De beleedigde verklaarde voldaan te zullen zijn als de courantier van wege zijne souvereinen last kreeg om zijnen berichtgever te noemen, om de mededeeling te herroepen als bezijden de waarheid en beleedigend voor iemand ‘die met een publicq Caracter gedecoreert’ was, en om zekere ‘Rectificatie’ door hem overgegeven op de ‘Revocatie’ te laten volgen. De missive over dit geval, den 5den Januari 1784 door den Graaf Van Rechteren aan de Staten-Generaal gericht, werd door dezen op Maandag 26 Januari 1784 in handen gesteld van Gedeputeerden van Utrecht, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door wier tusschenkomst de Staten van Utrecht zich de zaak aantrokken. Deze op hunne beurt stelden haar in handen van Burgemeesteren van Utrecht, die De Gilbal beduidden wat hij te doen had. De courantier rechtvaardigde zich in een zijner couranten, waarvan een exemplaar door Gedeputeerden van Utrecht op Maandag 1 Maart 1784 werd vertoond in de bijeenkomst der Staten-Generaal, die daarop den Graaf Van Rechteren bericht deden toekomen van hetgeen in deze zaak door hen was gedaanGa naar voetnoot1). Dat de Fransche Utrechtsche Courant voortdurend was achteruitgegaan, bewijzen de cijfers die voor het recht van uitgave in de laatste jaren waren besteed. Want, terwijl E.E. Peuch in 1758 nog aan H.F. De Limiers eene som van 10,000 Gld. had betaald, had A.E. Des Essarts in 1782 voor dat recht slechts 2000 Gld. behoeven te besteden, en één jaar later was de prijs tot op 850 Gld. gedaald. In weerwil van het geringe van dat grondkapitaal dat door De Gilbal in de onderneming werd gestoken, gelukte het ook hem niet haar tot vorigen luister te verheffen. Den 1sten November 1784 verzocht hij bij request aan de Vroedschap dat hem ‘tijd van verhaal’ zou worden gegund, en hij bevrijd worden van de reeds verschuldigde recognitie-gelden, gelijk ook voor het vervolg, immers zoolang totdat de courant uit haar verval zou zijn opgekomen, in vorig crediet geraakt zou zijn, en den ‘insteller’ voordeel zoude aanbrengen. Gecommitteerden ter directie van Stads Financiën, in wier handen dit verzoek werd gesteld, riepen nu De Gilbal voor zich, maar vernamen uit zijnen mond dat de courant zoo weinig debiet had en zoodanig in verval was, dat het hem niet mogelijk was één ducaat aan geld veel min de reeds verschuldigde 150 Gld. te betalen. Overtuigd van de waarheid van hetgeen door De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gilbal was medegedeeld, stelden Gecommitteerden in hun rapport, dat in de zitting der Vroedschap van Maandag 15 November 1784 ter tafel kwam, voor om De Gilbal bij provisie met de courant te laten voortgaan zonder tot executie zijner goederen overtegaan, in de hoop dat voor hem voordeeliger tijden zouden aanbreken, en dat hij door het mededeelen van echte en belangrijke berichten zijne courant in vorig crediet zou weten te herstellen. Ofschoon de Vroedschap besloot om request en rapport drie weken bij de politie te laten voorliggen, hield het daarna nog acht weken aan eer er eene beslissing viel, hierin bestaande, dat de Oud-Thesaurier De Ridder onder geheimhouding gemachtigd werd om, des noods bij executie, van De Gilbal te verhalen het halfjaar zijner verschuldigde recognitie dat op 11 Augustus 1784 was verschenen, terwijl zijn verzoek om uitstel werd afgeslagen en van de hand gewezenGa naar voetnoot1). Van dit laatste schijnt, vreemd genoeg, geen kennis te zijn gegeven aan De Gilbal. Althans toen Gecommitteerden ter directie van Stads Financiën op Maandag 5 September 1785 aan de Vroedschap bericht gaven, hoe de Thesaurier Van der Does hun had medegedeeld, dat hij tot dus verre van De Gilbal geen betaling had gekregen van één jaar recognitie, ten bedrage van 300 Gld., verschenen 11 Augustus te voren, en dat hij hem, alhoewel vruchteloos, reeds verscheiden malen tot betaling had aangemaand, voegden ze er tevens het bericht aan toe, dat De Gilbal eindelijk bij gemelden Thesaurier was gekomen met het ootmoedig verzoek om 6 weken uitstel, derhalve tot 12 of 13 October, daar hij niet in staat was die som optebrengen, te meer daar hij in de veronderstelling had verkeerd, dat de Vroedschap hem in het vorig jaar van de betaling der recognitie had vrijgesteld, en dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het privilegie der courant hem onbezwaard was verbleven. Aan dat verzoek om uitstel hadden Gecommitteerden zonder machtiging van de Vroedschap niet durven voldoen, ofschoon zij voor zich daartoe wel genegen waren, omdat zij het er voor hielden dat de inboedel van De Gilbal bij executie toch ontoereikend zoude blijken om de verschuldigde gelden betaald te krijgen, en zij de verwachting koesterden dat hij later in beter doen als man van eer zijne recognitie zoude voldoen. De Vroedschap vereenigde zich met die denkbeelden, en verleende aan De Gilbal het gevraagde uitstelGa naar voetnoot1). Maar ziet, juist waren er zes weken verloopen, toen Burgemeesteren op Woensdag 19 October 1785 aan de Vroedschap mededeelden, dat ze hadden vernomen hoe De Gilbal zich met zijne vrouw den vorigen avond in alle stilte had verwijderd, en zijn huis ten deele ongesloten had gelaten, en de Thesaurier Van der Does voegde hieraan toe, dat hij op dit bericht terstond had gezorgd dat het huis door den Hoofd-Officier gerechtelijk was gesloten; maar nu was het noodig de beste middelen in het werk te stellen om te maken dat de stad in het bezit kwam van de haar toekomende recognitie-gelden, ten bedrage van 300 Gld. Daarom verzocht dan ook de Vroedschap gemelden Thesaurier om in overleg met Gecommitteerden ter directie van Stads Financiën zoodanige middelen aantewenden als het gewicht der zaak vorderde; maar tegelijkertijd werd besloten om het drukken en uitgeven der Fransche Utrechtsche Courant bij provisie te doen stilstaanGa naar voetnoot2).
Het scheen een oogenblik alsof voor de tweede maal de Hollandsche en Fransche Utrechtsche Couranten in ééne hand zouden komen. Gerrit Nieuwenhuijs en Cor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nelis De Vries toch, die toen uitgevers waren van de Hollandsche Utrechtsche Courant, verzochten op 24 October bij request aan de Vroedschap, om, nu De Gilbal vertrokken was, begunstigd te worden met het privilegie voor de Fransche Courant op zoodanige voorwaarden als nader zouden worden vastgesteld. Bij een daarop gevolgd onderhoud met Burgemeesteren, verklaarden beide supplianten zich bereid om zich aan alle voorwaarden die vroeger waren gemaakt te onderwerpen, maar tevens dat zij, met het oog op het groote verval van de courant en de zware onkosten die zij genoodzaakt zouden zijn te maken om haar optebeuren, buiten staat zouden wezen om gedurende de eerste twee jaren eenige recognitie optebrengen; in het derde jaar evenwel namen ze aan 100 Gld., in het vierde 200 Gld., en daarna 300 Gld. te zullen betalen, mits dat ze aan zich de vrijheid konden houden, om, wanneer de zaak zonder voordeel voor hen moest worden gedreven, ten allen tijde van het privilegie afstand te doen, en het weder ter beschikking te stellen van de Vroedschap. Maar nu deed zich een mededinger op. De Advocaat Du Cloux namelijk deed onderhands bij Burgemeesteren eene poging om het privilegie te krijgen voor den persoon van Jaques Detune, Burger van 's Hage, en sedert 16 jaren boekverkooper aldaarGa naar voetnoot1), die genegen was zijne zaak naar Utrecht overtebrengen en het privilegie te aanvaarden op alle bestaande voorwaarden, ingesloten de betaling der jaarlijksche recognitie van 300 Gld., ofschoon Advocaat Du Cloux, die de zaak der courant van vroeger dagen van nabij kende, in bedenking gaf om de recognitie gedurende de eerste zes jaren te stellen op 200 Gld. en eerst daarna op 300 Gld. te brengen, onder bepaling dat Detune | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
altijd een half jaar vooruit zou betalen. Toen Burgemeesteren ooren scheenen te hebben naar dit voorstel, had Advocaat Du Cloux terstond een behoorlijk verzoekschrift van Detune bij de hand, dien hij overigens niet kende, en nu verklaarden Burgemeesteren zich in hun rapport op beide aanvragen ten gunste van die van Detune als zijnde voordeeliger voor de stadGa naar voetnoot1). En nadat dit rapport acht dagen voor de leden van de Vroedschap ter lezing had gelegen op de Secretarie van de Politie, werd op Maandag 7 November 1785 het privilegie aan Detune gegund tegen den 1sten December, mits hij het Burgerschap der stad Utrecht zou hebben verzocht en verkregen, en ter verzekering van het voldoen der recognitie, die op 300 Gld. werd bepaald, elk halfjaar bij vooruitbetaling te voldoen, voor het Gerecht eene acte van willige condemnatie zou hebben gepasseerdGa naar voetnoot2). Het mag intusschen worden betwijfeld, of inderdaad het aanbod van den vreemdeling zooveel voordeeliger voor de stad was als dat van twee welbekende stadgenooten. Die twijfel wordt zekerheid wanneer men weet dat de uitgebrachte keus niets was dan eene partijzaak. Hooren we slechts wat een tijdgenoot in dato 1 December 1785 in vertrouwen aan een' vriend schreefGa naar voetnoot3): ‘Wij hebben hier, mijn vriend, eene nieuwe Fransche Courantier gekreegen, welke is den Boekverkoper Detune uit 's Hage, die teegens de minderheid der weldenkende Regenten door de meerderheid der Pesteriaansche Factie is doorgedrongen, welkers verdubbelde pogingen om daar in te reuseeren, terstond eene gegronde reeden gegeeven heeft, om die suppliant te verdenken, daar toe te zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangezogt, om de Leydsche Fransche Courant buitenslands te equivaleeren, en dus teegens dat Vaderlandsche weekblad aan buiten 's lands voor de contrapartij te strijden’. ‘Hoe zeer het binnenlands, om de vrijheid der drukpers te maintineeren, volstrekt nodig is beide partijen te laaten schrijven soo zij believen, komt het mij echter voor de goede partij allerinteressants voor, een wakend oog te houden op zoodanige geschriften, die door de taal, waar in zij geschreeven worden, buiten 's lands gezogt en gedebiteert worden, op dat de vreemde natien geene verkeerde indruk krijgen, soo min van het systema, als gedrag der weldenkende, vooral niet door soodanige papieren, welke bij exclusief privilegie van den Souverain uitkoomen, en dus een zeeker soort van geloofwaardigheid, zoo niet van autenticiteit, bekoomen’. ‘Het Supplement op het 1 no., soo wel als de 2 no. van die Courant, verraaden reeds den schrijver van deese nieuwe Fransche Courant, dewelke door zijn opgecierde nieuwerwetsche tytel: Nouvelles impartiales zeekerlijk de groodste partialiteit zal ten toon spreiden. Het was dus wenschelijk dat men dit aterlinggebroedzel in zijn geboorte konde smooren, waartoe de beide aangehaalde nos. mijns bedunkens eene volleedige reede opgeeve’. ‘Ik heb in het neevensgaande supplement, op pag. 3, onderschrapt, 't geen ik meende valsch te zijn, namelijk dat Vrankrijk eene zeekere somme gelds soude gevraagd hebben, welke hem, om eenige onkosten in de laatste oorlog gemaakt, weeder opgeschooten moest worden. Soo zulks nu soo niet is, soude den Franschen Ambassadeur hier over dienen te klagen, en zulks met des te meer reede, daar dit voorgeeven reeds eenige luyde kwaade vermoede teegens Vrankrijk geeft, in een oogenblik dat de alliantie nog niet is geratificeert’. ‘Insgelijks heb ik in het neevensgaende 2de no., op pag. 10, onderschrapt dat geenen, 'twelk ik voor Gecommit- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teerde Raaden aanstootelijk gevonden heb, soo het onwaar is ('tgeen men mij melt), dat zij order gezonden hebben aan de Officieren om in geene groote uniform op de parade te verschijnen: dus dit articul alleen ingerigt schijnt om Gecommitteerde Raaden als vijanden van het Huys van Oranje af te maalen, en te doen voorkoomen als bezielt om de minste zaaken te arripieeren, waar in zij eenigsints het voorgaende geordoneerde bij den Stadhouder konde dwarboomen. Soo dit verbod bij Gecomm. Raaden nu niet gegeeven is, soude, dunkt mij, het niet onvoegelijk zijn, dat Gecomm. Raaden over dit soo stellig geplaatste articul haar onvreedenheid aen de Vroedschap van Utrecht te kennen gaaven, en teffens versochte, daar over den Courantier te corrigeeren. Dit zoude genoeg zijn om de minderheid geleegenheid te geeven, de Stad van zulk een voorhands geweete verkogte pen aan de contrapartij te bevrijden’. Genoeg om te begrijpen dat Jaques Detune aan de zijde der vrienden van Oranje stond. Een enkele verstandige dier partij, Mr. Nicolaas Ten Hove, dacht al in Augustus 1781 niet bijzonder gunstig over hem, een oordeel dat zes jaren later werd bevestigd toen in de 's Gravenhaagsche Courant van Vrijdag 21 September 1787, No. 154, gesproken werd over den ‘ondankbaare Detune’Ga naar voetnoot1). Aandacht verdient het zeker, dat Detune, in weerwil dat hij een partijman was, in 1785 aan de Fransche Utrechtsche Courant den titel durfde geven van Gazette ou Nouvelles Impartiales d'Utrecht. Onder dat opschrift heb ik in het reeds meermalen door mij vermelde rommelzoodje couranten op de Kon. Bibliotheek te 's Hage, van het blad een viertal nummers aangetroffen, benevens twee Supplements Extraordinaires, beiden zonder nummer en zonder dagteekening, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar waarvan het eene bevat de ‘Relation du combat qui a eu lieu entre les Troupes Patriotiques de cette ville & les Troupes Provinciales aux ordres du Comte d'Effren. D'après les verbaux des Officiers’, het andere, geheel in rouwrand, de ‘Relation de la Pompe funebre decernée aux Citoyens qui ont trouvé la mort au Combat du Vaart’. Het vermelde viertal eigenlijke couranten bestaat uit No. 39, du Lundi 14. Mai 1787, blz. 305-308; No. 40, du Jeudi 17. Mai 1787, blz. 313-316 (sic); No. 41, du Lundi 21. Mai 1787, blz. 321-324 (sic)Ga naar voetnoot1); en No. 61, du Lundi 30. Juillet 1787; allen met het adres: A Utrecht, Chez Detune, avec Privilége Exclusif, en met het Utrechtsche schild tusschen twee klimmende leeuwen. Aan het hoofd van laatstgemeld nummer leest men het volgende bericht: ‘L'Abonnement pour cette Gazette, rendue aux Particuliers franche de port, est de 36 livres dans toute la France; & il se fait, si l'on souscrit de Province, en affranchissant les Lettres d'Avis & le Prix de l'Abonnenement, qui doit être fourni d'avance, chez Mr. le Directeur du Bureau Général, exploitant le Privilege des Gazettes Etrangeres, à Paris, rue de la Jussienne. C'est au même Bureau qu'il faut s'adresser pour toutes les Annonces, qui concernent la France, à insérer dans cette Gazette. Outre le Bureau Général de Paris, il y a des Bureaux Particuliers qui en dépendent & où l'on peut s'abonner, au même prix de 36 livres, savoir, à Amiens’ cet. cet. Juist toen het oogenblik aanbrak waarop voor de Oranjepartij een blij verschiet werd geopend, viel Detune en met hem voor goed de Fransche Utrechtsche Courant. Zeker artikel dd. Utrecht 30 September 1787, opgenomen in No. 79, toch gaf aanleiding dat de Vroedschap op Don- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derdag 4 October 1787 Burgemeesteren verzocht Detune voor zich te ontbieden en hem te onderhouden; maar twee dagen later, Zaterdag 6 October 1787, kwam bij de Vroedschap reeds het bericht in, dat het Gerecht, op voordracht van den Hoofd-Officier, Detune verboden had om zijne courant verder uittegeven, ‘en zulks ter zake van deszelfs aanhoudende licentie in het schrijven van dat papier’, bij welke mededeeling het Gerecht aan de Vroedschap tevens in overweging gaf, of de Vroedschap niet kon goedvinden den courantier om gemelde reden geheel te ‘licentieeren’ en zijn' post vacant te verklaren, onverminderd zoodanige actie als de Hoofd-Officier tegen hem zou meenen te moeten instellen. Dit denkbeeld vond bijval, en op staanden voet ‘licentieerde’ de Vroedschap Detune en verklaarde zij zijn' post vacant. Ofschoon Detune bij zijne aanstelling had aangenomen om zijne recognitie elk halfjaar bij vooruitbetaling te voldoen, zoo acht ik het niet onwaarschijnlijk, dat hij zijne belofte niet is nagekomen. Want de Vroedschap gaf in hare bijeenkomst van Donderdag 11 October 1787 Heeren van den Gerechte een' wenk om te zorgen, dat zekere meubilaire goederen ten huize van Detune gevonden, en die niet waren geregistreerd omdat ze aan andere personen heetten toetebehooren, toch niet buiten vervolging zouden worden gehoudenGa naar voetnoot1). Wel heeft de Vroedschap nog eene poging gewaagd om de Fransche Courant in het leven te houden, maar die poging was vruchteloos. Want op de volgende advertentie, die in de nieuwsbladen werd geplaatst, en onder anderen voorkomt in de Rotterdamsche Courant van Dinsdag 23 October 1787, No. 127, luidende: ‘Word geadverteerd, dat een yder die genegen mogt zyn tot het Schrijven, Drukken en uitgeven van de Utrechtsche Fransche Cou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rant, zich tot den 15 November dezes Jaars kan adresseseren aan de Secretarye van Politie dezer Stad Utrecht, ten einde daar omtrent informatien te bekomen’ - kwamen geen inschrivingen in.
Omtrent de Hollandsche Utrechtsche Courant heb ik hierboven medegedeeld, dat ze tegelijk met de Fransche door Janiçon uitgegeven, in November 1723 te Utrecht werd verboden; dat sedert wel op 14 Februari 1724 aan H.P. De Limiers octrooi werd verleend tot het uitgeven zoowel van eene Nederduitsche als van eene Fransche Courant, maar dat die Nederduitsche Courant vermoedelijk eene onderneming is geweest die nooit in gang is gekomen, omdat ik er geen enkel nummer noch eenig bericht van ben op het spoor gekomen. En dit vermoeden wordt bijna zekerheid wanneer men er op let, dat toen in 1743 weder eene Hollandsche Utrechtsche Courant zou worden uitgegeven, van geen vroegere dergelijke onderneming wordt melding gemaakt. Het was de boekdrukker Anzelmus MuntendamGa naar voetnoot1), destijds wonende op den Steenweg, die den 7den October 1743 aan de Utrechtsche Vroedschap verlof verzocht om eene Nederduitsche Utrechtsche Courant te mogen uitgeven. Een gunstig rapport door Commissarissen ter Directie van de Posterij uitgebracht maakte dat de Vroedschap zes weken later, op Maandag 18 November 1743, het verzoek toestond aan den suppliant, en wel ‘suo periculo, - mits sig exactelijk regulerende na de ordres dien aangaande reeds gemaakt en nog te maaken’Ga naar voetnoot2). Op een ander request door Muntendam den 6den Januari 1744 bij de Vroedschap ingediend, dat de verzending zijner couranten betrof, werd op Maandag 20 Januari 1744 eveneens na een gunstig | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rapport van gemelde Commissarissen, besloten bij provisie hem toetestaan ‘omme zijn pacquet met Couranten in het valies der Brieven ter versending meede te geven, alles mits geseyde pacquet vroegtijts ten Comptoire ongesloten te brengen, om door de Comptoir houdster te werden geexamineerd, zoo wel de groote, en dat geen andere pampieren buijten de Couranten daar bij zijn gedaan en sulx niet conform bevindende, als dan weder te rugge te geven, en dat wijders door den suppliant weegens deeze gratieuse vergunninge aan Stads Thesaurie werde betaald een somme van vijf en zeventigh gulden Jaarlijks’Ga naar voetnoot1). De eerste arbeid van Muntendam moet op Maandag 30 December 1743 zijn uitgegeven. Want de courant verscheen aanstonds tweemaal 's weeks, des Maandags en Vrijdags, en het oudst bekende nummer is No. 8, van Vrijdag 24 Januari 1744. Het opschrift luidde: Ao. 1744. No. 8. Utrechtse Courant. Vrydag den 24 January; het adres: Te Utrecht by Anzelmus Muntendam, Boekdrukker op de Steenweg; terwijl de vorm was 2 blz. folio, in 2 kol., met het wapen der stad Utrecht tusschen twee klimmende leeuwen. Die oudste bekende arbeid van Muntendam is niet te Utrecht te vinden, waar op het Gemeente-Archief, behalve de jaargangen 1769 en 1781, eene doorloopende reeks Utrechtsche Couranten eerst met 1785 begint, maar te Rotterdam, waar, dank zij de vrijgevigheid van Heeren Directeuren der Maatschappij van Assurantie, Discomptering en Beleening, sedert 1873 in de Bibliotheek eene vrijwelGa naar voetnoot2) volledige verzameling Utrechtsche Couranten voorhanden is, loopende tot en met No. 17, van Vrijdag 7 Februari 1794. De bewijzen zijn daar dat Muntendam aanvankelijk slaagde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met zijne onderneming. Reeds op Maandag 23 Maart 1744 gaf hij eene zoogenaamde Na-Courant of Bijvoegsel uit ‘voor de ordinaire prys’, voorzien van hetzelfde nummer (25) als de voorafgegane courant, en met den 1sten April 1744 werd de courant bovendien des Woensdags uitgegeven. Dat Woensdagsche nummer was in No. 24, van Vrijdag 20 Maart 1744, aangekondigd geworden door het volgende ‘NB. Nadien de devoiren aengewent, om deeze Courant niet slegts tot een tydverdryf van eenige ogenblicken te doen verstrecken, maer inzonderheid, om dezelve interessant voor de Leezers te doen zyn, dus gunstig door het publiek beantwoord worden, dat niet alleen het Debiet 'er van dagelyks merkelyk toeneemt, maer daer en booven veele hun verlangen betuigen, dat ook deeze op den voet van de andere Couranten driemael 's weeks; namentlyk, 's Maendags, 's Woensdags en 's Vrydags uitgegeeven mochte werden, is men gezint, met de aenstaende maend April aen hunne begeertens te voldoen, invoegen Woensdag den eersten April daer mede een begin gemaekt, en zulks, behalven 's Maendags en 's Vrydags ook alle Woensdagen gecontinueert zal werden’. Let men verder op dat No. 39, van Maandag 27 April 1744, reeds eene dubbelde courant was ‘voor de ordinaire Prys als de enkele uitgegeeven’, en dat weldra ook behoefte werd gevoeld om advertentiën in de breedte van het blad optenemen, dan kan worden aangenomen dat de Utrechtsche Courant al spoedig eenigen opgang maakte. Sedert het begin van 1745 vindt men dan ook in het adres nu en dan opgave van correspondenten elders. De naar het oordeel dier dagen zoo verregaande onbescheidenheid der courantiers bracht de Staten-Generaal op 29 Mei 1744 in de noodzakelijkheid een schrijven te richten tot de Staten van die Provinciën waar couranten werden uitgegeven, houdende verzoek om tegen de buitensporige licentie der courantiers de noodige maatregelen te ne- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
menGa naar voetnoot1). De onderscheidene Staten brachten natuurlijk de missive over bij de stedelijke regeeringen, en zoo vindt men dan ook in de Utrechtsche Vroedschaps-Notulen opgeteekend, hoe te Utrecht de zaak werd gesteld in handen van Gecommitteerden ter directie van Stads Posterij, die de courantiers, Muntendam en De Limiers, voor zich riepen, en hun onbetamelijk gedrag voor oogen hielden met aanbeveling om zich in het vervolg in acht te nemen, iets dat door dezen gereedelijk aangenomen werd te doenGa naar voetnoot2). De eenige moeielijkheid waarin Muntendam kwam werd hem aangedaan door den ‘papier en pennenverkooper’ Robertus Oudemeijer naast het StadhuisGa naar voetnoot3), die in 1756 een Brabandse Courier, of nieuwe Europische Land en Zee Mercuur begon uittegeven, in welke uitgave Muntendam een inbreuk zag op het hem den 18den November 1743 toegestaan verlof tot het uitgeven eener Utrechtsche Courant. Vandaar dat hij zich tot de Vroedschap wendde met verzoek om voorziening op dit punt. Toen nu Gecommitteerden tot het Boekverkoopersgild, in wier handen het verzoekschrift van Muntendam werd gesteld, Oudemeijer voor zich riepen, verklaarde deze zich terstond bereid om met het drukken van gemeld nieuwspapier, of welk ander ook, te eindigen, en bij het laatste nummer van Dinsdag 5 October 1756 maakte hij zulks openlijk bekend. Verdere maatregelen van den kant der Vroedschap waren dus overbodig. Maar, toen in December 1756 Gecommitteerden tot het Boekverkoopersgild aan de Vroedschap bericht gaven hoe bij hen op nieuw klachten waren ingekomen over het nadrukken van de Utrechtsche Courant | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder den titel van Brabandse Courier of dergelijk, nam de Vroedschap op hun advies den 20sten December het besluit, om tot handhaving van de Nederduitsche Utrechtsche Courant en van den drukker Anzelmus Muntendam, zoowel aan Oudemeijer als aan alle anderen te verbieden nieuwstijdingen, onder den titel van Brabandse Courier, Land- en Zee-Mercuur, Antwerpse CourantGa naar voetnoot1), of hoe ook genaamd, te drukken, te verkoopen of te verzenden, langs de straat, middelijk of onmiddelijk, telkens op straffe eener boete van 25 Gld. aan de Stads Aalmoesenierskamer. En geheel in overeenstemming hiermede was het weigerend antwoord dat de Vroedschap gelijktijdig gaf op het verzoek door zekeren Otto TellieGa naar voetnoot2) den 25sten October 1756 gedaan, om een uittreksel uit de couranten onder den naam van Europische Land- en Zee-Mercurius, of andere dergelijke nieuwspapieren van elders te mogen ontbieden, en ze aan de huizen van belangstellenden te bezorgenGa naar voetnoot3). Bij den arbeid van Muntendam trekt het de aandacht zoo dikwijls als de nummering in de war geraakte; op de laatste bladzijde dezer studie vindt men eenige tekortkomingen van dien aard opgeteekend. Overigens onderging de courant onder zijn bestuur geen verandering, dan dat in het jaar 1757, na het verschijnen van No. 27 en 28, van 4 en 7 Maart, zonder adres, dat adres met No. 29, van Woensdag 9 Maart gewijzigd werd in: Te Utrecht gedrukt by Anzelmus Muntendam, op de Steenweg. Anzelmus Muntendam overleed in de laatste dagen van Juni of wel in de eerste dagen van Juli 1760. Binnen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
acht dagen werd nu de Vroedschap voor de vraag geplaatst wie zijn opvolger zou zijn: zijne weduwe, of een der beide mannen die sedert 1744 de courant hadden geschreven. Twee verzoekschriften toch, dd. 7 Juli 1760, kwamen bij de Vroedschap in. Bij het eene wees Elisabeth van der Swaluwe, Wed. van Anzelmus Muntendam, in vereeniging met haren zoon Herman Baek (?) er op, hoe wijlen Muntendam geen onkosten had gespaard om van de Utrechtsche Courant eene deugdelijke onderneming te maken, hoe hij nog onlangs eene nieuwe letter voor de courant had doen gieten, en hoe het uitgeven der courant voor haar en haar gezin genoegzaam het eenig middel van bestaan was; hoe het verlies van haren man haar die reeds hoog van jaren was des te smartelijker zou vallen, wanneer een ander met het uitgeven der courant werd begunstigd en de vruchten zou plukken van alle aangewende kosten en moeiten, omdat het debiet in den aanvang zeer gering was geweest; hoe zij voornemens was om het beheer der courant aan haren zoon overtedragen, die geen kosten zou ontzien om goede correspondentie te onderhouden, wanneer de Vroedschap de vergunning gaf om het drukken en uitgeven der courant voorttezetten op naam van de Wed. Anzelmus Muntendam en Zoon. - Het andere verzoekschrift was van Jacobus De Jongh, Junior. Vermoedelijk was die persoon niemand anders dan de zoon van dien Jacobus De Jongh die van 15 April 1733 tot 28 Augustus 1739 de 's Gravenhaagsche Courant had uitgegeven, toen daar was weggejaagd, en later te Alphen de Post-Courant had uitgegevenGa naar voetnoot1); want het trekt de aandacht dat de op de Bibliotheek te Rotterdam voorhanden reeks dier courant juist eindigt met 30 December 1743, denzelfden dag dat het eerste nummer der Utrechtsche Courant moet zijn verschenen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot het schrijven waarvan Muntendam in 1743 Jacobus De Jongh Junior met zijnen vader had uitgenoodigd, die beiden met dien arbeid waren voortgegaan zoolang Muntendam uitgever was. Aan die werkzaamheid ontleende de zoon, die, gelijk hij verklaarde, zich reeds van zijne jeugd af had toegelegd op het Latijn, het Fransch, het Engelsch en het Hoogduitsch, op de Historie en op de Geographie, grond tot het verzoek om met het privilegie der Utrechtsche Courant te worden begunstigd, onder aanbod derzelfde voorwaarden waarop Muntendam had gearbeidGa naar voetnoot1). Het duurde bijna acht maanden eer de Vroedschap tot eene beslissing kwam. Want eerst op Maandag 2 Maart 1761 werd, gehoord het rapport van Burgemeesteren en Commissarissen der Stads Posterij op beide verzoekschriften, aan Jacobus De Jongh Junior met ingang van 1 April 1761 toegestaan het ‘suo periculo’ drukken en uitgeven van de Nederduitsche Utrechtsche Courant, mits hij zich exactelijk gedroeg naar de bestaande of nog te maken orders; aan de Weduwe Muntendam zoude hij jaarlijks, haar leven lang, 200 Gld., elk vierendeel 's jaars 50 Gld., moeten uitkeeren, en aan den Thesaurier der stad eene jaarlijksche recognitie van 37 Gld. en 10 Stuivers, te verhoogen tot op 150 Gulden na het overlijden van gemelde weduwe; deze zou op hare beurt gehouden zijn aan De Jongh in alle oprechtheid opgave te doen van hare klanten, zoo vaste als tijdelijke, terwijl De Jongh de letters in alle redelijkheid zou moeten overnemen; verder zou hij verplicht zijn de courant te zenden zoowel aan de regeerende als aan de oud-Burgemeesteren, zoowel aan vroegere als tegenwoordige Commissarissen der Posterij, zoowel aan het Gerecht als aan de Politie. In het geval dat De Jongh | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mocht komen te overlijden, zou de Vroedschap achtslaan op zijnen vaderGa naar voetnoot1).
Zoo verscheen dan No. 39, van Woensdag 1 April 1761, met het adres: Te Utrecht by Jacobus de Jongh Junior, op de lange Nieuwstraet, en wel op den hoek van de A.B.C. Straat, zooals blijkt uit het NB. onder de berichten in No. 38. Reeds met No. 71, van Maandag 15 Juni 1761, verviel in het adres het woordje Junior, misschien wel ten gevolge van het overlijden van den vader. Intusschen heeft Jacobus De Jongh slechts een groot jaar op de Lange Nieuwstraat gewoond, want met No. 104, van Maandag 30 Augustus 1762, werd het adres van de courant: Te Utrecht by Jacobus de Jongh, op den Drift. Daar heeft hij slechts ruim twee en een half jaar gewoond; het adres der courant toch werd met No. 52, van Woensdag 1 Mei 1765, Te Utrecht by Jacobus de Jongh, by de Geerte Kerk, namelijk ‘in de Jufferstraet’, zooals dit blijkt uit de beide voorgaande nummers; eerst veel later, met No. 34, van Vrijdag 19 Maart 1773, bleek zulks uit het adres zelf: Te Utrecht by Jacobus de Jongh, in de Jufferstraat by de Geerte Kerk. Toen twee maanden later met No. 56, van Maandag 10 Mei 1773, een ander wapen met zittende leeuwen werd ingevoerd, dat zich evenwel slechts tot het einde van dit jaar staande hield, werd het bij het gelijktijdig bezigen van eene andere letter, in het adres: ‘Jufferstraet’. In moeielijkheden schijnt De Jongh nooit te zijn betrokken. De Vroedschaps Notulen van Maandag 29 Maart 1762, fol. 141, vertellen alleen het volgende: ‘Op 't voorstel van Heeren Burgermeesteren desen aangaande; heeft de Vroedschap welgemelte Heeren versogt, om de fransche en Duijtsche Courantiers, bij Hun Ed: te ontbieden, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en deselve te gelasten, van geen notificatien meer in hunne Couranten te setten van den Professor Mr. Pieter Burman tegens den Professor Saxe, alsmede niet van den Professor Saxe, tegens evengemte Professor Burman, tot dat sij nader order van Heeren Burgemeesteren desen aangaande sullen gekregen hebben, en haar teffens te ordonneren van geen advertissementen van die natuur in hunne Couranten te notificeeren, dan alvorens daar toe permissie bekomen hebbende van Heeren Burgermeesteren’. Er bestaat grond tot het vermoeden dat Jacobus De Jongh overleden is in de laatste dagen van September 1773. Want reeds op 4 October leverde de toenmalige Fransche Courantier Mr. Claude Isaac Peuch een request in bij de Vroedschap om, nu De Jongh was overleden, te mogen krijgen privilegie en octrooi exclusief tot het drukken en uitgeven der Nederduitsche Utrechtsche Courant, onder aanbod zijnerzijds van eene jaarlijksche recognitie aan de stad. Burgemeesteren hadden daartegen geen bezwaar, maar toevallig was Elisabeth van der Swaluwe, Wed. Muntendam, die van De Jongh eene jaarlijksche uitkeering had genoten, toen ook juist overleden, en nu vonden Burgemeesteren dat de billijkheid medebracht, dat Margaretha Van der Horst, de Weduwe van Jacobus De Jongh, voortaan jaarlijks eene soortgelijke uitkeering zou genieten van den nieuwen courantier. Na eenige onderhandelingen was de uitkomst deze, dat de Vroedschap op Maandag 18 October 1773 het verzoek van Peuch toestond, maar hem werd verboden om, gelijk bij de Fransche Courant, van het privilegie melding te maken in het hoofd zijner courant; en, behalve de voorwaarden waarop den 2den Maart 1761 aan zijn' voorganger de vergunning was verleend, werden hem met ingang van 1 Januari 1774 de volgende verplichtingen opgelegd: aan de Wed. De Jongh zou hij haar leven lang, zoolang zij weduwe bleef, jaarlijks 150 Gld. moeten uitkeeren, en aan den Thesaurier der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stad gedurende de eerste zes jaren 525 Gld., de daarop volgende twee jaren, te beginnen met 1780, 725 Gld., dan gedurende twee jaren 925 Gld., en eindelijk na 1783 1125 Gld. of 1200 Gld. wanneer aan de uitkeering aan de Wed. De Jongh een einde kwamGa naar voetnoot1). Deze vestigde zich weldra ‘om redenen’ te Dordrecht, waartoe de Vroedschap haar op 10 Januari 1774 verlof verleendeGa naar voetnoot2).
No. 1, van Maandag 3 Januari 1774, aan het hoofd waarvan de nieuwe uitgever een kort woord tot inleiding plaatste, verscheen nu met het adres: Te Utrecht, door Mr. C.I. Peuch, op de Marie Plaats, en met een geheel nieuw wapen. Het duurde evenwel geen acht dagen of Peuch had met tegenkanting te worstelen naar het mij voorkomt van de zijde van den boekhandel, wien hij het niet naar den zin maakte. Want toen de Vroedschap op Maandag 10 Januari 1774 Gecommitteerden ter directie van Stads Financiën had uitgenoodigd om Peuch voor zich te ontbieden, en hem aantebevelen om zorg te dragen dat zijne Nederduitsche Courant in geen discrediet geraakte, rapporteerden gemelde Gecommitteerden een week later, dat Peuch had verklaard de courant voor denzelfden prijs, f 5:10: -, te leveren als zijn voorganger, en dat hij ook reeds een aanmerkelijk grooter debiet binnen Utrecht had dan deze, maar dat hij had erkend te hebben geweigerd om couranten afteleveren aan de boekverkoopers die ze tot hun eigen voordeel bij de ingezetenen wilden laten lezen, welke weigering hij intusschen vertrouwde dat niet het minste nadeel aan de courant zou doen; verder dat hij had ontkend meer geld voor advertentiën te vragen dan b.v. de Haarlemsche Courantier, te weten 5 Stuivers voor iede- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren regel, en dat hem dan ook toezegging was gedaan van meer advertentiën uit HollandGa naar voetnoot1). Het was met No. 45, van Vrijdag 15 April 1774, dat door Peuch eene verbetering werd aangebracht in het opschrift der courant, door namelijk het ouderwetsche Utrechtse te veranderen in Utrechtsche Courant. In het volgende jaar, met No. 122, van Woensdag 11 October 1775, werd het adres eenigszins gewijzigd, en wel aldus: Te Utrecht, door Mr. C.I. Peuch op de Marie-Plaats, terwijl het met No. 31, van Maandag 11 Maart 1776, met eene andere letter werd gedrukt; daarna werd het met No. 14, van Vrijdag 31 Januari 1777: Te Utrecht, door Mr. C.I. Peuch, op de Marie-Plaats. De vorm der courant werd met No. 35, van Maandag 23 Maart 1778, vergroot, en een jaar later met No. 50, van Maandag 26 April 1779, veranderde het adres in: Te Utrecht, door Mr. C.I. Peuch, op de Oude Gragt by de Jansbrug; twee jaren daarna met No. 46, van Maandag 16 April 1781, werd het: Te Utrecht, door Mr. C.I. Peuch, achter Clarenburch. Daar ‘achter Clarenburch’ hield Peuch het slechts drie maanden uit. Op No. 91, van Maandag 23 Juli 1781, volgden, gelijk het heette ten gevolge van ‘een onvoorzien toeval’, No. 92, 93 en 94 tot één nummer vereenigd op Maandag 30 Juli 1781, en daarna No. 95, van Woensdag 1 Augustus 1781, met het adres: Te Utrecht, voor Mr. C.I. Peuch, achter Clarenburch. Mr. Peuch toch had, zonder eenige order of schikking omtrent zijne zaken en het schrijven der couranten te hebben gemaakt, de stad Utrecht plotseling verlaten, en de door het Gerecht aangestelde sequesters, Mr. Anthony Du Cloux, Advocaat in de Heerenstraat, en Jan Klemme, Notaris en Procureur in de Zuilenstraat, hadden voorloopig het bestier zijner zaken | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overgenomenGa naar voetnoot1). Dat er toezicht op hen werd gehouden blijkt uit het volgende. In de courant namelijk van Vrijdag 3 Augustus 1781, No. 96, had Winkelman, die in hunnen naam de courant schreef, deze advertentie opgenomen: ‘D. Schuurman, Boekverkoper op het Rokkin, by de Vischpoort te Amsterdam, geeft heden uit: Twee scherpe Brieven over drie Fameuse libellen of lasterschriften: Geintituleerd 's Gravenhagen aan zyn Inwoonders, zeven Dorpen in brand en Brief van zekere Schout aan zekere Secretaris, door Mr. K.F.C.S. a 6 stuiv. Gemelde geeft heden uit: De Derde Druk van het Politicque Goudschaaltje, waar op de Memorie van de Heeren Burgemeesteren van Amsterdam en die van den Heere Hertog gewogen worden a 6 stuiv., en de Tweede Druk van de Toetsteen, Toetzende waar het by toe komt dat men hun Hoogm., Zijne Doorl. Hoogheid, de Raad van Staaten, de Regeeringen van Dordrecht, Haarlem en Amsterdam, mitsgaders andere brave Patriotten heeft zien schenden, zonder dat zulke eerrovery belet is, en nu de Heere Hertog geattackeerd word, men aanstonds is bedacht, zulks door hoog gezag te beteugelen, a 6 stuivers’. Ofschoon nu juist met geen volle zekerheid uit die advertentie de eigenlijke inhoud der genoemde boekjes viel optemaken, kwam het Burgemeesteren met het oog op de namen en zaken daarin vermeld voor, dat het onbetamelijk was zulke advertenties in de couranten optenemen. Ze riepen daarom een der sequesters met Winkelman voor zich, onderhielden beiden ernstig, en vermaanden hen om zich in het vervolg in acht te nemen; natuurlijk betuigden dezen hun leedwezen over de gepleegde onachtzaamheid, verzochten om verschooning, en beloofden beterschap. Doch Burgemeesteren, wier macht niet verder ging dan zulk eene ‘mondelyke correctie’, begrepen als naar gewoonte het gebeurde te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten ter kennis brengen van de Vroedschap, om te zien of deze ook verdere maatregelen noodig achtte. Voor ditmaal evenwel meende de Vroedschap in de zaak te kunnen berusten, maar toen Burgemeesteren acht dagen later weder op Winkelmans ongepaste houding wezen, kregen ze van de Vroedschap de uitnoodiging ‘om den Schryver der Nederduitsche Utrechtsche Courant op het serieuste te recommandeeren, dat hy zig van het maken van reflectien in zyne Courant, van wat natuur die ook zouden mogen weezen, zou hebben te abstineeren’Ga naar voetnoot1). Eerst nadat door de Vroedschap op Maandag 17 December 1781 waren vastgesteld de ‘Conditien, waarna en op welke verleend zal worden een exclusief privilegie of octroij tot 't schrijven, drukken en debiteeren van eene Utrechtsche Nederduitsche Courant’Ga naar voetnoot2), werden gegadigden bij advertentie in de couranten opgeroepen om vóór 15 Februari 1782 hunne billetten ter Secretarie van de Politie inteleveren. Drie inschrijvers deden zich op. Zekere D. Termeulen, te Amsterdam, bood vooralsnog niets voor het privilegie, maar hield zich aanbevolen; zekere J. van Manen Adz., te Utrecht, bood 10 pct. van het jaarlijksch debiet der couranten, berekend naar den prijs waarvoor ze aan boekverkoopers en uitgevers werden geleverd, zonder aftrek van onkosten voor drukken, correspondentie, als anderszins; terwijl zekere Gerrit Nieuwenhuis, wonende buiten de Catharijnepoort op de Gaarenbleekerij, aanbood om gedurende de twee eerste jaren jaarlijks 300 Gld. te betalen, en daarna ieder jaar 200 Gld. meer, tot 1100 Gld. toe, welke som hij bij het eindigen van de uitkeering aan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Wed. De Jongh met 100 Gld. zou verhoogen. Het spreekt van zelf dat alleen dit laatste aanbod in aanmerking kon komen; en toen nu het onderzoek naar den persoon van Nieuwenhuis bevredigend uitviel, werd aan hem op Maandag 18 Februari 1782 het Octrooi en Privilegie exclusief om de Nederduitsche Courant, gelijk het heette ‘weeklijks’, uittegeven gegund tegen 1 April daaraanvolgende, onder deze voorwaarden: 1. Mocht hij geen melding maken van het hem verleende privilegie in het hoofd zijner courant; 2. Moest dit privilegie worden aangemerkt als eene personele vergunning en niet als een reëel-verkregen recht, dat zonder vergunning der Vroedschap aan een ander kon worden overgedragen; 3. Zoude hij de courant moeten schrijven, drukken en uitgeven voor zijne rekening, en zich moeten wachten om aan iemand wien ook aanstoot te geven; 4. Moest hij zich ten allen tijde onderwerpen aan de correctie van Burgemeesteren en Vroedschap, op straffe van schorsing of intrekking van het octrooi; 5. Zoude hij de courant gratis moeten bezorgen, behalve daar waar de Fransche Courantier zulks moest doen, ook aan het kantoor der publieke verkoopingen; 6. Zoude hij verplicht zijn om aan de Wed. De Jongh eene som van 150 Gld. uittekeeren, en verder aan de stad zoodanige recognitie als waarvoor hij had ingeschrevenGa naar voetnoot1).
De Utrechtsche Courant No. 39, van Maandag 1 April 1782, verscheen nu met het adres: Te Utrecht, Door G. Nieuwenhuis, 1782, en met eene ‘captatio benevolentiae’ van den nieuwen uitgever. Het duurde slechts weinige dagen of Nieuwenhuis werd betrokken in eene grief die de Admiraliteit van Amsterdam ter kennis bracht van de Utrechtsche Vroedschap, bij een schrijven van 13 April 1782. Bij gelegenheid namelijk van het uitzeilen van eenige | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorlogschepen, had gemelde Admiraliteit tot haar leedwezen in sommige couranten eene meer of min duidelijke opgave gevonden van hun aantal en van hunne vermoedelijke bestemming, en ze beschouwde dit in de toenmalige omstandigheden als uiterst gevaarlijk; daarom achtte ze het haar plicht om Burgemeesteren in bedenking te geven, ja te verzoeken, dat aan de courantiers te Utrecht zou verboden worden om in hunne couranten melding te maken van het uitzeilen van oorlogschepen; zelfs meende men dat een algemeen verbod om zulks op welke wijze ook wereldkundig te maken, van groot belang zou zijn. Het viel Burgemeester Berger gemakkelijk om beide Utrechtsche courantiers eene aanzegging te doen in bedoelden geest, maar de Vroedschap vond het toch bovendien noodig dat aan de Admiraliteit werd geantwoord, hoe men te Utrecht van meening was, dat, wilde de zaak goede gevolgen hebben, bedoelde mededeelingen in de Hollandsche couranten ook niet moesten voorkomenGa naar voetnoot1). Trekt het de aandacht dat met No. 7, van Maandag 17 Januari 1785, bij de courant eene nieuwe letter werd ingevoerd, nadat de vorige zes nummers met eene zeer kleine letter waren gedrukt, zoo is het vreemd, dat van iets veel gewichtigers dat weldra plaats greep, in het adres hoegenaamd niets blijkt. Den 18den April 1785 namelijk wendde Gerrit Nieuwenhuis zich tot de Vroedschap met het verzoek om eene overeenkomst te mogen aangaan met Cornelis de Vries, Leeraar bij de Doopsgezinde Gemeente te UtrechtGa naar voetnoot2), en hem optenemen als mededeelgenoot in het privilegie en octrooi. Na gunstig rapport van Burge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesteren, stond de Vroedschap dit verzoek op Maandag 2 Mei 1785 toe, mits ieder der deelgenooten in solidum verplicht werd om alle bestaande voorwaarden nateleven, zoodat dan ook bij overlijden of vrijwilligen afstand van een van beiden, privilegie en octrooi bij den langstlevende of overblijvende zoude berustenGa naar voetnoot1). Het adres: ‘Te Utrecht, Door G. Nieuwenhuis, 178.’ toch komt op de Utrechtsche Courant voor tot en met No. 111, van Vrijdag 14 September 1787. Toen volgde No. 112 op Maandag 1 October 1787 met veel kleiner letter, zonder adres, en dit duurde tot en met No. 124, van Maandag 29 October 1787. Wat er in die troebele dagen van reactie te Utrecht met de courant en hare uitgevers voorviel, laat zich meer gissen dan met juistheid aanwijzen. Hunne verhouding tot de regeering toch was in den laatsten tijd niet van ongunstigen aard geworden. Immers de grief van Schout, Burgemeesteren en Schepenen van Rotterdam, bij missive van 9 Februari 1787 aan de Utrechtsche Vroedschap kenbaar gemaakt, dat in sommige couranten vele zaken betreffende Rotterdam in naamlooze brieven werden medegedeeld, waartegen verzocht werd dat te Utrecht zou worden gewaakt, en wel zóó dat de schrijvers van dergelijke stukken zouden kunnen worden aangewezen, daar men anders te Rotterdam genoodzaakt zou zijn tot andere maatregelen overtegaan, - was den 27sten Februari 1787 beantwoord met de betuiging, dat de courantier had verklaard ‘ten opzichte van de Stad Rotterdam alle menagement gebruijkt te hebben, en te zullen blijven gebruijken, en nooit van naamloose brieven zig te bedienen’Ga naar voetnoot2). En nog op Donderdag 13 September 1787, drie dagen vóór dat Utrecht alle patriotisme vaarwel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zei, had Nieuwenhuis den weinig ernstigen last gekregen om ‘provisioneel en tot nader order geen melding in zijne courant te maken van zekere gebeurtenis onlangs (te Utrecht) voorgevallen tusschen eenige ruiters van de twee oudste escadrons van het regiment Cavallerie van den Lt. Generaal Van Tuijl Van Serooskerken en eenige Huzaren van het Legioen van den Rhijngraaf Van SalmGa naar voetnoot1). Acht dagen later intusschen wordt in de 's Gravenhaagse Vrydagse Courant van 21 September 1787, No. 154, gesproken van ‘Nieuwenhuizen, thans gevangene op Hazenberg te Utrecht’. Welsprekend evenwel is de aanteekening in de Vroedschaps Notulen van Donderdag 25 October 1787, fol. 39, hoe de Vroedschap dien dag, op voordracht van Heeren Burgemeesteren, het Octrooi en Privilegie exclusief tot het schrijven, drukken en verkoopen der Nederduitsche Utrechtsche Courant aan Gerrit Nieuwenhuis en Cornelis de Vries verleend, introk ‘wegends hun licentieus en honend schrijven omtrend de wettige overigheid, en den Heere Prince Erfstadhouder dezer Provincie’, en den Thesaurier Van der Does machtigde van beide personen te vorderen de door hen verschuldigde en nog niet betaalde recognitiegelden tot den laatsten September 1787. En niet minder opmerkelijk is het, hoe t.a.p. blijkt, dat reeds acht dagen vroeger, den 18den October namelijk, door Johannes Olivier, schrijver, drukker en uitgever der sterk Oranjegezinde Geldersche Historische Courant te Zalt-BommelGa naar voetnoot2), een verzoekschrift was ingediend om met het openvallend privilegie te worden begunstigd, op welk verzoek de Vroedschap eene gunstige beschikking nam, ofschoon ze Burgemeesteren verzocht om, alvorens Octrooi | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Privilegie in forma uittegeven, met Olivier nader te spreken en met hem eene overeenkomst te sluiten betreffende de voorwaarden en het bedrag der jaarlijks aan de Thesaurie te betalen recognitie, gelijk ook met betrekking tot de uitkeering aan de Wed. Jacobus De Jongh. Een en ander was evenwel spoedig geregeld, zoodat in de bijeenkomst der Vroedschap van Maandag 29 October 1787 reeds het privilegie voor goed tegen 1 November 1787 werd verleend, om, gelijk het ook thans heette, de courant ‘wekelijks’ uittegeven, op voorwaarden die in geen enkel opzicht van de vroeger bestaande afweken; alleen werd de geldelijke verplichting van Olivier tegenover de Wed. De Jongh gerekend te zijn ingegaan op 1 October 1787, en het bedrag der jaarlijks aan de Thesaurie te betalen recognitie voor de beide eerste jaren, ingegaan op 1 November 1787, vastgesteld op 800 Gld., en verder op 1000 Gld., te betalen elk halfjaarGa naar voetnoot1).
Ofschoon het privilegie aan Johannes Olivier verleend gerekend werd te zijn ingegaan op 1 November 1787, verscheen er in de maand November geen Utrechtsche Courant, en duurde het tot Maandag 10 December eer er weder eene courant werd uitgegeven, met eene toespraak van ‘De Courantier aan het Publiek’ en met het adres: Door Johannes Olivier, te Utrecht. Vandaar dat er in dit jaar slechts 10 nummers het licht zagen. Weinige weken later gaf de courant aanstoot. In No. 11 toch, van Vrijdag 25 Januari 1788, hetzelfde nummer waarbij het adres aldus gewijzigd werd: Door Johannes Olivier te Utrecht, was onder de berichten uit 's Gravenhage van 23 Januari gezegd: ‘Men verhaalt hier vry algemeen, dat door de Stad Schoonhoven, op de laatste Vergadering van Holland, de propositie zoude gedaan zyn, om Zyne | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doorluchtige Hoogheid, Neêrlands Stadhouder, Graaf van Holland te maaken, en dat dit voorstel reeds door twaalf Steden zoude geappuieerd zyn’. In het volgend No. 12, van Maandag 28 Januari, werd reeds uit 's Gravenhage dd. 26 Januari, bericht, dat zulks een ‘ydel gerucht’ was, en de redactie voegde er een NB. bij, dat alleen ‘toevallige afwezenheid by het afdrukken’ had gemaakt dat die mededeeling was geplaatst zonder dat op ‘de onmooglykheid of onaanneemlykheid der zaak zelve’ was gewezen. Aan het hoofd van No. 13, van Woensdag 30 Januari, verscheen daarop eene voldoening ‘aan de rechtmaatige gevoeligheid van Burgemeesteren en Regeerders der Stad Schoonhoven’, die in eene missive aan die van Utrecht hadden betuigd ‘het gemelde Artikel uit 's Hage met de uiterste verontwaardiging te hebben geleezen, en dat het Hun Ed. Gr. Achtb. in 't algemeen’ was ‘voorgekomen dat dit Artikel’ behoorde ‘onder de verfoeijelyke listen van de verdervende hand, om kwaad zaad te strooijen, en vooral om de rust, die zich daar ter Stede langzaamerhand’ herstelde, ‘op nieuw te stooren’. Natuurlijk geschiedde die mededeeling ‘op auctoriteit’ van Burgemeesteren van Utrecht. Een vlugschrift onder het opschrift: ‘De Ontleeder der Gebreeken, of antwoord op het Fameus, Schandelijk, Goden Menschönteerend Libel, geplaatst als een Bijvoegzel in de Utrechtsche Courant van 8 Sept. 1794. gr. 8vo. Op Schokland, ter Drukkerij van Corn. Stroommeijer’, à 11 Stuivers, wordt hier vermeld gelijk het is opgegeven in de Naamlijst van Nederduitsche Boeken 1794-1798, blz. 107. Het ‘Libel’ waartegen dit vlugschrift was gericht, droeg noch opschrift noch onderteekening, en was door den courantier alleen ingeleid met de woorden: ‘Het volgende is ons ter plaatzing toegezonden’. Het noemde het doel van alle revolutiën: plundering der rijken door eenige gelukzoekers, die de armen ophitsen en daarna tyranniseeren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vrijheidsmannen van 1795 handelden niet als de reactionairen van 1787: ze lieten de courant, althans voorloopig, in handen van Olivier, die buigzaam genoeg was om met No. 11, van Maandag 26 Januari 1795, de vanen: Vryheid, Gelykheid, Broederschap, en Het Eerste Jaar der Nederlandsche Vryheid - weldra met No. 31, van Vrijdag 13 Maart 1795, Het Eerste Jaar der Bataafsche Vryheid - te ontplooien. Op 7 Februari van dit jaar begon Olivier, behalve zijne gewone courant, die gelijk weleer op Maandag, Woensdag en Vrijdag uitkwam, eene Extra-Saturdagsche Utrechtsche Courant, als vrucht van Het eerste Jaar der Vryheid, uittegeven, welke titel reeds bij No. 2, van 14 Februari, veranderde in Weeklyksche Saturdagsche Utrechtsche Courant. Van deze courant verscheen de laatste, No. 13, op 2 Mei 1795, want het laatste nummer der Utrechtsche Courant dat door Olivier werd uitgegeven was No. 55, van Vrijdag 8 Mei 1795. Toen brak vermoedelijk het tijdstip aan, waarop Olivier, volgens De Domkop, of Nationaal Volks-Boek, deel 1, blz. 162, ‘in het Cachot’ ging, waarschijnlijk om de volgende reden. In zijne courant van Vrijdag 1 Mei 1795, No. 52, was onder de rubriek Duitschland, bij de berichten uit Osnabrugge van 18 April, na de mededeeling der ‘blymaare van het tot stand brengen van den vrede tusschen Pruissen en Frankryk’, en het melding maken van eenige troepenbewegingen ten gevolge daarvan, gezegd: ‘De overige Pruissische regimenten zegt men hier dat naar Holland zullen gaan, voor welke naricht men echter noch geenzins kan instaan’. Terstond werd Olivier voor de Vroedschap ontboden, en naar aanleiding van dit ‘rustverstoord (sic) Articul’ van hem ‘geijscht bewys zyner Correspondentie’. Hieraan kon hij niet voldoen, daar hij verklaarde het bericht te hebben overgenomen ‘uyt de Hamburger Courant alsmede uyt de Overysselsche’Ga naar voetnoot1), maar daarom kreeg hij dan ook in last die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hamburger Courant te voorschijn te brengen. Of hij daaraan heeft gevolg gegeven, weet ik niet; wel dat aan het Comité van Waakzaamheid der stad Amsterdam, dat twee dagen later zijne verwondering te kennen gaf over bedoeld bericht, geantwoord werd, dat de zaak was gesteld in handen van den Publieken Aanklager, die bereids het Gerecht buitengewoon had bijeengeroepenGa naar voetnoot1). Bannissement was het gevolg, ter intrekking waarvan, of wel tot het bekomen van vrijgeleide binnen Utrecht, hij in October 1796 eene poging waagdeGa naar voetnoot2).
Reeds daags nadat de laatste arbeid van Olivier was uitgegeven, en dus op Zaterdag 9 Mei 1795, verscheen No. 1 van de Weeklyksche Saturdagsche Stichtsche Courant. gedrukt te Utrecht. Uitgegeven by Margaretha Weygel, de tweede vrouw van Johannes Olivier, en toen volgde op Maandag 11 Mei 1795 No. 1 van de Stichtsche Courant. gedrukt te Utrecht. Uitgegeven by Margaretha Weygel. Van gemelde Saturdagsche Courant zagen in 1795 34 nummers het licht, in 1796 (Het Tweede Jaar der Vrijheid, ingetreden met No. 4, van Zaterdag 23 Januari 1796) 40 nummers, No. 40 van 1 October 1796; want Margaretha Weygel, die met No. 8 der Stichtsche Courant, van Maandag 18 Januari 1796, Het Tweede Jaar der Bataafsche Vrijheid was ingetreden, en later nog bij No. 52, van Vrijdag 29 April 1796, eene grootere titel-letter had aangebrachtGa naar voetnoot3), | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd wegens het uitgeven van No. 118, van Vrijdag 30 September 1796, genoodzaakt hare onderneming optegeven. In dit nummer namelijk was onder de berichten uit Utrecht, dd. 29 September, naar de opgaven van reizigers, het volgende medegedeeld: ‘voorts scheenen de Franschen hunne goederen, die zij nog aan den Rhijn hebben, agter de Maas te zullen voeren: veelen van dezelve waaren derwaarts op weg, en hunne magazijnen te Nymegen wierden met der haast ingescheept om naar Dordrecht te worden getransporteerd’. Naar aanleiding van deze ‘valsche en onwaaragtige tijding’, gelijk ze werd genoemd, werd Margaretha Weygel in den namiddag van 30 September ontboden om te verschijnen voor het Committé van Binnenlandsche Correspondentie, - waarvan het bestaan niet algemeen bekend, haar ten minste onbekend was -, alwaar haar werd aangezegd, dat het Committé besloten had haar te verbieden de Stichtsche Courant, onder welken naam of titel het ook zoude mogen zijn, uittegeven, te doen of laten drukken, tot tijd en wijlen verdere beschikkingen zouden zijn genomen, ‘alles nogthans behoudens nadere dispositie of actie ten dien opzichten’. En deze actie bleef niet uit. Eene poging door Margaretha Weygel beproefd, dat het verbod, tijdelijk althans, werd opgeheven, totdat zij in de gelegenheid zou zijn geweest om het Committé van alle omstandigheden nauwkeurig te onderrichten, was te vergeefs; hare zaak werd in handen gesteld van den Algemeenen Aanklager, Dr. Matthias François Banens, die, op grond dat het medegedeelde bericht een ‘valsch en onwaarachtig schrikverwekkend voorgeeven’ was, dat ‘niet alleen de weldenkende Nederlanders had neerslagtig gemaakt, en veel schrik onder de zelve verwekt, maar ook gestrekt had tot merkelijk nadeel van onze verlossers, vrienden en Bondgenooten, de Franschen’, eene vervolging uitlokte bij den Raad van Rechtspleging der Stad Utrecht, in overeenstemming met het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bepaalde bij zekere Publicatie van de Provisioneele Repraesentanten 's Lands van Utrecht in dato 26 Februari 1795, waarbij uitdrukkelijk waren verboden, onder anderen alle oproerige gesprekken, schrik of vrees verwekkende logenachtige verhalen, lasterlijke uitdrukkingen tegen de toenmalige gelukkige regeering, of tegen onze verlossers, vrienden en bondgenooten, de Franschen, of alles wat maar eenigszins tot verstoring der gevestigde rust en gelukkige omwenteling van zaken strekken kon, zelfs met bedreiging dat alle degenen, die zich daaraan hetzij openlijk, hetzij in bijzondere bijeenkomsten schuldig maakten, voor verraders van het Vaderland zonder aanzien van persoon, als zoodanig gestreng aan den lijve, en naar exigentie van zaken met den dood zouden worden gestraft. De zaak schijnt op 20 December 1796 te hebben gediend, en het komt mij voor, dat het aan de vereenigde pogingen van den Procureur Pieter Van der Star, en den Utrechtschen Advocaat Mr. Pieter Jacob De Bye, gelukt is Margaretha Weygel aan eene crimineele veroordeeling te onttrekken. Maar zekerheid hieromtrent kan ik niet verschaffen, want van de beide bronnen toch, waarin de reden voor de staking der uitgave van de Stichtsche Courant worden behandeld: Bijlagen tot de Nieuwe Post van den Neder-Rhijn, No. 6, behelzende het Proces, gevoerd tegen de Uitgeefster der Stichtsche Courant, en Mr. P.J. de Bije, Pleidooy in de zaken van Margaretha Weijgel, over het gestelde in de Utrechtsche of Stichtsche Courant van 30 September 1796, te Utrecht bij J. Mulder, den uitgever van gemeld weekblad, heb ik alleen de eerste, en deze nog slechts gedeeltelijk, onder de oogen gekregenGa naar voetnoot1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met die Stichtsche Courant had de Stad Utrecht natuurlijk niets te maken. Ten overvloede was dit gebleken in October 1795. Burger J.L. van Bronkhorst toch, destijds ‘Commandeerende het Cantonnement te Amerongen’, beklaagde zich toen bij de Vroedschap, dat Margaretha Weygel de drie laatste regels van eene aan haar toegezonden advertentie, betreffende het planten van eenen Vrijheidsboom en het daarbij niet tegenwoordig zijn van de Municipaliteit dier plaats, had achterwege gelaten, en verzocht dat gemelde Courantierse zou worden genoodzaakt om bedoelde advertentie in haar geheel in de courant optenemen; maar de Vroedschap nam de klacht voor kennisgeving aan, daar er toen te Utrecht ‘geene Stads Courant meer aanwesig’ wasGa naar voetnoot1).
Toen nu Margaretha Weygel met 30 September 1796 ophield de Stichtsche Courant uittegeven, bestond er te Utrecht in het geheel geen courant. In dit ongerief trachtte de verbannen Olivier weldra te voorzien door het uitgeven van een nieuw blad, dat hoofdzakelijk voor Utrecht was bestemd. Het verscheen onder het opschrift: Gelykheid, Vryheid, Broederschap. De voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant. No. 1. Vrydag den 18. November 1796. Het tweede Jaar der Bataafsche Vryheid. Door Johannes Olivier te Alphen, 2 blz. folio, in 2 kol. en op den kant gedrukt. Onderaan las men: ‘Deeze Courant wordt 's maandags, 's woensdags en 's vrydags uitgegeven by de zelfde correspondeerende Uitgevers als voorheen de Utrechtsche of Stichtsche. Brieven en advertentien zullen by de gemelde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
respective Uitgevers worden aangenomen, als mede by Mej. de Wed. Diesbach in 's Hage, bij de Wed. J. van Terveen en Zoon te Utrecht, en aan het Expeditie-Comptoir deezer Courant, in het huis genaamd Welgelegen te Alphen’. In 1796 verschenen van dit blad 19 nummers, terwijl bij den aanvang van 1797 - met No. 4, van Maandag 9 Januari, ving voor het blad Het Derde Jaar der Bataafsche Vrijheid aan - weer met No. 1 werd begonnen; deze reeks evenwel werd bij No. 55, van Maandag 8 Mei 1797, afgebroken. Wat daartoe aanleiding gaf is in het weekblad De Weerlicht, van Dinsdag 16 Mei 1797, No. 3, blz. 19, volgenderwijs medegedeeld: ‘Een Lid van het Provinciaal Committé van Holland, stelde de Rhijnlandsche Na-Courant van den 6 deezer in handen van het Committé tot de Binnenlandsche Correspondentie, en bewerkte met andere Leden dat den Rhijnlandschen Courantier tusschen den 8 en 9 deezer, door een Deurwaarder en twee Bodens, na voorafgaande kennis aan de Municipaliteit van Alphen, gevankelijk naar den Haag wierdt gebracht; alwaar hij eerst in de Castelenye van Holland getransporteerd geweest zijnde, vervolgens op de Gevangen-Poort is overgevoerd. Er is zedert een Commissie benoemd om hem te verhooren, men wil, dat hij zeer laf is. Zijn Drukkerij en Papieren zijn verzegeld, zoo dat de Rhijnlandsche Courant hetzelfde lot ondergaat, wat voorheen de Utrechtsche en naderhand de Stichtsche ondergaan hebben. Betrekkelijk de Artikelen der Vrede, die in bovengemelde Na-Courant als genoegzaam echt opgegeven wierden, dezelve zijn door de President der Nationale Vergadering voor valsch verklaard’. En dan wordt nog op blz. 20 gezegd: ‘Volgens nadere berichten uit den Haag, heeft men onder de papieren van den gearresteerden Rhijnlandsche Courantier J. Olivier, geene gevonden, welke aanleiding tot de een of andere suspicie van verraderij geeven’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slaat men nu No. 1 van De Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Nacourant van Zaterdag 6 Mei 1797 op, dan vindt men daar het volgende medegedeeld: ‘In onze ordinaire courant van gisteren hebben wy gewag gemaakt van de vredes-voorwaarden welke aan de hoeken der straaten van Frankfort waren aangeplakt. Wy vonden reden om de plaatzing derzelve uittestellen tot dat wy echtere zouden bekomen hebben. - De bovengeplaatste stukken stellen ons nu in die gelegenheid. Wy laten daarom hier volgen: Extract uit de Vredes-Artikulen, welke op alle hoeken en straaten van Frankfort aangeplakt zyn’. Na eene tusschenpoos van ruim drie maanden verscheen No. 56 op ‘Maandag den 14. Augustus 1797, of 3’. Met die allerzonderlingste aanwijzing bedoelde men ‘Het derde Jaar der Bataafsche Vryheid’, welke woorden voortaan werden weggelaten. Aanstonds verscheen ook eene op zich zelf staande Zaterdagsche Courant, met het opschrift: Gelykheid, Vryheid, Broederschap. De Weeklyksche Saturdagsche voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant. No. 1. den 19. Augustus 1797, of 3, van welk blad in dit jaar 20 nummers het licht zagen, terwijl van de eigenlijke courant, dank zij de staking in de uitgave, slechts 115 nummers verschenen. In 1798 kwamen er van deze courant nog 39 nummers uit, No. 39 op Vrijdag 30 Maart; van de Zaterdagsche uitgave slechts 13 nummers, No. 13 op Zaterdag 31 Maart.
Toen in 1872 de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels eene verzameling van Dag- en Weekbladen en Tijdschriften, in Nederland en zijne Koloniën uitgegeven in het begin van gemeld jaar, voor de Typografische afdeeling der Londensche Internationale Tentoonstelling zoude inzenden, en aan die inzending wenschte toetevoegen eene opgave van titels, uitgevers, prijzen, en leeftijd, voor zoo verre dit laatste bij dag- en weekbladen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
althans mogelijk was, raadpleegde de Heer C. Zwaardemaker, Redacteur van het Nieuwsblad voor den Boekhandel, door gemelde Vereeniging met de zorg voor die moeielijke taak belast, mij over den ouderdom der voornaamste nieuwspapieren hier te lande. Mijne antwoorden waren in overeenstemming met mijne wetenschap op dat tijdstip. Intusschen betreur ik het destijds niet betere inlichtingen te hebben kunnen geven, zoo b.v. met betrekking tot de Utrechtsche Courant, thans Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad. Ik kende het blad van Broer Appelaer in 1676 en verkeerde in de meening dat de door hem uitgegeven courant zich onafgebroken tot op onze dagen had staande gehouden; zoo werd de jaargang 1872 als de 196ste aangenomen, eene dwaling, gelijk meer anderen uit vermelde opgave, sedert hier en daar overgenomen, maar gelukkig niet door de courant zelve. De jaren 1713, 1723 en 1795 toch hebben het bestaan der Utrechtsche Courant telkens afgebroken. Niet hooger dan 3 April 1797 klimt de leeftijd van het thans bestaande Utrechtsch Dagblad. De Raad der Gemeente namelijk had het langzamerhand noodzakelijk geoordeeld dat er binnen Utrecht weder eene Nederduitsche Utrechtsche Courant zou worden geschreven en gedrukt, en had Gecommitteerden ter directie van Stads Financiën daarom gemachtigd, om naar een' schrijver, drukker en uitgever uittezien. Daartoe werden dan ook in de zitting van Maandag 20 Februari 1797 door hen voorgedragen de boekhandelaar Johannes Van der Schroeff Gerritsz. te Utrecht, en de Dordrechtsche drukker Jan De Leeuw, aan welke personen de Raad terstond het octrooi en het privilegie gunde; want de bedenking, dat de tijden van octrooien en privilegiën voorbij warenGa naar voetnoot1), werd afgeweerd met de redeneering, dat het uit- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geven eener courant met uitsluiting van alle anderen binnen Utrecht, evenals het drukken van Stads Publicatiën en Ordonnantiën, geenszins strijdig was met de afgekondigde Rechten van den Mensch en Burger, maar beschouwd moest worden als een ambt, waarvoor de bezitter jaarlijks aan de stad recognitie moest betalen. Alsof een ambt niet veeleer bezoldiging vereischte! In hoofdzaak kwamen de voorwaarden aan de nieuwe courantiers gesteld overeen met die van vroeger tijden: ze mochten van het octrooi geen melding maken in het hoofd der courant; het octrooi moest worden aangemerkt als eene personeele vergunning, en kon dus zonder toestemming niet aan anderen worden overgedragen; de schrijver of schrijvers moesten binnen Utrecht woonachtig zijn, en mochten de courant op geen plaats buiten de stad of hare vrijheid schrijven of doen drukken; zij moesten de courant uitgeven suo periculo, en mochten er niets in opnemen waardoor iemand, wie ook, kon worden benadeeld, of waardoor aanleiding kon worden gegeven tot verstoring der openbare rust; evenals alle andere aan den Raad ondergeschikte personen, zouden schrijvers en uitgevers, die beschouwd werden te zijn bestuurders van stads eigendom, onderworpen wezen aan de correctie van den Raad, en in geval van hardnekkig wederstreven geschorst, ja zelfs van het octrooi vervallen verklaard kunnen worden, onverminderd dat ze, wanneer daarvoor termen aanwezig waren, voor hunnen competenten rechter in rechten zouden vervolgd worden. Verder zouden ze jaarlijks aan de Wed. De Jongh 150 Gld. moeten uitkeeren, en als recognitie aan de stad gedurende de twee eerste jaren 300 Gld., over het derde 500 Gld., over het vierde 700 Gld., over het vijfde 900 Gld., en over het zesde en volgende jaren 1100 Gld., welke bedragen met 100 Gld. zouden worden verhoogd wanneer de uitkeering aan genoemde weduwe een einde nam. Tegenover de verplichting om de courant te laten bezorgen ‘aan den Raad | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Gemeente, en die der Rechtspleeging, aan den Voorzitter van den Raad in der tyd, aan den Algemeenen Aanklaager, aan den tydelyken Postmeester, het committé van Stads Finantien, en van Algemeen Welzyn, de Secretary van Stads Politie en van het Gerecht, en aan het comptoir der Publique Verkoopingen’, verbond de Raad zich aan de uitgevers te verstrekken ‘alle zodanige Stukken, Publicatien of Ordonnantien, als zy zoude vermeenen te behooren, en welke de Schryvers en Uitgeevers promptelyk zouden plaatsen, wordende alle aankondigingen, wegens Citatien, Oproepingen, Vonnissen enz. niet legaal door den Raad gerekend, ten zy dezelve in deezer Stads Courant geplaatst werden’; en ‘ten einde de meergemelde Burgers te helpen in staat stellen, om hunne gecontracteerde Recognitie-Penningen promptelyk te kunnen voldoen, alle Advertentien in hun Dagblad te doen plaatsen, welke door of van wegens Stads Finantie, of het Comptoir der Publicque Verkoopingen van tyd tot tyd zouden gedaan worden’. Eindelijk werd bepaald, dat alle betaling van recognitie zou ophouden, wanneer de Raad ‘het zy door het invoeren van eene Constitutie voor het Volk van Nederland, het zy andersints’, niet langer bij machte zoude zijn om het uitgeven eener Utrechtsche Courant binnen de stad of hare vrijheid door anderen te beletten; dat bij schorsing voor langer tijd dan één maand korting op de recognitie-som, bij vervallen-verklaring van het privilegie betaling tot op den dag zou worden toegestaanGa naar voetnoot1). En nu verscheen No. 1 van de Utrechtsche Courant op Maandag 3 April 1797 Te Utrecht, By de Leeuw en Comp. met een nieuw wapen. Onder de advertentiën las men: ‘Deeze Courant wordt des Maandags, Woensdags en Vrydags, uitgegeeven te Utrecht, by J. van der Schroeff Gz., op de Oude-Gragt’; cet. cet. Dat in het hoofd het Gelyk- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid. Vryheid. Broederschap evenals de aanwijzing Het Derde Jaar der Bataafsche Vryheid niet ontbraken spreekt van zelf, en dat die wimpels voor het laatst op No. 138, van Woensdag 18 November 1801, wapperden, had de courant met alle anderen gemeen. Opmerkelijk voorzeker is het dat de Utrechtsche regeering in het jaar 1800 genoodzaakt was om krachtens de verplichtingen door haar in 1797 op zich genomen, den eenen uitgever der courant tegen den anderen in bescherming te nemen. Vryheid. Gelykheid. Broederschap. Ao. 1800. No 1. Saturdagsche Departementaale Courant van den Rhyn. Den 4. January. Het Zesde Jaar der Bataafsche Vryheid. Te Utrecht, by de Wed. J. van Rossum, nu FluchGa naar voetnoot1); 2 blz. fol., in 2 kol. en op zijde gedrukt, was titel, adres en vorm van een blad, waarvan het 1ste en 8ste nummer, van 22 Februari 1800, toevallig nog bewaard zijn op het Utrechtsch Gemeente-Archief, en over welks verschijnen Van der Schroeff zich beklaagde. Hij beweerde namelijk dat zijn medecontractant De Leeuw drukker was van dit bij de Wed. Van Rossum op de Oude Gracht uitgegeven blad, hetgeen zeer tot zijn nadeel was, waarom hij verzocht dat een behoorlijk onderzoek zou worden ingesteld en dat de noodige maatregelen zouden worden genomen om dergelijke schadelijke handelingen te weren. Daar nu Gecommitteerden ter directie van Stads Financiën mededeelden dat zij op aanzoek van Van der Schroeff reeds den vorigen Dinsdag, 18 Februari, de Wed. Van Rossum voor zich hadden ontboden en afgevraagd, of bedoelde courant in of buiten Utrecht en bij wien zij gedrukt werd, maar dat zij had geantwoord, dat zij wel van die courant de uitgeefster was, maar zich ongehouden rekende den naam te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemen van den drukker, besloot de regeering om van de zaak kennis te geven aan den Algemeenen Aanklager en Raad van Rechtspleging der stad, met verzoek om de noodige nasporingen te doen of bedoelde courant werkelijk binnen Utrecht werd gedrukt, en om in dit geval de uitgave, als strijdig met het contract van 1797, te doen stakenGa naar voetnoot1). Dat de zaak hiermede eindigde valt niet te betwijfelen, al ontbreekt het aan bepaalde opgaven. De eerste jaren der 19de eeuw schijnen voor de Utrechtsche Courant niets merkwaardigs te hebben opgeleverd. Toen de Fransche tijd aanbrak deelde de courant in de lotgevallen harer zusteren, elders reeds meer dan eens door mij opgeteekend. Zoo verscheen zij met No. 14, van Vrijdag 1 Februari 1811, in twee talen, hetgeen geduurd heeft tot en met No. 143, van Vrijdag 29 November 1811, om daarna haar leven voorttezetten als Advertentie-Blad, onder het opschrift: Ao. 1811. No. 1. Affiches, Annonces et Avis divers d'Utrecht. Lundi le 2. Decembre. - Advertentien, Aankondigingen en Verschillende Berigten van Utrecht. Maandag den 2. December. Te Utrecht, By de Leeuw en Comp. 4 blz. kl. 4o., in 2 kol., zonder wapen, dat eerst op No. 2, van Woensdag 4 December 1811, te voorschijn kwam, en waardoor toen eene verschikking in het hoofd noodzakelijk werd. Somtijds verscheen nu ook een Supplement of Byvoegsel. Eerst op No. 1, van Woensdag 1 Januari 1812, vindt men twee zegelmerken op het blad: A-Timbrer-a-l'Extraordinaire en Zuyderzee 3 C., of 5 C. wanneer de courant 8 blz. groot was. Veranderingen onderging het blad verder niet, dan dat met No. 53, van Maandag 3 Mei 1813, het wapen verviel, en aldus besloot het Advertentie-Blad zijn bestaan met No. 143, van Maandag 29 November 1813. Geheel in den vroegeren vorm herleefde de Utrechtsche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Courant op Woensdag 1 December 1813, met het adres: Te Utrecht By de Leeuw en Comp.Ga naar voetnoot1), van welk eerste nummer een herdruk is verschenen bij gelegenheid der nationale feestviering in November 1863. Gelijk bij andere couranten ontbrak het zegelmerk bij dat eerste nummer; binnen weinige dagen (reeds bij No. 4) evenwel kwam het Zuyderzee 3 C. weer te voorschijn. In de laatste dagen van December 1813 werd met betrekking tot den prijs van het blad medegedeeld, dat die met 1 Januari 1814 was gesteld op 1 Gld. per maand of 12 Gld. in het jaar, kosten van zegel en port daaronder begrepen, maar dat wegens die kosten van zegel en port buiten inteekening geen couranten waren te krijgen; prijzen der advertentiën: van 1, 2 of 3 regels als van ouds 30 Stuivers, van 4 regels en daarboven iedere regel 9 Stuivers; Advertentiën en Programmas van Genootschappen in halve regels 3 Stuivers de regel; Geboorte-, Trouw-, of Dood-berichten van 1 tot 6 regels 36 Stuivers, daarboven de regel à 6 Stuivers. - Verdere veranderingen in de zegelmerken zijn de volgende. Met No. 16, van Maandag 7 Februari 1814, kwam het merk: Departement van de Zuider-Zee. Buitengewoon Zegel. 5 Pennn. te voorschijn, dat met No. 32, van Woensdag 15 Maart 1815, plaats maakte voor het 5 Pn. Noord-Holland, om met No. 57, van Woensdag 12 Mei 1824, te worden vervangen door de beide zegels 5 Pn. Utrecht en Buitengewoon-Zegel, waarvan het eerste met No. 100, van Maandag 22 Augustus 1825, overging in het Buitengewoon-Zegel. 1½ C. Utrecht, het tweede met No. 9, van Vrijdag 20 Januari 1826, in het Buitengewoon Te Zegelen, en met No. 67, van Maandag 5 Juni 1826, in het Koningryk der Nederlanden. Buitengewoon Te Zegelen. Tot de weinige, althans bekende, lotgevallen der Utrecht- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sche Courant omstreeks dezen tijd, behoort het vonnis van de Correctioneele Rechtbank te Utrecht van 25 Juli 1820, waarbij De Leeuw als courantier, wegens overtreding van art. 1 en acht maal herhaalde overtreding van art. 4 (plaatsing van advertentiën) van het Besluit van den 22sten Juli 1814, no. 69, houdende verbod van alle vreemde of particuliere Loterijen, Stbl. No. 86, werd veroordeeld tot betaling eener geldboete van honderd zilveren ducaten en van acht maal vijf-en-twintig guldens, welk vonnis, in appél door de Rechtbank van Amsterdam werd bevestigdGa naar voetnoot1). T.a.p. werd evenwel de vraag gedaan, of het niet de plicht was van hen, die met de strafvordering belast zijn, de misdaden zoo veel mogelijk te voorkomen, derhalve om dadelijk bij de eerste overtreding, waarop straf gesteld is, te zorgen dat de aanklacht plaats heeft, en niet iemand acht maal te laten zondigen, ten einde hem acht maal te kunnen straffen, terwijl men de macht in handen had om zeven overtredingen te voorkomen. - Onbeduidendheid was overigens in deze jaren een karaktertrek die de courant met schier alle hare zusteren gemeen had, en het zal wel meer bepaald deze periode zijn, waarop de Heer L.E. Bosch, over wien zoo aanstonds, het oog had, toen hij den Heer C. Kramm sprak van de vele aardigheden, ongerijmdheden enz. uit de couranten van De Leeuw, die zonder voorbehoud, rijp en groen, dat hem ter opname werd gezonden, gretig plaatsteGa naar voetnoot2). Leonard Eduard Bosch was in 1816 op 24jarigen leeftijd door den uitgever De Leeuw uitgenoodigd geworden om de redactie van de Utrechtsche Courant op zich te nemen, en had, ofschoon het moeitevolle van die taak inziende, haar met ijver aanvaard. Toen evenwel Jan De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leeuw ten gevolge zijner klimmende jaren zich moeielijk langer met de courant kon bezighouden, werd Bosch, onder belofte van het doen eener jaarlijksche uitkeering van 1200 Gld. aan De Leeuw, op Dinsdag 8 Maart 1831 door Burgemeester en Wethouders der stad Utrecht aan Van der Schroeff en De Leeuw als mede-courantier toegevoegd, zoolang beiden of slechts één van hen in leven bleefGa naar voetnoot1). Dientengevolge werd met No. 39, van Vrijdag 1 April 1831, het adres: Te Utrecht, bij Van der Schroeff Gz. en Bosch, en was er verbetering bij de courant merkbaar, die intusschen reeds was voorbereid door eene nieuwe letter, die met No. 152, van Maandag 20 December 1830 was ingevoerd, en door de uitbreiding, met Januari 1831 aan de courant gegeven, toen aanvankelijk eerst het Maandagsche, maar later ook het Vrijdagsche nummer, 4 blz. groot werd, en de advertentiën op zijde vervielen; tegelijkertijd werd voor de eerste maal in het hoofd der courant medegedeeld, dat de prijs der advertentiën van 1 tot 5 regels f 1.50 was, boven de vijf regels elke regel 30 Cts. Bij gemis van eenig contract tusschen Van der Schroeff en Bosch, ontstonden er al spoedig tusschen beiden onderscheidene oneenigheden over de voordeelen en de wijze van verrekening, die bij het overlijden van Van der Schroeff op 21 Maart 1833 nog toenamen door geschillen over de liquidatie en de rechten, die de Wed. Van der Schroeff, Dorothea van Gorkom, op de courant beweerde te hebben. Intusschen diende Bosch reeds den 25sten Maart 1833 bij Burgemeester en Wethouders een verzoekschrift in, waarin hij er op wees, hoe, nu Van der Schroeff dood was, De Leeuw nog altijd zijn mede-courantier was, maar dat deze op zijnen hoogen leeftijd bezwaren maakte om toetestemmen in het doen van uitgaven, die strekken moesten om | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door uitbreiding van correspondentie de courant belangrijker van inhoud te doen worden; dat hij genegen was zich geldelijke opofferingen te getroosten wanneer hij zekerheid had, dat men hem, bij het overlijden van De Leeuw, in het bezit zou laten van de courant. Maar nu leverde de Wed. Van der Schroeff den 28sten Maart ook een verzoekschrift in, daar zij van meening was dat de erfgenamen Van der Schroeff niet alleen gedurende het leven van De Leeuw gerechtigd bleven tot het genot van de voordeelen der courant, maar dat deze ook billijke aanspraak konden maken om na het overlijden van De Leeuw met de courant te worden begunstigd; vandaar dat zij verzocht dat op het verzoek van Bosch niet zou worden beschikt, zonder dat zij en de verdere erfgenamen van Van der Schroeff waren gehoord, vooral niet dat eene beschikking zou worden genomen ten nadeele van hunne belangen en aanspraken. De beslissing bleef dan ook uit totdat partijen op 22 Juli 1833 door eene acte, ten overstaan van den Notaris Pieter Adriaan Van Schermbeek gepasseerd, een einde maakten aan alle verschillen: onder goedkeuring van het Stadsbestuur namelijk zou, wanneer aan Bosch het bezit der courant ook na het overlijden van De Leeuw werd verzekerd, aan de Wed. Van der Schroeff de opbrengst van het debiet der courant binnen Utrecht worden afgestaan, terwijl alle onkosten maar ook alle overige baten voor rekening zouden komen van Bosch, die verplicht zou zijn om voortaan de courant uittegeven niet op eigen naam maar op die van de firma L.E. Bosch en Compagnie. Op 1 Augustus 1833 hechtte het Stadsbestuur zijn zegel aan deze overeenkomstGa naar voetnoot1), maar de courant was intusschen reeds met No. 90, van Maandag 29 Juli, uitgegeven met het adres: Te Utrecht, bij L.E. Bosch & Co. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op welke wijze de nieuwe uitgever trachtte te voorzien in het verkrijgen van hulpmiddelen voor zijne onderneming, blijkt insgelijks uit de Notulen van 1 Augustus 1833. Hij wendde zich namelijk tot Koning Willem I met het verzoek om een subsidie van 3000 Gld. voorloopig voor één jaar, ten einde in staat te worden gesteld de Utrechtsche Courant zooveel mogelijk te verbeteren. Of werkelijk die som is toegestaan, kan ik niet verzekeren, maar Burgemeester en Wethouders, in wier handen het verzoekschrift werd gesteld ten fine van bericht, consideratiën en advies, verklaarden zich ‘geheel onbezwaard’ om het verzoek te ondersteunen; de redactie zou daardoor in de gelegenheid worden gesteld om geleerden en letterkundigen van talent en naam aan de courant te verbinden, en om haar ‘overigens ook aan het Gouvernement dienstbaar te maken’; een subsidie meende men, in één woord, zoude doelmatig worden aangewendGa naar voetnoot1). Intusschen deed Bosch weldra ook eene poging bij de stad om door vermindering van uitgaven tot vermeerdering van ontvangsten te geraken. Daartoe leverde hij den 15den December 1833 een verzoekschrift in, waarbij hij op de omstandigheid wees, hoe hij door het uitgeven van dubbele couranten (sedert 1831; zie boven), zoowel wegens meer papier en drukloon als wegens hoogere zegels meer onkosten had dan zijne voorgangers; hoe hij grootere uitkeeringen had te doen dan deze, zooals de 1200 Gld. aan De Leeuw, en het afstaan der opbrengst van het debiet in de stad aan de Wed. Van der Schroeff, al moest hij erkennen die lasten vrijwillig op zich te hebben genomen met het oogmerk om de courant te kunnen verbeteren; hoe het bekomen van sommige buitenlandsche dagbladen sedert de stremming der gemeenschap met België moeie- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijker en kostbaarder was geworden; hoe hij tot uitbreiding zijner correspondentie gaarne meer onkosten wilde aanwenden, maar dat hij daarin door genoemde uitkeeringen werd verhinderd; allen zoovele redenen waarom hij verzocht tot op het overlijden van De Leeuw van de helft zijner recognitie te worden ontslagen. Eerst in de maand Mei 1834 werd gunstig op dit verzoek beschiktGa naar voetnoot1), doch de Stad Utrecht heeft slechts korten tijd van hare vrijgevigheid behoeven te doen blijken, want wegens het overlijden van De Leeuw hield de tijdelijk verleende remissie op met den laatsten Januari 1835Ga naar voetnoot2). Langzamerhand vielen er nu onderscheidene verbeteringen bij de courant optemerken. Het oude wapen, dat al van 1797 af dienst deed, werd met No. 144, van Maandag 1 December 1834, door een nieuw vervangen, terwijl bij het begin van 1835 eene nieuwe letter werd gebezigd in het hoofd. Twee jaren later, bij den aanvang van 1837, veranderde het uiterlijk van de courant aanmerkelijk, toen de titel in een halfrond werd gedrukt, en het blad zelf in 3 kolommen, waarna nog met No. 7, van Maandag 16 Januari, een ander wapen te voorschijn kwam. Weldra werd nu ook in een zoogenaamd feuilleton het Mengelwerk opgenomen, waarmede reeds vroeger was begonnen. Voor de courant zelf werd bij het begin van 1838 eene nieuwe letter ingevoerd, en met No. 136, van Maandag 12 November van dat jaar, werd het adres: Utrecht, bij L.E. Bosch, & Co. In 1839 werd de Utrechtsche Courant, beter gezegd haar drukker en uitgever, de Heer L.E. Bosch, bedreigd met een proces wegens laster van den kant van den Heer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C.A. Thieme, den uitgever der Arnhemsche Courant, het orgaan der oppositie. Nadat reeds vroeger artikelen in de Utrechtsche Courant waren opgenomen, die den Heer Thieme hoonend en beleedigend waren voorgekomen, maar die hij verklaarde met bloote bedreiging van gerechtelijke vervolging of wel met lijdzaam stilzwijgen te hebben beantwoord, verscheen in het feuilleton der Utrechtsche Courant van Vrijdag 22 Februari 1839, No. 23, een artikel onder het opschrift: ‘Zou men nu nogmaals zeven jaren willen wachten?’, dat ook het opschrift was geweest van een artikel in de Arnhemsche Courant van 3 Februari 1839, No. 21, gericht tegen het Algemeen Handelsblad. In bedoeld artikel nu werd van de Arnhemsche Courant, die door den Heer Thieme dagelijks werd onderteekend, en waarvoor hij dus verantwoordelijk was, gezegd: ‘Wanneer een Nederlandsch dagblad zich niet ontziet zijn eigene natie opentlijk verachtelijk te maken, dan is het de pligt van ieder regtgeaard Nederlander zulk eene eerloosheid in al derzelver afschuwelijkheid openlijk ten toon te stellen’, en verder blijkbaar aan de schrijvers der Arnhemsche Courant toegeroepen: ‘Neen, eervergeten satelliten van het vreemd verraad! handlangers der revolutionnaire propaganda!’ De Heer Thieme zag in die bewoordingen verwijten, die, zoo ze waarheid behelsden, hem aan den haat of aan de verachting zijner medeburgers zouden blootstellen, en leverde op dien grond bij den Officier der Arrondissements-Rechtbank te Utrecht eene aanklacht wegens laster in tegen den Heer Bosch. Gemelde Rechtbank evenwel verklaarde dat er geen termen bestonden voor bedoelde aanklacht, noch ten opzichte van den uitgever der courant, noch ten opzichte van den schrijver van het bewuste artikelGa naar voetnoot1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de voorwaarden waarop in 1797 het recht tot uitgifte der courant was verleend, was ook de bepaling gemaakt, dat alle betaling van recognitie zoude ophouden, wanneer de Raad ‘het zy door het invoeren van eene Constitutie voor het Volk van Nederland, het zij andersints’ niet langer bij machte zoude zijn om het uitgeven eener Utrechtsche Courant binnen de stad of hare vrijheid door anderen te beletten. Nu was er in het begin van 1840 te Utrecht sprake van het uitgeven van een dagblad onder den naam van Provinciale Courant en Advertentieblad, hetgeen Bosch aanleiding gaf om Burgemeester en Wethouders te waarschuwen, dat thans het oogenblik zou aanbreken dat in 1797 was voorzien; maar in zijn verzoekschrift van 21 Januari 1840 wees hij er tevens op, dat bedoelde uitgave zoude kunnen worden bemoeielijkt en misschien tegengegaan, wanneer de bestaande courant mocht worden uitgegeven onder de benaming van Provinciale en Stads Courant en Advertentieblad; vandaar dat hij verzocht, als er ten minste geen bezwaren bestonden, dat of de Stad zelve, of hij met hare goedkeuring, stappen in dien geest zou doen bij het Provinciaal Bestuur. Den 30sten Januari verklaarden Burgemeester en Wethouders hoegenaamd geen bezwaar te hebben dat Bosch zich tot het bestuur der Provincie zoude wenden, mits hij zich maar verbond om bij voortduring zijne recognitie te zullen voldoen; en nadat het daarop door Bosch ingediende verzoek door den waarnemenden Gouverneur in handen was gesteld van de Utrechtsche regeering, die natuurlijk gunstig advies uitbracht, keurden Gedeputeerde Staten de uitbreiding van den titel der courant goed op 5 Maart 1840Ga naar voetnoot1). Op Woensdag 1 April 1840 verscheen toen No. 40 onder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den titel van Utrechtsche Provinciale en Stads-Courant. Algemeen Advertentieblad, met twee wapens: het Provinciale en het Stedelijke. In de maand Februari 1842 verscheen binnen Utrecht een Weekblad, opgevolgd door een Dagblad, driemaal 's weeks uitgegeven, onder den naam van Nederlandsch Avondblad, tevens Courant der Stad en der Provincie Utrecht, Algemeen Nieuws- en AdvertentiebladGa naar voetnoot1), voerende de wapens van stad en provincie, waarin alle publicatiën en bekendmakingen werden opgenomen. Wat vroeger mogelijk was geweest, was thans onmogelijk: het Stedelijk Bestuur kon die uitgave niet verhinderen, en op dien grond verzocht Bosch te worden ontheven van zijne verplichting tot het betalen der recognitie van 1200 Gld. Gelijktijdig evenwel verzocht de boekdrukker W.F. Schultse, om als Bosch van het uitgeven der courant mocht afzien, alsdan daarmede en met de voorrechten daaraan verbonden te worden begunstigd, onder aanbod eener jaarlijksche recognitie van 2500 Gld. Nu nam Bosch zijn verzoek terug, om er evenwel in het volgend jaar op terugtekomen. Den 6den Maart 1843 toch diende hij andermaal een verzoekschrift in, waarbij hij mededeelde hoe eensdeels door de oprichting van nieuwsbladen in andere plaatsen, anderdeels door het recht van zegel en dat van patent, beide bezwarende en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1797 onbekende omstandigheden, de courant zoodanig was achteruitgegaan, dat hij in 1835 (?) de 1000 Gld., die hem als redacteur volgens de overeenkomst met Van der Schroeff jaarlijks waren toegekend, niet had kunnen genieten, een punt waarover hij met de erfgenamen Van der Schroeff in eene schikking had moeten komen. In weerwil van de toch zoo duidelijke bewoordingen der concessie van het jaar 1797, die nog altijd de verhouding regelde tusschen den uitgever en de stad, meende de laatste evenwel Bosch niet te kunnen ontheffen van zijne verplichting tot het betalen van recognitie; men wist te goed welke waarde er nog werd gehecht aan den titel van Stads Courant met officieele bekendmakingen en een stedelijk wapen, al kwam de inhoud ook volstrekt niet, gelijk te Amsterdam, ter verantwoording van het stedelijk bestuur; en tot erkenning van zooveel goeds mocht de uitgever wel eene, zij het dan ook eene verminderde, bijdrage leveren aan Stads Kas. Zoo werd dan aan Bosch over het afgeloopen en loopende jaar eene remissie van 400 Gld. verleendGa naar voetnoot1), en sedert bleef het bedrag der recognitie op 800 Gld. bepaald. ‘In de laatste jaren evenwel’, schreef de Heer Bosch in October 1857 in het Naschrift in den Utrechtschen Volks-Almanak, ‘werd eensdeels de stelling der Courant jegens het bestuur door den loop der staatkundige gebeurtenissen eene geheel onafhankelijke, anderdeels legden de eischen des tijds mij allerlei vroeger ongekende onkosten op, terwijl de openbare vergaderingen van Raad en Prov. Staten en de mededeeling daarvan de uitgave der Courant op den duur onereus maakten; het gevolg van dat alles was, dat er nadere voorstellen omtrent de Courant aan het provinciaal- en stadsbestuur moesten gedaan worden, en dat ten slotte door een bila- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teraal kontrakt tusschen het Gewestelijk- en het Stedelijk bestuur en de firma L.E. Bosch en Zoon, als uitgevers der Utrechtsche Provinciale en Stads-Courant, de verhouding juist is geregeld. De Utrechtsche Provinciale en Stads-Courant heeft thans slechts eene wederzijds opzegbare overeenkomst meer, die haar aan de Provinciale en Plaatselijke regering bindt’. Met betrekking tot het uiterlijk der courant valt optemerken, hoe zij bij het begin van 1843 door eene andere letter in het hoofd, en door de verplaatsing der dagteekening, die nu boven den titel kwam te staan, een ander aanzien kreeg. Wijzigingen in de zegelmerken hielden natuurlijk gelijken tred met gewijzigde wetsbepalingen, elders reeds door mij zooveel mogelijk vermeld; zoo ging het zegel, dat reeds vroeger met No. 86, van Maandag 19 Juli 1841, 2 C. was geworden, met No. 37, van Maandag 25 Maart 1844, over in het 2 C. Utrecht en Koningryk der Nederlanden. Buitengewoon te Zegelen, welke stempels met No. 45, van Vrijdag 12 April 1844, blauw gekleurd werden; met No. 55, van Maandag 6 Mei 1844, werd het buitengewoon karakter aan het zegel ontnomen, waardoor het tweede merk eenvoudig werd: Te Zegelen; en bij het begin van 1845 ging het 2 C. zegel over in een van 1½ C. - Toen bij den aanvang van 1847 eene nieuwe letter voor het hoofd werd gebezigd, werd er tegelijkertijd eene kleinere lettersoort ingevoerd voor de courant zelve, ten einde onafgebroken door te kunnen gaan met een feuilleton, daar er plaatsgebrek begon te ontstaan; het adres werd toen: Utrecht, bij L.E. Bosch en Comp. De dagelijksche uitgifte der courant, met uitzondering van den Zondag, dagteekent van 1 Januari 1854, maar in weerwil daarvan werd de prijs, die nog altijd 4 Gld. in de drie maanden was, slechts met 50 Cts. verhoogdGa naar voetnoot1); | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door inkrimping van het hoofd, en de wijziging: Advertentie-Blad, kreeg de courant toen ook een ander aanzien. Twee jaren later, met No. 7, van Dinsdag 8 Januari 1856, maakte de firma voortgesproten uit het contrakt van 22 Juli 1833 plaats voor die van L.E. Bosch en Zoon, terwijl mechanische veranderingen ter drukkerij weldra afwisselend het adres: Snelpersdruk of Stoomdruk, of gelijk thans, Stoom-Snelpersdruk van L.E. Bosch en Zoon in het leven riepen. Een nieuw wapen der provincie werd met No. 141, van Donderdag 17 Juni 1858, aangebracht, terwijl met No. 236, van 4 October 1859, zoowel dat der provincie als dat der stad werd vernieuwd. Onder den tegenwoordigen titel: Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad. Algemeen Advertentie-Blad. verscheen de courant voor het eerst op Donderdag 1 Januari 1863, en wel in vergroot formaat in 4 kol., nu ook met prijsopgaven in het hoofd: Voor de stad Utrecht f 5.50Ga naar voetnoot1), fr. p.p. f 6 in de drie maanden. Bij het begin van 1866, 1867 en 1869 vallen in het hoofd nog enkele typographische wijzigingen in het oog, maar van beteekenis was eerst de verandering die plaats greep als het gevolg der afschaffing van het dagblad-zegel, waarvan in het artikel ‘Aan Onze Lezers’ in No. 152, van Dinsdag 29 Juni 1869, bericht werd gegeven. Op Donderdag 1 Juli 1869 namelijk verscheen No. 154 van de courant in grooter formaat en in 5 kol., met plaatsing van nummer, jaartal, en dagteekening op de manier zooals nu nog; de prijs werd thans teruggebracht tot f 5 en f 5.50 in de drie maanden, ofschoon het blad voortaan ook des Zondags werd uitgegeven. Onder de prijs-opgaven werd het: Uitgevers: L.E. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bosch & Zoon, en Bureau: Korte Nieuwstraat, geplaatst, en sedert No. 155 onder den titel het: ‘Enkele nommers verkrijgbaar aan het Bureau à 5 Cents’, dat in 1871, van Maandag 17 April tot en met Woensdag 21 Juni, tijdelijk werd vervangen door eene aanwijzing betreffende de plaatsing van buitenlandsche advertentiën, waarvan de prijs-opgave terzelfder tijd maar tot en met No. 355, van Dinsdag 24 December 1872, in het hoofd werd aangegeven. Met de aanteekening dat met No. 24, van Vrijdag 24 Januari 1873, de prijs-opgaven in het hoofd over en weêr werden verplaatst, en dat nog met Juli 1873 evenals met den aanvang van 1877 eene nieuwe letter werd ingevoerd, besluit ik deze bibliographische en typographische opmerkingen. Tot de medewerkers aan het Utrechtsch Dagblad hebben in later jaren behoord de tegenwoordige Hoofd-Redacteur van het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, de Heer J.D. Doorman, van 1860 tot 1861; en de Heer F.C. De Brieder, thans Hoofd-Redacteur der Amsterdamsche Courant. Van algemeene bekendheid is de medewerking van den Hoogleeraar Mr. G.W. Vreede, die in 1869 eene afzonderlijke uitgave zijner vertoogen in het licht gaf onder den titel: ‘Een twintigjarige strijd. Volledige verzameling der vertoogen van Mr. G.W. Vreede over 's Lands in- en uitwendigen toestand. Februarij 1848-December 1868. Met eene inleiding. Utrecht, C. van der Post Jr. 1869’. Eene aardige bijzonderheid voorzeker is de wijze waarop in 1874 het zilveren kroningsfeest op de drukkerij van het Utrechtsch Dagblad werd gevierd. Op Maandag 11 Mei des namiddags ten 3 ure toch waren alle zetters in de werkplaats op hunne plaatsen en werd hun, op een gegeven teeken, de gelegenheid aangeboden, een stuk kopie, van gelijken inhoud en grootte, te zetten. Wie het stuk, 50 regels groot, het eerst afgezet had en daarbij de minste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fouten had gemaakt, was winner van den eersten prijs, een zilveren horloge met 's Konings portret; de tweede winner kreeg een' zilveren horlogeketting; de derde een zilveren lucifersdoosje; terwijl de 4de en 5de elk een zilveren feest-insigne uit de fabriek van den Heer S. Van Kempen ontvingen. Voor de jongens was de eerste prijs een mooi stuk broekstof, de tweede een zilveren feest-insigne uit de Utrechtsche zilverfabriek. Onder eene doodelijke stilte werd, nadat 9 minuten na 3 uren de strijd begon, ten 3 u. 59 m. 20 sec. het eerste stuk ingeleverd, 3 u. 59 m. 40 sec. het 2de, en 3 u. 59 m. 48 sec., het derde, enz. Toen de correctie gedaan was bleek, dat overwinnaars waren: P. Van der Baan 1ste prijs, J. Vermeulen 2de prijs, J. Slingerland 3de prijs, A. Storm 4de prijs, en Th.J. Baljet 5de prijs; van de jongens won de 1ste prijs W. Lorrier, de 2de prijs G. Takke. De geschiedenis van het Utrechtsch Dagblad onder het bestuur van den tegenwoordigen Hoofd-Redacteur Mr. L.E. Bosch Jr.Ga naar voetnoot1) bepaalt zich in hoofdzaak tot het proces naar aanleiding der volgende mededeeling, die in No. 218, van Dinsdag 10 Augustus 1875, blz. 2, kol. 5, onder het ‘Stadsnieuws’ werd opgenomen: ‘Heden ochtend was het bijzonder druk op de vischmarkt. Een groote hoop menschen bewoog zich daar, vooral voor het huis van den bakker d.L. - Aanleiding tot dien oploop moet het volgende voorval gegeven hebben. De dochter van dien bakker, die roomsch katholiek is, verkeerde met een jonkman op wien niets te zeggen viel, dan dat hij protestantsch is. De vader heeft krach- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tige maatregelen genomen om hieraan een einde te maken. Reeds Zondagmiddag gaf hij aanleiding tot een ergerlijk schandaal op straat, toen hij de beide gelieven tegenkwam en van zijn geloof getuigenis aflegde door het gebod der liefde op de ruwste wijze te verloochenen’. ‘Heden nacht is het meisje door haar vader en eenige helpers - men verzekert ons, dat het zijn broeder en een buurman waren - met geweld en in weerwil van haar wanhopig verzet naar een geestelijk gesticht gebracht’. ‘Ondanks het vroege uur bracht dit treurig tooneel veel volk op de been en algemeen uit zich de verontwaardiging. - Wij hopen, dat ten minste zal blijken, dat geen bedienaren eener christenkerk in Nederland zijn dweepzucht hebben aangemoedigd en gesteund; dat het van bevoegde zijde gelogenstraft worde, wat men algemeen hoort zeggen, dat geestelijken er de hand in hadden, om het weerlooze meisje naar een dier gestichten te doen sleepen, waaruit nooit een stem opgaat om het recht te eischen, dat in de wet voor ieder Nederlander ter bebescherming zijner persoonlijke vrijheid geschreven staat’. Bakker J.F. De Laat vond zich door deze mededeeling in eer en goeden naam gekrenkt, en diende bij den Officier van Justitie te Utrecht eene aanklacht in wegens laster tegen Mr. L.E. Bosch Jr., als Hoofd-Redacteur van het Utrechtsch Dagblad. Toen de zaak op Donderdag 30 September 1875 voor de Arrondissements-Rechtbank te Utrecht werd behandeld, concludeerde het Openbaar Ministerie, bij monde van den Substituut-Officier Mr. J. De Greve, tot vrijspraak, daar het de aanklacht niet gegrond achtte, maar in weerwil van die conclusie, en van het pleidooi van Mr. D.J.H. Van Eeden, die voor den beklaagde optrad, verklaarde toch de Rechtbank op Donderdag 7 October 1875 Mr. L.E. Bosch Jr. schuldig aan laster, en veroordeelde hem tot het betalen eener boete van 25 Gld. Voor het Provinciaal Gerechtshof van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht diende de zaak in hooger beroep op Dinsdag 16 November 1875; acht dagen later sprak dit college, in strijd met het requisitoir van den Procureur-Generaal die tot bevestiging van het vonnis had geconcludeerd, den Heer Bosch vrij. In cassatie voor den Hoogen Raad werd de zaak behandeld op Dinsdag 25 Januari 1876; hier was niet ontvankelijk-verklaring van het hooger beroep zoowel het requisitoir van het Openbaar Ministerie op Dinsdag 1 Februari 1876, als de uitspraak op Maandag 28 Februari 1876Ga naar voetnoot1).
Amsterdam, April 1877. Mr. W.P. Sautijn Kluit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage
|
Anno 1744. No. 11 | Anno 1752. No. 85 | Anno 1758. No. 3 |
No. 37 | No. 146 | No. 8 |
No. 82 | Anno 1753. No. 155 | No. 11 |
No. 85 | Anno 1754. No. 105 | No. 16 |
No. 99 | Anno 1756. No. 57 tot | No. 68 |
No. 112 | en met 60 | Anno 1760. No. 36 |
No. 139 | No. 71 | No. 41 |
Anno 1745. No. 10 No. | 74 No. | 157 |
No. 41 | No. 75 | Anno 1761. No. 117 |
No. 66 | No. 79 | Anno 1762. No. 78 |
No. 119 | No. 80 | No. 116 |
No. 129 | No. 86 | No. 143 |
Anno 1746. No. 82 | No. 89 | Anno 1763. No. 78 |
Anno 1747. No. 1 | No. 92 | No. 83 |
No. 51 | No. 100 tot | No. 84 |
No. 72 | en met 103 | No. 98 |
Anno 1748. No. 1 | No. 106 | No. 104 |
No. 37 | No. 108 | No. 125 |
No. 77 | No. 112 | No. 141 |
No. 81 | No. 113 | No. 152 |
No. 99 | No. 121 | No. 155 |
Anno 1749. No. 15 | No. 129 tot | No. 156 |
No. 42 | en met 155 | Anno 1764. No. 30 |
No. 137 | Anno 1757. No. 13 | No. 58 |
No. 157 | No. 47 | No. 80 |
Anno 1750. No. 42 | No. 49 | No. 136 |
No. 88 | No. 86 | No. 147 |
No. 144 | No. 90 | No. 151 |
Anno 1751. No. 20 | No. 104 | No. 153 |
No. 24 | No. 128 | No. 156 |
No. 25 | No. 139 | Anno 1765. No. 71 |
No. 72 | No. 148 | No. 74 |
Anno 1765. No. 77 | Anno 1770. No. 78 | Anno 1781. No. 25 |
No. 85 | No. 112 | No. 33 |
No. 87 | Anno 1771. No. 31 | No. 86 |
Anno 1766. No. 39 | No. 108 | No. 87 |
No. 71 | No. 117 | No. 88 |
No. 86 | No. 155 | No. 102 |
No. 88 | Anno 1772. No. 55 tot | No. 140 |
No. 90 | en met 68 | Anno 1782. No. 11 |
No. 114 | No. 79 | No. 16 |
No. 117 | No. 107 | No. 49 |
No. 120 | Anno 1773. No. 40 | No. 50 |
No. 138 | No. 41 | No. 98 |
Anno 1767. No. 1 | No. 42 | No. 104 |
No. 12 | Anno 1774. No. 39 tot | No. 117 |
No. 19 | en met 44 | No. 131 |
No. 30 | No. 63 | No. 134 |
No. 50 | No. 117 | No. 136 |
No. 91 | Anno 1775. No. 1 | No. 137 |
Anno 1768. No. 34 | No. 40 tot Anno 1783. | No. 6 |
No. 35 | en met 78 | No. 7 |
No. 52 | No. 87 | No. 78 |
No. 77 | No. 118 | No. 88 |
No. 79 | Anno 1776. No. 47 | No. 105 |
No. 118 tot | No. 123 | No. 125 |
het einde. | Anno 1777. No. 2 | No. 128 |
Anno 1769. No. 19 | No. 3 | No. 129 |
No. 42 | No. 69 tot | No. 152 |
No. 45 | en met 73 | No. 157 |
No. 60 | No. 78 | Anno 1784. No. 39 tot |
No. 67 | No. 152 | en met 45 |
No. 98 | Anno 1778. No. 1 | No. 48 |
No. 118 | No. 8 | No. 69 |
Anno 1770. No. 6 | No. 59 | No. 78 |
No. 24 | No. 89 | No. 95 |
No. 26 | No. 117 tot | No. 123 |
No. 40 | het einde. | No. 130 |
No. 54 | Anno 1779. No. 1 | Anno 1785. No. 39 |
No. 65 | No. 16 | No. 103 |
No. 70 | No. 98 | No. 117 |
Bijlage
Behoorende bij blz. 123.
In 1746 is de courant van Woensdag 1 Juni ten onrechte genummerd 64, moet zijn 65.
In 1747 is de courant van Woensdag 18 Januari ten onrechte genummerd 7, moet zijn 8.
In 1747 is de courant van Woensdag 1 Maart ten onrechte genummerd 27, moet zijn 26.
In 1747 is de courant van Vrijdag 30 Juni ten onrechte genummerd 71, moet zijn 78.
In 1748 is de courant van Maandag 3 Juni ten onrechte genummerd 66, moet zijn 67.
In 1748 is de courant van Vrijdag 9 Augustus ten onrechte genummerd 97, moet zijn 96. Deze fout werd hersteld doordien de courant van Vrijdag 30 Augustus, evenals hare voorgangster, het nummer 105 kreeg.
In 1749 is de courant van Vrijdag 21 Februari ten onrechte genummerd 21, moet zijn 23.
In 1750 is de courant van Woensdag 1 April ten onrechte genummerd 38, moet zijn 39. Daarom werd No. 48 overgeslagen.
In 1751 is de courant van Vrijdag 2 April ten onrechte genummerd 39, moet zijn 40. Daarom werd No. 51 overgeslagen
In 1752 werden de nummers 56, 57, 58 overgeslagen, en 60, 61, 62 tweemaal gebezigd.
In 1753 zijn de nummers 110, 111, 112 ten onrechte verwisseld met de nummers 101, 102, 103.
- voetnoot1)
- In 1658 (Januari tot April) vond ik dezen naam op weekbladen te 's Gravenhage uitgegeven, zie mijne studie over de 's Gravenhaagsche Courant in Handel. Maatsch. d. Nederl. Letterk. 1875, blz. 9. Mr. Gerard Lodewijk De Macht was dus zonder twijfel de ‘autheur’, verg. blz. 13, die toen ‘'t eynden 't Spuy in 't Huys van den Heer Verwer’ woonde.
- voetnoot1)
- Deze sententie van het Hof van Holland van 5 April 1658 is reeds, als daar eigenaardig t'huis behoorende, door mij medegedeeld in de 's Gravenhaagsche Courant, blz. 13 en volgg.
- voetnoot1)
- Zie mijne studie over de Amsterdamsche Courant in Nijhoffs Bijdr. N.R. dl. V, blz. 225 (17).
- voetnoot2)
- De Vroedschaps Notulen van Vrijdag 4 Januari 1656, fol. 16, maken melding van een besluit, om in de couranten medetedeelen, dat in 1655 bij het woeden der pest te Utrecht niet zulk groot aantal menschen was gestorven als sommigen meenden. Dat hier juist Utrechtsche couranten worden bedoeld, gelijk in Utrecht voorheen en thans, blz. 166, aant., is beweerd, acht ik verre van bewezen.
- voetnoot1)
- Zie Vroedschaps Notulen, fol. 216. In Utrecht voorheen en thans, blz. 166, wordt opgegeven 6 Januari 1666.
- voetnoot1)
- Utrecht voorheen en thans, blz. 181, noemt het ten onrechte het derde verbod.
- voetnoot2)
- De 's Gravenhaagsche Courant, blz. 15.
- voetnoot1)
- In April 1658 toch moest hij den Haag verlaten, en kort daarop schijnt Jan Van Zwol te Utrecht te zijn opgetreden. Want het komt mij verdacht voor, dat hij daar reeds in 1652, zie Dr. A.M. Ledeboer, De Boekdrukkers, enz. zou hebben gearbeid.
- voetnoot2)
- In Nijhoffs Bijdr. N.R. dl. IV, blz. 44 (25) is door mij gesproken van de ‘Gazette d'Utrecht’ van 20 Februari 1679. Dat daar geen Fransche Courant, maar het blad van Broer Appelaer is bedoeld, staat bij mij vast.
- voetnoot3)
- Zie De Uithangteekens van Van Lennep en Ter Gouw, dl. II, blz. 378.
- voetnoot4)
- Zie Dr. A.M. Ledeboer, a.w. blz. 7.
- voetnoot1)
- Over Broer Jansz. en Joost Broersz. zie mijne studie over De Amsterdamsche Courant.
- voetnoot1)
- Eerst een Plakkaat der Staten van Utrecht van 24 Juli 1700 bepaalde, dat men op 1 December 1700 zoude schrijven: 12 December 1700. Zie Tijdschrift van Van der Monde 1, 574.
- voetnoot1)
- Zie Vroedschaps Notulen van Maandag 3 Januari 1681, fol. 7v, Maandag 24 Januari 1681, fol. 10, Maandag 21 Februari 1681, fol. 15.
- voetnoot1)
- Resol. Staten v. Holland van Dinsdag 14 Juli 1682, blz. 393. Er is hier blijkbaar alleen van de Haarlemsche en de Amsterdamsche Courant sprake, omdat in de andere steden nog geen couranten werden uitgegeven.
- voetnoot1)
- Zie Vroedschaps Notulen van Maandag 13 Aug. 1683, fol. 90v.
- voetnoot2)
- Te vinden achter den merkwaardigen bundel Leidsche Couranten, 30 Maart tot 31 December 1686, op de Acad. Bibliotheek te Leiden.
- voetnoot3)
- In de verzameling pamfletten van wijlen Mr. L.C. Luzac te Leiden.
- voetnoot4)
- In De Uithangteekens, dl. II, blz. 252, wordt ten onrechte gezegd, dat ‘De Courant’ in 1686 te Utrecht op twee plaatsen uithing, want dat de Maandagsche Utrechtsche Courant door Broer Appelaer op den hoek der Ballemakersstraat, de Vrijdagsche Courant op de Neude werd uitgegeven.
- voetnoot1)
- Indertijd door mij gezien van de familie Van Assen te Leiden.
- voetnoot2)
- Deze advertentie is zeker eene merkwaardige bijdrage tot het werk van Henry Sampson, A History of Advertising, London, 1874, waarin ook op Nederland wordt gewezen.
- voetnoot1)
- Zie op het Amsterdamsche Archief: Stads Missiven-Boek, No. 12, fol. 124. Het antwoord uit Utrecht vindt men er in: Utrecht. Missiven 23 Juni 1690. In de Utrechtsche Vroedschaps Notulen zie men die van Dinsdag 10 Juni 1690, fol. 104; van Maandag 23 Juni 1690, fol. 106; van Maandag 30 Juni 1690, fol. 106v; van Maandag 7 Juli 1690, fol. 107v. Misschien ook P.A. Leupe in De Nederlandsche Spectator van 17 Februari 1877, No. 7, blz. 50.
- voetnoot1)
- Adriaen van Gaesbeeck was tusschen 1682 en 1686 met Casparus Commelin uitgever der Amsterdamsche Courant geweest. Zie Nijhoff's Bijdr. N.R. dl. V, blz. 238 en 239 (30 en 31).
- voetnoot1)
- Hij was archaeoloog; zie Saxe, Onomasticon, V, blz. 421. De Academische Bibliotheek te Leiden bezit van zijne hand een viertal geschriften. Twee anderen vermeldt Mr. J.T. Bodel Nijenhuis, Bibl. d. Plaatsb., No. 2366 en 2450. Geboren te Sedan, en oorspronkelijk predikant, was hij ten gevolge van de herroeping van het Ediet van Nantes naar Holland gevlucht, waar hij omstreeks 1720 overleed. Zie Nouvelle Biogr. Générale de Hoefer.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 11 Juni 1703, fol. 197.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 20 Januari 1710, fol. 35.
- voetnoot3)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 12 Januari 1711, fol. 134.
- voetnoot4)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 19 Januari 1711, fol. 136v.
- voetnoot1)
- Op 5 September 1719 was evenwel te Rotterdam aan Janiçon het uitgeven zijner Fransche Courant verboden.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 16 December 1720, fol. 191v.
- voetnoot1)
- De uitgever der Fransche Amsterdamsche Courant.
- voetnoot1)
- Zie mijne studie in Nijhoffs Bijdr. N.R. dl. VII, blz. 221.
- voetnoot1)
- Zie Levensbeschryving van beroemde en geleerde Mannen. Met hedendaagsche sterfgevallen, dl. 5, blz. 143-149; Luïscius, Woordenboek; Van Kampen, Beknopte Gesch. der Nederl. Lett., dl. II, blz. 358; Van der Aa, Biogr. Woordenb.; Nouvelle Biogr. Génér. de Hoefer.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 2 Februari 1722, fol. 64v.
- voetnoot1)
- Beide couranten waren dus misschien niet veel meer dan eene vertaling de eene van de ander.
- voetnoot1)
- Verg. de voorstelling van deze zaak hierboven, blz. 52.
- voetnoot1)
- Niet in 1725, zooals overal wordt opgegegeven, ook door Hatin, die in Les Gazettes de Hollande, pag. 169, ten onrechte schrijft: ‘H.P. de Limiers, sans doute le fils du savant, qui aurait porté les mêmes prénoms que son père’.
- voetnoot2)
- Zie Vroedschaps Notulen van Maandag 12 Februari 1725, fol. 70, en Maandag 1 April 1726, fol. 93v.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 4 October 1728, fol. 185v.
- voetnoot2)
- Verg. mijne studie over De Hollandsche Leidsche Courant in Handel. en Meded. v.d. Maatsch. d. Nederl. Letterk. 1871, blz. 41. Het blijkt nu dat het daar vermelde eigenlijk de Fransche Leidsche Courant betrof.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Dinsdag 27 December 1729, fol. 40. Resol. Staten v. Holland van Vrijdag 6 Januari 1730, blz. 14.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 2 Januari 1730, fol. 47v.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 9 Januari 1730, fol. 50v.
- voetnoot3)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 23 Januari 1730, fol. 62.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 8 Mei 1730, fol. 111v.
- voetnoot1)
- Resol. Staten v. Holland van Donderdag 21 Juni 1731, blz. 340.
- voetnoot1)
- Deze uitdrukking komt ook voor in het verbod der Haarlemsche Courant van Keizer Karel VI in dato 12 April 1740, en schijnt dus eene soort van gemeenplaats te zijn geweest; zie mijne studie over De Haarlemsche Courant in de Handel. en Meded. v.d. Maatsch. der Nederl. Letterk. 1873, blz. 71, aant.
- voetnoot2)
- Wij zeggen naar de zwakke verbuiging: gepleegd.
- voetnoot1)
- N, zooveel als X; de voornaam was niet bekend. Verg. Hatin, Les Gazettes de Hollande, pag. 143.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 8 October 1736, fol. 220v.
- voetnoot1)
- Intusschen was, gelijk boven bleek, dit verzoek wel door zijne moeder gedaan, maar was het door de Vroedschap afgeslagen.
- voetnoot2)
- Zie op het Utrechtsch Archief het bedoelde request (Losse Stukken, 22 BB) vergeleken met de Vroedschaps Notulen van Maandag 12 Maart 1742, fol 90; van Maandag 9 April 1742, fol. 108; van Maandag 29 November 1751, fol. 60v.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 29 November 1751, fol. 60v.
- voetnoot1)
- Zie op het Utrechtsch Archief: Ontvangen Brieven van 22 Mei 1746 tot 16 Februari 1769. Vroedschaps Notulen van Maandag 4 Februari 1754, fol. 68v; van Maandag 1 April 1754, fol. 108.
- voetnoot1)
- Van deze zaak wordt ook melding gemaakt in de Vroedschaps Notulen van Maandag 29 September 1755, fol. 355v.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 16 Februari 1756, fol. 111; van Maandag 29 Maart 1756, fol. 150v.
- voetnoot1)
- Resol. Staten-Generaal van Vrijdag 22 October 1756, blz. 577; Idem Staten v. Holland van Vrijdag 29 October 1756, blz. 754, waar de dagteekeningen der geïncrimineerde couranten worden opgegeven als 15 en 16 October.
- voetnoot2)
- Friesland, waar sedert 29 Juli 1752 de Leeuwarder Courant uitkwam, werd ten onrechte over het hoofd gezien.
- voetnoot3)
- Resolutiën Staten v. Holland van Vrijdag 17 December 1756, blz. 946, waar verwezen wordt naar eene Resolutie der Staten-Generaal van 29 October betreffende die zaak, waarnaar door mij te vergeefs is gezocht.
- voetnoot1)
- Resol. Staten-Generaal van Woensdag 9 Febr. 1757, blz. 83; Idem Staten v. Holland van Donderdag 10 Maart 1757, blz. 202.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 6 Juni 1757, fol. 179v.
- voetnoot1)
- Hatin, Les Gazettes de Hollande, pag. 169.
- voetnoot2)
- Zie mijne studie over de 's Gravenhaagsche Courant in de Handel. en Meded. v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. 1875, blz. 41.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 20 Maart 1758, fol. 117; van Dinsdag 28 Maart 1758, fol. 126.
- voetnoot1)
- Claudius Salmasius, 1588-1652, beroemd criticus.
- voetnoot1)
- Resol. Staten-Generaal van Vrijdag 19 Januari 1759, blz. 42; Idem Staten v. Holland van Donderdag 8 Februari 1759, blz. 227.
- voetnoot2)
- Resol. Staten-Generaal van Dinsdag 4 Augustus 1761, blz. 509.
- voetnoot1)
- Resolutiën Staten-Generaal van Dinsdag 13 Juli 1762, blz. 490, en Maandag 19 Juli 1762, blz. 506.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 20 Januari 1766, fol. 85; Maandag 17 Februari 1766, fol. 100.
- voetnoot1)
- Resolutiën Staten-Generaal van Maandag 26 Augustus 1771, blz. 544, en van Dinsdag 3 September 1771, blz. 557. Vroedschaps Notulen van Vrijdag 30 Augustus 1771, fol. 144v, en Donderdag 19 September 1771, fol. 153v.
- voetnoot1)
- Resolutiën Staten-Generaal van Maandag 13 December 1773, blz. 749.
- voetnoot1)
- Paul Jonas, de bekende Amerikaansche vrijbuiter. - Eene zuster van Koning George III, Carolina Mathilda, was gehuwd met Koning Christiaan VII van Denemarken, welke echt, ten gevolge van beschuldiging van verstandhouding met Struensee, op 2 April 1772 ontbonden werd.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Zaterdag 13 November 1779, fol. 17v, Maandag 6 December 1779, fol. 29v, en Maandag 13 December 1779, fol. 34.
- voetnoot1)
- Resolutiën Staten van Holland van Dinsdag 18 April 1780, blz. 333.
- voetnoot2)
- Resolutiën Staten van Holland van 22 Februari 1782, blz. 118.
- voetnoot3)
- Zie onder meer Resol. Staten-Generaal van Maandag 7 Februari 1785, blz. 136.
- voetnoot4)
- In de couranten werd er bij advertentie aankondiging van gedaan, zooals in de Utrechtsche Courant van Maandag 6 Augustus 1781, No. 97; in het Fransch komt de advertentie voor bij Hatin, pag. 171.
- voetnoot5)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 30 Juli 1781, fol. 227.
- voetnoot1)
- Dit had betrekking op de Hollandsche Utrechtsche Courant.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 19 November 1781, fol. 19v.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 26 November 1781, fol. 28v.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 18 Februari 1782, fol. 100v.
- voetnoot2)
- Verschenen van 1759-1763 onder leiding van Mr. Elie Luzac.
- voetnoot3)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 20 Jaunari 1783, fol. 88v.
- voetnoot1)
- In de Resol. van Gecomm. Raden betrekkelijk de gemeene middelen van 31 Juli 1751 staat de Wed. Husson in Den Haag voor het debiteeren van de Fransche Utrechtsche Courant aangeteekend voor 13 Gld. in het Middel van de gedrukte papieren.
- voetnoot1)
- Des Essarts was dus Oranje-man!
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Dinsdag 10 Juni 1783, fol. 258v.
- voetnoot1)
- Hatin vond slechts één bericht.
- voetnoot2)
- In de Vroedschaps Notulen heb ik er geen melding van gevonden.
- voetnoot3)
- Verg. hierboven blz. 58.
- voetnoot4)
- Fransch gezant te 's Hage.
- voetnoot1)
- Waarschijnlijk moet hier worden gelezen 12 Juni.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 16 Juni 1783, fol. 268v.
- voetnoot1)
- Zie de aankondiging in de Utrechtsche Courant van 9 Juli 1783.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 4 Augustus 1783, fol. 294v.
- voetnoot3)
- Hetzelfde voorval gaf acht dagen later aanleiding tot eene klacht over de Fransche Leidsche Courant. Zie mijne studie in de Handel. en Mededeel. van de Maatsch. der Nederl. Letterk. 1870, blz. 86.
- voetnoot1)
- Resol. Staten-Generaal van Maandag 26 Januari 1784, blz. 59; van Maandag 1 Maart 1784, blz. 158.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 15 November 1784, fol. 88; Maandag 31 Januari 1785, fol. 295.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 5 September 1785, fol. 804.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Woensdag 19 October 1785, fol. 33.
- voetnoot1)
- Zie Dr. A.M. Ledeboer, De Boekdrukkers, Boekverkoopers enz. blz. 160, en Alfab. Lijst.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 31 October 1785, fol. 48v.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 7 November 1785, fol. 73.
- voetnoot3)
- Kroniek Hist. Gen. 30ste Jaarg. 1874, 6de Serie, 5de Deel, 1875, blz. 408.
- voetnoot1)
- Zie mijne studie over De O.N. Patriot in Nijhoff's Bijdrag. N.R. dl. 9, blz. 237 (7).
- voetnoot1)
- Ik vermoed dat er bij No. 39, zoowel als bij No. 40, een supplement behoorde met doorloopende pagineering.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Donderdag 4 October 1787, fol. 64v; Maandag 8 October 1787, fol. 72; Donderdag 11 October 1787, fol. 77.
- voetnoot1)
- Verg. over hem Dr. A.M. Ledeboer, De Boekdrukkers enz., blz. 363.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 18 November 1743, fol. 21.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 20 Januari 1744, fol. 72v.
- voetnoot2)
- Aan het einde dezer studie geef ik als Bijlage de nummers op die aan de incomplete jaargangen 1744-1785 ontbreken, in de hoop dat gelukkige bezitters ze aan het Rotterdamsch Archief zullen afstaan.
- voetnoot1)
- Zie Groot Placaat-Boek VII, 818.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 29 Juni 1744, fol. 197; Maandag 13 Juli 1744, fol. 210v.
- voetnoot3)
- Zie Dr. A.M. Ledeboer, De Boekdrukkers enz., blz. 364, en Alfab. Lijst.
- voetnoot1)
- Het heeft er veel van alsof deze titel, die te Amsterdam, Rotterdam, 's Hage en Haarlem werd gebruikt, gebezigd is voor volksblaadjes in den trant van den lateren Amsterdamschen Nieuwspost.
- voetnoot2)
- Als boekverkooper niet bekend bij Dr. A.M. Ledeboer, De Boekdrukkers enz.
- voetnoot3)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 11 October 1756, fol. 267; Maandag 20 December 1756, fol. 48 en 48v.
- voetnoot1)
- Zie mijne studie over de 's Gravenhaagsche Courant in de Handel. en Mededeel. der Maatsch. v. Nederl. Letterk. 1875, blz. 30-35.
- voetnoot1)
- Beide verzoekschriften zijn voorhanden op het Utrechtsche Gemeente-Archief.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 2 Maart 1761, fol. 146v.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 18 October 1773, fol. 7v.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 10 Januari 1774, fol. 52.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 10 Januari 1774, fol. 52; van Maandag 17 Januari 1774, fol. 56.
- voetnoot1)
- Verg. hierboven blz. 97.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 6 Augustus 1781, fol. 232v; van Maandag 13 Augustus 1781, fol. 238v. Beiden zijn ook afgedrukt door Mr. R.M. Van Goens in De Ouderwetse Nederlandsche Patriot No. XL, van 22 Juni 1782, 4de stuk, blz. 312-314.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 17 December 1781, fol. 50v.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 18 Februari 1782, fol. 102.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notalen van Maandag 15 April 1782, fol. 141v; van Maandag 22 April 1782, fol. 146v.
- voetnoot2)
- Zie zijn levensbericht en portret in Alg. Konst- en Letter-Bode van 1813, dl. 1, blz. 227-238. Gerrit Nieuwenhuis was zijn neef, zie blz. 235.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 2 Mei 1785, fol. 586.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 12 Februari 1787, fol. 550v; van Maandag 26 Februari 1787, fol. 578v.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Donderdag 13 September 1787, fol. 352.
- voetnoot2)
- Zie mijne studie in De Nederlandsche Spectator van 25 Januari 1873, No. 4, en 1 Februari 1873, No. 5.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 29 October 1787, fol. 41v.
- voetnoot1)
- Dr. A.M. Ledeboer, Alfab. Lijst, blz. 173, heeft het volgende opgeteekend: ‘De Tyls zijn in 1780 begonnen, een Overijsselsch Bekendmakingsblad te drukken, dat echter kort van duur was. De Overijsselsche Courant begint eigenlijk eerst in 1790’.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Vrijdag 1 Mei 1795, fol. 141v; van Zondag 3 Mei 1795, fol. 144.
- voetnoot2)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 17 October 1796, fol. 234v.
- voetnoot3)
- Eene advertentie van zekeren J.W. Evers in de Stichtsche Courant van Maandag 30 Mei 1796, No. 65, blz. 2, kol. 1, gaf aanleiding tot een proces; zie Notulen van het Staats-bewind van 10 October 1803, No. 14; 21 October 1803, No. 1; 3 November 1803, No. 8.
- voetnoot1)
- Men vindt beide bronnen opgegeven in Naamlijst van Nederduitsche Boeken 1794-1798, blz. 339. Dat vooral eerstgemelde bron in geen der openbare bibliotheken van Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage, Utrecht en Leiden, volledig te vinden was, is wel opmerkelijk. De Heer J.H. Scheffer te Rotterdam was intusschen zoo gelukkig mij blz. 1-16 van vermelde Bijlage te kunnen verstrekken.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 19 October 1795, fol. 108. - ‘Stads Courant’. Alsof de Utrechtsche Courant, even als de Amsterdamsche, van wege en voor rekening van de stad werd geschreven en uitgegeven!
- voetnoot1)
- Verg. mijne studie over de Haarlemsche Courant in de Handel. en Mededeel. v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. 1873, blz. 89 en volgg.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 20 Februari 1797, fol. 124.
- voetnoot1)
- Dr. A.M. Ledeboer, Alfab. Lijst, blz. 57, geeft op: ‘+ Fluck, J.C. Werkz. 1806. Utr.’ In het adres van No. 8 wordt die naam ook aldus opgegeven.
- voetnoot1)
- Vroedschaps Notulen van Maandag 24 Februari 1800 (niet gefolieerd).
- voetnoot1)
- Later, gelijk in 1814, vindt men somtijds ook geruimen tijd: Te Utrecht, By de Leeuw en Comp.
- voetnoot1)
- Zie Algemeen Nieuws- en Advertentie-Blad van Zaterdag 14 October 1820, No. 83, blz. 3, kol. 2.
- voetnoot2)
- Navorscher 1868, blz. 79.
- voetnoot1)
- Notulen van Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Utrecht van Dinsdag 8 Maart 1831, fol. 31.
- voetnoot1)
- Notulen van Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Utrecht van Donderdag 1 Augustus 1833, fol. 4.
- voetnoot1).
- Notulen van Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Utrecht van Donderdag 1 Augustus 1833, fol. 6.
- voetnoot1)
- Notulen van Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Utrecht van Woensdag 29 Januari 1834, fol. 11; van Dinsdag 13 Mei 1834, fol. 30; van Dinsdag 10 Juni 1834, fol. 33.
- voetnoot2)
- Notulen van Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Utrecht van Dinsdag 27 Januari 1835, fol. 8.
- voetnoot1)
- Weekblad van het Regt, No. 9, van 4 Maart 1839, blz. 4; No. 30, van 17 Juni 1839, blz. 4.
- voetnoot1)
- Notulen van Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Utrecht van Donderdag 30 Januari 1840, fol. 55; van Maandag 24 Februari 1840, fol. 102; van Maandag 9 Maart 1840, fol. 15.
- voetnoot1)
- Onder den titel van Avondblad. Courant der Stad en Provincie Utrecht. Nieuws- en Advertentie-Blad, heb ik gezien No. 133, van Vrijdag 8 November 1844, 3de Jaargang, en No. 12, van Maandag 27 Januari 1845, 4de Jaargang, beide gedrukt en uitgegeven te Utrecht bij J.G. Andriessen, maar zonder wapens. Van Maandag 21 Augustus 1848 tot Zaterdag 30 Juni 1855 werd dit blad dagelijks, bij onderscheiden uitgevers voortgezet onder den titel van De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant. (Staatkundig- nieuws- handels- en advertentie-blad), de eerste drie jaren onder redactie van den Utrechtschen Hoogleeraar Mr. J. Van Hall, de volgende vijf jaren onder redactie van Mr. G. Groen van Prinsterer te 's Hage.
- voetnoot1)
- Notulen van Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Utrecht van Woensdag 13 Juli 1842, fol. 27; Woensdag 10 Augustus 1842, fol. 30; en Woensdag 10 Mei 1843, fol. 26.
- voetnoot1)
- Zie het ‘Berigt’ in No. 155, van Maandag 26 December 1853, en volgende nummers.
- voetnoot1)
- Op het eerste nummer stond 5 Gld. Zoo werd ook, alhoewel anderhalf jaar later, met No. 155, van 1 Juli 1864, ontdekt, dat de prijsopgave der advertentiën: Van 1-6 regels f 1, moest wezen: Van 1-5 regels f 1.
- voetnoot1)
- De Heer L.E. Bosch overleed als ‘Oud-Stads Courantier’ in den ouderdom van 73 jaren, te Zeist op 3 Mei 1865. De vennootschap tusschen Mr. J.G.A. Bosch en Mr. L.E. Bosch werd met 1 Mei 1875 ontbonden, ten gevolge van het uittreden van den eerste; de laatste bleef de firma voeren.
- voetnoot1)
- Zie Utrechtsch Prov. en Sted. Dagblad van Vrijdag 1 October 1875, No. 270, Bijv. blz. 1, kol. 4; van Woensdag 17 November 1875, No. 317, blz. 1, kol. 4; van Woensdag 26 Januari 1876, No. 26, blz. 2, kol. 2.