De Beweging. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 340] [p. 340] Gedichten Door Giza Ritschl. I Lieve engelen met zoete stemmen roepen mij In bonte kleuren met zacht bewegen zweven zij, Wanneer ik ter neer kniel bij mijn avondgebed dan staan zij op een rij voor mijn bed. Een zingt, een lacht, een speelt verblijd, Een ander weer weent van spijt, van spijt, omdat hij mij niet kussen mag. ik slaap dan in met een zachten lach. doch, in mijn droom zie ik hen weer, maar dan een voor een, wit en teer. II Door een engel werd ik gewekt toen ik sliep. Ik was met bloemen bedekt toen hij riep. Ik stond op, ik lachte, ik beefde. In eens werd ook ik een engel want ik zweefde. [pagina 341] [p. 341] Mijne witte vleugelen droegen mij hoog naar boven. Toen begon ik net als hij aan God te gelooven; En beloven moest ik, bij hem te blijven voor altijd, Want hij heeft mij uit 't aardsche bevrijd. III Moeder, ik zie de dood nadert mij, want, kijk, zij brengen mij bloemen. lieve moeder, vandaag scheiden wij, maar gij moet mijn naam niet noemen. Want roept gij mij, dan hoor ik U en dan zou ik niet kunnen rusten. Lieve moeder, ik verlaat U nu doch gij moet er in berusten. Uw lust zij 's nachts naar de sterren te kijken want zij lichten U van ver. Lieve moeder, dan ziet gij misschien mijn ziele prijken, want ook ik word nu een ster. IV Op 't kerkhof werd een graf gegraven, voor wie zal dat wel zijn? Ach stil, ik hoor paarden draven nu, in den nacht bij maneschijn. [pagina 342] [p. 342] Mijn hart klopt angstig, ik durf niet kijken, want o - als hij 't soms is. Dan moest ik zeker hier bezwijken van schrik en droefenis. 't Is anders stil hier bij de dooden in hun tuin met bloemenpracht. En ik geloof, het is verboden, te begraven in den nacht. Doch ach - wie zal de ziel wel wezen, die ze brengen bij maneschijn? Ik wil moedig kijken en niet vreezen, al mocht hij 't ook zijn. Want dan kon meteen mijn hart genezen, en mijn ziel zweef met hem mee. Dan hoefde ik ook niet meer lijden als voordezen en voorbij was al mijn ach en wee. Vorige Volgende