Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva
(1741)–Anoniem Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
Ik moet eens een Deuntje kwelen,
Want ik haar op Trou bemin;
Echo bost myn stem dog voord
Dat myn Sylvia het hoord.
2.
Sylvia aanhoord myn keeltje,
Want het tot u lof nu zingt,
Dat zoo klaar gelyk een Veeltje,
Door het groene Bosje klinkt,
Komt dog aan op het geluyt,
Van myn zoete Harders-Fluyt.
3.
Ik helaas! bedroefden Harder,
Moet alleen myn Schaapjes hoen,
En myn Sylvia gaat verder
Wyden in het Bosjen groen;
Of ik haar dryf agter an,
Ik haar dog niet krygen kan.
4.
Harderin wilt my dog horen,
Ik bid u blyft een wynig staan,
Nygt tot my u klagt en oren,
En ziet dog myn lyden aan:
Ziet hoe dat ik in myn Hert,
Lyd' onlydelyke smert.
5.
Mogt ik eens myn Liefje spreken,
Daar zy Wyd al aan de kant,
Van de klare Water-beken,
Daar veel Bloempjes staan geplant,
| |
[pagina 24]
| |
Dat ik haar daar vinden zou,
Verdreven was al myn rou.
6.
Dat ik haar maar wist te vinden,
Daadelyk zou ik my spoen,
Door de digt beblade Linden,
Om te komen in het Groen;
Ras myn Schaapjes treed wat voord,
Want haar Stem heb ik gehoord.
7.
Sylvia hoor ik daar Zingen;
Hemel wat een zoeten Thoon,
Al myn Aderen die springen,
Daar is geen Snare-spel zo schoon,
Want de klare Beeke springt
Wanneer dat myn Liefste zingt.
8.
Hoe zal ik u dan met kusjes,
O myn zoeten Sylvia;
En met lieffelyke lusjes,
In myn Armen nemen dra:
Want u zoete Rooder-mond,
Kon myn Hart maken gezond.
9.
Prinçes, Harderin ik haake
Na de uure, dat ik jou
Zal in d'Egten-Staat genake,
Dan zult gy zyn myne Vrouw,
En ons Schaapjes zullen meê,
Zyn verëenigt op die steê.
|
|