Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva(1741)–Anoniem Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tegen-zang. Aan Kloris. Stem: Laat Phoebus in het Morgenrood, enz. 1. Neen Kloris, neen uw Minnegloed Zal uw myn Vryheyd niet weer schaken, Ik vlugd voor al 't betov'rend zoed Waar mê gy harten weet te blaken. 2. Uw Oogjes, daar de Min uyt straalt, 't Is waar, zyn vol van Lieve lonken, Maar wie in Haren glans verdwaalt, Kan, hoe vol Liefde, u niet ontfonken. [pagina 6] [p. 6] 3. Uw boezem, als zy zwoegt en speeld, En Vrolyk wentelt op en neder, Waar in de Min 't vermaak verbeeld, Dat zy bezit zo zoet, en teder. 4. Blaakt wel myn Hart, en Ingewand, Maar wat verwin ik met myn zugten? Ik raak uw nauwlyks met myn hand, Of gy bestaad me voort t'ontvlugten. 5. Hoe Kloris meend ge dat een Beeld, Van marmer my dan bekoren? Neen! die myn Hart en Zinnen streelt, Moet ook eens na myn Zugten horen. 6. En wyl ik zonder Minnepligt, My in uw Oog niet kan begeven, Ontvlugt ik liever uw gezigt, Als dat ik zo Gewond wil leven. 7. 'k Min, op hoop van Wedermin, Met onophoudelyk te blaken, Dat kan, ô wrede Harderin Uw Daphnis langer niet vermaken. 8. Ja streel vry met uw Orgelkeel, Die alle harte kan veroveren: Dat Lief en Aangenaam gekweel, Zal egter my thans niet betov'ren. [pagina 7] [p. 7] 9. Ik stop het oor voor dat Gezang, Want in myn Vlammen te verteren, Neen Kloris, dat vald my te bang. Uw wreedheyd komt myn Pligt my leren. Vorige Volgende