't Amsteldams Minne-Beeckie
(1645)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOp nieuws bestroomt. Met verscheyde minne-deuntjes, en nieuwe ghesangen
[pagina 244]
| |
Stemme: Zoo langh is 't Muysjen vry.Ghelijck den dauw verspreyt
Op roose blaedtjes leydt,
Ghelijck de Sonne-schyn (voor wien het Roosje buyght)
De soete morghen dauw, van Roose bladen suyght.
Gelijck een blomepjen soet
Door Son en dauw gevoedt,
Een levendighe ziel in levens wellust brenght,
Wanneer sijn jeughdigh blos is met Kristal vermenght
Mijn zieltje wellust schept
Als ghy u Lipjes rept;
| |
[pagina 245]
| |
Wiens root korael, myn lief! is als een roos die bloeyt
Waer op Kristalle douw van Hemels Nectar vloeyt.
Wat wellust kreegh mijn ziel
Als 't oogh hier op verviel;
Ik dacht, dat ick nu moght mijn Engel sonne sijn,
Ick zoogh mijn zieltje vol, op klipjes van Robijn.
Wat beeck stort soeter vloedt,
Als Heunich-beeckjen doet?
Die uyt een Hemels grondt de Nectar drupjes haelt,
En schietse op korael met wit Yvoor bepaelt,
Daer 't tuyschen van haer keel
(Veer boven het ghespeel,
Of stemmen in Musyck) tot vreuchd de Goden dwingt,
Wanneer haer lieve keel een minne deuntje zinght.
|
|