aanmerking genomen, is 's-Gravesande goed geslaagd. Dat het boek nogal fragmentarisch is uitgevallen, houdt geen verwijt, maar de constatering van een vanzelfsprekendheid in. Dat het zich tot het einde geboeid lezen laat, is onverkort lof.
Wat leert ons, intussen dit boek aangaande Du Perron? Dat hangt, als altijd, van de lezer af. Heeft die lezer aan Du Perron zeer in het bijzonder het land, dan zal hij er veel in aantreffen, dat zijn antipathie versterkt. Want Du Perron was, in gebruikelijk-maatschappelijke zin, een nietsnut tot het ogenblik dat hij, uit financiele nood, aan het werk moest gaan en zelfs toen moest zijn vrouw voor hem nog de beslissing nemen. Du Perron was, zodra het om pugilistische kunststukjes ging, waarschijnlijk een ‘lafaard’ en zo iemand - niet waar? - zoekt zijn redres in een bijtend infertiel sarcasme.
De lezer, die een blinde voorkeur heeft voor Du Perron, vindt in menige passage zijn voorkeur bevestigd. Voor hem zal deze merkwaardige schrijver de man blijven, die onfeilbaar juist zijn wapen op de zwakke - wil men: rotte - plekken richtte; de man, die geen zachte heelmeester was en dus ook geen stinkende wonden maakte.
Ik geloof, dat pro en contra er dan echter meer in lezen dan het boekje in werkelijkheid biedt (en bieden kòn) en ik geloof óók, dat 's-Gravesande gelijk heeft als hij beweert, dat de tijd voor een werkelijk critische biografie nog niet is aangebroken.
Wat leert dit boekje nu aangaande Du Perron aan de lezer, die - stellen wij - nog nimmer van Du Perron hoorde?
Hij maakt kennis met een man, die hoogstwaarschijnlijk een grote innerlijke onzekerheid in een tamelijk omvangrijk oeuvre heeft wèggeschreven, die gaandeweg en al schrijvende over twijfel en wankelmoed heenkwam, maar - eveneens waarschijnlijk - nooit tot de projectie kwam van een waarlijk voedend positief ideaal. Ook dit is geen verwijt. Met positieve idealen moet men hier beneden uiterst voorzichtig omgaan: ter wille van zichzelf en van de anderen. Als men de fles met idealen ontkurkt, blijkt de geest die eruit opstijgt, al te dikwijls een snorretje te dragen.
Hij maakt voorts kennis met een man, die van een onfeilbare trouw tegenover zijn vrienden was en, als men per se een positief ideaal wil hebben, heeft men er hier toch een. Een ideaal bovendien, dat werkelijkheid werd, wat van vele idealen niet precies kan gezegd worden. Vriendschap is een van de weinige dingen, die