Ad Interim. Jaargang 2
(1945)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
Constant van Wessem
| |
[pagina 287]
| |
en dat oud-burgemeester M. mij deed. Dat was naar aanleiding van het afscheid van ‘Edu’ van de H.B.S. te Gouda. Hij zou toen tot zijn leerlingen gezegd hebben: ‘Jullie denkt, dat het me spijt weg te gaan, maar ik ben blij, dat ik ga. En als ik later hoor, dat een van jullie een ongeluk heeft gekregen zal mij dat plezier doen -’. ‘De man was dus toch nog niet zóó'n nul’, vond Ter Braak. Ten slotte bracht ik Eddie weg naar het Rijksarchief. Hij klaagde over zijn gezondheid, die achteruit ging. Hij had longontsteking gehad en ook zijn hart was niet goed. Op het Plein zei hij eensklaps: ‘Je moest den weg naar “Lessen in charleston” terug kunnen vinden’. En over ‘André en de slag bij Waterloo’ sprekend: ‘Dat moet je ook weer opnemen’. Juni 1940. Vele dooden onder vrienden en bekenden. Otten kwam zeer tragisch om het leven. Hij had zich in den morgen van den 10den Mei van zijn woning in de Boschbesstraat (den Haag) per fiets naar een Bank in de middenstad begeven om wat geld te halen. Onderweg dacht hij aan een Oostenrijksche emigrantenfamilie, die in de Casuariestraat woonde, een kunstfotograaf en diens vrouw, die hij aanvankelijk had voortgeholpen en aldaar een onderdak bezorgd. Hij wilde hen moed gaan inspreken. Nog geen vijf minuten was hij in huis of het werd getroffen door een bom uit een Duitsch vliegtuig. Het geheele huis stortte in, de aanwezigen, ook Otten, onder het puin bedelvend. Eerst vier dagen later werd zijn lijk gevonden, nadat zijn vrouw reeds een advertentie in de dagbladen had laten zetten om hem op te sporen.Ga naar eind1)
Juni 1940. (Over de laatste dagen van Ter Braak). Een vriend vertelde mij het volgende: | |
[pagina 288]
| |
Ter Braak was in de oorlogsdagen zeer nerveus. Onder het telefoneeren liet hij soms den hoorn uit de hand vallen, excuseerde zich dan later, dat hij het gesprek afbrak. Aan vluchten heeft hij echter nooit gedacht, ook niet toen anderen, o.a. Gompers, de wijk namen, op marinevaartuigen en roodekruis-schepen. Hij had het gevoel op zijn post te moeten blijven. Eigenhandig hielp hij met een schop mee aan het opwerpen van een barricade in zijn straat (de Kraaienlaan in den Haag), een versperring uit straatsteenen, palen, aarde en tuinstoelen (ieder stond iets af; de parachutisten daalden in de buurt, bij Ockenburg) en was zeer trotsch op het resultaat, verdroeg daar geen grappen over. Toen de capitulatie bekend werd is hij des avonds naar bed gegaan en heeft vergif ingenomen; tijdens zijn slaap is hij gestorvenGa naar eind2). Vier dagen later was de Gestapo aan zijn huis: hij stond op de lijst! Hij was een bekend anti-fascist, had over de ‘boerenslimheid’ van Hitler geschreven en Rauschning vertaald. |
|