| |
| |
| |
Nylonstrekker
Ik ben strekker, ik sta meestal aan een stoombank, een enkele keer ook aan een
strek-wikkelmachine. Strekken is eigenlijk de rek uit de draad halen. Dus bijna
zo oprekken dat ie bijna op 't punt van knappen staat zodat er helemaal geen rek
meer in zit. De draad wordt over enkele strekpennen gevoerd, dan onder een wals
door, door een stoombank en dan weer onder een wals door. En dan wordt ie onder
een bepaalde snelheid verstrekt. Die snelheid verandert nog wel eens. De
strekverhouding verandert ook nog wel eens, hoe lang ze die draden willen
hebben. Dat is iets, dat weet ik ook eigenlijk niet goed.
Ik sta het liefst op dezelfde plaats. Ik houd niet erg van veranderen, maar ja,
ze willen dat je alles zoveel mogelijk kan, dat ze je aan elke machine neer
kunnen zetten. Ik persoonlijk ben er niet zo'n grote voorstander van. Maar ik
heb daar natuurlijk niet zoveel over te zeggen. Het kan ook niet altijd want als
op de stoombank het werk afgelopen is, moet je weer naar een andere machine toe,
in mijn geval naar de strekwikkelmachine.
Kunnen ze nou iemand overal neerzetten?
Ik weet niet zeker of dat mag. 't Wordt wel gevraagd, iedere keer aan een aantal
mensen van een bepaalde afdeling of ze dat willen. En dan kun je je daar voor
opgeven. Ik heb 't nog niet meegemaakt dat ze zeiden: ‘Jij moet daarheen of
daarheen.’ Wel eens als noodmaatregel maar niet voor vast.
Er was geen werk en toen vroegen ze: ‘Zou je naar de strekwikkelmachine willen?’
Je moet ergens naar toe, dus dan zeg je maar ja. Ze laten je soms nog wel eens
een kleine keus, maar in de regel is het zo: als daar geen werk is, moet je op
een andere plek te werk gesteld worden, werk wat je dus kunt.
Het grote verschil is dat je langs de stoombank veel hollend werk doet, de draden
worden daar hardlopend ingebracht en dat is bij die andere machine niet. Dat is
nou ook al een stuk verbeterd, dat harde hollen is er ook al zoveel mogelijk af.
De snelheid is nou zo opgevoerd dat je toch niet meer zo hard langs die bak
hoeft te hollen. We laten 'm langs | |
| |
de rubberwals lopen tot het
eindpunt en dan smijten ze 'm pas onder de rubberwals, die een enorme
snelheidshoogte heeft.
U heeft dit werk niet altijd gedaan, hoe lang doet U 't?
Dit werk doe ik dus nou zes jaar. Voor die tijd heb ik tien jaren bij de
Spoorwegen gewerkt.
Ik ben geboren in 1930 in Winterswijk. Daar ben ik gebleven tot ik ongeveer
vierentwintig jaar was, toen ben ik naar Amsterdam gegaan. In Amsterdam ben ik
ook tien jaar geweest. Van Amsterdam ben ik naar Emmen gekomen. Ik zit hier
ongeveer zes jaar. Ik ben nou ongeveer zestien jaar getrouwd. Mijn zoon is elf
jaar.
Bij de Spoorwegen werkte ik eerst als rangeerder en later als seinhuiswachter.
Dat was in de jaren vierenvijftig tot en met vijfenzestig.
Verdiende dat even goed als dit?
Toendertijd waren de verdiensten bij de Spoorwegen niet zo hoog, ik geloof dat
dat nou een heel stuk verbeterd is. Ik geloof niet dat het zoveel meer uitmaakt.
Maar mijn bezwaar in Amsterdam was dat ik geen groter huis kon krijgen. Zodoende
ben ik hierheen getrokken. Mijn broers die werkten hier al en die zeiden: ‘Kom
maar hier, want hier hebben ze mooie huizen’. Zodoende ben ik deze kant
uitgegaan en de verdiensten waren ook direct wat beter.
Want ik zeg wel eens, als je een ander huis wilt hebben, een beter huis, moet je
gewoon van werkgever veranderen en naar een andere plaats trekken. Anders kom je
niet eens aan een fatsoenlijk huis. De huizen hebben me tot nu toe door het land
laten trekken.
Wat deed U vóór de Spoorwegen?
Toen heb ik tien jaar in de textielfabriek gezeten. Toen was ik in de weverij
werkzaam. Dat was ook wel aardig werk. Alleen er is een tariefsysteem veelal in
die textiel. En mijn ouders, die hebben ook altijd in de textiel gezeten,
trouwens mijn hele familie, en die zijn 't er unaniem over eens dat je er vroeg
of laat aan kapot gaat, aan 't tariefsysteem. Omdat 't steeds een soort
jaagsysteem is.
Bestaat 't nog?
Ja 't bestaat nog. Want als je deze week een kwartje meer hebt dan wil je dat de
volgende week weer en dat jaagt mekaar steeds op. Daarbij zitten nog
ploegensystemen.
Dus als je aflost en je laat een beetje rommel achter, kun je niet werken wanneer
de boel niet goed in orde is. Dan moet de boel eerst weer voor elkaar gemaakt
worden. Daar verlies je altijd tijd mee. En in die tijd | |
| |
staat dat
klokje stil en verdien je ook niks. Er zijn klokken aan die machine en die geven
precies aan hoeveel je kunt verdienen in de week. Daarbij als ie kapot was,
moest je 'm eerst twee uur laten staan voor je iets betaald kreeg. Dus je hebt
't risico van een slechte maat die vóór jou werkt en dan was je slecht af.
Hoe oud was U toen U in de weverij ging?
Toen ik erin kwam was ik vijftien jaar. Daarvóór heb ik nog van alles gedaan maar
later ging ik in de weverij.
Dat was natuurlijk vlak na de oorlog?
Ja, direct na de oorlog.
Hoe kwam U zo in de weverij?
Ik had eerst al verschillende scholen bezocht, maar toevallig gingen die scholen
allemaal dicht. Ik heb eerst nog een jaar rondgelopen voor ik normaal naar
school kon gaan. Zodoende ben ik dus direct na de bevrijding, ik geloof dat wij
al in maart bevrijd zijn, in april ben ik begonnen te werken.
Toen wou U niet meer naar school?
Nee, ik was er helemaal af. Ach, je was toen ondertussen al vijftien jaar
geworden en m'n animo was weg.
U had teveel beleefd al?
Ja, en dat laatste half jaar, misschien wel het hele jaar, had ik helemaal geen
school bezocht. Wij hadden toen elke dag luchtaanval. Elke dag werd dat
knooppunt in mekaar geschoten of gebombardeerd, nou geen mens ging die overweg
meer over. Zodoende zijn we daar niet meer toe gekomen. Er was bijna geen mens
op school. En er waren ook geen scholen, die waren allemaal gesloten.
Toen wou U dus liever meteen gaan werken?
Ja liever...je wist op dat moment helemaal niet wat je liever deed. Ze zeiden:
‘Ga maar mee naar de fabriek toe.’ Dat was het eerste wat ze zeiden. Zodoende.
Wie zeiden dat?
Die ouwe lui. Want toen had je natuurlijk wel weer naar school kunnen gaan, maar
dat waren allemaal weer jongere jongens en jij was al vijftien geweest en dan
voel je je er niet meer tussen thuis.
Thuis zaten ze altijd in de textielfabriek, m'n vader, grootvader, m'n ooms. De
vader nam het kind weer mee enzovoorts. Mijn vader heeft vijftig jaar in die
fabriek gewerkt, zijn vader ook een aantal jaren, ik kan niet zeggen hoe lang:
er is ook werkloosheid tussen geweest.
| |
| |
Ik geloof niet dat het een kwestie van geld was. Ik geloof dat mijn eerste
verdienste een gulden of vijf, zes was, dus...Ze konden zich wel redden. Het was
zuiver: je had geen zin meer in het leren. Zuiver door die oorlog. Je was
eigenlijk een beetje losgeslagen. En daarbij, wij hadden 't ook altijd druk met
het melk halen, voedsel organiseren, bomen kappen in het bos om brandhout te
krijgen.
Ik weet nog wel, mijn vader werkte op een textielfabriek die voor de Duitsers
werkte, maar 's morgens als ie thuiskwam pakte hij de kruiwagen en dan moest ik
mee, bomen hakken. Anders hadden we geen hout. Tegen de avond moesten we altijd
melk halen, op de fiets die boeren rond, vaste boeren waar we altijd melk
haalden, en je moest zorgen dat je eieren kreeg. Of er moest rogge gehaald
worden, of tarwe; een molen in de buurt maalde dat voor ons.
Ik weet niet goed hoe ik het zeggen moet. De opvoeding bij ons was altijd zo: wie
werkte die moest zorgen dat ie goed werkte, d'r werd niet veel poespas mee
gemaakt, geen geouwehoer van: ‘Ik heb daar geen zin in’, je moest aanpakken.
En U moest dus naar de fabriek?
Ja, maar ik had feitelijk ook niks geleerd dus ik wou ook niks anders. Heeft U later nog gedacht: ‘Ik had best weer naar school willen
gaan?’ Ja, dat heb ik later zeker gedacht. Berouw komt altijd na de
zonde, zeggen ze. Heb ik ook wel gehad. Ik wil niet zeggen dat ik een goeie
leerling was; ik mag ook graag ouwehoeren. Ik ben wel naar de
textiel-avondschool gegaan, maar daar moet je ook zin in hebben. Als je de hele
dag gewerkt hebt om dan te zeggen: ‘Nou ik ga tot tien uur 's avonds naar die
technische school toe,’ vier avonden in de week, daar moet je echt moed voor
opbrengen en dat had ik altijd niet. Wanneer ik die uren in de fabriek had
gestaan dan was ik 't werkelijk zat. Daarbij had je je hobbies in die tijd nog,
ik was altijd bij een muziekvereniging, dat zat er altijd tussen en dat vond ik
toendertijd interessanter als dat leren. Ik speelde klarinet.
Doet U dat nog?
Nee ik doe het niet meer. Trouwens m'n hele familie zat bij de muziek, m'n vrouw
en m'n broers. Dat is overgegaan toen ik bij de Spoorwegen werkte in Amsterdam.
Toen kwam ik in die ploegendiensten. Daar ben ik ook nog even bij een
harmoniekorps geweest, bij Tuindorp-Oostzaan, maar ik kon maar één keer in de
week een repetitie bezoeken en dat was te weinig. Als je in ploegendienst zit
ben je van die dingen | |
| |
eigenlijk verstoken. Sommigen zeggen: ‘Je kunt
makkelijk na de tijd leren.’ Maar dat ligt natuurlijk ook aan de leeftijd. Nou
voel ik er eigenlijk helemaal niks meer voor om nog te gaan leren.
Hier op het bedrijf ken ik wel enkele jongens die cursussen gevolgd hebben,
zoiets van Nederlandse taal ophalen, en rekenen, dat lukt natuurlijk nog wel.
Maar als ze wat zwaardere opleidingen hebben of 't dan lukt, dat weet ik niet.
Daar hoor ik weinig van, heel weinig. Er zijn wel eens mensen die ook wel die
schriftelijke cursussen proberen te volgen maar ik heb tot nu toe nog niet
ééntje gehoord die zegt: ‘Nou daar ben ik met goed gevolg doorheen gekomen,’ of:
‘Dat bevalt me goed.’
Maar U zegt: ‘'t Heeft me wel eens gespeten.’ Waarom
eigenlijk?
Waarom? Dan was ik misschien wat verder gekomen, dan had ik een beter baantje
gehad dan wat ik nu heb.
Zou U veel meer verdiend hebben?
Dat weet ik niet. Ik geloof wel dat ik makkelijker werk had, minder lichamelijk
werk. Het is helemaal niet gezegd dat je meer zult verdienen.
Wat zou U eigenlijk hebben willen doen?
Wat zou ik willen doen? Als kind heb je zoveel idealen, de één wil meester
worden, de ander wil dit worden. Ik zou 't nou niet meer weten.
Als kind wou ik schoolmeester worden. Maar als je eerst maar eens een diploma had
gehad, dan had je misschien meer mogelijkheden, toendertijd nog. Ik geloof dat
je tegenwoordig zelfs met een diploma niet meer zulke grote mogelijkheden hebt.
Dan was ik misschien iets verder gekomen.
Toen ik eenmaal op die fabriek zat, was er bijna niet meer uit te komen want
geleerd had je dus niks, of je zou na die tijd cursussen moeten gaan leren. Dat
heb ik dus niet gedaan.
Hoe zit die vierploegendienst eigenlijk in elkaar?
Ruw gezegd is het geloof ik zo: Men heeft allemaal een basisloon en in de
drieploegendienst gaat er geloof ik zeventien procent ploegentoeslag overheen,
in de vierploegendienst drieëndertig procent. Dat geeft de doorslag om in de
vierploegendienst te werken, geen mens hoeft er happig op te wezen, alleen op de
verdienste.
Die vierploegendienst bestaat dus uit vier, ja 't woord zegt het al:
‘vierploegendienst’. We werken dus éénentwintig dagen in de maand, | |
| |
maar die fabriek gaat altijd door, volcontinu, dus dat moet overlapt worden.
Ik zou zeggen dat je éénentwintig van de achtentwintig dagen werkt. Ik werk op
verschillende tijden. Je hebt een week van 's morgens zes tot 's middags twee,
zeven dagen achter mekaar. Dan heb je van 's avonds tien tot 's morgens zes. En
je hebt er een dienst tussen zitten van 's middags twee tot 's avonds tien.
Zeven dagen houd je dezelfde tijd en verder heb je na zeven dagen steeds twee
dagen vrij, dat is dus je zogenaamde zaterdag en zondag. Daar komt weinig van
terecht omdat je als je schoolgaande kinderen hebt, toch nergens naar toe kunt
gaan. De ene keer valt het op maandag en dinsdag en de andere op woensdag en
donderdag. De beste is dus wanneer je donderdagsmiddags afkomt, dan heb je vrij
tot maandagavond. Dat is dus ons lange weekend, dat valt één keer in de maand.
Als je zeven dagen gewerkt hebt dan heb je wel twee dagen vrij maar je moet
alweer omschakelen op een hele andere tijd. Je zit met je maaltijden en met de
slaapgewoonten. Ik slaap heel slecht, bij nachtdienst slaap ik heel slecht, ik
ben altijd heel erg vroeg wakker. Bij late dienst of bij middagdienst, zoals ze
dat hier noemen, kan ik ook slecht slapen. Als je de hele week tot tien uur 's
avonds gewerkt heb, dan krijg je in één keer die omschakeling dat je 's morgens
om zes uur moet beginnen. Als je zeven dagen daaraan gewoon bent en dan stopt 't
weer! Als je altijd eenzelfde tijd hebt, is het een stuk makkelijker.
Ik geloof dat ik van mijn achttiende jaar al in ploegendiensten zit. En ik denk
niet dat je er ooit aan went. Er zijn mensen die vinden 't plezierig want dan
hebben ze de morgen of de middag vrij, maar 't is voor mij één pot nat. Want als
ik de morgen vrij heb, lig ik erg lang in bed omdat ik niet veel geslapen heb en
pas laat in de nacht in slaap val. Dus dan blijf ik 's morgens lang liggen. Als
ik de ochtenddienst heb gehad, nou als ik acht uur gewerkt heb ben ik meestal
bekaf, dus dan kom ik thuis en drink ik koffie en dan is de middag bijna
voorbij. Dan ga je eten en dan heb ik vaak dat ik dan nog in mekaar klap na het
warme eten. Dan slaap ik een paar uur. Dat heb ik met de nachtdienst ook, als ik
tegen een uur of zeven naar bed ga dan is het vaak dat ik 's morgens om half
twaalf alweer klaar wakker ben. En dan ben ik soms tussentijds ook nog een keer
wakker.
Ik heb aangevraagd om te werken in de ploegendienst omdat daarin het meest
verdiend wordt. Na een aantal jaren zeg je: ‘Dat is ook waardeloos, zeven dagen
achter mekaar werken.’ Maar ja, de centen hè? Er zit | |
| |
geen mens in de
ploegendienst voor liefdadigheid, allemaal zuiver voor die centen. Met die
vierploegendienst verdien ik twaalfhonderdvierendertig gulden in de maand. Daar
is nou weer drie procent bijgekomen, die komt er nog overheen. Dat is brutoloon,
dan moet de belasting er nog af.
Daar zit dik driehonderd gulden toeslag ‘onaangename uren’ bij, die
ploegentoestand. In het loon zijn ook nog je waarderingspunten verwerkt. Dat is
een maximum van vijftien procent, een gemiddelde van negen, meer haal je
praktisch niet. Dat allemaal maakt dus die twaalfhonderdvierendertig gulden.
Ik krijg goed negenhonderd gulden in handen, daar is de huur nog niet af, dat is
netto. Met de huur eraf: zevenhonderdtweeënnegentig gulden. Het is wel redelijk:
zaterdag en zondag zijn niet te betalen. Wat de één redelijk vindt, vindt de
ander onredelijk. Nou worden de zaterdag- en zondagavond ook wel iets beter
betaald als de gewone dagen, maar enerzijds wil iedereen zaterdags en zondags
thuis zijn. Maar je kunt niet zonder die centen, je went eraan. Iedereen zit
daar voor de centen, niet voor z'n plezier.
De vrouwen zitten dus zeker veertien dagen 's avonds alleen thuis. Als je
middagdienst hebt zitten ze tot tien uur alleen, als je nachtdienst hebt, nou
die man gaat ook tegen negen, half tien de deur uit. Dus de avonden zijn weg.
Zaterdagen en zondagen zijn ook allemaal weg op ééntje na. Dat heb je er
allemaal voor opgeofferd. Toen ik in Winterswijk zat, zat ik in
tweeploegendienst. Een heel enkele keer in de drieploegendiensten. Toen kon je
om de andere week een repetitie bezoeken en toen hadden ze ook de zondagmorgen
repetitie. Dat zal niet iedereen aanspreken maar dat kwam ons goed uit op
zondagmorgen. Want die ploegendiensten daar hielden zaterdags op, dan ging je
zondagmorgen naar de repetitie. Daarna dronk je een paar pilsjes. Maar dat
spelen is nu helemaal verwaarloosd. Ook bij mijn broers, die spelen ook nooit
meer. Hoewel het bedrijf hier ook een bandje heeft. Maar omdat je in die
ploegendienst zit, komt er geloof ik niet veel van terecht. Ik ben er nu ook een
jaar of acht af, het zal niet meevallen om er weer mee te beginnen, dat zal een
hoop oefening en geduld vergen. Het verenigingsleven is eigenlijk kapot. Daar
kun je heel weinig aan mee doen. Ik heb altijd vogels gehad, altijd kanaries
gekweekt, dat is eigenlijk de enige liefhebberij die je houden kunt. Je kunt
niet aan geregeld verenigingsleven, een klaverjasklub bijvoorbeeld, meedoen. | |
| |
Met middag- of nachtdienst is dat uitgesloten.
Die kanaries, dat kan nog wèl. Dan heb je soms één keer in de maand een
vergadering van de vogelvereniging. En die liefhebberij kun je thuis beoefenen
wanneer je vrij bent. Eén keer in het jaar heb je een tentoonstelling waar
iedereen z'n beste vogels naar toe stuurt. Ik heb dat de afgelopen acht jaar
gedaan maar ik ben er nou mee gestopt, ik had er geen liefhebberij meer in. Mijn
hok begon een beetje te verrotten en het kost me teveel geld om een nieuw hok
neer te zetten.
Die kanaries doe je natuurlijk in je ééntje, maar 't moet wel zuiver liefhebberij
wezen en niet zoals bij mij de laatste jaren. Het moet niet zo zijn dat ik
eigenlijk te beroerd en te moe ben om de vogels te verzorgen als ik thuis kom.
Dan vraag ik maar m'n vrouw: ‘Heb jij de vogels al verzorgd?’ Dat deed ze ook
wel maar dat doet ook niet elke vrouw. Dus toen deed ik de liefhebberij aan de
kant.
Dus die ploegendienst isoleert je een beetje, als het ware?
Die ploegendienst isoleert je een enorme hoop, want als je nou rekent: vroeger
was ik gewoon zo op zaterdagavond een bioscoopje te pikken, nou dat heb ik zeker
in geen vijf jaar meer gedaan. Dat ene vrije weekend wat je dus hebt, dat lange
weekend...visite moet je uitstellen tot dat vrije weekend. Je kunt 't ook op je
vrije doordeweekse dagen doen, maar als die man ochtenddienst heeft, mag 't niet
laat worden want dan kan ie z'n bed niet uitkomen. Dan heb je ook nog wel eens
'n weekend dat je onderons wilt blijven. Vrijdags is hier een markt en als je
nou een lang weekend hebt dan zie je alleen die mensen lopen die toevallig bij
jou in de ploeg werken, dat zijn de enigsten die je kent. Ik bedoel als je veel
van dansen houdt, hoef je niet in de vierploegendienst te gaan want dan kom je
niet aan je trekken. Daarom is het ook dat jonge jongens er niet in willen want
als je verkering hebt, ik geloof niet dat een meisje van plan is drie weken
zaterdag en zondag alleen te zitten om die vierde week eens een keertje met je
aan het dansen te gaan. Dat weet je zelf wel, dan gaat ze gauw met een ander op
stap, waar ik 'r geen ongelijk in geef.
Je betaalt er een prijs voor.
Zeg maar rustig, een enorme prijs betaal je ervoor. 't Begint zich steeds harder
te wreken. Maar je kunt er heel moeilijk weer af: dan moet je teveel centen
laten vallen. Ik denk dat het mij vierhonderd gulden in de maand scheelt. Ik
weet 't niet zeker maar daar schat ik het toch op, bruto. En dat ben je dan
kwijt. Precies hetzelfde als je van de | |
| |
vierploegendienst in de
drieploegendienst gaat, dan scheelt 't de huur. Zo begin je al te praten.
Ik had liever dat er nog een ploeg bij inkwam: een vijfploegendienst, zodat we
iets meer zaterdagen en zondagen vrij zijn en dan dus niet meer zeven dagen
achter mekaar werken, maar dat 't teruggebracht werd op zes dagen. We hebben al
werktijdverkorting, we krijgen een aantal roostervrije dagen van het jaar, dat
zijn er vijf geloof ik en misschien wordt het nog wel uitgebreid. 't Zijn geen
snipperdagen, je kunt ze niet opnemen wanneer je wilt.
Ik dacht dat ploegendienst er steeds meer in kwam, omdat er een enorm aantal
mensen zijn die allemaal werk moeten hebben. En omdat de bedrijven gesticht zijn
om winst te maken kunnen ze veel meer winst maken, en produktie, met meer
mensen. Als alle mensen werk zouden moeten vinden in de dagdienst zou de
grootste helft op straat lopen, zonder werk. Dus moet je een ploegensysteem
hebben. Je kunt twee of drie keer zoveel mensen aan het werk zetten in een
ploegendienst als in een dagdienst. Daarbij als je met hetzelfde aantal mensen
dagdienst zou doen, zou er een enorme uitbreiding van gebouwen moeten komen en
machines.
Het zijn verdraaid dure machines in Uw bedrijf.
Dat neem ik wel aan, ik kan 't niet beoordelen. Ze hebben mij wel eens verteld
dat zo'n stoombank een miljoen kost, maar of 't waar is...
Het maakt eigenlijk een beetje eenzaam die ploegendienst.
Ja, ik geloof dat je eigenlijk overal buiten staat, buiten het normale leven. Een
ander zegt dus vrijdags: ‘We gaan gezellig uit’, want dat is tegenwoordig
helemaal veranderd van zaterdagavond naar vrijdag. Zondagavond is geloof ik al
dood geworden, wat vroeger zaterdag en zondag was is nu vrijdag en zaterdag.
Daar sta je buiten.
Ik heb eigenlijk helemaal geen hobbies meer. Wat dat betreft ben ik op dood
spoor. Ik weet niet hoe dat komt, misschien dat die ploegendienst dat gedaan
heeft, dat die dat langzaam aan kapot heeft gemaakt, ik weet het niet. 't Liefst
zit ik een beetje thuis.
Ik heb de ploegendienst nodig, omdat ik aan dat salaris gewoon ben, als ik dat
niet had gehad, had ik 't misschien ook niet nodig. Daar leef je helemaal naar.
Een goed deel gaat natuurlijk gewoon van dag tot dag op aan het
huishouden?
Ja, aan het huishouden dat is vast. En dat kleine gedeelte wat je | |
| |
probeert te sparen daar moet je steeds weer andere dingen voor kopen. Ik heb
hier één kamer waar je in leeft dus de meubels verslijten sneller omdat je er de
hele dag in leeft, dus je moet ook weer sneller meubels kopen. Als iemand twee
kamers heeft, dan houdt ie er één voor z'n beste kamer waar ie alleen misschien
zaterdags en zondags in zit, dus die meubels gaan weer jaren mee. Maar hij wil
misschien veranderen omdat zijn meubels zo ouderwets zijn...Comfort zal ik maar
zeggen, ja, iets comfort wil iedereen wel hebben. Je hebt ook wel mensen die
zeggen: ‘'t Kan mij niets schelen, ik zet een sinaasappelkistje in mijn kamer’,
maar ik kan zo niet leven. Wie zo leven kan, leeft natuurlijk heel erg
gemakkelijk.
Gaat U op vakantie?
Nou, vakantie...Meestal maak ik dagtochtjes of ga ik eens een week naar
Winterswijk toe. Echt naar het buitenland ben ik nog niet geweest, hoewel ik een
periode heb gehad dat ik er makkelijker kon komen, vooral toen ik bij de
Spoorwegen werkte.
Ik heb altijd zoveel nodig, ik wil altijd van alles kopen. Toen ik van
Winterswijk naar Amsterdam verhuisde zat ik er slecht voor. In Amsterdam was het
loon niet bijzonder hoog, toen konden we ook niet veel nieuws aanschaffen.
Vernieuwen moet je eigenlijk van jaar tot jaar. Het ene jaar nieuwe meubels, dan
nieuwe vloerbedekking, er moet een nieuwe wasmachine komen in de toekomst. We
hebben nog geluk gehad dat dat oude ding nog draait, nou en al die dingen moeten
er komen. Tussendoor nog een nieuwe televisie, die willen we ook wel eens een
keer opruimen. Ik til er misschien een beetje zwaar aan maar daar moet ik toch
rekening mee houden.
Een ander geeft de centen misschien veel lichter uit. Die zegt: ‘Wie dan leeft,
wie dan zorgt.’ Ik niet, ik zit altijd te prakkizeren van: ‘Nou dat ding zal
vandaag of morgen ook wel eens de geest geven,’ en dan houd ik daar rekening
mee. Die televisie heb ik pas een paar jaar geleden gekocht, dus die gaat nog
wel een jaar mee. Maar ik heb hier een wasmachine staan, die heb ik in Amsterdam
al gekocht en dat ding is toch zeker wel een tien, dertien jaar oud. Dat is niet
zo'n moderne met al die knoppen d'r op. Gewoon een snelwasmachine. Maar, ik
bedoel, hij draait, maar hij kan ook vandaag of morgen de geest geven dus dan
moet er weer een nieuwe wasmachine komen. Over die dingen praat ik niet altijd
maar die spelen toch in mijn achterhoofd een rol dat ik denk: ‘Hé daar moet ik
rekening mee houden.’ Mijn vrouw staat er, geloof ik, | |
| |
precies zo
tegenover. Als ze er niet zo tegenover stond had ze het misschien nog
moeilijker, want dan zei ze: ‘Ik wil wel eens uitgaan’ en dat zegt ze dus nooit.
We willen wel eens graag uitgaan daar gaat het niet om...Een ander heeft een
auto, daar heb ik de centen niet voor. Ze zeggen: ‘Je moet in de
vierploegendienst makkelijk een auto kunnen betalen.’ Dat kan wel wezen, ik weet
't niet.
Ach, in het huis moeten steeds vernieuwingen worden aangebracht: vloerbedekking
en misschien een wasmachien zo meteen. Het ligt er helemaal aan: hoe lang houdt
de boel het uit. Ik werk er naar toe om het stuk voor stuk weer te vervangen. Ik
geloof dat ik genoeg heb: koelkast is er, gasfornuis, je zou eventueel nog een
diepvrieskist erbij kunnen nemen, maar dat is niet zo direct noodzakelijk.
Kleurentelevisie zou ik wel willen, maar die is te duur, dat lijkt me wel iets
prachtigs. Vooral omdat wij nogal van natuuropnamen houden, dan is
kleurentelevisie helemaal ideaal. Maar dat is iets, daar begin ik maar niet aan
want dat kan ik sowieso niet betalen, dat vind ik zo'n luxe uitgave dat ik van
armoede maar weer een zwartwittoestelkoop. Er zijn wel dingen die ik wil hebben
maar die kan ik toch niet betalen dus dan praat ik er maar liever niet over, dan
wil ik er ook niet verder over nadenken. Ik kan m'n kop wel gekmaken en denken:
‘Ik moet en zal dat hebben,’ maar daar begin ik niet aan.
Ik zeg: ‘Ik kan het me niet veroorloven.’ Als ik 't me kon veroorloven dan wou ik
het direct hebben. Als ik dat niet kan doen, wil ik er ook liever niet over
denken. Als ik begin te denken: ‘Ik wil die auto hebben’, dan moet ik alles aan
de kant zetten, dat doe ik niet. Eten en drinken gaan bij mij voor. De rest zien
we dan wel weer. Iedereen heeft een bepaalde luxe waar ie aan vast wil houden,
een auto bijvoorbeeld. Dus die blijven in de vierploegendienst hangen. De ander
wil misschien elk jaar nieuwe meubels hebben. Alles is erop ingesteld: dit aan
de huishouding, dat aan de meubels, dat aan de auto. Ik kan niet over anderen
oordelen, dat moet ieder huisgezin voor zichzelf uitmaken.
Ik geloof niet dat we leven in een welvaartsstaat. Er is nog zoveel armoede. Ook
verborgen armoede wat de mensen niet weten en niet weten willen. Als we allemaal
in een welvaartsstaat leefden, dan kon iedereen ook met gemak een auto kopen en
dat kan dus niet. Ik bedoel, ik geloof dat een auto al helemaal geen luxe meer
is. Iedereen mag volgens mij wel een auto hebben, hoewel 't natuurlijk voor die
| |
| |
luchtverontreiniging niet zo best is, maar dat buiten
beschouwing gelaten. Ik weet van iemand die in drie jaar niet op vakantie
geweest is, die het vakantiegeld heeft opgespaard om een tweedehandsauto te
kopen. Maar ik ruil die enkele weken die ik dan heb daar niet voor in.
Hoe zit het eigenlijk met het beoordelingssysteem op Uw werk?
Je wordt elk jaar gewaardeerd, je begint geloof ik met vijf of op zeven. Toen ik
op de afdeling kwam begon ik geloof ik op zeven. Ik durf't niet zeker meer te
zeggen. Het ene jaar krijg je er een punt bij, het andere jaar eens niet. Dat
ligt helemaal aan hoe de voorman en de meester jou waarderen. Bij mij is 't nog
niet gebeurd, maar ik ken wel collega's waar wel eens een punt afgetrokken is.
Als je het er niet mee eens bent dan kun je natuurlijk beroep aantekenen. Ik heb
nog niet gehoord dat dat gebeurd is.
Weet U nou van andere collega's wat hun waarderingspunten
zijn?
Van de meesten weet ik de waarderingspunten. De meesten liggen op acht, negen en
tien. Ikzelf zit in tien. Maar ik weet niet precies waar ze je op waarderen.
Is het een rechtvaardige waardering?
Rechtvaardig? Nou, ik vind die hele waardering ergens niet zo'n prettige
instelling. Het is eigenlijk zo: de ene arbeider moet de andere waarderen, en
kan de ene arbeider over de andere arbeider eigenlijk uitspraak doen? Hoe moet
ik dat precies uitleggen? Er kunnen ook wel eens persoonlijke emoties in
meespelen. Ik bedoel: de één mag je liever als de ander. En dan moet je dat
eigenlijk allemaal uitschakelen maar of dat altijd kan, dat is de vraag. Er zal
ook wel iets in zitten van: dat stimuleert hem misschien ook nog om beter z'n
best te doen. Ik bedoel: de één loopt het werk makkelijker uit de handen dan de
ander, maar dat wil helemaal niet zeggen dat die man niet hard werkt. Daarom kan
die man misschien veel harder moeten werken als iemand die hoger gewaardeerd is.
Alleen het werk loopt hem niet zo makkelijk uit de handen. Een ander staat er
wat makkelijker voor. Je kunt ook teruggezet worden in punten. Dat heb ik wel
meegemaakt. Het gebeurt niet vaak. Voor degene die het overkomt is het
natuurlijk hardstikke beroerd. Ik zeg altijd: ‘Ze straffen eigenlijk de man
niet, ze straffen z'n huisgezin. Want die moet het met minder centen doen.’ Nou
kan je wel zeggen: ‘Dat is jouw schuld dat je huisgezin minder centen krijgt,’
maar ja als die man koppig is...Z'n huisgezin moet uiteindelijk lijden.
| |
| |
De mensen zijn er een beetje bang voor?
Dat zijn ze inderdaad: bang. Iedereen wil wel graag centen erbij maar geen
vermindering van centen.
Scheelt het veel geld?
Een tientje in de maand geloof ik. Daarom vind ik die hele waardering niet zo'n
prettige instelling. Het is natuurlijk beschamend als je thuis komt en zegt: ‘Ik
heb een tientje minder in de maand.’ 't Ligt er ook aan: hoe vangen die vrouwen
het op. Ze kunnen zeggen: ‘Hoe kun je dat doen, sufferd,’ ze kunnen ook zeggen:
‘Nou jongen, daar hoef je je niks van aan te trekken, we redden ons wel zonder
dat tientje, daar gaat het niet om.’
Krijg je boetes als je te laat komt?
Nee, niet meer. De stempelklok is afgeschaft. Vroeger moest je als je kwam en als
je wegging stempelen. Ze vertrouwen erop dat iedereen op tijd komt. En dat
gebeurt volgens mij ook redelijk goed. Er zullen er wel eens te laat komen,
vooral in de ochtenddienst, als je om zes uur moet beginnen.
Ze waarschuwen je gewoon. Je schaft van die tijd tot die tijd en dan sta je
allemaal weer op. Het is ook vaak zo dat je maat het werk voor je moet doen in
de tijd dat jij schaft en die man wil ook eten. Dus dan zorg je dat je op tijd
weer terug bent. Je maakt onder mekaar uit welke schaft je hebt: eerste schaft,
tweede schaft. Je moet op tijd beginnen, je eindigt op tijd, je schaft, je rookt
op tijd. Daar tussendoor moet gewerkt worden.
Dus wel wat straffer dan ergens anders?
Dat is op al die fabrieken zo. Op de textielfabriek waar ik vroeger gewerkt heb,
mocht je zelfs niet roken. En daar had je ook die stempelklokken nog.
De produktie moet natuurlijk doorgaan. Zou 't niet zo streng zijn dan heb je
natuurlijk kans dat een gedeelte er met de pet naar gaat gooien. Ik weet 't niet
waarom 't eigenlijk zo streng moet wezen, waarom 't niet wat soepeler kan.
Om nog even terug te komen op die discipline: het uiterste is
natuurlijk ontslag. Is dat wel eens voorgekomen?
Nou ontslagen, dat is meestal als je je handen niet thuis kunt houden en dat je
maar zo wegblijft van je werk. Ik heb het wel eens op 't publikatiebord gelezen,
maar om welke reden weet ik ook niet. Niet dat ik iemand kende. Meestal is het
omdat je je handen niet thuis kunt | |
| |
houden. Er moet een goede reden
zijn om te gaan vechten, maar er is bijna nooit een goede reden voor. Maar
sommigen kunnen zich niet meer beheersen, die slaan.
Wordt er wel eens gestolen?
Dat weet ik niet. Ik weet wel dat de portiers iedere keer controle houden, dus ik
neem aan dat er wel gestolen wordt. Maar wat dat weet ik niet. Voor mij is er
niets bijzonders bij. Wat moet ik met een klos garen, daar kan ik niks mee doen.
Er zal wel eens wat verdwijnen.
Wordt U altijd gecontroleerd?
Nee. Steekproeven hè. Ze kijken in je tas of in de kofferbak van je auto.
Ze zijn er erg streng op dat je de boel schoonhoudt, niet?
Ja, dat je de boel aanveegt. Nou, 't is ook een slordige boel als iedereen de
rotzooi maar op de vloer gooit. Dat vind ik nog niet zo'n probleem als je er
even met de bezem doorheen moet, je loopt per slot van rekening zelf in die
troep.
Zou 't mogelijk zijn om de mensen meer zelf te laten beslissen en
de werktijden wat losser te maken?
Ik geloof niet dat dat in ploegendiensten zou kunnen. Dan zou je dus met je maat
van die andere ploeg zo'n contact moeten hebben, dat je zegt: ‘Ik kom zó laat,
kom jij nou zó laat.’ En de moeilijkheid is dat je niet weet of je bij dezelfde
machine van de maat die je aflost, komt te staan. Het kan wezen dat ze je op een
heel ander punt nodig hebben. Ik geloof niet dat 't in een ploegendienst
verwezenlijkt kan worden. In de dagdienst wel.
Zijn er nou mogelijkheden om meer aan de mensen zelf over te laten
in Uw afdeling?
Ik zou denken van wel, iedereen weet wel wanneer de machine lopen moet, ik geloof
dat wat dat betreft, de mensen zelf wel beslissingen kunnen nemen. De meesten
weten wel: ‘Daar staat m'n produktie, die moet erin en dan moet het lopen.’ Ik
weet niet of iedereen dat kan. We doen het trouwens uit onszelf nogal eens. De
ene keer brengen we het materiaal er wat vroeger in omdat het ons beter uitkomt.
Als er niet erg veel achterstand is, kun je zo nog wel eens rommelen.
Is het eigenlijk prettig werk?
Wat is prettig werk? Meestal lijkt iedereen het werk van een ander mooier toe dan
wat hij zelf doet. Het is geen werk waar je bij na moet denken. De machine doet
eigenlijk het werk voor je...De machine regelt de snelheid. Die regelt ook de
tijd wanneer je 'm over moet | |
| |
zetten en opnieuw aan het lopen gemaakt
moet worden. Het is allemaal vastgestelde tijd. Als het garen goed wil lopen,
heeft men er ook niet zoveel problemen mee. Alleen de grootste drukte komt
altijd als het garen niet zo goed wil lopen door de één of andere oorzaak. Dat
ligt niet aan mij, daar zijn diverse oorzaken voor. Je groeit er zo in, dan denk
je daarover niet zo erg na, het is meer een automatisch gebaar. Ik kan makkelijk
aan iets anders denken. Je moet wel steeds opletten of de boel wel blijft lopen.
Er zitten zoveel verschillende punten waar iets mee gebeuren kan, dat moet je
doorlopend in de gaten houden. Je kan niet blijven zitten dromen, dan gaat het
mis.
Ik zou niet zeker weten of het volautomatisch gemaakt kan worden. Die wisseling
van die spoelen en alles? Misschien wel, misschien niet. Dat er een lege spoel
automatisch in de plaats komt van een volle spoel, dat zou ik niet weten. Ik
weet niet of het dan makkelijker zou worden maar er zouden een hoop mensen
minder werk hebben. Want dan zou dus één man veel meer machines na kunnen
kijken. Die zou dus alleen maar op hoeven te letten of de boel naar behoren
functioneert. De moeilijkheid met die volautomatisering is natuurlijk: je kunt
alles wel automatiseren, maar ik geloof dat er dan minder mensen werk krijgen.
Zou U meer denkwerk willen verrichten?
Wel wat meer, dat maakt de geest ook wat soepeler. Beslissingen die worden
allemaal door die voorlieden genomen. Daar hebben wij eigenlijk heel weinig
zeggenschap over. Met dat gedeelte bemoeien we ons ook praktisch niet, mogen we
ons ook niet bemoeien. Dat is taak van de voorman en de meester. Ergens moet er
natuurlijk leiding wezen. Als iedereen voor zich maar ging beslissen, daar op
zo'n grote afdeling dan geloof ik dat er ook niet veel van terecht kwam.
Heeft U nou het gevoel dat U een beetje in de sleur vastzit?
Het is gewoon een centenkwestie geworden. Als je die centen kunt missen dan stap
je eruit, anders blijf je hangen. Je doet je werk en dat garen komt eraf, maar
als ik wegga, neemt een ander het gewoon over en dan is dat garen van hem, dat
gaat altijd maar door. Je kunt nooit zeggen: ‘Kijk dat is van mij, dat heb ik
gemaakt.’ Dat is er niet bij. Gezamenlijk maak je een heel portie garen. Je kan
zeggen: ‘Daar heb ik ook aan meegewerkt!’ Als je vraagt naar iets waar mijn
stempel op staat, dat is er niet. Ook bij mijn vroegere werk kon je nooit
zeggen: ‘Dit is speciaal van mij.’ Dat is het type werk niet wat ik heb. Als je
nou een edelsmid hebt, die kan zeggen: ‘Kijk eens dat is van mij!’ Maar dat | |
| |
kan ik niet. Dan had je vroeger die ouderwetse smeden, die een
hekwerk moesten maken, met allerlei krullen en tierelantijntjes eraan. Die
konden zeggen: ‘Dat heb ik nou eens gemaakt.’ Daar zat zijn ziel in, laten we
maar zeggen. Maar dat is bij dit werk niet zo. Zoals ik met m'n kanaries. Je
kunt een goede serie kanaries kweken zodat ze zeggen: ‘Kijk, die komt van die
man.’ En dan zeggen anderen: ‘Ja daar wil ik ook wel eens een paar van proberen
te krijgen.’ Er zijn natuurlijk wel meer dingen. Het ongeluk is natuurlijk: het
gros van de mensen moet werken. Iedereen probeert wel een baantje te krijgen wat
hem het meeste aanspreekt en daar blijft ie meestal in hangen. Er zijn perioden
dat je nog veranderen kunt, maar op een gegeven moment is dat afgelopen, dan
moet je blijven. Dan wil een ander bedrijf je niet meer hebben omdat je oud bent
of zo.
Hebt U nou eigenlijk veel kansen gehad?
Ergens heeft iedereen evenveel kansen natuurlijk. Het is zuiver: hoe benut je ze?
Hoe heb ik mijn kansen benut? Ik ben nooit erg ontevreden geweest over die
kansen die ik gehad heb en nog heb, bij wijze van spreken. Na de tijd had ik
misschien wel kunnen zeggen: ‘Ik had misschien beter daar kunnen blijven.’ Toen
wij hier kwamen waren we enthousiast over het huis. Dat vergoedt al een hele
hoop. In het begin valt het werk altijd tegen, maar later viel het wel een
beetje mee. Je hebt goeie en slechte dagen. Over kansen praten vind ik moeilijk.
Ik geloof wel dat de jeugd van tegenwoordig meer kansen heeft als vroeger.
Heeft U wel eens aan ander werk gedacht?
In de eerste plaats heb ik al de leeftijd dat je moeilijk kunt veranderen van
werk, ten tweede: ik ben nou in die afdeling en die ken ik nou redelijk goed,
naar mijn inzicht dan, ik weet niet hoe een ander erover denkt. Zou je met ander
werk beginnen dan moet je opnieuw aan het leren, met alle gevolgen van dien. Ik
wou wel dat ik twintig jaar jonger was, daar gaat het niet om. Wat zou ik dan
willen beginnen? Ik zou 't zo niet weten. Ik zou 't zo niet weten, er zijn
tegenwoordig zoveel mogelijkheden. Het liefst had ik natuurlijk een vader met
veel geld gehad dan was ik van alle problemen af geweest. Dan kon je prettig
werk uitzoeken en als je het niet lag kon je stoppen, dan probeerde je weer wat
anders. Ik geloof dat als ik geld genoeg had, ik de natuur in zou trekken. Als
je op de televisie de prachtige natuurfilms ziet, dan denk ik: ‘Nou dat zou ik
wel eens willen zien.’ Maar 't zijn maar | |
| |
plannen, daar heb je niks
meer aan.
Ik ben al zo vaak getest. Ik heb misschien wel zes of zeven testen gemaakt, maar
steeds zei-ie: ‘Daar ben je voor geschikt.’ Waar ze je op dat moment voor nodig
hebben daar ben je voor geschikt. Daarom vertrouw ik geen enkele test. Ik heb er
een meegemaakt, toen was ik nog bij het harmoniekorps en toen lieten ze kinderen
testen voor welk instrument ze zouden bespelen. Nou de ene was geschikt voor
trompet terwijl 't er misschien helemaal niet uit kwam, die jongen kon helemaal
niet trompet blazen, die had een heel ander instrument nodig. Maar degene die de
test afnam had die man misschien juist op die plaats nodig.
Je begint al bij je militaire dienst testen te maken, op de textielfabriek heb ik
al testen gemaakt. Ik was voor elke functie die ik daar gedaan heb, was ik
geschikt. En toen kwam ik bij dit bedrijf, ook getest, en toen zeiden ze: ‘Die
man moet maar naar de stoomstrekafdeling.’ Er is een hemelsbreed verschil tussen
de Spoorwegen en de stoomstrekafdeling, dus ik weet niet wat ik van die testen
moet denken. Ik hecht er weinig waarde aan.
Mensen zoals U kunnen eigenlijk niet zo gek veel beslissen?
Nee, per slot van rekening zijn we allemaal ongeschoold en als je geen diploma
hebt kun je ook niet veel bokkensprongen maken volgens mij. Dan blijf je meestal
hangen waar je eenmaal zit.
Het enigste waar ik vrij ben in m'n doen en laten is in m'n vrije tijd, in de
fabriek niet. Als je de poort binnenkomt, wordt er al beslist: je kunt niet eens
meer de poort uit zonder een briefje. Er wordt voor jou beslist, er wordt voor
jou gedacht.
Ja, dat gevoel hebben ze dus ook, de jongens, dat ze, zodra ze de poort binnen
zijn dat ze in een nummer veranderen. Dat nummer wordt op die plek ingezet en
die moet de volle honderd procent capaciteit maar geven.
Iemand maakt uit: zoveel ton wordt er van een bepaald produkt gemaakt op díe
machine, als dat afgelopen is, willen ze weer wat anders op een andere machine,
dan gaan we naar een andere machine. Dat kun jij wezen of een ander. Dat maak
jij niet uit. ‘Hogere leiding’ zeggen ze bij ons altijd maar wie precies dat
weet ik ook niet. Het zal meestal wel in samenwerking met de voorlieden zijn. Je
staat op een plek en dan is het meestal wel zo dat je zolang 't enigszins
redelijk is, op die plek blijft | |
| |
staan zolang als dat produkt loopt.
Maar als er een ander produkt komt, word je ergens anders neergezet, je weer
niet waar.
Mijn ploeg is uit mekaar gegooid, die drie man die aan de bank stonden. Dan moet
je maar weer afwachten of je ooit weer bij mekaar komt te staan. Nou sta ik
alleen. Ik heb altijd graag alleen gewerkt, dan heb je ook je eigen
verantwoording. Anders moet je met drie man verantwoording nemen, dan moet je
ook verantwoording nemen voor iemand anders, bij wijze van spreken. Nu is 't,
wat er ook gebeurt, heb je aan jezelf te danken. Anders moet de één de ander
opvangen, dat valt niet altijd mee. De één is daar wat nonchalanter in dan de
ander. De één is enorm secuur en de ander is: ‘Ach, laat maar lekker draaien.’
Ik heb dus wel enkele collega's waar ik wel goed mee kan praten.
Daar laat het werk wel tijd voor over?
Ja gelukkig wel. Niet altijd natuurlijk, 't kan ook wel eens slecht lopen dat je
't zo vreselijk druk hebt, dat je geen tijd hebt om een babbeltje te maken, maar
net om naar de w.c. te gaan. Maar als 't normaal loopt, waar iedereen dus
theoretisch van uit gaat, dan is er wel tijd om te ouwehoeren.
Er wordt niet gebeuld op het werk?
Het ligt er aan, er wordt wel eens gebeuld. De oude situatie was zo: als we aan
de stoombank stonden was er een soort drijfsysteem. De man die in het creel
staat moet de draden brengen naar het midden van de bak, daar werden ze
aangepakt door iemand die met die draden naar achteren liep en dan werden ze
ingetwijnd. Die hoofdmeester zei, die man in het creel moest een drijver worden,
die moest niks anders doen dan de draden brengen of ze daarvoor klaar waren of
niet. Als er geen tijd was om aan te pakken moest ie die draden in de bak
donderen. En die jongens daarvoor werden steeds zenuwachtiger want dat
dradenaantal liep maar op en je werkte je dood en 't wou soms niet. Dat
drijfsysteem was toen in de mode. Hij vond dat er een man bij was die niet
genoeg deed en daarom moest dat gebeuren.
Wie krijgt er z'n zin? Ik geloof dat in negentig van de honderd gevallen de baas
z'n zin wel krijgt ja. De beslissingen die de bazen nemen, nemen ze meestal in
overleg met de meesters, wat daaruit voortkomt wordt uitgevoerd. Of hij nou aan
mijn kant staat of aan de andere, dat kan ik moeilijk zeggen, want wij zijn
nooit bij die beslissingen. De baas moet eigenlijk aan de kant van het bedrijf
staan want er moet produktie | |
| |
gemaakt worden. Het punt is: hoe lossen
we dat op, door onderling overleg, of dat die man de beslissingen alleen neemt?
Je hebt bazen die alles gewoon zwart-wit zien, afgelopen. Je hebt ook bazen die
wel openstaan, die wel eens met je praten willen. Of dat altijd wat uithaalt is
punt twee.
Als U nou iets heeft, waar gaat U dan naar toe?
In de regel is de aangewezen weg: naar de ondernemingsraad. En dan maar
afwachten. Je kunt natuurlijk ook naar je voorman of je meester gaan, maar dat
ligt er helemaal aan: hoe sta je tegenover hun en hoe zij tegenover jou? Als dat
niet helemaal goed zit, is de aangewezen weg: de ondernemingsraad. Dat zijn dus
vakbondsmensen. Je zou naar de sociale werkster kunnen gaan. Ondernemingsraad
heb ik al gezegd. Er lopen tegenwoordig ook een dominee en een pastoor. Ik weet
niet of ze alleen voor het bedrijf lopen. Daar kunnen de mensen ook eventueel
met hun problemen naar toe. Ik kom nooit een kerk in, dus ik loop niet makkelijk
naar een dominee en ik loop ook niet zo makkelijk naar een sociale werkster toe.
Maar je kan nooit weten of het voor iemand nodig is.
Ik ken een geval bij de Spoorwegen. Ik ben reserve-voorman geweest. Als de
voorman ziek was of de rangeermeester moest vervangen dan nam jij z'n plaats in.
Toen had ik een geval met een jongen, daar zaten de chefs nogal eens op te
mopperen, een echte Amsterdammer, goed met het mondje, dat stond de chefs
natuurlijk niet aan en de jongen had enorme moeilijkheden thuis. Een kind dat in
het ziekenhuis lag en hij wou 's avonds naar d'r toe. Het was een dochtertje en
dochtertjes hangen veel naar de vader en zoons naar de moeder. Hij las dat
dochtertje altijd 's avonds een stuk voor als ze ging slapen, ook in het
ziekenhuis. Maar hij kon geen vrij krijgen. Hij kwam bij me en zegt: ‘Jan, ik
wil weg.’ Ik zeg: ‘Ja jongen ik zal m'n best doen.’ De chef zegt tegen mij: ‘Die
heeft altijd wat, die komt niet weg.’ Ik zeg: ‘Chef laat 'm nou alsjeblieft gaan
want hij heeft 't enorm moeilijk.’ Ik heb van alles geprobeerd die chef wou 'm
niet laten gaan. Maar hij is uit zichzelf weggelopen. Hij had mijn volle
toestemming want de verantwoording durfde ik best te nemen. Ik moest toen
trouwens knokken tegen twee chefs. Want als iemand de pik op iemand heeft, wordt
dat al gauw doorverteld. Wat is nou het geval: dat dochtertje had bloedkanker of
bloedziekte, het was een meisje van vijf jaar en ze hadden d'r tanden getrokken
en dat wou niet dicht gaan in het ziekenhuis, het bloedde | |
| |
maar door.
Ik zeg nog tegen die chef: ‘Als je die man nou niet vertrouwt, stuur er dan een
sociale werkster naar toe, die lopen ervoor, die worden ervoor betaald.’ Dat wou
hij helemaal niet. Toen ging dat dochtertje dood en toen zeiden ze: ‘Als ik dat
geweten had!’ Ik zei: ‘Ik heb je zo vaak gewaarschuwd, ik heb er zo hard op
doorgehamerd.’ ‘Maar hij had altijd wat, we wisten niet dat het zo ernstig was.’
Kijk dat zijn van die punten: als je iets niet vertrouwt, maar ik werkte altijd
met die mensen. Dat is een voordeel als een voorman dat weet. Hier zeggen ze:
‘Daar hebben die voorlieden bij ons geen opleiding voor gehad.’ Ik zeg: ‘Daar
hoef je geen opleiding voor te hebben, dat zit ín je, dat je je voor de mensen
interesseert, of niet.’ Als jij je voor je personeel niet interesseert en alleen
maar denkt: ‘Ik ben hier voorman en strijk elke maand m'n salaris op en ik moet
zorgen dat die daar aan het werk blijft,’ nou ja, dat zijn voor mij waardeloze
voorlieden. Je moet weten waarom die man op een bepaald moment zijn werk
slechter doet. Er kan iets voorgevallen zijn, huiselijke omstandigheden, iets op
het werk, daar moet je proberen achter te komen. Je moet met zo'n man kunnen
praten. Als jij niet met die man kunt praten en hij niet met jou, dan kom je er
nooit achter. En dan zijn 't voor mij waardeloze voorlieden en waardeloze
meesters.
Hoe moet je dan aan betere voorlieden en meesters komen?
Ik zou 't ook niet weten. Er is een bepaalde dienst die uitmaakt wie voorman en
meester wordt. Ik weet niet wat voor maatstaven die mensen aanhouden. Ik
persoonlijk zeg dus: ‘Je moet proberen begrip op te kweken, proberen te praten
met de mensen die onder je werken.’ Als arbeiders hun voorlieden en
meesters zelf mochten aanwijzen, zou dat helpen?
Ik geloof 't wel omdat de meesten wat weten van elkaar. Dus die man die voorman
is, tenminste als het een nette kerel is, kan allicht een beetje begrip
opbrengen. Het kan natuurlijk ook een kerel zijn die denkt: ‘Ik ben voorman
geworden, laat de heleboel maar sterven.’ Die lopen er ook wel en die hebben er
ook wel gelopen. Maar ik geloof wel dat er wat in zit om toch te kiezen. En
laten de voormannen dan eventueel de meester kiezen.
De top wil natuurlijk produktie zien en wij, wij zijn er om centen te zien,
daarvoor werken we daar. Wiens belang 't dan is, ik geloof dat je uiteindelijk
kunt stellen: gezamenlijk belang...Wij zijn daar om ons brood te verdienen en
die bestuursleden hebben de fabriek neergezet | |
| |
om er ook wat aan te
verdienen, om produktie te zien. Hoe meer produktie er komt, ik neem aan, hoe
meer er verdiend wordt.
Dat bedrijf is er om de mensen werk te verschaffen en aan het eten te houden,
daar is dat bedrijf voor. Tenminste aan de ene kant. Aan de andere kant, het
bedrijf zelf wil natuurlijk enorm veel geld maken op welke manier dan ook, geld
moet er komen. Winst en produktie, alsmaar produktie. Dat is het belangrijkste
voor dat bedrijf. Aan de andere kant is het een goede werkverschaffing voor de
mensen die hier wonen.
Het is een NV met een aantal directeuren, maar van wie die precies is...In het
hele concern zitten natuurlijk fabrieken die ook weer grondstoffen leveren voor
een andere fabriek, 't zal wel een beetje in mekaar lopen. Ik geloof dat er in
het concern ook verffabrieken zitten. Nou bij ons worden korrels geverfd,
misschien dat ze die verf weer van die verffabrieken betrekken. Maar hoe 't
precies in mekaar zit weet ik niet.
In Amerika, in Tsjechoslowakije, meen ik, in Ierland, staan fabrieken. Dat zullen
allemaal wel onderdelen wezen. Het is natuurlijk een mooi verspreidingsgebied.
In Duitsland zitten ze ook. Ik zeg altijd: ‘De oorlog kan niet zo raar aflopen,
of er wordt aan verdiend.’
Een groot gedeelte van de winst wordt besteed aan uitbreiding, aan nieuwe
fabrieken, gebouwen. En ze zullen zelf ook wel wat sparen! Ik dacht dat het
concern zelf wel een enorm kapitaal achter de hand heeft voor als er eens wat
gebeurt of weet ik veel waarvoor.
Zijn er nou eigenlijk eigenaars?
Dat is iets wat ik ook niet weet. Er zitten natuurlijk aandeelhouders in, die
zullen allemaal wel een stukje van de fabriek hebben, die misschien zoveel
vierkante meter en die zoveel vierkante meter. Maar verder, ‘Ik ben eigenaar van
die fabriek’ dat kan hij toch niet zeggen, ik geloof niet dat er dat is. De
fabrieken hebben een directeur aangesteld en die zal 't wel moeten runnen.
Een gedeelte van die winst gaat natuurlijk naar de aandeelhouders en de arbeiders
krijgen een winstuitkering, en de rest, dat weet ik ook niet. Ik neem aan dat
een bepaalde top onbeperkt salaris heeft, ik neem aan dat die er wel rijker van
worden. Mensen zoals de directeuren, ik denk dat die een onbeperkt salaris
hebben en misschien wie er net onder de directeuren zit ook wel. Ik vermoed dat
ze bij die een paar keer in het jaar een bom duiten op de bank zetten,
afhankelijk misschien ook van | |
| |
de winsten die er gemaakt zijn. Van
het jaar kan ie misschien honderdduizend verdienen, volgend jaar
tweehonderdduizend, ik neem aan dat 't zo een beetje varieert.
Ik zou ook niet zo precies weten wie daar nou aan verdient. Dat zal wel in dat
concern blijven zitten al dat geld. Ik kan niet zeggen: ‘die man krijgt dat in
handen,’ of zoiets dergelijks. De aandeelhouders krijgen een bepaald gedeelte
aan het eind van het jaar. Als de heleboel opgemaakt is, kunnen ze zien hoeveel
winst er gemaakt is en daarvan krijgen ze winstuitkering en wij ook allemaal.
Ik denk dat de aandeelhouders wel het meeste krijgen. Ik meen dat bij de Zout een
half procent van het dividend uitgekeerd wordt aan de arbeiders. Hoe 't bij ons
nou nog gaat weet ik niet. Wij hebben altijd een aantal procenten gehad van jaar
op jaar. Als er veel winst gemaakt is, krijg je, laten we zeggen, acht procent
van het loon. 't Kan ook wel zakken tot drie procent, vier procent.
De top, die beslist natuurlijk. En in elke fabriek zal de directeur op de
stafvergadering zijn beslissingen nemen om de fabriek zo goed mogelijk te kunnen
runnen. En die zullen wel verantwoording moeten afleggen aan de top. Ik denk dat
de aandeelhouders ook wel een stem in het kapittel hebben, daar ben ik niet zo
goed van op de hoogte. De beslissingen komen inderdaad van die aandeelhouders
af, die benoemen de commissarissen. Misschien heb je met één aandeel wel al
stemrecht. En al die stemmen bij elkaar, dat zal wel op democratische manier
gebeuren, hoe weet ik ook niet. Als de mensen bij de ondernemingsraad. Als de
voorstellen van de ondernemingsraad het pad van de directie doorkruisen zullen
ze wel van tafel geveegd worden. Ik weet 't niet want ik zit niet in de
ondernemingsraad.
Als het puntje bij paaltje komt geloof ik dat we helemaal niks te vertellen
hebben.
Je hebt verder helemaal geen invloed. Je wordt eigenlijk van de ene dag op de
andere met het hele bedrijf verkocht, aan een ander. Zo is het eigenlijk wel.
Jij wordt mee verkocht, na een aantal jaren in dienst bij een bedrijf, of je
daar aardigheid in hebt of niet. Want ik weet wel van jongens die hier zijn
weggegaan, naar de Zout, en toen kwam die fusie en toen zeiden ze: ‘Nou zitten
we weer bij hetzelfde bedrijf.’ Ik bedoel, ze konden zover niet weglopen of ze
zaten er weer bij.
De vakbonden proberen er wel een vinger tussen te krijgen maar ik denk dat 't
heel moeilijk is, dat die ook niet zoveel eraan doen kunnen. | |
| |
Hoe
komt dat...omdat uiteindelijk alles buiten die arbeider omgaat. Er is een klein
groepje arbeiders dat vertegenwoordigd wordt door die vakbond, maar 't gaat om
een klein groepje. Het zou al heel anders wezen als die vakbond zei: ‘We gaan er
niet mee akkoord, we roepen over het hele land een staking uit.’ Dan krijg je
natuurlijk weer pressie. Maar dan moet die vakbond wel heel zeker van de zaak
wezen, die moet weten of dat bedrijf kan blijven bestaan op deze voet, of de
arbeiders hun loon daar kunnen blijven verdienen. Daarom vind ik persoonlijk ook
dat in de eerste plaats iedereen lid moet zijn van een vakbond, gezamenlijk kun
je misschien wel iets bereiken, maar alleen nooit.
Wat zou U er van zeggen als de arbeiders de commissarissen konden
kiezen, of laat ik zeggen, de meerderheid van de commissarissen?
Het hoeft niet direct de meerderheid te wezen maar als er een, één of twee
arbeidscommissarissen gekozen konden worden dat zou geloof ik een verbetering
wezen. Dan heb je ergens het gevoel dat je ook meepraat in het bedrijf. Of het
veel invloed heeft zal de praktijk moeten uitwijzen.
Heeft U iets te vertellen in de vakbond?
Iedereen heeft wat te vertellen. Nou ben ik niet zo'n vergaderingenloper, maar je
hebt werkelijk wel wat te vertellen. Je mag voorstellen naar voren brengen. Daar
kan over gestemd worden. Wordt 't weggestemd, dan is daar niks aan te doen. En
een kader heb je ook, een hele hoop jongens zitten in het kader en die werken
ook een hoop voorstellen uit, die horen dan weer van de arbeiders zus of zo en
die brengen 't weer op de kadervergaderingen en zo komt 't op de
vakbondsvergaderingen. Zodoende kom je dus wel langzaam tot een geheel. Iets
verwezelijken, dat moet via de vakbond gebeuren. Als je geen vakbond hebt dan
komt er niks van terecht, dan kun je geen normale CAO afsluiten. Dan kan die
directeur willekeurig handelen: hij kan je loonsverhoging geven, hij kan het ook
niet doen. Juist door die vakbond, door die pressie die er achter zit, kun je
dit verwezenlijken.
Bent U tevreden over de vakbond?
Ja ik geloof dat hier wel een goede vakbond zit. Hoe moet ik 't zeggen. Ik geloof
wel dat die jongens enorm hun best doen, ze stellen zich altijd erg scherp op.
Ik heb tot nu toe geen klachten over die vakbond.
Ach, iedereen wil natuurlijk loonsverhoging hebben, de één zegt: ‘Laten we maar
direct tien procent doen,’ de ander zegt: ‘Vijftien | |
| |
procent,’ ik
weet niet hoe ze dat allemaal berekenen wat een redelijke loonsverhoging is en
wat niet. Maar de jongens zijn er wel erg attent op. En de
landelijke vakbond, de hele bond?
Die vind ik de laatste jaren enorm stimulerend werken. Dat kan je ook wel merken
want die vakbonden groeien, dus 't spreekt de mensen aan. Gelooft U
dat dat komt doordat ze wat pittiger zijn?
Ja een beetje agressiever. Dat mag ook wel en dat moet ook. Want als ze inslapen
is het natuurlijk weer helemaal gebeurd. Een vakbond moet ook steeds met nieuwe
ideeën komen die de mensen aanspreken. Anders verwatert 't te gauw, dan zeggen
ze: ‘Die vakbond doet toch niets, daar komt niks uit.’ Ik kanker ook wel eens
zo, maar de mensen vergeten dat ze het zelf in handen hebben. Iedereen heeft z'n
stem in die vakbond. Als je naar een vergadering gaat, kun je die stem
uitbrengen.
Toen hier staking was, was U er toen voor?
Ja. Speciaal omdat over de radio, toen wij in de kantine zaten te eten, een van
de directeuren op een sarcastische wijze zei dat er hier niks aan de hand was.
Het kwam op een bepaalde toon over, op dat moment is die staking uitgebroken.
Iedereen zat er op te wachten of wij zouden staken. Maar wij zaten weer ergens
anders op te wachten. Wij dachten: ‘Laat 't Zout eens een keer staken, waarom
moet het altijd aan ons liggen.’ Een aantal jaar geleden, vlak voordat ik hier
kwam, was er ook alleen door ons gestaakt.
Is die staking goed afgelopen?
Voor wie georganiseerd was is ie goed afgelopen, voor wie niet georganiseerd was
is ie slecht afgelopen want die haalden dus een loonverlies van zeven, acht of
tien dagen.
Is die staking nou gewonnen?
Gewonnen, omdat we die vierhonderd gulden wilden hebben, toen in het Westen dat
gedonder begon over die vierhonderd gulden en toen dat erdoor kwam, kon iedereen
op de vingers narekenen dat je waar je ook woonde, mee moest betalen aan die
vierhonderd gulden, dat de prijzen zouden stijgen. Dus het eerste wat je denkt:
‘Ik wil ook die vierhonderd gulden.’ En dan hoop je dat de prijzen niet omhoog
zullen gaan. Maar die regering heeft onmiddellijk de prijzen omhoog gesmeten.
Dus je bent eigenlijk op hetzelfde punt weer terecht gekomen.
Ik mag graag een week vakantie hebben maar niet via een staking, je zit in
spanning: wanneer zal 't afgelopen wezen. Dat is typisch. Je staakt | |
| |
en na een week denk je: ‘Laat 't maar niet te lang duren.’ Ergens natuurlijk
een machtsstrijd. Je hoopt toch dat 't niet zo lang zal duren. Dan wil je weer
aan het werk. Je wilt die zekerheid van het werk niet verliezen. Je weet nooit
of je de poort weer binnenkomt of niet, of ze een lijst klaar hebben liggen:
‘Die gaat eruit en die gaat eruit.’ Dat is een angst die bijblijft. Ik had
gedacht dat 't sneller afgelopen zou zijn, dat 't geen zeven dagen zou duren. Er
spelen natuurlijk allerlei factoren een rol; het concern denkt: ‘We hebben daar
voorraden genoeg zitten.’ Ik weet ook niet hoe dat reilt en zeilt. Ik had
gedacht dat 't in een dag of drie, vier gebeurd zou wezen. Het heeft een dikke
week geduurd.
Als arbeiders staken, hebben ze dan wèl macht?
Macht door georganiseerd te wezen, alleen door samenbundeling van krachten heb je
macht. Ik geloof dat die macht tot nu toe wel op een goede manier gebruikt is.
Ze hebben macht zolang als die vakbond erachter staat. Zolang die de uren
doorbetaalt is er nog niet zo'n groot probleem. Je verliest natuurlijk altijd
wel wat, hangt er vanaf in welke loongroep je zit. Misschien zijn er wel mensen
die er wat aan verdienen en die er wat aan verliezen. Dat is het risico van een
staking. Als je een wilde staking hebt moet je 't uitzingen op de centen die je
hebt. En de één kan dat makkelijker als de ander. Dat is ook het probleem met
‘georganiseerd - ongeorganiseerd.’ Die ongeorganiseerden zitten dus direct al
met de handen in het haar: wie betaalt die week? Geen mens. En dan nog het
probleem: die ongeorganiseerden hebben meegestaakt dus die mogen ook wel wat
hebben van de centen van de vakbond. Maar aan de andere kant, ik heb al zoveel
jaren betaald en zij nooit, vreet dan nou die centen maar op, die je altijd
overgespaard hebt.
Zou U eigenlijk willen dat er dingen veranderden?
Er zijn nog zoveel dingen die veranderd moeten worden op sociaal gebied, maar dat
zal wel jaren duren. Je kunt proberen veranderingen te brengen tijdens de jaren
dat de regering aan de macht zit, maar ik geloof niet dat er veel verandering in
komt. Ze luisteren eenvoudig niet. En dan kunnen ze wel zeggen: ‘De meerderheid
staat achter ons,’ maar dat is natuurlijk larie. Want toen die regering eraan
kwam hebben ze vast niet over loonstop gepraat, want dan hadden de kiezers
gezegd: ‘Krijg de pokken maar met je loonstop.’ Ze doen alsof de meerderheid
achter hun staat. Maar als wij een loonsverhoging krijgen, knallen de prijzen
gelijk weer omhoog. Uiteindelijk moet er ergens een plafond wezen, een top, dan
kan 't niet verder. De boel dondert in mekaar. Ik | |
| |
zou 't niet weten,
daar zijn nou economen voor. Je zou eigenlijk een staat moeten hebben die zegt:
‘Van directeur tot gewone arbeider, hij verdient evenveel.’ Dan zou je gelijke
kansen hebben. Maar zo'n staat krijg je dus niet.
Wat zou U daarvan vinden?
Ja wat zou ik daarvan vinden? Als je zegt: ‘Ja daar ben ik voor,’ dan ben je
natuurlijk een communist. Ik ken dat. En ik ben geen communist want de
communistische staat, staat me helemaal niet aan. Daar heb je ook kapitalisten
en arbeiders, dus dat maakt allemaal niets uit. Zo'n staat krijg je toch nooit.
Ach, voor mij mag er best iets onderscheid zijn, maar 't moet niet zo groot
wezen. Iemand die gestudeerd heeft en misschien z'n studie zelf heeft moeten
betalen, die mag van mij best een wat hogere verdienste hebben, dat kan mij niet
zoveel schelen. Hoe groot moet 't onderscheid wezen? Dat is natuurlijk een
moeilijk punt. Het is de vraag of 't na de revolutie beter is, want er kan
zoveel revolutie komen als je wilt, maar arbeiders blijven altijd arbeiders en
die moeten ook altijd werken. Als je niet werkt, krijg je niet te vreten. Dus
zou je een hele landbouwstaat moeten hebben en zeggen: ‘Ik heb hier een
boerderijtje en wat land en verder bemoei ik me er niet meer mee.’
Gelooft U nou dat de meesten op Uw afdeling er zo over denken als
U?
Ik heb vanmorgen met een paar jongens over een paar vragen gesproken en ze
zeiden: ‘Ja dat is zo, dat is zo.’ Maar 't is de vraag of die jongens dat naar
voren gebracht zouden hebben. Ze kankeren allemaal, maar of ze dat naar voren
brengen. Je kunt makkelijker tegenover mekaar zeggen: ‘Dat is zo,’ dan als 't
naar buiten komt.
Bent U nou kritischer?
Kritischer dan een ander? Ik weet 't niet. Het komt misschien ook wel omdat ik
bij mijn vorige werkgever heel anders gewoon was. Ik was nog maar veertien dagen
op die afdeling en ik dacht: ‘Dat hadden die mensen daar helemaal niet genomen,
dan hadden ze misschien die voorman wel even een keertje gepakt.’ Dat gaat daar
dus niet, als je die voorman een tik zou geven, ga je de straat op of je wordt
een aantal dagen geschorst. Ik ben niet zo'n grote forse kerel, maar die lopen
er genoeg. En langzamerhand kom je ook in die tredmolen. Ergens zit 't nog wel
in m'n achterhoofd en daar blijf ik altijd kritisch op kijken.
Bent U eigenlijk tevreden met Uw werk?
Helemaal tevreden geloof ik niet maar wat moet je eraan veranderen. Ik zie geen
mogelijkheid om er nog iets aan te veranderen. Je loopt in die | |
| |
sleur
en daar blijf je inlopen: je gaat naar je werk en je komt thuis en je gaat weer
naar je werk en je komt weer thuis.
Bent U eigenlijk tevreden met Uw leven?
Ben je tevreden met je leven? Nou, hoe moet ik dat stellen, ik geloof dat ik het
er tot nog toe aardig afgebracht heb. Zolang als mijn vrouw en mijn zoon
tevreden zijn, kan ik ook tevreden zijn. Er blijven natuurlijk typische wensen
over. Maar...ze hebben mij nooit verweten dat de boel mislukt is, laten we 't zo
stellen. Dat is niet zo. Ik geloof dus als je huisgezin tevreden is, dat je dan
mag zeggen dat je redelijk geslaagd bent. Zo gauw je vrouw en kinderen je
verwijten gaan maken, moet je ergens gaan denken: ‘Ja ik ben totaal mislukt, ik
heb 't fout gedaan.’ Maar zolang die je steunen in je werk en met je meeleven en
moeilijkheden opvangen, kun je wel zeggen: ‘Ik ben ergens wel geslaagd.’ Ik
geloof dat elk mens die werkt de steun van z'n vrouw hard nodig heeft, dat die
'm goed begrijpt, dan werk je makkelijker. Wanneer hij thuis komt en hij moet
iedere keer verwijten aanhoren dan weet die man niet meer wat ie doen moet op
het laatst.
Daar draait de hele boel om: m'n vrouw en m'n zoon. En dan heb je je familie en
je kennissen, dat is een kleine kring waar alles om draait uiteindelijk. Omdat
ik niet geleerd heb is dat de opgave die ik meegekregen heb: zorgen dat je vrouw
en kinderen geen gebrek lijden. Dat probeer ik. Dat valt altijd niet mee. Dat is
eigenlijk onze opgave.
|
|