Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De puinhopen van acht jaar Paars

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,97 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De puinhopen van acht jaar Paars

(2002)–Pim Fortuyn

Vorige Volgende
[p. 113]

VI Landbouw, ruimtelijke ordening, nutsbedrijven en infrastructuur

Landbouw

Onder Paars i en ii hebben we twee daadkrachtige ministers van Landbouw gekend. In Paars i Jozias van Aartsen (vvd, voordien secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken) en in Paars ii Laurens Jan, u weet wel de vader van Prinses Laurentien (wonderbaarlijk land, dat Nederland. Je bent een burgermansmeneer en na enige tijd blijkt, o wonder, dat je niet een meisje, maar een prinses hebt verwekt. Is dat even schrikken!), Brinkhorst (d66, voordien onder meer staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Den Uyl (1973-1977), fractieleider van d66 in de Tweede Kamer, hoge ambtenaar bij de Europese Commissie, ‘ambassadeur’ van de eu in Tokyo en ten slotte eu-parlementariër voor d66). Beiden hebben geprobeerd krachtdadig in te grijpen in de landbouw en dan met name in de veeteelt. Land- en tuinbouw en bloemen- en plantenteelt zorgen nauwelijks voor problemen. De landbouw moet alleen nog worden losgemaakt van het eu-subsidie-infuus en dan is dat deel binnen de kortste keren, net als de tuinbouw en de plantenen bloementeelt dat reeds zijn, gezond en concurrerend op de (wereld)markt. Het technologische niveau van onze landbouw ligt over de gehele linie op een hoog, zo niet het hoogste niveau, ook in de veeteelt. Voor de boer kent de pc en de daaraan gekoppelde apparatuur geen geheimen meer. Ook de arbeidsproductiviteit ligt ongekend hoog, en wel wereldwijd, door mechanisatie, informatisering en door veredeling van dieren, planten, bloemen, gewassen en groenten. Ondanks het matige klimaat, veel kassenbouw waarin gas moet

[p. 114]

worden gestookt en de relatief hoge loonkosten is onze tuinbouw concurrerend. Dat zegt veel over de geavanceerdheid van onze landbouw en over de efficiënte werkwijze. Er is dus eigenlijk helemaal niet zoveel mis met onze landbouw, alle misbaar daarover in eu-verband ten spijt. Natuurlijk verdient het milieu een betere bescherming en dient de mestproblematiek te worden opgelost. Uiteraard dient het dierenwelzijn voorop te staan en moeten we overschakelen op een minder industriële manier van produceren. Hoewel, het idee van flatgebouwen voor mestvee op de Tweede Maasvlakte met een daaraan gekoppelde slachterij op hetzelfde afgesloten terrein en met een gesloten en volledig gecontroleerd milieusysteem, verdient het nader onderzocht te worden. Ook in een flatgebouw kan een dier diervriendelijk worden ondergebracht. Het is nog maar helemaal de vraag of deze noodzakelijke omschakeling van de landbouw tot hoge prijzen voor het geproduceerde vlees gaan leiden. In flatgebouwen wordt veel efficiency-winst geboekt, onder meer doordat het gezeul met dieren voltooid verleden tijd is. Dat voorkomt ook ziekten en geeft de consument de garantie van een van A tot Z gecontroleerde voedselketen. Dat is goed voor de voedselveiligheid en uiteindelijk ook in het belang van de producent en de tussenhandel, zoals kruideniersbedrijven en dergelijke. Er dienen dan wel een paar dingen te gebeuren. Het eerste dat moet gebeuren is dat de lidstaten van de eu besluiten het landbouwbeleid volledig te renationaliseren (exclusief overigens de controle daarop: die moet vanwege de open markt een eu-aangelegenheid blijven). Men produceert binnen het kader van de eu-richtlijnen, inclusief de handhaving van volledige concurrentie. In één klap is men van het marktbedervende subsidiebeleid verlost, dat is binnen de eu-richtlijnen over de volledige mededinging tenslotte aan lidstaten niet toegestaan, en wordt de sector rijp gemaakt voor normale concurrentie op de (wereld)markt.

De tijd is daar nu rijp voor. Het groene front en de politieke vertaling daarvan in de vorm van de christen-democratie, is in de hele eu gebroken. Nergens zijn christen-democraten meer aan het regeringsbewind, dus het is nu of nooit. Daarnaast biedt een afschaffing van het eu-subsidiebeleid voor de landbouw het voordeel dat de toetreding van nieuwe lidstaten een stuk gemakkelijker verloopt. De nieuwe lidstaten worden niet aangesloten op de vleespotten van Brussel, hetgeen de rijke lidstaten handen met geld gaat kosten, maar

[p. 115]

krijgen een overgangstermijn, waarin zij hun markten mogen afsluiten voor de import van eu-landbouwproducten. Hun export van landbouwproducten naar de bestaande eu-markt daarentegen wordt onmiddellijk toegestaan, mits natuurlijk beantwoordend aan de eu-eisen ten aanzien van de voedselkwaliteit. Daarin moeten we overigens niet flauw zijn en dat instrument feitelijk gebruiken om hen van onze markten af te houden. Het gaat niet om de letter, maar om de geest. Het geld dat zij hiermee verdienen, kunnen zij gedurende de overgangsperiode steken in het moderniseren van hun landbouw. Dat kost ons niks en stelt hen in de gelegenheid hun landbouw zodanig te moderniseren, dat deze meekan met de nieuwe tijd. Dat betekent voor onze landbouw wel, met name door de lagere arbeidskosten in de nieuwe lidstaten, extra concurrentie, maar dat geldt ook voor alle overige takken van sport in onze economieën. Daar is niks mis mee, dat houdt onze economische sectoren alleen maar scherp! En waarom zouden wij de economische sector landbouw nu anders behandelen dan bijvoorbeeld de economische sectoren ict en grooten kleinmetaal? Daartoe zijn alleen historisch-culturele redenen op te sommen, zoals het belang dat tot enkele decennia terug nog werd gehecht aan zelfvoorziening op het gebied van de landbouw. Europa met al zijn oorlogen in het recente verleden was ervoor beducht ten tijde van een militair conflict zonder voedsel te zitten en had daar wel wat voor over (subsidiebergen, boter-, aardappel- en vleesbergen en dergelijke).

Die tijd ligt achter ons en het wordt nu even slikken, maar daarna hebben we dan ook wat: een hoogst geavanceerde sector landbouw, hoge voedselveiligheid, een beter milieu en een diervriendelijke behandeling van de te verorberen dieren. Alle ingrediënten voor een dergelijke vorm van landbouw zijn in de lidstaten van de eu ruimschoots voorhanden. Het komt er nu slechts op aan de politieke wil daartoe te mobiliseren en de sector van A tot Z bij dit nieuwe beleid in te schakelen. Dus niet tegen de sector in, zoals Van Aartsen en Brinkhorst als pioniers van een nieuw landbouwbeleid wel moesten doen, maar in eendrachtige samenwerking met de sector. Uitgangspunt van dat nieuwe beleid is naar normale economische marktverhoudingen, waarbij de sector in alle opzichten de eigen broek moet kunnen ophouden. Voor Nederland zou dit moeten betekenen een herstructurering van de sector landbouw onder regievoering van het

[p. 116]

departement van Landbouw en in innige samenspraak met de landbouworganisaties. Een belangrijke deelnemer aan deze noodzakelijke herstructurering dient de financier van de landbouw te zijn en dat is overwegend de rabo-bank. Zij moeten zonodig worden gedwongen door de politiek om hun verantwoordelijkheid te nemen, hetgeen overigens ook in hun welbegrepen eigenbelang is. Zij krijgen de taak schuldenposities van hun cliëntèle op een redelijke manier te herstructureren en kredieten te verstrekken, zodanig dat het boerenbedrijf zijn weg kan vinden in het kader van de nieuwe spelregels. Zonodig geeft het ministerie een kredietgarantie af, dat is niet strijdig met de Europese regels. Een dergelijke operatie is weliswaar omvangrijk, maar toch goed binnen korte termijn te realiseren, daar de landbouw, door het uitmuntende netwerk van landbouwconsulenten, beschikt over een uitstekend functionerende infrastructuur om deze operatie te klaren. Het is in feite, onder veel gunstiger en welvarender omstandigheden, een herhaling van de moderniseringsoperatie - toen mechanisatie- en scholingsoperatie geheten - van de jaren vijftig in de vorige eeuw. Een operatie die model kan staan voor de nieuwe lidstaten en waar wij hen met onze kennis en infrastructuur desgewenst bij behulpzaam kunnen zijn. Ik pleit dus niet voor een koude, maar voor een warme sanering. Dat neemt veel kou uit de lucht en zorgt dat de energie gestoken wordt in vernieuwing in plaats van in irritatie en wrijving. Buitendien zorgt het ervoor dat het boerentalent en boerenondernemerschap niet verloren gaan, maar opnieuw productief worden ingezet. Dit alles overigens inclusief, daar waar nodig, een beheerstaak van boeren voor natuur en landschap. Voor die taak krijgen zij een van overheidswege verstrekte vergoeding. mkz-crises gaan we diervriendelijk oplossen door in internationaal verband, eu, nafta (vs) en Japan, inenting te bepleiten. Thans is er inenting mogelijk die de inenting als zodanig herkenbaar maakt voor inspectiediensten. Daarmee vervalt het argument dat inenting het onmogelijk maakt een verschil te maken tussen inenting en besmetting. In ruil daarvoor stellen wij onze markt open voor vlees uit de vs dat met hormonen is behandeld. Wij houden ons eigen anti-hormoonbeleid binnen de eu in stand. Op de voedselverpakking dient de leverancier de consument evenwel met koeienletters te informeren over het feit dat het hier hormoonvlees betreft. Zoiets als nu gebeurt met rookwaren. Het is dan aan de con-

[p. 117]

sument om te beslissen. Hetzelfde doen we met genetisch gemanipuleerde groenten en gewassen. Handelsoorlogen zijn daarmee voltooid verleden tijd en we leggen de beslissing waar hij hoort te liggen, bij de markt, bij de welingelichte consument dus.

Wat absoluut noodzakelijk is, is dat de klachten van de boerenorganisaties dat Nederland op het gebied van het milieubeleid veel strenger is dan de concurrerende lidstaten van de eu op de Europese binnenmarkt, serieus worden onderzocht. Concurrentie op die binnenmarkt wordt niet alleen vervalst door subsidie, maar kan evenzeer worden vervalst door overheidsmaatregelen die de kostprijs van de agrarische producten opdrijft. Dat betekent dat onze milieumaatregelen die kostprijsverhogend werken niet zwaarder mogen zijn dan die van de concurrerende eu-lidstaten. Ook hier gelijke monniken gelijke kappen: onze boeren hebben recht op dezelfde concurrentievoorwaarden als die van de andere eu-lidstaten. Zijn onze maatregelen scherper en drijven deze dus de kostprijs op ten opzichte van de concurrentie, dan zijn er twee oplossingen mogelijk. Of onze concurrenten accepteren dezelfde milieumaatregelen, of wij passen onze milieumaatregelen zodanig aan dat de extra kosten door overheidsmaatregelen dezelfde zijn als die van de concurrerende lidstaten.

Ten slotte wordt de sector uitgenodigd om, met inschakeling van het Landbouwschap, er zorg voor te dragen dat er fondsvorming plaatsvindt om schade door ziekten of wateroverlast enigszins te kunnen vergoeden. De overheid springt niet meer bij in geval van een calamiteit, dat doet de overheid ook niet als bijvoorbeeld de ict-sector door een tegenvallende vraag of achterblijvende technologische ontwikkelingen in de moeilijkheden komt. Het zijn voorspelbare en overzienbare risico's in de landbouwbedrijfsvoering, waartegen de sector zichzelf op een verstandige manier moet indekken.

Premier Kok (pvda), leider van Paars ii (pvda, vvd en d66), komt nu op de valreep met zogenaamd stevige taal: de landbouw moet zijn eigen broek leren ophouden en in tien jaar (ja, ja tien jaar!) moet het subsidiebeleid van de eu voltooid verleden tijd zijn. Het is dezelfde man die koud twee jaar geleden zijn minister van Landbouw, Kruidenier (d66), nog voor gek zette met het toezeggen van een schadevergoeding aan de landbouw vanwege hevige regenval en daarmee gepaard gaande wateroverlast. De toch al niet erg daadkrachtige

[p. 118]

minister, die stevige knieën had getoond, werd daarmee in één klap onderuitgehaald en Kok was de gevierde man. Niet lang daarna vertrok de minister, want hij had geen enkel politiek gezag meer en ook toen toonde Kok zich van zijn beste kant: hij liet de minister vallen als een baksteen, er kon nog geen bedankje van af. Overigens doet Kok dat met iedereen, ook met zijn partijgenoten. Staatssecretaris Elske ter Veld (pvda) in Lubbers iii (cda en pvda) werd geslachtofferd voor het door Wim Kok, minister van Financiën en vice-premier in Lubbers iii, eigenhandig veroorzaakte wao-drama. Natuurlijk wel nadat zij de brokken bijeen had geveegd. De staatssecretaris van Onderwijs in Lubbers iii, Roel in 't Veld (pvda), hoefde op geen enkele verdediging te rekenen tegen de vileine en volkomen onware beschuldiging dat hij een zakkenvullende, ondernemende professor was geweest. Ondernemend jazeker, maar een zakkenvuller geenszins. Voor 70.000 gulden was hij fulltime professor aan de Erasmus Universiteit, de andere 70.000 gulden stortte hij terug in de universiteitskas omdat hij ook nog war bijverdiende, de sufferd. Maar het was stank voor dank, zelfs de rector-magnifcus, de cda-er Rijnvos, hield op het moment suprème de kaken stevig op elkaar. Hij was zelf een kleine krabbelaar die zijn zakken vulde in de marge, maar die tegen de echte grootheid van In 't Veld natuurlijk niet was opgewassen, dus het was kleinzielige wraak, moet u maar denken. Ter Veld en In 't Veld bleven en blijven Kok prijzen, een soort hondentrouw die ik nooit heb begrepen. Ze hadden het volste morele recht Kok op te knopen aan de hoogst denkbare politieke boom.

Maar goed, u vindt Kok een voortreffelijke premier en een nog voortreffelijker mens en in het buitenland vinden ze hem een staatsman. Als machtige buitenlandse staatslieden zoiets over de premier van een klein land zeggen, is het immer verstandig even je portemonnee - onze portemonnee tenslotte - na te kijken, want behoudens in Nederland, gaat in al dat buitenland slechts voor niets de zon op. En het heeft ons dan ook een hoop gekost, met name al die belachelijke vredesmissies waarmee geen enkel Nederlands belang is gediend. Ook Lubbers - de voorganger van Kok, maar wat maakt het uit, we zuchten tenslotte nu feitelijk onder Lubbers v - wist van wanten, die dacht zijn voorzitterschap van de eu-commissie te kunnen kopen met een torenhoge eu-contributie voor ons land, iets waar we nog steeds onder gebukt gaan en dat ons straks met de uitbreiding van de

[p. 119]

eu nog fors kan opbreken. Echter, als u ervoor zorgt dat ik de volgende premier word, dan zal ik het handtasje lenen van de Iron Lady in ruste - de onvolprezen oud-premier van Engeland Margaret Thatcher - en daarmee op de tafel van eu-regeringsleiders meppen onder het uitroepen van haar leuze: I want my money back! We zijn tenslotte wel goed, maar niet gek!

Tien jaar voor de warme sanering van de landbouw is natuurlijk veel te lang. Je kunt wel zien dat Kok nog nooit een onderneming heeft geleid. Ik doe het in twee à drie jaar uit en thuis, dus inclusief de afschaffing van die eu-subsidies, desnoods zien we daar eenzijdig vanaf. Boeren zijn tenslotte ondernemers en hun horizon ligt, net als die van normale ondernemers, niet veel verder dan een jaar of drie, vier.

Doelstelling van het landbouwbeleid is om in korte tijd de bedrijfstak weer positief en ondernemend in pers en publieke opinie te krijgen in plaats van de klaagmuur van problemen die het nu in de beeldvorming, overigens grotendeels ten onrechte, is.

Landbouwsubsidies 1994-2001*

1993 41
1994 54
1995 54
1996 64

* In miljoenen euro.
Bron: CBS.

Ruimtelijke ordening

Het valt niet mee om orde te scheppen in een overvol land en zeker niet als er zo'n bestraffende subsidiesocialist mee is belast als de minister van vrom, Pronk (pvda). De man die ons dat heilloze Kyoto-verdrag in de maag heeft gesplitst, waardoor we nu met een onmogelijke opgave van terugdringing van de Co2-uitstoot zitten opgezadeld. Het is dezelfde man die onze stroomproducenten verbiedt om op basis van kernenergie te produceren en tegelijkertijd

[p. 120]

voorstander is van liberalisering van de energiemarkt, waardoor reeds nu ongeveer 15 procent van onze energiebehoefte wordt gedekt door kernenergie uit Frankrijk (ongeveer 11 procent) en kernenergie uit Duitsland (ongeveer 4 procent). Onze energieproducenten moeten werken met dure kolen- en gasgestookte centrales, die bovendien zorgen voor een gigantische Co2-uitstoot. Frankrijk haalt de Kyotonorm op zijn sloffen door de energie vrijwel in zijn geheel met kerncentrales te produceren, zo simpel is dat. Of je bent tegen kernenergie en dan komt er ook geen door kernenergie geproduceerde elektriciteit uit lidstaten naar binnen of je liberaliseert, maar dan zet je onze eigen producenten niet op achterstand. Maar zoals te doen gebruikelijk zorgen onze subsidiesocialisten er wel voor dat we weer de malle Pietje van de wereld zijn. Maar ze houden van ons in de eu, daarvan kunt u verzekerd zijn!

Wat de ruimtelijke ordening en met name de woningbouw betreft is ons land nog steeds een socialistische Oost-Europese plan-‘economie’ van voor de val van de Muur in november 1989. De geschiedenis van deze planeconomie gaat terug tot de wederopbouw van na de Tweede Wereldoorlog. Dat geldt overigens ook voor de Oost-Europese satellietstaten van de voormalige Sovjet-Unie en dat is niet toevallig en in de architectuurgeschiedenis moeiteloos terug te vinden, wat dat betreft kunnen we van elkaar nog veel leren! Het land lag in puin, er was het nodige vernield en weggebombardeerd en de bevolking groeide onstuimig. Er waren dus woningen nodig, veel woningen en dan grijp je terecht naar draconische maatregelen. Minder terecht is het dat we nog steeds volgens dezelfde regels en methoden woningen produceren, nota bene een ware ict-revolutie verder. Het is een polderconglomeraat van (gemeentelijke)overheden, woningbouwcorporaties, industriële bouwers en projectontwikkelaars, die ons, de eindgebruikers, hun producten door de strot duwen. Zij bepalen waarin wij hebben te wonen en niet wij. In het beste geval mogen we de tegeltjes uitzoeken voor onze keukens en badkamers, natuurlijk wel bij de door de bouwer bepaalde leveranciers. En betalen mogen we natuurlijk ook voor hun eenheidsworst en als we veel praatjes hebben dan mag dat ook, maar dan dient wel heel erg fors de portemonnee te worden getrokken. In dit klimaat hebben we in Remkes (vvd) een waarlijk heroïsche staatssecretaris van Volkshuisvesting, die dit conglomeraat durft aan te pakken. Maar wat gaat dat

[p. 121]

langzaam in de polder en wat worden zijn ideeën en beleidsmaatregelen gesaboteerd. De heren - want het zijn in die sector vrijwel nog altijd heren, terwijl het de dames der schepping zijn die echt in het wonen zijn geïnteresseerd en in die woningen nog steeds de meeste tijd doorbrengen - voelen er weinig voor hun macht prijs te geven en onder die behaaglijke consensusdeken uit te kruipen. Het gaat toch goed zo, wat zeuren we nu?

Het gaat dus helemaal niet goed en dat blijkt zonneklaar uit de marktontwikkelingen. Woningen met een enigszins eigen karakter - veelal woningen van voor de Tweede Wereldoorlog, dus van voor die Oost-Europese planeconomie - scoren onveranderlijk hoog. Zij zijn vrijwel onbetaalbaar geworden voor de nieuwkomers, veelal jongeren, op de woningmarkt. De eenheidsworst daarentegen valt nog steeds tegen redelijke prijzen te consumeren. De consument is dus erg duidelijk, daar ligt het niet aan. De consument wil iets waarin hij zich herkent en waarin hij zich enigszins kan uitleven. Er moet dus anders worden gebouwd, met meer keuzemogelijkheden en dat is ook logisch in dit tijdperk van individuele ontplooiing. Het is bovendien nog mogelijk ook met behulp van die prachtige ict-technologie. Sterker nog, het is een fluitje van een cent. De bouwers kunnen communiceren met de hele bouwlogistieke keten, dus ook met de consument. Probleem is de cultuur in de bouw, die is er niet op ingericht om met ons rekening te houden en dat moeten ze dus leren, zoals de vergunning verlenende overheid dat moet leren en wel online, 24 uur per dag. De staatssecretaris pepert dat de heren nu in en dan maar hopen dat er iets van terechtkomt. U hebt natuurlijk een machtig wapen in handen, laat ze omkomen in hun eigen eenheidsworst, dat zal ze snel genoeg leren. Als het in België al sedert jaar en dag kan, dan kan het hier natuurlijk ook.

Voorts zijn wonen en werken nog steeds hermetisch van elkaar gescheiden. Het is tenslotte wel zo gemakkelijk om een bedrijventerrein te ontwikkelen, gemakkelijk voor overheden, projectontwikkelaars en bouwers en natuurlijk ook voor luie ondernemers die zeggen: doe mij maar een kantoor aan de snelweg. Logischer is het om wonen en werken weer als vanouds te mengen. Dat maakt het wonen veel gezelliger en gevarieerder. ‘Opoe’ heeft zo wat te zien vanachter de geraniums en komt nog eens iemand tegen, zo waar ook een jong iemand, met wie zij een praatje kan aanknopen. Voor

[p. 122]

de kantoren en dienstverleners is het ook beter, dan kunnen ze zich vestigen waar de meeste van hun personeelsleden wonen, dat scheelt een hoop mobiliteit en fileleed en verhoogt dus de arbeidsproductiviteit. Niemand denkt daarover na en wat belangrijker is: doet er wat aan. We bouwen hersenloos voort op de patronen van de industriële economie. Dat was de tijd van de grote fabrieken met veel overlast, geluid, stank, verkeer en dergelijke, en dus gingen we over tot een rigoureuze scheiding van wonen en werken. Inmiddels slaat dat nergens meer op. Volkswagen heeft een glazen autofabriek gebouwd in het centrum van een stad in Tsjechië, compleet met cafés, restaurants, winkels, een schouwburg en een bioscoop. De vervoerslogistiek zit onder de grond. Prachtig, een fabriek midden in de stad, leven en dat zonder enige overlast. De overheid geeft in alle opzichten het slechte voorbeeld. De weg van Leiden en Zoetermeer naar Den Haag zit iedere morgen en avond vast door de rijksambtenaren. Nog nooit gehoord van ict-paviljoens in de woonwijken van ambtenaren, van thuiswerken, van variabele werktijden en van bewuste mobiliteit. Bewuste mobiliteit, dat wil zeggen mobiliteit die nodig is, bijvoorbeeld om met elkaar te vergaderen en te socializen: je moet de boel tenslotte nog wel bij elkaar houden. Het zal toch sterk zijn als dat voor al die departementen en departementale afdelingen precies om negen uur 's morgens moet gebeuren. Kortom, de politiek heeft een grote mond, maar doet er zelf weinig of niets aan. Scholen worden weggehaald uit woonwijken en samengedreven op industrie- of kantoorterreinen ver buiten de bewoonde wereld, dat is tenslotte een stuk gezelliger en de menselijke maat van onze politiek. Ziekenhuizen, zorginstellingen, poliriebureaus, idem dito, volgens het motto: groot, groter, het grootst. Dat is hartstikke efficiënt met al die managers, bureaucraten, vergaderaars, circulaireschrijvers, boekhouders en niet te vergeten al die kundes en al die andere liefdevol betrokken handenbinders van de uitvoerenden in: zorg, onderwijs en veiligheid.

Nederland doet er verstandig aan onmiddellijk te stoppen met veel van die goedbedoelde Vinex-flauwekul en dat allemaal nog eens goed tegen het licht te houden met inachtneming van twee uitgangspunten: 1. Is dit wel wat de burger-consument wil? en 2. Hoe mengen we wonen en werken op een interessante manier, zodanig dat we allerhande feitelijk overbodige mobiliteit terugdringen?

[p. 123]

Ten slotte de politieke vraag: Hoe kan de politiek het goede voorbeeld geven?

Welnu, door herstel van de menselijke maat. Terug naar de kleine school met ten hoogste 600 leerlingen, ook in vwo, wo, hbo, lbo en mbo. Terug naar de kleine gemeenten, in plaats van op weg van 567 gemeenten naar 250, zoals nu het geval is, op weg naar de 1000 à 1500 gemeenten. Terug naar het kleine ziekenhuis en de kleine zorginstelling en wel midden in de woonwijk. Met behulp van ict kan het allemaal, dat haalt letterlijk de wereld voor ons binnen, de wereld aan kennis en informatie, de wereld aan deskundigheid en techniek. Pas dan gebruiken we ict als een zegening in plaats van dat ict ons dicteert. Wij zijn de gebruikers en de ict dient niet ons te gebruiken. De overheden kunnen het allemaal realiseren als de politiek het hun opdraagt en daar gaan we aan beginnen. Ik popel en mijn handen jeuken!

Nutsbedrijven

Ik heb aan de wieg gestaan van het bedrijfsmatiger werken bij de overheid en die van het idee van privatisering van overheidsdiensten. Inmiddels zo'n vijftien jaar verder ziet het beeld er gemêleerd uit. Er zijn enkele successen te melden, maar ook eclatante mislukkingen, met de ns in het voorste gelid. In het uk kan men bezichtigen wat er van het geprivatiseerde spoor terecht is gekomen. Er wordt weliswaar winst gemaakt, maar de kwaliteit van de dienstverlening is beneden elk peil, er wordt onvoldoende geïnvesteerd in het spoor en je bent er letterlijk je leven niet zeker. In de vs heeft de privatisering van de energiesector geleid tot een acuut stroomtekort in de ict-staat bij uitstek, Californië. Ook daar een tekort aan investeringen in stroomproductie en een bewust krap houden van het aanbod om de prijs te kunnen opdrijven. Het Enzon-debacle begint groteske vormen aan te nemen. Dit nutsbedrijf was na privatisering ‘geëvolueerd’ tot een bedrijf dat handelde in financiële derivaten en dat het ene gat met het andere stopte! Kortom, het privatiseren van een publiek goed met monopoloïde trekken is geen goede gedachte en pakt uitermate vervelend uit voor de consument-eindgebruiker: prijzen gaan omhoog en het geleverde product dendert achteruit qua kwali-

[p. 124]

teit en de toekomst van de producten en dienstverlening is allerminst veilig gesteld. Er zit ook zeker logica in dit misgaan. In een monopoloïde omgeving heeft een private onderneming de beste van twee werelden, hij kent geen politieke en bureaucratische controle noch de tucht van de markt. Hij heeft feitelijk geen concurrentie en voor zover die er is, wordt die uitgeschakeld door (geheime) daadwerkelijke kartelvorming met de conculega's. Kijk bijvoorbeeld naar de benzinemarkt van de grote oliemaatschappijen in Nederland of naar de gezondheidszorgmarkt van de Zorgverzekeraars, allemaal kartels, zij net moeilijk juridisch te bewijzen. De eenheidsprijs die de consument in rekening wordt gebracht spreekt evenwel boekdelen en goedkoop is het nimmer. Men kan zich permitteren om de concurrentie door feitelijke (heimelijke) kartelvorming uit te schakelen, omdat men zich van afname verzekerd weet. De consument heeft stroom nodig, benzine nodig en kan niet buiten een verzekering van zijn gezondheidszorg, sterker nog, er is een wettelijke plicht tot zorgverzekering. Overigens heb ik ook al in 1986 met klem erop aangedrongen monopoloïde organisaties nimmer te privatiseren, hetgeen onverler laat dat men ze wel bedrijfsmatig kan laten en leren werken. Bij privatiseringen moet men dus niet alleen naar de aanbodzijde kijken, maar ook naar de vraagzijde, in casu heeft de consument-eindgebruiker echt wel iets te kiezen. Er zou veel pleiten voor een rijksinkoopbureau voor benzine dat dit spul inkoopt op een wel concurrerende wereldmarkt en dat vervolgens de voorraad laat uitventen door mkb-ondernemers. Dan zijn we zeker van de laagst mogelijke inkoopprijs en is het verder aan de mkb-ondernemer om de waar in concurrentie af te zetten op de binnenlandse markt. Shell c.s. zullen van deze gedachte wel allerminst zijn gecharmeerd, maar het zal ze zeker afleren de prijzen aan de pomp zo schaamteloos op te drijven. Zo machteloos, als almaar door de politiek voorgesteld, zijn we als samenleving helemaal niet tegenover deze dames en heren. De Haagse politiek ontbreekt het echter aan elke fantasie en creativiteit, dus laten zij zich dit deuntje nu al gedurende een reeks van jaren voorfluiten, daarbij hunne handen machteloos ten hemel heffend. Zoals het overigens ook eens tijd wordt om dat opec-kartel te breken, dat de wereldolieprijzen meent te moeten dicteren. Voor de Zorgverzekeraars Nederland valt een zelfde verhaal af te steken. Haal maar een grote concurrent binnen uit een van de eu-lidstaten,

[p. 125]

onder één voorwaarde: dat hij geen lid mag worden van het kartel van Hans Wiegel (vvd) dat Zorgverzekeraars Nederland heet. Dat is een kartel in de vermomming van een brancheorganisatie.

Ik was een hartelijk voorstander van de privatisering van de ptt en de omvorming daarvan tot kpn en ten slotte tot de beursgang van dit bedrijf. Maar ook daar kunnen we van leren. Achteraf gezien hadden we wel het bedrijf moeten privatiseren en naar de beurs laten gaan, maar hadden we dit niet moeten doen met al het onroerende goed en het vaste net en die mooie telefooncentrales. Dat alles hadden we gewoon als staat aan kpn moeten leasen. Nu is dat feitelijk weggegaan voor een ‘appel en een ei’ aan de aandeelhouders van kpn en tpg. Valt in de leaseconstructie kpn om, dan hebben we tenminste alle niet roerende goederen, de telefooncentrales en het vaste net nog. Als dat echter nu gebeurt, zijn niet alleen de aandeelhouders alles kwijt, maar ook de staat en ja, die is van ons allemaal. abn-amro heeft dat evenwel goed ingezien en heeft voor zijn leningen aan kpn het vaste net, de telefooncentrales en alle onroerend goed in onderpand. Na faillissement van kpn zitten zij op rozen en dat valt wel de minister van Financiën, Zalm (vvd), maar niet de Bank kwalijk te nemen.

Mijn stelling is dan ook: nutsbedrijven (energie- en waterleveranciers en energie- en waterproducenten) niet privatiseren; terugdraaien van de liberalisering van de stroommarkt als we geen stroom willen die door kernenergie wordt opgewekt en anders wel liberaliseren, maar dan blijft onze kerncentrale in Borsele open en studeren we op een tweede; ns niet privatiseren en zeker niet naar de beurs, bovendien de scheiding tussen ns-reizigers en railinfrabeheer opheffen, er moet één aanspreekpunt zijn voor een punctueel treinenverloop en niet twee die elkaar de bal kunnen toespelen, zoals nu het geval is; Schiphol en het Rotterdams havenbedrijf niet privatiseren en absoluut niet naar de beurs. Uiteraard in al die organisaties wel bedrijfsmatig werken en als er winst kan worden gemaakt zonder kwaliteitsverlies en zonder de toekomst uit het oog te verliezen, dan is dat niet verkeerd. Opvallend is dat in al die geprivatiseerde bedrijven de salarissen van de directie binnen de kortste keren drie à vier keer over de kop gaan. Gaan ze naar de beurs, dan is letterlijk het hek van de dam. Naast de zoveelste salarisverhoging volgt dan de lucratieve optieregeling, niet in plaats van het vorstelijke salaris, maar erbovenop. Reed de gemid-

[p. 126]

delde ziekenfondsdirecteur zo'n tien jaar geleden nog in een eigenhandig bestuurde Opel Vectra - de dienstfiets van deze eerbiedwaardige functionarissen die waakte over de centjes van de modale burger als een zuinig huisvader - thans is het een dienstbolide met chauffeur, een vorstelijk salaris en natuurlijk een directiekamer ingericht volgens het laatste Italiaanse design. Het is een groot circuit van zakkenvullers, deftige en vooral heel stiekeme zakkenvullers, dat wel. Tot nog toe, ik ben niet naijverig, maar zie ik eigenlijk voornamelijk de vele voordelen voor de directie, die privatisering en vooral beursgang heeft, naast natuurlijk de slimme belegger die zich relatief goedkoop ons tafelzilver toeëigent. De eindgebruiker komt er op zijn best niet al te bekaaid van af.

Infrastructuren als Schiphol en de Rotterdamse haven zijn uniek in hun soort. We kunnen ons in beide gevallen niet permitteren om er in dit overvolle land nog eens van iedere soort een naast aan te leggen. Van concurrentie komt dus niets terecht en de eindgebruiker heeft helemaal niets te kiezen. Het is allemaal aan- en neergelegd van onze belastingcenten en waarom zouden we ons tafelzilver relatief goedkoop overdoen aan de begerige belegger en de zakkenvullende directies? Daarnaast hebben beide infrastructuren een grote impact op de directe omgeving en ja, ook die is van ons allemaal, het algemeen belang dus, zal ik maar zeggen. Natuurlijk moet de overheid niet op de stoelen van de directies van Schiphol en het Havenbedrijf gaan zitten voor zover het gaat om het going concern, maar als het gaat om overlast voor de omgeving, infrastructuur, strategie en toekomst, dan dient onze vertegenwoordigende overheid op de eerste rij te zitten en dienen onze volksvertegenwoordigingen de finale beslissingen te nemen en niet de een of andere directie die zich laat leiden door shareholders value! Nederland is geen bedrijf, is geen bv, maar van ons allemaal en daar beslissen de democratisch gekozen organen en niet het old boys network.

De ns privatiseren en het spoor liberaliseren, het slaat allemaal nergens op. Zoiets werkt alleen als je naast de bestaande rails ten minste nog een concurrerende rails kunt leggen, zoals dat in Japan is gebeurd. Welnu, dat is te kostbaar en kan niet in een overvol land als het onze. Zonder meerdere spoorlijnen naast elkaar is er ook geen concurrentie mogelijk en moeten we er niet aan beginnen. De voorstanders zeggen dan: ja, maar we geven een concessie af voor tien jaar

[p. 127]

en daarna is de strijd weer open. Zoiets als alle zelfbedieningszaken in Nederland voor tien jaar in concessie geven aan Albert Heyn, waarna men weer kan inschrijven. Redelijk getikt, temeer daar indien het concessiehoudende bedrijf ook maar enigszins twijfelt aan de verlening van een nieuwe concessieperiode, het in het laatste tijdvak van de concessie zeker niet zal investeren met alle gevolgen - ook voor de veiligheid - van dien. Een ander scenario is dat de concessiehouder dreigt met niet meer te investeren en zo de concessieverlener, wij dus, in gijzeling houdt. Ik kan er het nut en het voordeel niet van inzien. Beter is het om de ns in oude glorie te herstellen. Terug naar een spoorbedrijf inclusief railbeheer en railaanleg onder één directie. Het hele spoorwegproduct in één directionele hand, dan weten we als reiziger, burger en politiek waar we moeten zijn als we niet tevreden zijn. Sluitstuk is dat de minister van Verkeer en Waterstaat niet het benoemingsrecht krijgt over de directie, maar wel het recht om hen individueel of als college met redenen omkleed op staande voet te ontslaan, zonder inmenging van commissarissen. Dit college behoudt voor het overige wel het recht de directie te benoemen en te ontslaan. Een zelfde recht zou ik willen toekennen aan de minister voor de directie van Schiphol en het Havenbedrijf in Rotterdam.

We hebben het geprobeerd en dat is goed, maar het is ons over het algemeen matig tot niet bevallen. Welnu, we trekken onze lessen, verbeteren waar mogelijk en draaien terug waar nodig onder het motto: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald!

Nederland: stadsstaat

Nederland is feitelijk allang geen land meer, maar een uit de kluiten gewassen stadsstaat, vergelijkbaar met metropolen als groot-Londen, groot-Parijs en groot-New York. Het zou uitermate verstandig zijn deze realiteit te erkennen en onder ogen te zien. Kijken we met deze nieuwe ogen naar Nederland dan geven we het ruimtelijke-ordeningsbeleid, het openbaar vervoer, de wegeninfrastructuur en het milieu- en natuurbeleid ook op een andere realistischer manier vorm. Het is onzin om te denken dat we ooit van de files afkomen door almaar meer asfalt en beton aan te leggen. Natuurlijk, op knel-

[p. 128]

punten moeten we dat niet laten, maar als we niet rationeler met onze mobiliteit omgaan, zal het niets helpen. De automobiliteit in ons land stijgt de komende jaren, als de voorspellingen uitkomen, nog flink. Probleem van de overvolle wegen zijn niet de snelwegen, ook al lijkt dat zo, maar de steden. Die snelwegen kunnen we nog flink verbreden, maar de opnamecapaciteit van de steden valt niet verder te vergroten. De stad fungeert als het ware als een te kleine trechter waarin al die auto's terechtkomen en veroorzaakt daardoor niet zelden een file op de aanvoerende snelwegen en rondwegen. Niemand is ervoor om de steden dan maar grotendeels af te breken, ergo het probleem is op deze manier onoplosbaar. Het autobezit en het autogebruik aan grenzen binden is ook al geen oplossing gebleken. Mensen moeten op weg kunnen en het openbaar vervoer biedt absoluut geen soelaas. De uitkomst van het auto-ontmoedigingsbeleid is te cynisch voor woorden. De automobilist wordt door onze overheid gehinderd waar zij ook maar een mogelijkheid ziet en voor het overige net als de roker behandeld als een halfcriminele, financiële melkkoe. Voor alles en nog wat worden tarieven geheven. Schaamteloos vullen gemeenten hun zakken met parkeergelden, zonder daar ook maar een enigszins fatsoenlijke prestatie ten aanzien van de automobilist tegenover te stellen. Integendeel, hinderlijke scheidingen van verkeerssoorten, waardoor eenieder die dat kan, met de fietsers en voetgangers voorop, het rode stoplicht negeert, eindeloze hoeveelheden stoplichten die expres niet op elkaar zijn afgestemd en al helemaal niet op het verkeersaanbod en dat in het ict-tijdperk! Overdag doet men er in mijn stad, Rotterdam, ruim drie kwartier over om van Noord naar Zuid te komen en dat niet door overvolle wegen, maar door het getreiter van het gemeentebestuur op instigatie van de pvda en GroenLinks, want de auto is uitermate zondig en zij die erin zitten zijn zondaars. Het openbaar vervoer is geconfisqueerd, dikwijls gratis, door de onderklasse, daar ga je dus als fatsoenlijk burger niet in zitten. Leve ons stadsbestuur! Ook het ministerie van Justitie maakt het bont. Boetes worden niet meer opgelegd ter bevordering van de verkeersveiligheid, maar om de departementale kas te spekken. Het ministerie geeft zelfs targets af aan de politiekorpsen. Zoveel inkomsten uit verkeersboetes, anders zwaait er wat! Overheden begrijpen helemaal niet meer dat zij er zijn ten dienste van en in dienstbaarheid aan ons, de burgers van dit land.

[p. 129]

Zij zien ons op zijn best als lastig, maar vaker nog als hun vijand, als object om te pesten en bovenal als object van eindeloos gewin.

Zoals gezegd, de enige weg waarlangs files kunnen worden teruggedrongen tot draaglijke proporties is anders omgaan met onze mobiliteit, waarbij de overheid op grote schaal het voorbeeld kan geven. Er is veel onnodige mobiliteit doordat bedrijven, overheden en instellingen er nog steeds aan hechten hun personeel op dezelfde tijdstippen op een centrale werkplek te hebben. Waar het nu om moet gaan, is om op grote schaal het werk naar de mensen toe te brengen in plaats van de mensen massaal en op dezelfde tijdstippen naar een centrale werkplek te laten komen. Laat dit met behulp van ict een fluitje van een cent zijn. Zet in de woonwijken ict-paviljoens neer, waarin werknemers op kosten van hun bedrijf, overheid of instelling kunnen inloggen en aan de slag kunnen. Dat is een mooie tussenvorm tussen een centrale werkplaats en thuis op je slaapkamer te moeten werken, daar voelen de meeste werknemers terecht niet voor. De centrale werkplaats wordt dan uitermate selectief gebruikt voor het onderlinge contact, de vergaderingen en dergelijke, je moet de tent tenslotte ook nog bij elkaar houden! Geeft de Rijksoverheid het goede voorbeeld, dan zijn morgen de files tussen Den Haag en Zoetermeer en Den Haag en Leiden verdwenen als sneeuw voor de zon.

Het gaat er dus om, om veel niet bijster gewilde mobiliteit terug te dringen, door het werk met behulp van ict anders en daardoor efficiënter te organiseren. Het zou wel eens de belangrijkste bijdrage kunnen zijn aan verhoging van de arbeidsproductiviteit in het komende decennium.

Kijkt men naar Nederland als een stadsstaat dan ziet men stedelijke vlekken, met daartussen prachtige landschapsparken, maar natuurlijk weinig echt platteland en weinig echte natuur. Dat kun je betreuren, maar dan hadden we maar een andere bevolkingspolitiek moeten voeren, zoals bijvoorbeeld in de jaren vijftig van de vorige eeuw toen we met 12 miljoen inwoners een heuse immigratiepolitiek onder de kabinetten-Drees (pvda) voerden. We zijn daarvan afgestapt en hebben op grote schaal mensen uit verre landen en vreemde culturen geïmporteerd. Nu wonen we hier met ruim 16 miljoen mensen en zijn we op weg naar de 17 miljoen inwoners (aan het begin van de twintigste eeuw nog maar vijf miljoen!), overigens met de hartelijke

[p. 130]

instemming van pvda en GroenLinks. Sterker nog, het is in hun ogen zelfs misdadig om op te merken dat het alles bijeen wel een beetje druk wordt, te druk! Het zijn diezelfde partijen die uit hun bevolkingstoenamepolitiek weigeten de conclusie te trekken Nederland dan ook maar te zien als een grote stad en daarnaar bovenal te handelen. In mijn ogen betekent dit veel meer ruimte voor woningbouw, niet hevig geconcentreerd, maar gewoon lekker ruimtelijk opgezet, in beginsel bij wijze van spreken iedere Nederlander die niet in de klassieke stad woont een vrijstaand huis met een dak met rode pannen. In dit land heeft een koe meer ruimte tot haar beschikking dan een mens en dat is een wat vreemde verhouding. Voorts moeten we nu ook maar eens ophouden met dat gezeur over de natuur en het milieu. Uiteraard hebben we belang bij een zo schoon mogelijk milieu, dat is goed voor de volksgezondheid, zeker als je met zijn zestien miljoenen op een kluitje woont, maar voor overdrijving is geen plaats. Een luchthaven maakt nu eenmaal lawaai en we willen nog wel een paar centen verdienen en op zijn tijd naar een plekje onder de zon. Én-én bestaat alleen in de politiek van de Linkse Kerk, normale mensen weten dat zij moeten kiezen en daar de gevolgen van hebben te dragen. Natuur is in die land al helemaal een non issue. Uiteraard daar waar nog schaarse natuur is, dient deze beschermd en behouden te worden. Maar nieuwe natuurgebieden aanleggen, welke halve zool bedenkt dat? Oude polders onder water laten lopen, moerassen met alle enge ziektes van dien aanleggen, polders vol planten met bomen, redelijk geschift in mijn ogen en zeker niet des stads!

Tot slot verdient een stadsstaat een perfect werkend openbaar-vervoersnet. Dat kan door de hele railinfrastructuur die er al ligt aan elkaar te knopen, dus ns, metro en tram. Op die lijnen is geen dienstregeling, maar rijdt om de tien minuten - en daar waar nodig vaker - een railtuig, dat je snel, veilig, schoon en punctueel brengt naar de plaats van bestemming. Hetzelfde gebeurt met al die regionale busverbindingen, gewoon een landelijk net van de stadsstaat. En ja, breng het geheel voor mijn part maar onder een directie die voor het landelijke deel verantwoording aflegt aan minister en parlement, voor het regionale deel aan de betreffende provincie en voor het plaatselijke deel aan de betreffende gemeenteraad. Niet goed: een reprimande, nog niet goed: directie eruit en een nieuwe frisse ploeg mag laten zien dat zij het beter kan!

[p. 131]

Kortom, Nederland een stadsstaat met aan het hoofd een soevereine stadsstaatsregering en een echte volksvertegenwoordiging. Als dat zou kunnen!


Vorige Volgende

Over het gehele werk

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001