Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De puinhopen van acht jaar Paars

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,97 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De puinhopen van acht jaar Paars

(2002)–Pim Fortuyn

Vorige Volgende
[p. 103]

V Restyling van de verzorgingsstaat

Een monster gebaard

De verzorgingsstaat heeft tegen alle goede bedoelingen in een waar monster gebaard. Ze heeft mensen het recht gegeven zich te onttrekken aan het arbeidsproces door hen te voorzien van een inkomen, huisvesting, gezondheidszorg, tal van subsidies, zonder daar ook maar enige tegenprestatie voor te verlangen. Het is scheppen geworden, van de grote hoop, die in de beleving van de mensen van niemand is, dus van ons allemaal.

Dat is natuurlijk helemaal niet waar. Die grote hoop wordt opgebracht door de bedrijven en al die werkende mensen, door middel van premies en belastingen. Zij zijn het die de bankzitters in de gelegenheid stellen om op de bank te zitten, zonodig een grote mond op te zetten en uit verveling en omdat je toch wat te doen moet hebben voor de nodige maatschappelijke overlast te zorgen. Nimmer een woord van dankbaarheid aan het adres van de bedrijven en al die noeste werkers die ons land ook telt, niet van de politiek en al helemaal niet van de begunstigden, zij hebben er immers voluit recht op! Met dank aan met name de subsidiesocialisten van de pvda, met Ad Melkert in het voorste gelid. Van hem moeten we elkaar ook vanaf heden zonodig vasthouden, brrr, wat een kleffe hap. Wat beter is als we elkaar eens zouden stimuleren om iets te ondernemen met en in ons leven, we hebben het tenslotte maar één keer! Bij al die uitkeringsloketten staat een ambtenaar die, als je het goede verhaal vertelt - als je dat niet kunt, zijn er specialisten die je kunnen vertellen hoe en wat je moet vertellen - zorg draagt voor een uitkering. Die ambtenaar vertelt er nimmer bij dat hij daar wel iets voor terug wil hebben, namelijk jouw ziel. Met de verstrekking van een uitkering geef je een fundamenteel mensenrecht op: het recht van zelfbeschikking,

[p. 104]

het recht om je eigen broek op te houden en die van degenen wier zorg jou is toevertrouwd. Niet meer, maar zeker ook niet minder.

Het hele bestel is ontworpen ten tijde van de oude industriële economie en staat bol van de goede bedoelingen, maar houdt geen enkele rekening met het menselijk tekort, met het kwade dat de mens nu eenmaal ook aankleeft, niemand van ons uitgezonderd. De Bijstand bijvoorbeeld, de opvolger van de armenwet, was bedoeld om mensen van een inkomen te voorzien die daar met geen mogelijkheid zelf toe in staat waren of daar onvoldoende toe in staat waren. De wao was bedoeld voor mensen die door de uitoefening van hun werk zodanig beschadigd raakten, dat zij niet meer konden werken. De Ziektewet was bedoeld voor mensen die echt ziek zijn. De gezondheidszorg was bedoeld voor mensen die echt zorg behoeven, hij was niet bedoeld als klaagmuur voor allerhande persoonlijke besognes en vermeende besognes. Hij was niet bedoeld ter vervanging van de dominee of de pastoor of het luisterende oor van de buurman of buurvrouw, enzovoort, enzovoort.

Het is: ‘Rechten, rechten, ik heb recht op en nog eens recht op en de gemeenschap heeft daar maar voor te zorgen.’ Zelden wordt de vraag gesteld: ‘Wat kan ik zelf doen om mijn problemen op te lossen?’ Laat staan dat de uitkeringsgerechtigde - het woord alleen al - zich eens afvraagt: ‘Wat kan ik voor de gemeenschap doen, wat kan ik in nuttige zin voor economie en samenleving betekenen?’

Een monster is het gevolg, een idioot grote groep mensen, die op zijn best als een dood gewicht in de samenleving functioneren, maar die niet zelden een hoop overlast bezorgen en de verzorgingsstaat op termijn doen bezwijken onder zijn gewicht.

Nederland kende in 2001 169.000 personen met een ww-uitkering, 965.000 (!) mensen met een wao-uitkering en 331.000 mensen beneden de 65 jaar die een bijstandsuitkering genieten. Bij elkaar opgeteld 1.365.000 mensen op een bevolking van ruim 16 miljoen mensen. Voor 1998 waren de cijfers respectievelijk, 293.000 personen, 893.000 en 426.000 personen, bij elkaar opgeteld: 1.612.000 personen. We gaan vooruit, met name het beroep op de bijstand en de ww loopt terug, maar dat op de wao is met bijna 100.000 personen toegenomen. Het ziekteverzuim daarentegen stijgt weer. In 1993 lag dat, over het totaal genomen, nog ruim onder de 8 procent, in 2001 ligt het daar weer boven. Opvallend is het dat het ziektever-

[p. 105]

zuim in kleine arbeidsorganisaties, van 1 tot 9 werknemers, in 1993 rond de 4 procent schommelde en in 2001 niet verder kwam dan zo'n 3 procent. Grote arbeidsorganisaties daarentegen, 100 werknemers of meer, scoren in 2001 ruim 6 procent ziekteverzuim tegen 7 procent in 1993, maar 5 procent in de jaren 1995 tot met 1997. De grote arbeidsorganisatie scoort in 2001 twee keer zoveel ziekteverzuim (6 procent) dan de kleine arbeidsorganisatie (3 procent), waarbij nog dient te worden aangetekend dat de trend een verdere stijging van het ziekteverzuim in de grote arbeidsorganisatie belooft en voor de kleine arbeidsorganisatie wellicht nog een kleine daling. Voorts dient te worden opgemerkt dat het beroep van de kleine zelfstandige op de wao niet of nauwelijks in een percentage valt uit te drukken. Voor de afhankelijke beroepsbevolking komen we op ruim 15 procent, waarbij sommige bedrijfstakken er duidelijk uitspringen, zoals onderwijs, politie en zorg. En dit alles terwijl Nederland nog nooit zo welvarend en gezond is geweest als thans en de gemiddelde levensverwachting van mannen en vrouwen rond de tachtig jaar (!) schommelt. De levensverwachting van de gemiddelde wao-er ligt overigens niet substantieel lager. Die van de bijstandstrekker overigens wel, omdat er een verband is tussen sociale deprivatie, gezondheid en levensverwachting. Een bijstandsuitkering is dus niet zo erg gezond en drukt je in een soort leven dat de gezondheid belast en jouw levensduur onder druk zet: tel uit je winst!

Werk

De meesten van ons bevinden zich wel bij de deelname aan het arbeidsproces. Het geeft niet zelden voldoening, men voelt zich nuttig, kan zich ontplooien (materieel en mentaal), heeft de voldoening van het zichzelf en de zijnen kunnen onderhouden, het geeft sociale contacten, gezelligheid, regelmaat en het geeft bovenal zin aan het bestaan. Sterker nog, arbeid stelt je in staat niet voortdurend bezig te hoeven zijn met je privé-sores en je niet voortdurend het hoofd te hoeven breken over de zin van je bestaan. Daar is het soms de tijd voor: na gedane arbeid en wel in een gezonde mate. Problemen lossen zich niet op door er voortdurend mee bezig te zijn, net zo min als de zin van het bestaan je duidelijk wordt door je daar 24 uur per

[p. 106]

dag op te concentreren. Integendeel, in het werk neem je vakantie van jezelf en gek genoeg lossen de meeste problemen zich dan met groter gemak op en vind je dan bevredigender maar immer verschuivende antwoorden op de vraag naar de zin van het bestaan in het algemeen en die van naar jouw bestaan in het bijzonder. Zonder arbeid raakt het leven stevig uit balans. (Die arbeid kan trouwens ook heel goed en zinvol bestaan uit de uitoefening van een huismoederschap dat met zorg en enthousiasme wordt vervuld.) En niet alleen het leven raakt uit balans, maar het komt ook mentaal en fysiek onder zware druk te staan. Men wordt eerder en vaker (psychisch) ziek en men gaat gemiddeld eerder dood dan de werkende medemens. Dit geldt overigens voor alle mensen die kunnen werken en niet werken. Ik heb rijke kennissen die op jonge leeftijd binnen zijn doordat zij bijvoorbeeld hun succesvolle bedrijf tegen een mooie prijs hebben verkocht. Zij staan zonder uitzondering voor de taak een nieuwe levensvervulling te vinden. Zij die deze levensvervulling zoeken in vakantie voor de rest van hun leven, loopt in de meeste gevallen na enige tijd de champagne al tussen de middag uit de ogen, zij verouderen en verloederen zienderogen en hun levensverwachting daalt met sprongen. Het gaat dus op voor vrijwel alle mensen, rijk of arm. Werken is dus gezond en bevordert die gezondheid mentaal en fysiek en verlengt de levensduur.

Als je echter naar opgemelde cijfers kijkt, ga je bijna in het tegendeel geloven. De Nederlandse vakbeweging en de Linkse Kerk, met name de subsidiesocialisten van de pvda, worden ook niet moe om dat geloof er in te rammen. Het ligt aan ongezonde arbeidsrelaties, aan stress op het werk, aan het management, aan de ratrace op het werk, aan de eentonigheid van het werk, aan die terroriserende chef, et cetera. Het ligt nooit aan de mentaliteit van betrokkene. Als je stelt dat een ziekteverzuim van 15 procent - in bijvoorbeeld delen van de gezondheidszorg en op een aantal stedelijke politiebureaus en bij sommige grootstedelijke sociale diensten een gebruikelijk percentage - niet alleen duidt op een zieke arbeidsorganisatie, maar evenzeer op sabotage door de betrokken werknemers, dan krijg je de wereld aan verontwaardiging over je heen. Ten tijde van de protesten van het uitvoerende ns-personeel tegen het zogenoemde rondje om de kerk was het ziekteverzuim van conducteurs en machinisten in mijn district, Rotterdam, ruim 30 procent. Toch mag je dat absoluut geen

[p. 107]

sabotage noemen, zoals dat ook niet mag wanneer een kleine minderheid van dat personeel, overigens met grote gevolgen, stelselmatig de treinen te laat laat vertrekken om de hun onwelgevallige ns-top ten val te brengen. Welnu, ik zeg het maar gewoon eens een keer: niet iedereen die in de Ziektewet loopt is ziek, niet iedereen die een wao-uitkering heeft kan niet meer werken en niet iedereen die in de Bijstand zit, kan niet zorgen voor een eigen inkomen. Sterker nog, een aanzienlijk percentage hoort daarin gewoon niet thuis, maar dient net als ieder ander aan de slag te gaan of te zijn. Dat is niet alleen beter voor economie en maatschappij, maar op termijn gezien ook voor henzelf, de geraniums op de vensterbak nodigen tenslotte niet uit tot veel moois en zinvols, laat staan dat je nog ergens trots op of tevreden over kunt zijn. Over stress gesproken: die doe je zelden op van werken (dat kan ook nauwelijks met een 38-urige (sic!) werkweek), maar wel van navelstaarderij achter de geraniums.

Zit er dan helemaal niemand terecht in een uitkeringssituatie? Onzin natuurlijk! Een flink percentage zit daar terecht in en voor hen is dat ook een goede en van beschaving getuigende regeling. Maar ook dan is het van belang alert te blijven. Men moet er geen dag langer in zitten dan strikt noodzakelijk is en indien dat noodzakelijk blijft voortdurend op zoek blijven naar activiteiten die men wel kan ondernemen ondanks de handicap die men heeft. Probleem is echter dat het zo moeilijk valt uit te maken wie er terecht, een beetje terecht of ten onrechte in een uitkeringssituatie verkeert. Bij de Bijstand komt daar nog eens de zogenaamde armoedeval (!) bovenop, dat wil zeggen dat men et door al die persoonsgebonden subsidies financieel op achteruitgaat als men niet ten minste 140 procent van het minimumloon gaat verdienen. Wie bedenkt een dergelijk bestel, waarin werken tegen het minimumloon in materieel opzicht niet lonend is? Niemand, dat is gewoon zo gegroeid door die stapeling van subsidies op initiatief van de naïeve maar immer goed bedoelende Linkse Kerk, de pvda voorop. En wat een vreselijke mentaliteit van een uitkeringstrekker, die dit argument naar zichzelf toe en naar buiten toe bezigt om het niet accepteren van werk tegen het minimumloon te rechtvaardigen. Is het geen beloning dat je niet meer je hand hoeft op te houden en in het onderhoud kunt voorzien van jezelf en de jouwen? Wat zit er scheef in de bovenkamer van de uitkeringstrekker, dat hij kennelijk alleen nog het calculerende, materiële perspec-

[p. 108]

tief hanteert en het mentale perspectief geheel en al buiten beschouwing laat? En wat zit er scheef in de bovenkamer van de samenleving, indien zij dat toestaat, zelfs aanmoedigt, in plaats van daar met diepe verontwaardiging op te reageren? Zo niet de politieke elite van de pvda: hun minister van Sociale Zaken, Willem Vermeend, stelt zelfs een premie in het vooruitzicht als het de uitkeringstrekker belieft weer aan de slag te gaan, zoals diezelfde mallotenpartij voorstelt om degenen die met goed gevolg (een diploma) hun (beroeps)opleiding afmaken ook een premie in het vooruitzicht te stellen. Het investeren in je eigen leven en toekomst, toch in de eerste plaats een eigen belang en verantwoordelijkheid, moet zonodig van een bonus worden voorzien door de pvda, de wereld op zijn kop. Kortom, het wordt tijd dat we in dit land weer eens normaal gaan doen.

We leven in een tijdperk van individualisering en individuele ontplooiing. ‘Be happy!’ is bij wijze van spreken geen streven, maar een regelrechte opdracht aan eenieder van ons. Dit alles is mogelijk geworden door een ongekende toename van de welvaart na de Tweede Wereldoorlog en de daaraan geparenteerde betere opleidingen voor iedereen en de goede huisvesting. Het individualisme is niet meer iets van een dunne, bevoorrechte bovenlaag, maar is, zoals wij sociologen dat noemen, een gezonken cultuurgoed geworden, dat wil zeggen binnen het bereik gekomen van de massa. Ook een uitkeringsgerechtigde, ook een bewoner van een achterstandswijk, is een dikwijls calculerende individualist geworden, die heel wel in staat is reeksen van voor hem of haar belangrijke beslissingen zelfstandig te nemen. Alleen in zijn hoedanigheid van uitkeringstrekker of bewoner van een achterstandswijk behandelt de overheid en met name de Linkse Kerk hem of haar als een slachtoffer van de omstandigheden, die er ook niets aan kan doen, als zielig, als iemand die niet in staat is om voor zichzelf te zorgen, voor zijn eigen levenssituatie in eerste instantie zelf de verantwoordelijkheid te aanvaarden. Kortom, als een zielige sul, voor wie gedacht, besloten en gehandeld moet worden door de functionarissen van de verzorgingsstaat of, in Melkeriaans proza: we moeten elkaar vasthouden. Ik zou willen zeggen: laten we elkaar vooral maar eens los- en vrijlaten, laten we elkaar aanmoedigen te ondernemen en laat de verzorgingsstaat voor zover nodig en mogelijk daar de voorwaarden voor creëren, in plaats van

[p. 109]

mensen te degraderen tot zielige, hulpbehoevende slachtoffers en tot bankzitters die op patriarchale wijze worden betutteld door de overheid en de Linkse Kerk. Laat de mensen zelf denken, beslissen en handelen en geef ze niet de kans om weg te kruipen in de armen van vadertje verzorgingsstaat.

Aanbevelingen

1.De armoedeval wordt stapsgewijs opgeheven door aan persoonlijke omstandigheden gebonden subsidies, alsmede vrijstelling van gemeentelijke en waterschappelijke tarieven en belastingen, af te bouwen. Mensen met een klein inkomen krijgen bijvoorbeeld geen individuele huursubsidie meer, maar de sociale woningbouwvereniging stelt hen in staat tegen een redelijke huur te wonen. Dus terug naar het systeem, van objectsubsidie aan de sociale-woningbouwvereniging, van voor de vermaledijde hervorming door toenmalig staatssecretaris van Volkshuisvesting Van Dam (pvda, kabinet-Den Uyl, 1972-1974), dat heeft geleid tot dit arbeidsmarktverstorende systeem van individuele huursubsidies.
2.De wao wordt zodanig hervormd dat alleen medisch objectief meetbare ziekten en aandoeningen voor de vaststelling van een uitkering in aanmerking komen. Bovendien moet er een directe relatie bestaan tussen ziekte en aandoening en de arbeidssituatie. Een verkeersongeluk of een ski-ongeluk bijvoorbeeld komen dus niet in aanmerking voor de wao, net zo min als het oplopen van aids. Daarvoor hebben we de Bijstand. Wil men dat niet, dan zal men zichzelf op de particuliere markt moeten bijverzekeren. Op deze manier wordt het huidige, vervuilde bestand van de wao aardig opgeschoond. De aanstellers vliegen er sowieso uit, maar ook mensen met klachten die medisch objectief niet zijn vast te stellen of mensen die de pech hebben van een ziekte of een ongeluk dat niet veroorzaakt is door het werk. Dat is schrijnend, jazeker, ik besef dat ten volle, maar doormodderen op de weg die we nu al meer dan dertig jaar gaan, holt het draagvlak onder de werkenden voor deze regeling steeds verder uit en brengt haar op den duur zelfs regelrecht in gevaar en dat zou nog schrijnender zijn!
[p. 110]
3.Het beleid van de huidige minister van Sociale Zaken, Willem Vermeend (pvda) dat sociale diensten en wethouders - de term zou het toch moeten zeggen - dwingt zich aan de wet te houden, wordt met groter kracht en intensiteit voortgezet. Het moet afgelopen zijn met de situatie waarin wethouders en ambtenaren van de sociale diensten hun eigen interpretatie geven van de Bijstandswet en daar regelrecht de hand mee lichten. Het is toch van de gekke dat er nog steeds gemeenten zijn die het vertikken om werkweigeraars substantieel te korten op hun uitkering, die niet aansporen tot het vinden van werk, ook niet als er in sommige sectoren, ook voor laagopgeleiden, een schreeuwend tekort aan arbeidskrachten is. Gemeenten die weigeren om serieus werk te maken van het opsporen en keihard bestraffen van Bijstandsfraude. Mijn gemeente, Rotterdam, geeft daaraan geen prioriteit, ze heeft belangrijker zaken te doen en laat haar eigen rechercheafdeling in de kou staan. Wethouders en ambtenaren moeten gedwongen worden zich aan de wet te houden, bij ernstige overtreding daarvan dient ontzetting uit het ambt c.q. ontslag uit de ambtelijke dienst te volgen. Het moet afgelopen zijn met dit eigengereide geïnterpreteer van de wet. Dat geldt overigens ook voor onze politiecommissarissen.
4.Ziekte wordt bespreekbaar gemaakt in alle arbeidsorganisaties, met name de grote. De verklaring voor het één keer zo lage verzuim in de kleine arbeidsorganisaties is nogal simpel: daar weet en voelt men dat men de collega belast met zijn werk indien men niet echt ziek is. Het werk moet tenslotte worden gedaan, de medewerkers zijn daar over het algemeen solidair genoeg om dat hun collega's niet onnodig te willen aandoen. Bij het aan de orde stellen van het (individuele) ziekteverzuim wordt niet gemoraliseerd en worden er gewoon vraagtekens geplaatst bij het ziek zijn van een medewerker als daar reden toe is. Het taboe moet worden doorbroken en de macht van de medewerker dat hij zelf kan bepalen of hij ziek is, mits hij het goede verhaaltje vertelt, moet worden gebroken. Daarvoor in de plaats komt de eigen verantwoordelijkheid van de medewerker, ook voor zijn gezondheid, en de stelselmatige aandacht van het management voor ziekmakende factoren in de arbeidsorganisatie, met name bij de overheid en semi-overheid. In die sectoren heeft het management er
[p. 111]
een handje van problemen in de arbeidsorganisatie op te lossen middels Ziektewet en wao. Goede controle is noodzakelijk en in geval van misbruik van de regeling dient niet alleen de medewerker te worden gestraft, maar ook het management dat daartoe heeft aangezet c.q. deze vluchtroute heeft geboden c.q. afgedwongen.
5.Meer in het algemeen wordt een ondernemende mentaliteit aangemoedigd. Op dat punt dienen de gemeenten een grote creativiteit aan de dag te leggen, om mensen te bewegen vanachter de geraniums te komen en de bank de bank te laten. Die uitkeringsbakken dienen zo leeg mogelijk te zijn en wie er toch in terechtkomt dient er zo kort mogelijk in te blijven en ook voor hen voor wie de situatie helaas onomkeerbaar is, geldt dat zij dienen te worden aangesproken op hun restcapaciteit. Kortom, werken, iets ondernemen met je leven is de norm, een uitkering de uitzondering op de regel.

Ik heb veel geschreven over de makkes van onze verzorgingsstaat en bovenal hoe het anders kan. Wie meer wil weten over mijn denkbeelden kan onder meer terecht in: De overheid als ondernemer (1992), Het zakenkabinet Fortuyn (1993) en in Droomkabinet (2001).


Vorige Volgende

Over het gehele werk

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001