Onze Taal. Jaargang 64
(1995)– [tijdschrift] Onze Taal[p. 1] | |
[Nummer 1] | |
[p. 3] | |
Harry Cohen - Brussel
| |
● Doctoranda versus brandwachtEmancipatiebewegingen willen vaak de taal zuiveren van elementen die nadelig zijn voor een bepaalde bevolkingsgroep. Ook in de vrouwenbeweging leven bepaalde wensen op dit gebied, maar niet iedereen legt dezelfde maatstaven aan. Grofweg vallen er twee richtingen te onderscheiden. Aan de ene kant staan degenen | |
[p. 4] | |
die vinden dat vrouwen meer ‘zichtbaar’ dienen te worden in de samenleving en dat het gebruik van specifiek vrouwelijke beroepsbenamingen dit doel naderbij kan brengen. De aanhangsters en aanhangers van deze gedachte willen natuurlijk groep A behouden en bovendien zo veel mogelijk termen uit groep B geschikt maken voor opneming in A. Benamingen als doctoranda en timmervrouw zijn in deze kring favoriet. Daartegenover staat de veldwinnende opvatting dat het geslacht van een beroepsbeoefenaar er in de meeste situaties niet toe doet en dat een seksespecifieke aanduiding daarom niet nodig of zelfs ongewenst is. Wie er zo over denkt, zal uiteraard graag woorden uit groep A overhevelen naar B. Dat kan op twee manieren. Telkens wanneer een redactrice zich redacteur gaat noemen, wordt groep B2 versterkt ten koste van groep A. En wanneer bijvoorbeeld de benamingen verpleegster en verpleger samen vervangen worden door verpleegkundige, betekent dat een uitbreiding van groep B1 - opnieuw ten koste van groep A. Evenzo bewindspersoon, onderwijskracht, brandwacht. | |
● StatusverschillenEr valt nog een andere verschuiving waar te nemen. Bij bepaalde woordparen van groep A blijkt de mannelijke benaming meer sociaal prestige te hebben dan de vrouwelijke pendant. Het schoolvoorbeeld is secretaris/secretaresse, maar ook de woorden koopman en koopvrouw kunnen heel verschillende beelden oproepen. Men kan dit verschijnsel als discriminatie duiden en het bestrijden, men kan het ook als een maatschappelijke realiteit zien en zich erbij neerleggen. Feit is dat een vrouw met een hoge directeursfunctie niet gauw directrice op haar visitekaartje zal zetten.
Naast ideologische problemen zijn er ook praktische. Welke formulering moet je kiezen om niet verkeerd begrepen te worden? Neem bijvoorbeeld het intern reglement van een bedrijf waar zowel vrouwen als mannen werken. Moet daarin almaar over werknemers en werkneemsters gesproken worden, of is werknemers voldoende omdat dit woord in B2-taal immers ook de vrouwelijke variant omvat? En hoe moet dat dan in de paragraaf waarin het zwangerschapsverlof geregeld wordt? Hulpmiddeltjes als werkne(e)m(st)er zijn niet fraai en voorlezen kun je ze al helemaal niet. Het vervelendst zijn de passages met hij of zij, zijn of haar, enz. Voor dat probleem zijn diverse ontwijkingsstrategieën uitgewerkt, maar een bespreking daarvan zou te ver voeren. ![]() | |
● Duitse ordentelijkheidLaten we liever eens zien hoe men in enkele andere talen te werk gaat. De Duitse oplossing is het overzichtelijkst: een simpel systeem dat maar weinig uitzonderingen of varianten kent. Voor haast alle beroepen is er een mannelijke en een vrouwelijke vorm beschikbaar (als in onze groep A dus). Die vrouwelijke vorm ontstaat in het overgrote deel van de gevallen door aanhechting van -in. Soms komt er nog een kleine kosmetische ingreep aan te pas (umlaut erbij, stomme e eraf e.d.). Einde beschrijving. We krijgen dus Ministerin, Chemikerin, Ingenieurin, Soldatin, Ärztin, Beamtin, Pfarrerin, Polizistin, Spionin, Autorin, Psychologin, Studentin, Programmiererin, Staatssekretärin. Bij beroepsnamen die van een deelwoord zijn afgeleid, verandert er minder: der/die Angestellte. Woorden op -mann gaan over in -frau (Kauffrau, Torfrau), maar er is een tendens naar -männin, een vorm die je tot nu toe vrijwel alleen in bijbelvertalingen tegenkwam (Kaufmännin, Amtmännin, Fachmännin). En jawel, er zijn ook een paar echte onregelmatigheden (Prinz wordt Prinzessin, en een Oberin is een moeder-overste, geen kelnerin).
Hoe eenvoudig en consequent het Duitse stelsel ook is, tot een symmetrische behandeling van mannen en vrouwen leidt het niet. In sommige situaties is er namelijk behoefte aan een term die alle leden van een beroep, ongeacht de sekse, omvat. Zie bijvoorbeeld het hierboven besproken bedrijfsreglement. Iets dergelijks doet zich ook voor bij de aanduiding van abstracte personen, zoals in wetsteksten (de fabrikant, de kleinhandelaar, de rechter). In al zulke gevallen wordt, net als in het Nederlands, de mannelijke vorm gebruikt (systeem B2 dus). De vrouwen blijven op deze manier onzichtbaar; zij zijn slechts mitgemeint. Daarnaast werkt men ook wel met trucjes als der (die) Beamt(e)/in e.d., met alle bezwaren van dien. Het nieuwste is BeamtInnen, dat de beide geslachten elk een eigen hoofdletter geeft. Dit is een van de vele speelse taalvernieuwinkjes waar de feministische beweging in Duitsland zo goed in is. (Ook de titel van dit artikel komt uit deze bron.) We zullen echter moeten afwachten of het de zegen van de spellingkardinalen krijgt. | |
● Engelse unisexIn het Engels is de situatie radicaal anders. Groep A is hier verre in de minderheid en verliest verder terrein. | |
[p. 5] | |
Zeer veel beroepsnamen eindigen op -er en deze worden allemaal voor beide geslachten gebruikt (dancer, bookkeeper, newsreader, teacher). Hetzelfde geldt voor woorden op -or, -ist, -ant, -ian, -ive en nog andere achtervoegsels (operator, flautist, accountant, musician, executive). Natuurlijk zal men bij traditionele mannenberoepen, zoals hunter, butcher of discus thrower, eerder aan een man denken, en bij van huis uit vrouwelijke werkzaamheden (housekeeper, childminder, stripper) eerder aan een vrouw, maar dat neemt niet weg dat zulke namen voor beide geslachten gebruikt kunnen worden. De echte vrouwelijke vormen eindigen doorgaans op -ess of op -lady, -girl e.d.: actress, saleslady, cowgirl, policewoman, barmaid, postmistress. Ook -ette komt voor (usherette, majorette), maar dit achtervoegsel is in deze functie geen serieus taalinstrument, en nieuwvormingen zijn zeldzaam (hackette voor ‘journaliste’).
We zien hier hetzelfde verschijnsel als in Nederland: sommige woorden op -ess krijgen maatschappelijk een lagere waardering en worden daarom door de betrokken functionaressen gemeden. Een vrouwelijke manager van een groot bedrijf kun je beter niet manageress noemen; dat is meer iets voor de beheerster van een dorpshotel. Wordt een vrouw tot gouverneur benoemd, dan is haar titel governor, niet governess, want zo heet haar gouvernante. Ook authoress gaat eruit, en poetess is al bijna een belediging. Actualiteit: vrouwen worden sinds kort door de Anglicaanse Kerk in Engeland tot het priesterambt toegelaten; zij heten in eigen kring priests, maar tegenstanders van deze nieuwigheid spreken van priestesses.
Daarnaast zien we vrouwelijke beroepsaanduidingen verdwijnen doordat ze worden opgenomen in ‘overkoepelende’ benamingen, zoals flight attendant voor air steward + stewardess (vergelijk de Nederlandse verpleegkundige). In Amerika gaan zelfs stemmen op om de titel First Lady (die een mannelijke president veronderstelt) te vervangen door het sekseneutrale President's Companion. Deze ontwikkeling gaat echter soms een kant op die de initiatiefneemsters vast niet bedoeld hebben. Na spokesman (‘woordvoerder’) kwam spokeswoman in gebruik en daarna weer spokesperson, maar als je dat laatste woord hoort, kun je er donder op zeggen dat het over een vrouw gaat. Idem bij ‘voorzitter’: chairman + chairwoman = chairperson (of chair). Hier is kennelijk over het politiek correcte doel heen geschoten. | |
● Franse subtiliteitenTen slotte het Frans. Net als in het Duits overheersen de doubletten: avocat/avocate, cabaretier/cabaretière, coiffeur/coiffeuse, comédien/comédienne, député/députée, conducteur/conductrice, garçon de buffet/dame de buffet, footballeur/footballeuse. Er zijn kleine verschillen van land tot land. Een vrouwelijke pasteur (‘dominee’) heet in Frankrijk en België pasteur, in Canada pasteure, in Zwitserland pastoresse. In dat laatste land ziet men ook andere Taal is nu eenmaal geen jong hondje dat je zomaar even zindelijk kunt maken elders onbekende vormen, zoals professeuse, autrice, cheffe en mairesse. Alles bijeen vrij regelmatig, maar er zit één groot gat in het systeem. Ongeveer een kwart van alle Franse beroepsnamen eindigt op een stomme e (acrobate, biologiste, psychologue) en leent zich daardoor slecht voor achtervoegsels. Zulke woorden zijn meestal ‘gemeenslachtig’; bij vervrouwelijking verandert hun uiterlijk niet, maar wel dat van het bijbehorende lidwoord en bijvoeglijk naamwoord (un artiste fameux, une artiste fameuse). Een tweede moeilijkheid is dat bepaalde vervrouwelijkte beroepsnamen traditioneel gebruikt worden om de echtgenote van de man in kwestie aan te duiden (meunière ‘molenaarsvrouw’, ambassadrice). De nieuwe betekenis krijgt echter geleidelijk de overhand. Iets dergelijks doet zich ook voor wanneer de vrouwelijke vorm samenvalt met de naam van een voorwerp, bijvoorbeeld verrière (‘glaswand’, maar nu ook ‘vrouwelijke glasblazer’), jardinière (‘groenteschotel’, nu ook ‘tuinvrouw’), fourrière (‘dierenasiel’, nu ook ‘vrouwelijke foerier’). Weer anders liggen de zaken bij entraîneuse, gewoonlijk ‘animeermeisje’, nu ook ‘trainster’.
Ook in het Frans stuit de vernieuwingsbeweging soms op een lagere sociale waardering van de vrouwelijke variant. Diverse beroepsnamen blijven daardoor ongewijzigd: une professeur, une maître d'hôtel. Een kras geval: procureur betekent zowel ‘procureur’ als ‘procuratiehouder’. In het eerste geval heet de vrouwelijke collega net zo, in het tweede wordt ze procuratrice. In de Belgische taalwetgeving vinden we een merkwaardige hiërarchische onderscheiding: een enquêteuse is iemand die een enquête leidt, een enquêtrice is haar ondergeschikte die met de vragenlijsten op stap gaat (mannen heten in beide functies enquêteur). | |
● Zindelijk makenTot zover de inventarisatie, nu de balans. Het valt onmiddellijk op dat de aanpak in het Franse en in het Duitse taalgebied veel op elkaar lijken. In beide talen zien we immers een sterke neiging tot differentiatie: afzonderlijke benamingen voor mannen en vrouwen. In het Engels is het juist andersom; wat er nog aan differentiatie bestaat, wordt gaandeweg bij het antiek gezet. Dit verschil is niet zo vreemd. Bij de namen van levende wezens is er een band tussen biologisch geslacht en woordgeslacht en dat laatste is in het Frans en het Duits een heel belangrijk taalelement. Lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en soms zelfs werkwoord kunnen daar het geslacht van het bijbehorende zelfstandig naamwoord weerspiegelen. Het Engels kent dit alles niet; daar zit men alleen met het probleem van he or she (en dat blijft, zoals gezegd, hier buiten beschouwing). | |
[p. 6] | |
En waar willen wíj heen? Een systeem van sekseneutrale benamingen, zoals we dat in het Engels zien ontstaan, is ongetwijfeld het eenvoudigst. Eén benaming voor man en vrouw, net zoals we elke olifant olifant noemen, ongeacht het geslacht. Alleen wanneer de sekse echt relevant is, wordt er eventjes mannetjes- of vrouwtjes- voor gezet. Het andere systeem, met gedifferentieerde benamingen, is logger. Eigenlijk moeten er voor elk beroep drie naamvarianten beschikbaar zijn, zoiets als paard/hengst/merrie. In werkelijkheid zijn het er hoogstens twee, zoals bij leeuw/leeuwin, waarbij leeuw zowel voor het mannetje als voor beide geslachten te zamen wordt gebruikt. Leeuwen (m/v) hebben daar geen last van, maar in de mensenmaatschappij is zo'n situatie onbevredigend, zowel uit ideologisch oogpunt (het manbeeld blijft vooropstaan, de vrouwelijke variant heeft de status van een afleiding) als om praktische redenen (omstandige formuleringen, onrustig tekstbeeld, kans op misverstanden).
De structuur van het Nederlands maakt toepassing van het eerste, het eenvoudiger stelsel mogelijk. In de praktijk schommelen we echter heen en weer, breiden nu eens groep A uit, dan weer groep B. Nogal chaotisch, maar we kunnen beter niet proberen de zaak met geweld te stroomlijnen. Toegegeven, de spontane ontwikkeling verloopt langzaam, voor menigeen te langzaam, en als man heb je natuurlijk makkelijk praten, maar taal is nu eenmaal geen jong hondje dat je zomaar even zindelijk kunt maken. Dergelijke veranderingen slagen alleen als ze gepaard gaan met veranderingen in onze geest. En geest, dat is een traag goedje. |
|