De luchtballon van Godard en Kermisvreugde Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de eerste druk van De luchtballon van Godard en Kermisvreugde uit 1875. _luc002luch01_01 DBNL-TEI 1 2010 dbnl exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 1088 A 11 De luchtballon van Godard en Kermisvreugde. A. Tjaden, Deventer 1875 Wijze van coderen: standaard Nederlands De luchtballon van Godard en Kermisvreugde De luchtballon van Godard en Kermisvreugde 2010-11-18 EB colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: De luchtballon van Godard en Kermisvreugde. A. Tjaden, Deventer 1875 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} De luchtballon. I. De opstijging. Wat geraas in Amstels veste! Weder komt een luchtbal aan! Zal deez' Franschman weer de lieden Van een klucht verbluft doen staan? Nadar immers hield zijn woord niet - Was het fopperij of vrees? - Maar Godard deed wat hij zeide, Toen hij statig opwaarts rees. Duizend malen vroeger drong hij Met zijn bol de wolken door; En Parijs is thans nog dankbaar Voor de hulp der ‘Météoor.’ 1) Driemaal vijf en twintig gulden, Geeft gij die, dan gaat gij mee! Nu de touwen doorgesneden, Bij een daverend: ‘Hoezee!’ {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} II. Boven de zee. Zie, een windjen uit het westen Drijft hen naar de Zuiderzee, Schepen lijken notedoppen, En van weerszij blinkt de ree. Hoor! Een schot! Dat is baldadig, 't Leven is er mee gemoeid; Had het lood zijn doel getroffen, 't Gas was aan den bol ontvloeid. Maar geen nood! Daar was geen moedwil, 't Schot was slechts een vriendengroet; En de schipper, die het loste, Meende 't met de vreemden goed. Los kruid kon den bal niet schaden, En 't gevaar bleek later schijn, Want geen kogel was geladen, 't Kon dus niet gevaarlijk zijn. {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} III. Nederdaling in de provincie Groningen. Toen reeds de avond was gevallen Daalde men weer zachtkens neêr; 't Volk liep toe bij honderdtallen, 't Vreemde schouwspel trof het zeer. Doch hoe dom was 't van de boeren! Stom zag men het wonder aan, Enklen riepen, hoe bespotlijk: ‘Jongens vlucht! Daar valt de maan!’ Maar het bleek ras dat bedaarde Landlui uit de Noorderwijk, Weinig strookten met de losse Kindren uit het Hemelrijk. ‘Liever nog oud Hollands zeden,’ Riep men hun bij 't afscheid toe, ‘Uwe vreemde capriolen Zijn wij reeds bij d' aanvang moe.’ {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} De knaap met de marmot. Juffrouw wil je 't marmotje eens zien 't Is zoo'n aardig beestje, En die u 't diertje kijken laat Dat is een doodarm weesje. Ik kom heel ver uit Zwitserland, Mijn vader en moeder zijn dood; Zij lieten mij niets als dit diertje na, En daarmee zoek ik mijn brood. O kindren, als gij op uw bedje ligt, Och, denk dan eens aan mij; Ik slaap zoo op de koude straat, 't Marmotjen aan mijn zij. Wat ziet het mij verlangend aan Als klaagde 't mij zijn nood! Och juffrouw alsjeblieft een cent, Dan koop ik straks wat brood. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} De beer. Zegt kindren, als die vreemde man Den grooten beer geleidde, Sprak hij dan niet een vreemde taal, En weet gij, wat hij zeide? ‘Kom,’ zei hij, ‘Bruintjen opgepast, En doe wat ik gebied, 'k Heb nog een kluifjen u bewaard, Maar anders krijgt ge 't niet. Ga nu eens als fatsoenlijk beer, Op de achterpooten staan, Gebruik dien stok als een geweer, Kom Bruno, pak hem aan! Zie zoo, nu schoudren! Braaf soldaat! Dat 's goed geëxerceerd! Ga nu eens zitten op de straat Zooals 'k u heb geleerd. Nu liggen! dood! zooals een lijk, Maar 't zwaarste komt nog aan, Nu kopjen over; - ha! ziezoo Dat noem ik braaf gedaan. Knecht, haal nu gaauw de centen op Het volk is gansch bekoord, Ik stap met Bruintje zachtjes aan En zet het schouwspel voort.’ {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} De schellenboom. Kind'ren, denkt niet dat ik hier Spring en dans voor mijn pleizier! Toen ik jong was, zooals gij, Ging ik 't liefst de school voorbij; 'k Gaf van 't werken heel den brui, 'k Was te vadsig en te lui. Bom, bom! Ook een ambacht leerde ik niet, 'k Deed mijn ouders veel verdriet; 'k Bleef bij elk beroep een week, Tot mijn leertijd heel verstreek, Thans spring 'k op de kermis om, Heel mijn toevlucht is mijn trom, Bom, bom! Komt de winter in het land Is de kermispret aan kant, Dan lijd ik gebrek en koû Met mijn kinders en mijn vrouw; 'k Moet dan beedlen om wat brood Kon ik werken, - 'k bad geen nood. Bom, bom! {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} De doedelzak. Wat zegt ge wel van mijn instrument? Of is het mooglijk u niet bekend? Ik kom uit het land waar de Alpengeit graast, En bijna elkeen op den doedelzak blaast. Die zak zoo vol wind is het vel van de geit, En 't andere gedeelte is van hout bereid, Wij spreken slechts Fransch maar 't goed Hollandsche geld Wordt dankbaar te huis door ons overgeteld. Mijn zoon, die mij vergezelt op mijn reis, Speelt menig vaderlandsche wijs, Als kind van drie jaar musiceerde hij al, En zijn lied weerkaatste door 't heele dal. Als 't wintert, dan is 't met ons reizen uit, Dan teren wij van den vergaarden buit En snijden dan uit ons bruine hout Veel zaken die gij betaalt met goud. {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} De vrouw met Planeetjes. Wel kijk nu eens aan, dat morsige wijf, Zij wint haren kost met een leelijk bedrijf Zij laat uit haar hand een planeetjen u trekken, Waaruit gij uw toekomst zoudt kunnen ontdekken! 'k Geloof als zij wist, wat er eens zal gebeuren, Dan had zij geen rok aan vol gaten en scheuren. Maar weet ge waarom het te doen is, mijn kind, Alleen om de centen, die zij er mee wint; Want sommige dom-bijgeloovige lieden Gelooven wat al die papiertjes hun bieden: En menschen die slecht genoeg zijn om te liegen, Bedriegen de lui die zich laten bedriegen. {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} 1) Zoo heet Godards luchtballon, waarmede hij, toen Parijs belegerd werd, herhaalde malen opsteeg om brieven in en uit de stad te brengen.