Groot A, B, C, boek GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 28 F 18   ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens enkele hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Groot A, B, C, boek, zoals uitgegeven door Christoph Henrich Bohn aan het einde van de achttiende eeuw.   REDACTIONELE INGREPEN De tekst die in het origineel uit een gotische letter is gezet, wordt in deze digitale publicatie romein weergegeven. Tekst die romein is in de legger, wordt cursief weergegeven. Tekst die cursief is in de legger, wordt vet en cursief weergegeven. De grote initialen aan het begin van ieder vers worden vet weergegeven. Op pagina 2 is tussen vierkante haken de kop ‘Inleiding’ toegevoegd.   Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.   [fol. A1r) GROOT A, B, C, BOEK,   Zeer bekwaam om te leeren leezen.   Men moet in 't A.B.C. eerst wel geoeffent wezen Eer men een ander Boek wel spelden kan of leezen {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<}   Te Haarlem by: Christoph Henrich Bohn, Boek- en Papierverkooper in de Warmoesstraat.   2004 dbnl   _gro004groo01_01 scans Groot A, B, C, boek. Christoph Henrich Bohn, Haarlem z.j. [einde 18de eeuw].   DBNL-TEI 1 2004-03-16 LvtL colofon toegevoegd 2005-06-23 IH conversie van het bestand naar teixlite Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Groot A, B, C, boek. Christoph Henrich Bohn, Haarlem z.j. [einde 18de eeuw]. Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==A1v==} {>>pagina-aanduiding<<} [Inleiding] {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ô! Kinders van den wakk'ren Haan, Leert vroeg na bed en school toe gaan. {==A2r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==A2v==} {>>pagina-aanduiding<<} Vocalen, Zonder welke geen Woord of Zyllabe geschreeven kan worden: als a e i o u y Medeluydende Letteren: als b c d f g h j k l m n p q r r s s t v w x z. Syllaben. Ab eb ib ob ub | Fa fe fi fo fu Ac ec ic oc uc | Ga ge gi go gu Ad ed id od ud | Ha he hi ho hu Af ef if of uf | Ja je ji jo ju Ag eg ig og ug | Ka ke ki ko ku Al el il ol ul | La le li lo lu Am em im om um | Ma me mi mo mu An en in on un | Na ne ni no nu Ar er ir or ur | Pa pe pi po pu As es is os us | Ra re ri ro ru At et it ot ut | Sa se si so su Au eu ay ey oy | Ta te ti to tu Ax ex ix ox ux | Va ve vi vo vu Ba be bi bo bu | Wa we wi wo wu Ca ce ci co cu | Xa xe xi xo xu Da de di do du | Za ze zi zo zo {==A3r==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat Vader Onse. Onse Uader, die in de Hemelen [zyt,] uwen Naam werde geheyligt. uw' Koninkryke kome. uwen wille geschieden gelyk in den Hemel [alzo] ook op der Aarden. Ons' dagelyks brood geeft ons heden; Ende vergeeft ons onse schulden, gelyk ook wy vergeven onse schuldenaaren. Ende en leyt ons niet in versoekinge, maar verlost ons van den boosen. Want uw' is het Koninkryke, ende de Kragt, ende de Heerlykheyd in der Eeuwigheyd, Amen. {==A3v==} {>>pagina-aanduiding<<} De Thien Geboden des Heeren. Exodus 20. ICk ben de Heere uwe Godt, die u uyt Egipten-landt, uyt den dienst-huyse uytgeleydt hebbe. Dat eerste Gebodt. Gy en sult geen andere Goden voor mijn aangesigte hebben. Dat tweede Gebodt. Gy en sult u geen gesneeden Beeldt, noch eenige gelykenisse maaken, van 't geene dat boven in den Hemel is, noch van 't gene dat onder op der Aarden is: noch van 't geene dat in de wateren onder de Aarden is. Gy en sult u voor die niet buygen, noch haar dienen: want ik de Heere uwe Godt ben een yverig Godt, die de misdaat der Vaderen besoeke aan de Kinderen, aan het derde, ende aan het vierde lidt der gener die my haten. Ende doe Barmhertigheyt aan duysenden, der gener die my liefhebben, ende myne Ge- {==A4r==} {>>pagina-aanduiding<<} boden onderhouden. Dat derde Gebodt. Gy en sult den Name des Heeren uwes Godts niet ydelijck gebruyken: want de Heere en sal niet onschuldig houden die syn Name ydelijck gebruyckt. Dat vierde Gebodt. Gedenckt des Sabbath-daaghs, dat gy dien heyligt: ses dagen sult gy arbeyden, en al uw werck doen: maar de sevende dagh is de Sabbath des Heeren uwes Godts, dan en sult gy geen werk doen, gy, noch uw Soon, noch uwe Dochter, noch uw Dienst-knecht, noch uwe dienstmaegt, noch uw Vee, noch uwe Vreemdelingh, die in uwe Poorten is. Want in ses Dagen heeft de Heere den Hemel, ende de Aerde gemaeckt, de Zee, ende alles wat daer in is, ende hy ruste een sevenden Dage: Daerom zegende de Heere den Sabbath-dagh, ende heylighde den selven. {==A4v==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat vijfde Gebodt. Eert uwen Vader ende uwe Moeder, sy dat uwe Dagen verlenght werden in den Lande, dat u de Heere uwe Godt geeft. Dat sesde Gebodt. Gy en sult niet Doodt-slaen. Dat sevende Gebodt. Gy en sult niet Echt-breeken. Dat achtste Gebodt. Gy en sult niet Steelen. Dat negende Gebodt. Gy en sult geen valsche getuygenisse spreecken tegen uwen Naesten. Dat thiende Gebodt. Gy en sult niet begeeren uwes Naasten Huys: Gy en sult niet begeeren uwes Naesten Wijf, noch sijnen Dienst-knecht, noch sijne Dienst-maeght, noch sijnen Osse, noch sijnen Ezel, noch iet dat uwes Naesten is. {==A5r==} {>>pagina-aanduiding<<} De Hooft-Artijkelen onses Christelyken Geloofs. ICk gelove in Godt den Vader, den Almachtigen, Schepper des Hemels ende der Aerden. Ende in Jesum Christum, synen eengeborenen Sone, onsen Heere: Die ontfangen is van den Heyligen Geest, geboren uyt de Maget Maria: die Gelede heeft onder Pontio Pilato, is gekruyst, gestorven ende begraven, nedergedaelt ter Helle: Ten derden dage wederom opgestaen van den Dooden: Opgevaren ten Hemel, sittende ter rechter-handt Godts des Almachtigen Vaders: Van daar hy koomen sal te oordeele de levende ende dode. Ick gelove in den Heyligen Geest. Ick gelove een Heylige Algemeyne Christelijcke Kercke: De Gemeynschap der Heylige: Vergevinge der Sonden: Wederopstandinge des Vleesches: Ende een eeuwigh Leeven. {==A5v==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Morgen Gebedt. O Barmhertige Vader, wy danken u, dat gy desen nacht soo getrouwelijk voor ons gewaeckt hebt, en bidden u, dat gy ons wilt sterken met uwen Heyligen Geest, die ons voortaen geleyde, dat wy desen dagh, mitsgaders alle de dagen onses levens, mogen besteden tot alle gerechtigheyt en heyligheyt, ende wat wy in handen nemen, dat onse oogen altijt sien om uw eere te verbreyden, alsoo dat wy alle den voorspoet onses voornemens van uwe milde handt alleen verwachten. Ende op dat wy sulcke genade van u verkrijgen, wilt ons (na uwe beloftenisse) vergeven alle onse sonden, door dat heylig lijden ende bloedt-vergieten onses Heeren ende Salighmakers Jesu Christi, want sy zijn ons van herten leet. Verlicht oock onse herten, op dat wy alle werken der duysternisse afgeleyt hebbende, als kinderen des lichts in een nieuw leven mogen wandelen in alle Godtsa- {==A6r==} {>>pagina-aanduiding<<} ligheyt. Geeft oock uwen zegen tot de verkondingh uwes Goddelijcken Woorts: Verstoort alle werken des Duyvels, Versterkt alle getrouwe Kercken-dienaers: ende Overheden uwes Volcks. Troost alle vervolghde ende benauwde Herten, door Jesum Christum uwen lieven Sone welcke ons belooft heeft, dat gy ons alles, wat wy in sijnen Name bidden, sekerlijck geven sult, ende daerom ons alsoo heeft leeren bidden: Onse Vader, &c. Het Avondt Gebedt. O Barmhertige God, eeuwigh Licht, schijnende in de duysternisse, gy die verdrijft den nacht der sonden, ende alle blindtheyt des herten, nadien gy de Nacht verordineert hebt om te rusten, gelijk den Dagh om te arbeyden: Wy bidden uw, geeft dat onse Lichamen in vrede ende stilheyt rusten, op datse daer na bequaem zijn mogen te lijden den arbeyt die sy dragen moeten. Matight onsen slaep, {==A6v==} {>>pagina-aanduiding<<} dat die niet onordentelijk en zy, op dat wy aen Lijf ende Ziele onbevleckt mogen blijven, ja dat onsen slaep selfs geschiede tot uwer eere. Verlicht de oogen onses verstants, dat wy in den doodt der sonden niet en ontslapen: Maer altijdt verwachten op onse Verlossinge uyt dese Elendigheyt. Beschermt ons ook voor alle aenvechtinge des Duyvels, ons in uw heyligh geleyde nemende. Ende hoewel wy desen Dagh niet doorgebracht en hebben, sonder tegen uw grootelijcks gesondight te hebben, soo bidden wy u, wilt onse sonden bedecken door uwe barmhertigheyt, gelijck gy nu alle dingen op der Aerden met de duysternisse des Nachts bedeckt, op dat wy daerom van uw heyligh Aenschijn niet verstoten en werden. Geeft oock rust ende troost alle Krancken, bedroefde ende aen-gevochtene Herten, door onsen Heere Jesum Christum, die ons alsoo heeft leren bidden: Onse Vader, &c. {==A7r==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Gebedt voor den Eeten. Psalm 145: vers 15, 16. 15. Aller oogen wachten op U: Ende gy geeft hen hare Spyse t' syner tydt. 16. Gy doet uwe handt open ende verzadigt al wat leeft na uw welbehagen. HEere Almachtige Godt, gy die alles geschapen hebt, ende nog door uwe Goddelyke kracht onderhoudt, ende dat Volck Israëls in de Woestijne gespijst hebt, wilt uwen zegen strekken over ons uwe arme Dienaars, ende ons heyligen dese gaven, die wy van uwe milde goetheyt ontfangen, op dat wy die matiglyk ende heyliglyk na uwe goede Wille mogen gebruyken, ende daar door bekennen, dae gy onse Vader ende den oorspronk alles goeds zyt. Geeft ook dat wy altyd, ende voor alle dingen, soeken dat Geestelyke Brood uwes Woorts, met het welke onse zielen gespyst werden ten eeuwigen Leven, het welk Gy ons bereyd hebt door dat Heylig Bloed uwes lieven Soons onses Heeren Jesus Christus. Amen. Een ander Gebedt voor den Eeten. HEere Godt Hemelsche Vader, zegent ons dese uwe gaven, die wy van uwe {==A7v==} {>>pagina-aanduiding<<} milde goetheyd, ons sullen nemen, door onsen Heere Jesum Christum. Amen. Het Gebedt na den Eeten. Also spreekt de Heere in 't vyfde Boek Mosis, Cap. 8: vers 10, 11. 10. Als gy dan sult gegeten hebben, ende verzadigt zyn, soo sult gy den Heere uwe God loven over dat goede Land, dat Hy u zal hebben gegeven. 11. Wacht u, dat gy des Heeren uwes Godts, niet en vergetet: dat gy niet en zout houden syne Geboden, ende syne Rechten, ende syne Insettingen, die ik u heden gebiede. HEere Godt Hemelsche Vader, wy danken u voor alle uwe weldaden, die wy sonder ophouden van uwe milde hand ontfangen, dat uwe Goddelyke wille is, ons te onderhouden in dit tydelyk leven, ende ons te versorgen met alle nootdruft: maar insonderheyd dat gy ons herboren hebt tot de hope van een beter leeven, het welk gy ons geopenbaart hebt door uw heylig Euangelium. Wy bidden u barmhertige God ende Vader, dat gy niet toe en laat dat onse herten hier in dese aardsche en vergankelyke dingen souden gewortelt zyn; maar dat wy {==A8r==} {>>pagina-aanduiding<<} altyd mogen opwaarts sien ten Hemel, verwagtende onsen Saligmaker Jesum Christum, tot dat hy in de Wolken verschynen zal tot onser velossinge. Amen. Een ander Gebed na den Eeten. LOf, Prys, Eere en Dankbaarheyd Zy Godt den Vader in der Eeuwigheyd, Die ons door Jesum Christum heeft verlost, Dagelyks spyst ende geeft de kost: Een vast Geloove, in Christo vreede, Verleen ons Godt en alle menschen mede: Wy danken den Heere, want hy is vriendelyk, En syn goedertierentheyd duurt Eeuwiglyk. Amen. Een ander Gebedt na den Eeten. WY danken u, Heere Godt Hemelsche Vader, voor alle uwe gaven en weldaaden, die wy van uwe milde goetheyd tot ons genomen hebben, door onsen Heere Jesum Christum. Amen. Gebedt voor Jonge Kinderen. HEere Godt Hemelsche Vader, wy, uwe arme Kinderen, bidden u door Jesum Christum, uwen lieven Soone, dat gy ons de Genade verleenen wilt, dat wy in regten Geloove, ende goede Tucht dagelyks mogen toenemen, ons ende onse kinderen ende Overheyt desen dag over, voor alle sonden, schade ende ongeluk genadelyk wilt beschutten en bewaren. Amen. {==A8v==} {>>pagina-aanduiding<<} De Gracy of Dankzegging na den Eeten. WY danken u, o God, om 't goed In Christus, onsen Heere, Geschonken, om den overvloed, Waar by zig elk geneere: Wat zynen adem ooit genood, Deelt gy zeer mild u daaglyks brood.   Als 't lichaam van u is gevoed, Dat kwynen moet en sterven, Laat ook de ziel, ons beste goed, Naar spys van u verwerven. U heilzaam Woord haar spyze zy, Tot datze in 't leste los en vry U Hemelryk mag erven.   Lof, eer en dank zy t' aller tyd U, Vader van hier boven, Gy scheld ons alle schulden kwyt Door trouw en vast geloven, Jn uwen een geboren Zoon, Op dat wy, als kind'ren om uw troost U eeuwig mogen loven.   EINDE