Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden [...] Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen. Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden, achteruolghende die rechte affcompste der voorschreuen Grauen, tot desen onsen doorluchtisten hoochgeboren Keyser Karalo, altijt vermeerder des Rycx gheboren te Ghendt. Etcs. in de eerste druk uit 1531. Door het gehele werk heen zijn koppen tussen vierkante haken toegevoegd. In de scan is fol. C.iii.v niet correct, op deze plaats zit C.i.v. Deze is vervangen door de juiste pagina uit het google books exemplaar, signatuur: BIB.ACC.008517 In de scan is fol. C.xiij.v niet correct, op deze plaats zit C.xij.v. Deze is vervangen door de juiste pagina uit het google books exemplaar, signatuur: BIB.ACC.008517 In de scan is fol. C.xxxij.v niet correct, op deze plaats zit C.xxxi.v. Deze is vervangen door de juiste pagina uit het google books exemplaar, signatuur: BIB.ACC.008517 Deel 1 fol. C.lxi.v: sprepen → spreken: ‘dat hem niemant spreken en mochte’. fol. C.lxxij.r: vau → van: ‘Die marcgraue van Brandenburch’. fol. C.lxxx.r: pesonen → personen: ‘so waren dese voornoemde personen gheleet’. fol. C.lxxxvij.v: eeu → een: ‘sy sonden aen den coninc eec seer rijckelic Ambassade’. fol. C.xcv.r: te te → te: ‘Ende doe ghecreghen si vander sluys te Brugghe’. fol. CC.v.v: Maximiilaen → Maximiliaen: ‘VP den derden dach van Wedemaent doe trac hertoge Maximiliaen’. fol. CC.viij.v: behoordeu → behoorden: ‘daer si stonden elck onder tsijne daer si behoorden’. fol. CC.xiiij.r: peeert → peert: ‘ende nam dat peert, ende reeter mede naer Atrecht’. fol. CC.xvij.v: srancos → francos: ‘In veteri villa rigido certamine francos’. fol. CC.xix.r: Bugghe → Brugghe: ‘Item vp den.xxviij.sten dach van Ougst waren te Brugghe ghebannen.xxxv.personen’. fol. CC.xxij.r: Vlaenden → Vlaendren: ‘here van Gazebeke vijftich iaer huyten lande van Vlaendren’. fol. CC.xxvi.v: Vlaenrden → Vlaendren: ‘Ende daer was groten Raet ghehouden, hoe datmen tlant van Vlaenrden’. fol. CC.xxix.v: beghinende → beghinnende: ‘dat vindt ghi hier naer, beghinnende aen dander sijde’. fol. CC.xlviij.v: ouderhouden → onderhouden: ‘sullen den seluen paeys ende alianchie te onderhouden’. fol. CC.lxvij.v: in de tekst staan twee onleesbare tekens. Hier is ‘[...]’ neergezet. fol. CC.lxix.v: eude → ende: ‘Ende men sandt terstont te Dixmude, ende alle twestlant duere’. fol. CC.lxxiij.r: goote → groote: ‘maer roofden ende daden groote schade al tlant’. fol. CC.lxxiiij.v: gnldene → guldene: ‘vergadert ter cause van die twee guldenen voorseyde’. fol. CC.lxxxi.v: hnyt → huyt: ‘so speilden die stadt speillieden van blijschepen, ende huyt triumphen’. fol. CC.lxxxiij.v: brulohct → brulocht: ‘maer men hielt noch gheene openbare feeste vander brulocht’. fol. CC.lxxxvi.v: vientschape → vrientschape: ‘Saluyt met alder ionsten, vrientschape ende minne’. Deel 2 fol. iiij.r: maectke → maeckte: ‘So gheuielt in Februario, int iaer ons heren.M.CCCCC.xviij.datmen grote ghereetschap maeckte’. fol. viij.v: Grane → Graue: ‘Die Graue van Sympol fol. xviij.v: tgheberthte → tgheberchte: ‘quam den.xij.dach van Octobre met grooten heyrcracht ouer tgheberchte’. fol. xxv.v: maectken → maeckten: ‘die fransoysen maeckten daer omme groot ghecrijsch’. fol. xxxiij.r: geweeest → geweest: ‘ende ander instrumenten ghedient geweeet’. fol. xxxiij.r: Coninghinnne → Coninghinne: ‘Of die bemen die voorseyde Coninghinne’. fol. xxxix.r: verdructk → verdruckt: ‘Van binnen waren si verdruckt ende verheert vanden Ghelderschen’. fol. li.r: crooninighe → crooninghe: ‘ende metter groter ghereetschap diemen maeckte om die crooninghe die des anderen daechs gheschien soude’. fol. lij.v: hone → houe: ‘den welcken volchden sommeghe groote meesters ende Vassalen van des Keysers houe’. fol. liij.r: eeweerdighe → eerweerdighe: ‘die voorseyde eerweerdighe Cardinalen ghecleet met huere pontificaelsche cleederen’. fol. liij.r: eeweerdighe → eerweerdighe: ‘Ende alder naest hem so volchden der vier eerweerdighe Bisschoppen’. fol. lvi.r: muereu → mueren: ‘si braken gaten in dye mueren ende weeghen vanden huysen’. fol. lxij.v: wooorde → woorde: ‘Het inhouden vanden paeyse van woorde te woorde’. _dit004dits01_01 DBNL-TEI 1 2015 dbnl exemplaar universiteitsbibliotheek Utrecht, signatuur: ABTHO:RAR 10-36 Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen. Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden [...]. Willem Vorsterman, Antwerpen 1531 Wijze van coderen: standaard Nederlands Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden [...] anoniem Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden [...] anoniem 2014-11-15 EJMB colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen. Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden [...]. Willem Vorsterman, Antwerpen 1531 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/_dit004dits01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==*i.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Dits die Excellente Chronijcke Van Vlaenderen. Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden, achteruolghende die rechte affcompste der voorschreuen Grauen, tot desen onsen doorluchtisten hoochgeboren Keyser Karalo, altijt vermeerder des Rycx gheboren te Ghendt. Etcs. Gheprint t' Antwerpen. Bij mij Willem Vorsterman. 1531. {==*i.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {==*ij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Prologhe. OMme des willen dat ledicheyt een voester ende moeder es van alle ghebreckelijcheden daer by alle errueren ende alle quaethede wassende ende gheuoet es, so sal elck goed kersten mensche die naer sijn vermogen pijnen te schuwene, ende hemseluen daghelicx onledich maken met gheorloefde saken, ende gode van hemelrijc, voren ende alder eerst smorghens gheloeft ende ghedanct hebbende van sijnder oueruloeyende gracie, dat hi hem vander hellen verlost, ende dyen nacht ghespaert heeft, ende in sonden niet en heeft laten steruen. Naer welcker dancbaerhede sal hem dan onledich maken met sulcker negociatien als hem van noode es, ende sinen state aencleeft, ende emmers als hi omme recreatie te nemene ledich wesen soude van sinen tijtlicken wercke sal hem occuperen met lesene ende visiterene diueersche oude gesten ende coronijcken, merckende hoe eenege Prouincien ende landen bi goeden regimente in eeren gheresen sijn, ende andere bi ignorantie ende andere malicien ghedestrueert ende vergaen sijn, ten fijne dat si bi dien, die in regimente ende regierende sijn, si met wijsheden regieren moghen ende leeren regieren van grade te grade elck int sijne, schuwende sulcke inconuenienten daer bi dat wijlen andere Prouincien ende landen ghedestrueert sijn, exempel nemende aen die ghene die met discretien, iusticien ende wijsheden huere landen geregiert hebben, ende aen dye suppoost ende ondersaten die also begheerden eendrachtelick gheregiert te sijne, elc sijne goede onderesaten in huere staten naer volgende, ende hem met sulcker occupancien omme recreacie te nemen onledich maken, so dat hem onse aduersaris die helsche viant niet ledich en vinde, peynsende om dye woorden van sinte Hieronimus aldus luydende. Semper aliquid boni operis facito, ne te dyabolus inueniat ociosum. Waer bi hi ons vermaent altijts wat goede wercken te doene, ende niet ledich te sijne, omme die woorden te achteruolghene, ende om mi seluen eerst onledich te makene, so heb ic van diueerschen Prouincien ende landen die Coronijcke ouersien ende ghelesen onder alle die welcke ic gheene so vol edele wercken van iusticien, van wapenen, ende van reynder amoruesheden vinde, als die schone ende warachteghe Coronijcke vanden edelen vruchtbareghen lande ende graefschepe van Vlaendren, die welcke ic omme alle goede menschen recreatie int lesen van diere, naemaels te nemene ende ledicheyt te schuwene, voor mi ghenomen hebbe dye te extraherene ende te verrgaderen wt diueersche auctenticke copulatien, ter eeren ende weerdicheyt vanden alder mogensten ende edelsten prinche Kaerle van Oostenrijc, byder gracien gods.coninc.van Spaengien, van Arragon, van Lyons, van Cecilien, van Grenate, van Napels, van Nauarre etc inboorne ende erfachtich graue vanden voornomden lande, die welcke vanden alder edelsten Princhen ende princerssen van kerstenhede ghedescendeert es, so ghi in dese naeruolgende Coronijcke beuinden sult, ne maer om datte te volbringene, ofte ooc te beghinnene, so es mi van noode die hulpe ende gracie des helichs gheests, sonder die welcke een woort ofte lettere daer of te stellende mi ondoenlic ware. Daer om bid ic gode ic aerm snoode mensche vol ghebreclicheden, dat hy mi een spaercsken vander gracien des helichs gheests seynde omme dit werc te volbringene, so dat sijn lof daer bi vermeerdert worde van allen menschen, die tselue in naercommenden tijden visenteren ende lesen sullen, beuindende daer bi dat tvoorseyde van gode beghift es, met vele wtuercorene dinghen, die te lanc waren omme te scriuen, daer of ic nochtans dmarch van dien metten princepalen, ende int corte by gracien voorseyde, meene te stellene, ten eynde dat ic, ofte yemant anders den tijt gheleuende, tveruolch vander seluer Coronijcke noch te ghesciene vanden voorseyde coninc Karel ende [sijn] naercommers, grauen vanden voorseyde [landen continueren] ende int ghescrifte stellen mach, [omme] dat, datte een eewege memorie [vander edelder] generatie ende feyten van allen den [voorseyde] heeren ende princen voorseyde lants [wesen mach] die welcke vanden beghinne [van heurlieder] troncke ende dominie, van [grade te grade tot]ten dage van heden, in [hoocheden edelheden] ende mogentheden, [ghemultipliceert ende gewassen] sijn, mits welcken, [ende omme van desen] {==*ij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} onsen intendite ofte prologhe te scheedene so wil ic die laten varen, ende voort scriuen int eerste capittel van deser seluer prologhe, den staet vanden voorseyde lande, ende int particulier verclaren hoe vele steden, casteelen, heerlicheden, rapassen, dorpen, riuieren, abdyen, canesyen ende andere ghestichten binnen den voorseyde lande ghefondeert ende ghelegen sijn. Int tweede capittel vander seluer prologhe, hoe, waer ende bi wien tvoorseyde lant eerst bewoont ende betemmert was, ende also voort wat heeren voorseyde lant eerst gheregiert, ende wat fundacien sy daer ghesticht, ende hoe lange si gheregiert hebben byden ghedooghene gods, die ons ende hemlieden naer dit verganckelijcke leuen bringhen willen in sijn eewich leuen Amen. [Deerste capittel van deser Prologhe] Deerste capittel van deser Prologhe, verclaerst vanden state tvoorseyde lants, die lingde, die wyde, ende wat ghestichten tot noch toe int selue lant ghefondeert sijn. HEt heeft belieft te makene van allen dingen ende te ordonnerene ende te stellene van dnederste vanden conincrijcke van Germanien ende Gallen, wijlen een foreest wesende meest bosch ende wildernesse, commende ten occidenten ende noortwaert aen die zee, door welc foreest een riuiere es loopende, ghenaemt dye Schelde, lancx welcker riuieren oostwaert een lant gheleghen es voortijts ghenaemt tlant van Lotrijcke, hem streckende tusschen der stede Belges ende Doornicke, welc lant nv ghedeelt es, want sekere quantiteyt van dyen sorteert aen tlant van Brabant, so eest sorterende in Henegauwe, ende som aen tvoorseyde lant van Vlaendren, ende zuytwaert so bestrecte hem [tselue] lant tot sommenoble, dwelc Amyens [es], daer die riuiere vander somme loopende [es, aen] die noortsijde van welcker riuiere, [tgraefscap] van Artoys ghelegen es, [palende aen tvoorseyde] foreest, tot daer Arien nv staet [welc foreest] ende wildernesse nv Vlaendren [genaempt bij] diueersche personagien, heeren [ende princhen,] sichtent dat eerst bewoont ende [betemmert was,] teenen schonen ende [vruchtbareghen, ende rijcken lande] ghebrocht es, lanck ontrent.xxx.vlaemsche mijlen, ende.xviij.ghelijcke mijlen breet sijnde, verchiert ooc met vele schone ende diueersche riuieren ende soete wateren, die alle vander eender hueren totter ander hueren cours nemen in die zee, ghelijc dye voorseyde riuiere vander schelde, die leye, die Lyeue, die dendre, die duerme, die zuutleede, het noortwatere, die cale, ende meer andere, waer of die.ij.eerste riuieren voorseyde tgheheel lant doorvloeyen ende vruchtbaer maken, in die welcke alle die ander riuieren meestendeel te Ghent vergaren, so dat dye contreye al daer, door die stercte vanden seluen riuieren (victaellie hebbende) onwinnelijc es, vp dat god die here die hoeden ende bewaren wille, want sonder sijn hoede, alle wakinghe te vergheefs es, so Psalmista seyt Nisi dominus custodierit ciuitaten, frustra vigilat qui custodit eam. Ten si dat god die stede bewaert, te vergheefs bewaert hijse, diese waect, ghelijc ten diueerschen stonden ghebleken heeft, want god dye selue bewaert heeft ouer acht hondert iaren ende meer tot noch toe, dies die ingesetene vanden voorseyde lande hem daer of daghelicx schuldich sijn te danckene ende te louene, ende vanden fondacien, die hi hem lieden metter stede van ghent wel tot.xxvij.schone grote stercke ende rijcke steden van comenschepen, neeringhen oft andersins int voorseyde lant verleent heeft, ghelijc Brugghe, Ipre, Duway, Orchiers, Cortrijcke, Oudenaerde, Gheertsberghe, Nieneue, Aelst, Denremonde, Hulst, Ardenburgh, Biervliet, Middelburch, Oudenburch, Sluys, Damme, Veurne, Sinte Winnocxberge, Dixmude, Ostende, Duynkercke, Burborch, Greuelinge, Cassele, ende Rijssele, van alle welcke voorseyde steden, sommege ghefondeert sijn int herte vanden voorseyden lande, som vp dye frontieren, ende sommeghe van dien die vp den zeecant ghefondeert sijn, hebben schoone hauenen, daer bi dye schepen commen moghen metter vloet tot binnen den seluen steden, ghelijc sluys Biervliet, Hulst, duynkercke, nyeupoort ende dier ghelijcke, ende int voorseyde Landt staen oock vele diueersche bourghen ende casteelen, den graue vanden voorseyden lande toebehoorende, ghelijc Dhoudenburch te Ghent, die bourch te Brugghe, tcasteel {==*iij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} [van Rijssele], tcasteel van Cortrijcke, die twee casteelen ter sluys te Male, te Bieruliet, te Suestinge, te Repelmonde, te Walle bi sint Omaers, ende meer andere. Oock die ghene dye eeneghe vassael heren vanden voorseyden graue in leene houdende sijn, ghelijc tcasteel te Comene, te Dayseele, te Pamele, te Gauere, te Eerzeele, te Liekercke, te Teemse, te Beuere, te Vuerhoeu, te Oudouch, ende te meer ander plaetsen binnen den seluen lande ghesticht wtghedaen vele andere huysen van plaeysancen rontsomme bewatert, daer of die sommege toebehooren ghegoede mannen vanden lande, ofte poorters van Ghent, van Brugghe ofte van andere steden, dwelc te lanck wesen soude, door die menichte van sulcken huysen te specificerene, ende te noemene. Binnen den lande van Vlaendren es een Graefschap gheleghen, daer in begrepen es die stede ende tlandt van Aelst, dwelck onder hem heeft.lxxij.prochien, ende vijf Baenderinghen ende grote heerlicheden, ghelijc Roede, Boulare, Sotteghem, Gauere, ende Scorysse, waer af die twee eerste elc groot sijn.xvij.prochien, die derde.x.prochien, ende dye twee leste elc.vij.prochien, welc voorseyde graefschap men vanden Keyser van Rome in leene houdende es Die stede metten lande van Denremonde ooc binnen Vlaendren gheleghen heeft onder haer.xviij.prochien. Dlant van Waes heeft onder hem.xxiiij.prochien, ende tlant van Cassele ooc also vele, die welcke den Graue van Vlaendren onderdaen sijn, ende vele goets tsiaers weert sijn, Dhoudenburch te ghent ende tcasteel te Rijssele, hebben elc onder hem.lxx.prochien, Oudenaerde.xxx.prochien, Vierambachten.xx.prochien, bouen den ghenen die byder zee verdroncken sijn, beloopende wel tot.xxiij.prochien. Noch sijnder binnen den lande van Vlaendren onghepreuiligierde steden, gelijc Deynse, Repelmonde, Eeclo, Caperijcke, Acx[s]ele, Tielt, Aerlebeke, Neuele Oostburch, Watervliet, Phylippinen, Ghistele, Lanoy, Ermentiers, Waestene, Werueke, Meenene, Meessene, Honscote, Viane, Belle, Poperinghe, ende meer andere dier ghelijcke, sonder dye Rapassen, ende dorpen die niet gepreuiligiert en sijn, daen of binnen den voorseyde landen van vlaendren men grote menichte vinden soude, ghelijck Stekene, Extuelde, Assene, Haelwin, Maldeghem, Eersele, Teemsche, Liekercke, Beuere, Pamele, Heyne, melcene, Aesdonc, Huytkercke, Oostkercke, Poucke, Lichteruelde, Praet, Ayshoue, Vychte, reeseghem, Calkene, Ouermeere, Exaerde, Hamme, Mourssche, Coudenburch, ende veel meer ander die te lanc waren om te specificerene. Int selue lant van Vlaendren staen ooc vele diueersche abdyen ende rijcke kercken, die vanden edelen voorders, Princhen svoorscreuens lants, ende andere heren seer hooghelick ghedoteert sijn. Eerst die kercke ende Abdye van sinte Peeters te ghent van sinte Benedictus oordene, welcker kercken tdorp ende die heerlichede die daer in die selvue Abdye ghesticht es, toebehoort, met meer andere heerlicheden binnen den voorseyde lande gheleghen den abt, ende dye abt vander voorseyde kercke, ter cause vander voorseyde heerlichede, heeft die preminencie den graue van Vlaendren int besweeren vanden voorseyde lande tsweert te gordene, midts dat si ghehouden sijn elc eens binnen hueren leuene, vp die selue heerlichede dlant van Vlaendren te ontfane, ende die heleghe kercke metten seluen lande te besweerene in rechte te houdene, ende naer dat die voorseyde Graue in sulcker wijs dlant vp die voorseyde heerlichede ontfaen ende besworen heeft, so commen si van daer ghereden met haer lieder state binnen der ouder stede van ghent inbringhende thuerer blijder incomste ende ontfanghe van heuren lande, ballinghen ende andere malefactuers, gracie aen hemlieden van hueren delicten begherende ende ootmoedelijck daer om biddende, die welcke hi in gracie ontfaet, ende huere mesdaet vergeeft behouden dat si partien (vp dat sy eeneghe hebben) contenteren ende te vreden stellen, ofte sekere doen, tghewijsde tusschen hemlieden ende partien te volcomene, den voorseyde eedt doende met den anderen poorters ende inghesetene vander voorseyde stede, hem goet ende ghetrauwe te sijne, dwelck men ghecostumeert es te doene vp die grote marct vander seluer stede, naer dat die graue voorseyde in dye kercke van sint Ians voor den choor, ende onder den clocreep, die voorseyde ende ingesetene van diere {==*iij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ghesworen heeft in rechte te houden. Noch so staeter buyten Ghent oostwaert een andere abdye vander seluer oordene, die hier voortijts ooc in dye eere ende name vanden Apostele.s.Pietere ghewijt was, dwelcke nv es sinte Baefs, van welcker kercken ende abdye, die abt ooc here es van den dorpen ende plaetse daer dye selue abdye vp ghesticht staet, met vele andere grote heerschapien, die de selue kercke int voorseyde lant van Vraendren heeft, ende al eest dat beede die voornoemde prelaten oft Abten hemlieden intituleren huer lieder kercken buyten Ghent ghestaen sijnde, om dat si beede staen buyten dye vesten vander ouder stede, maer midts dat die voorseyde stede so ghemeerdert es met anderen vesten ende poorten, so sijn beede die selue kercken ende Abdyen nv binnen der seluer gesloten, ende sijn die laten ende inghesetene van daer also wel poorters, ende vander preuilegien vander seluer stede beurijt, als die ghene die binnen den ouden poorten ende vesten wonachtich sijn, dwelck ick laten varen wil, ende specificeren nv voort vanden anderen [Abdyen vander] voorseyde oordene binnen de seluen lande ghelegen, gelijc tsinte Adriaens te Gheertsberghe, tsinte Andries te Brugghe, te Eeuiam, ende te Houdenburch. Daer sijn ook int voorseyde lant kercken ende Abdyen van sinte Bernaerts oordene, gelijc ten Dune, te Boudeloe, ter Doust, ende te Waerscoet. Van.s.Augustijns oordene ghenaemt Regulieren sijn te.s.Maertins Tijpre, ten Eecoute te Brugge, ende te Beueren int lant van Waes. Premonstraten ooc van sinte Augustijns regule al wit dragende sijn te Nyneue, ende te dronghene, buyten ghent. Andere kercken ende Abdyen van vrouwen sijn ooc binnen den voorseyde lande, gelijc dye kercke ende abdye in die byloke te ghent, daer een schoon hospitael staet, omme alle manieren van volcke siec wesende, te logierene ende wel ghetracteert te sijne, elc na sijnen state van wat leuene dat si sijn. Noch es daer een ander kercke ende Abdye ghenaemt tsinte Margrieten kercke ten groene briele te Ghent, die kercke ende Abdye te Groeninghen bi Cortrijcke, tcloostere te Marquette bi Rijssele, ende meer andere binnen den lande gesticht gelijc te Meessene te oost eecloe, ter Haghen bi Axele, te Doerressele, te Waasmenstre, ende dier ghelijcke, sonder vele ander cloosters, van ghelijcker oordene dat al noch gheen Abdyen en zijn, hoewel si som genoech gegoet ende ghedoteert sijn om abdyen te wesene, ghelijck te Galileen tsinte Agneete, tsinte Barbelen ende ten Phylidieusen, alle vier te ghendt, tcloostere te Deynse, te Teemssche, te assenede, ende meer ander dier ghelijcke. In dyt voorseyde lant van Vlaendren hebben ooc vier bisscoppen huere gheestelicke dominie. Eerst die bisscop van Doornicke, die welcke onder hem heeft ghent Brugge, Rijssele, Cortrijcke, Oudenaerde Roesselare, Meenenne, Deinse, tlant van Neuele, tlant van Waes, ende sommege ander onder dandere voorseyde int quartier van Ghent ghelegen. Die bisscop van Camerijcke heeft onder hem die stede van Aelst, Denremonde, Gheertsberghe metter heerlicheit van Pamele, Die Bisschop van Terewane heeft onder hem die stede van Ipre, Cassele, Nyeupoort, Duynkercke, Veurne, sinte Winnocxberghe, midtsgaders den prochien in den westcant vanden voorseyde gheleghen. Die bisscop van UUtrecht heeft onder hem vierambacht metten prochien daer aencleuende. Daer sijn ooc int voorseyde lant van Vlaendren vele schone ende rijcke collegiale kercken ende canezien vanden grauen ende heren tvoorseyde lants ghedoteert, gelijc die canezie van sinte Veereltden te ghent tsinte Donaes te Brugge tsinte Peeters te Rijssele, tsinte Peeters te Cassele, die canesie te Cortrijcke, dye canesie te Haerlebeke, te Denremonde, te thorout, tonser vrouwe te Brugge, ende dier ghelijcke. Ende noch sijn binnen den voorseyde lande in diueersche steden ende dorpen vele meer ander cloosters, hospitalen ende conuenten van mannen ende vrouwen, som biddende oordenen, ende som andere dwelc vele tijts benemen soude om die te noemene, ende te specificierene, onder die welcke sijn diueersche manne cloosters, daer vele goede clercken ende doctoren inne sijn dye den volcke ende inghesetene svoorseyde lants den wech der salicheyt leeren met predicatien die si doen, specialijc inden vastene, ende vp alle feestelicke dagen ende sondaghen vanden iare, houdende dagelicx die seuen ghetijden ghelijc in die voorseyde Abdien, ende ghelijc in die pastorale kercken binnen den seluen lande gesticht, die eensdeel onnoemelic {==*iiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn, ende om te specificieren vele tijts benemen souden, dies ic dat late varen, scriuende voort vanden helegen ghecanoniseerden santen ende santinnen int voornoemde lant rustende, van.s.Peeters te ghent in die abdye voorseyde rusten tgebeente vanden helegen confessoor.s.Bertolf, van sinte Godewale, van.s.Aubert, van.s.Wandregisilus, van.s.Wolfrant, van.s.Amelberghe, ende meer andere. In die Abdye van sinte Baefs te ghent rustet tghebeente vanden heleghen vrient gods sinte Lieuin, martelare wijlen Eertsbisschop van Ibernen, van.s.Bauo confessuer wijlent Eertsgraue van Aspergouwe, van.s.Landolf, wijlen cardinael te Romen van.s.Macharis wijlen Eertsbisscop van Anthiochien, van.s.Amant Eertschdyaken, ooc die ghebeente vander heleger maecht sinte Landrade, van.s.Vinciane, van.s.Veerelt, van Lotrijcke, ende meer andere. Te Brugge es rustende het ghebeente vanden helegen confessuer ende Eertsbisschop van Riemen sinte Donaes in die Canesie, die welcke in dye eere van hem gesticht es. Te dronghene by ghent daer rust tgebeente vanden Martelare sinte Gheerolf. Te Ghistele tgebeente van sinte Godelieue martelersse. Te Gheertsberge tgebeente van.s.Adriaen den heleghen vrient gods. Te Nineue, die reliquien ende gebeenten van.s.Cornelis paeus ende martelare, ende dier ghelijcke rusten eldere ten diueerschen plaetsen binnen den voorseyde lande, daer of wi (ghelieuet gode) ooc scriuen sullen, ende van waer si gheboren sijn, hoe ende wanneer si int voorseyde landt quaemen. Maer omme te sluytene vander gheleghentheyt svoorseyde lants, so moghen wy wel segghen, confesseren, ende kennen dat een gulden lant es, in manieren van spreken, vloyende van heunich ende melcke, beghift van gode in vele wtuercoren dingen, meer dan wi gheseyt hebben, die ooc niet al scrijuelic en sijn. [Het tweede Capittel van deser Prologhe verclaerst] Het tweede Capittel van deser Prologhe verclaerst, hoe dat tvoorseyde landt van Vlaendren eerstwarf, langhe voor dye gheboorte ons heeren, naer die destructie van Troyen, byden edelen Troyanen die gheuloden waren betemmert ende bewoont es gheweest wel.vijc.Iaer voor dye gheboorte van Iulius Cesar. TE dien tijden als Abdon Iuge was ouer die kinderen van Israhel, so wasser een prinche ghenaemt Bauo van hooch Frygien, rechtsweer van wijlen Priamus den coninc van Troyen vander moederlijcke sijde, want huerlieder moederen waren ghesusteren, dies hi den seluen Priamus sijnen neue, raet, confoort ende hulpe ghedaen hadde naer sijnder macht, yeghen die Griecken, ende beuindende dat hi voor niet ende te vergheefs sijnen neue voorseyde ghedient hadde, ende bekende byder conste van Astronomyen, ende ander secrete scientien, in die welcke hi seer expeert was, dat dat edele geslachte van Troyen soude ontstronct werden ende te nyeuten gaen inden lande van Asya, omme geplant te sijne in Europen, ende dat voor niet was den griecken te wederstane, daer tegen te stekene, ende van dien hem te meenen wrekende, yeghen den wille der goden gaende contrarie den menschen. Dus docht hem beter te sijne te bughene dan te brekene, ende in obedientie te nighene dan ontwortelt ende te nyeuten al geheel te gane in obstinatichede ende te deser consten hadde hi hem beraden metten ghenen die hem goets raets ionneden, delibereerde ende ghereede hem omme te souckene andere bilanden ende woonsten, achterlatende ende abandonnerende sijn voorseyde conincrijcke, ghelegen in die landen ende onder die subiectie wijlen der Troyanen, dwelc sichtent byden griecken gedestrueert ende te nieuten gedaen es. ¶ Dese voorseyde.coninc.Bauo van Frygien nam met hem alle den schat die hi vergaderen conde, vermanende alle edele ghegoede mannen ende volcke van sijnder familie, hem adresserende, dat si met hem reysen souden met huerlieder schatte, in dien si huerlieder weluaert beminden, dwelc si geerne deden, want onder vele diueersche edele mannen die hem bereet gemaect hadden elc met sijnen schatte, so waren daer.iiij.machteghe hertogen, die metten seluen.coninc.met haerlieder schat ende volcke die reyse aen namen, ooc achterlatende heure landen ende heerlicheden gheleghen onder die iurisdictie van wijlen den voorseyde groten edelen conincrijcke van Troyen, welcke vergaderinge vanden edelen vanden voorseyde.coninc.aengeuallen sijnde, waren wel.ijc.scepen, waermede hi intreye dede vp die zee van hellesponte, varende door dye zee mediterrane, passeren {==*iiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} de die stroomen van Maroch, ommeringende dye costen van Poortingale ende Spaengien, oock die riuaidgien van gallien, Normandien ende Picaerdien, landende als hi tijt ende pas hadde vp een sandich lant, niet verre vanden lande, dat nv heet Henegouwe, ende quam al daer by wonderlicke auentueren, als gheleet te sijne van eenen witten wolue, achteruolgende der antwoorde hem byden goden ghereueleert, dwelc seer lanck waer om te scriuen, daer omme so laet ict lijden, ende ghedraechs mi in die edele auctentijcke coronijcken vander stede van Belges, die welcke stadt dye voorseyde Bauo eerst fondeerde, ende gaf huer den name Belges, daen of men seecht dat die selue stadt was die hooftstadt van den edelen lande van Lottrijcke, eensdeels gheleghen in Brabant, in Vlaenderen, ende in Henegouwe, streckende tot byder stede van Doornicke. ¶ Waer of dat die Coronijcken seggen dat die selue stede van Belges ghemaeckt was inden name vanden god Belus, vadere van Nynus coninc van Babylonien oft van Assyrien die welcke fondeerde die groote stede van Niniue, ende hi was deerste inuentuer vindende afgoderie, want hi dede consacreren die ymage ende beelde van sijnen vader Belus (ende die dede hi sijnen ondersaten aenbidden, ende dede hem lieden goddelicke reuerentie der seluen beelde doen, welcke pestilencie ende sonde van ongheloouicheyt sichtent ghespruytet es ouer alle die weerelt totter gheboorten ons heren Iesu christi, die ons den wech der waerheyt met woorden ende wercken geleert heeft, waer of dat alle kerstene menschen hem daghelicx schuldich sijn te danckene ende te louene ende dat god wille vergheuen daer dat ghebuert. Nv omme voort onse voorseyde Coronijcke te achteruolghene ende alle errueren te schuwene, soe beuinde ick byden auctentijcke auctuers dat binnen desen lande van Gaule bellijcque waren in tijden voorleden die grote princepale steden ghenaemt belges daer of dye eene es Beauuais in Artoys, int latijne gheseyt Beluacum, ende in Iulius Cesars boucken Belloacum, die andere stede ghenaemt Belges es geheeten Treues, ofte Triere ghelegen in Almaengien, die welcke die.Coninc.Bauo te nyeuten dede ende destueerde omme dieswille dat si groten tribuyt hiesschen te weten duysentich sanglieren, geseyt wilde swijnen, duysentich herten ende.C.ossen, segghende dat si waren die souuerayne van alle desen lande van herwaerts ouere, ende seyden grote dreygende woorden in dien men hem lieden den voorseyde tribuyt niet gheuen en wilde, ende si souden die refusanten alle gadere ter doot brengen. Welcke woorden vanden.Coninc.Bauo verstaen sijnde, antwoorde hemlieden dat die troyanen noeyt tribuyt gheuers en waren ouer alle die werelt, maer waren selue ghewone van andere tribuyt tontfane, ende te dier causen alleen en behoorden si ghenen tribuyt te gheuen, dye van Trieren, maer beual selue die van Trieren dat si hem van doe voort aen, ende sijnen conincrijcke van Belges in Lottrijcke den seluen tribuyt gheuen souden, wt welcker causen die orloghe rees tusschen den voorseyde twee partyen, in sulcker wijs dat die voorseyde.Coninc.Bauo wan ende destrueerde die stede van Triere, die seer groot ende machtich was doen ter tijt, ende nae dat hijse hadde doen pilieren, liet hijse verbranden, ende hi bracht van daer eenen onnomelicken schat binnen sijnder voorseyde stede van Belges, ende als victorieus, brochten ooc mede voor heuren gheuanghene die afgoden van Triere, met alle den ghenen daer men den altaer sacrificie mede dede, waer by van dage te dage huerlieder ongeloouicheyt ende afgoderie wassende was, meer dan te voren, want door die selue afgoden van Triere, ende door die ghene die hi met hem eerst wten lande van Troyen ghebrocht hadde, so dede hi maken binnen sijnder nyeuwer stede van Belges.vij.schone wonderlijcke tempelen, ooc so dede hi maken aen die selue stede.vij.poorten ghenaemt na die.vij.planeten met.xc.torren, elcken torre.C.cubitus hoghe ende.xxx.dicke ende daer na so dede hy maken sijn coninclijc pallays in sulcker wijden, breedden ende grootten byna ongelouelic also elc sien mach in die Coronijcke van Belges, ende aldus so was dese voorseyde stede van Belges byder destructie van Triere also die Philosophe seyt, die destructie vanden eenen, es die generatie vanden anderen ende weluaert. In deser wijs was die.coninc.Bauo seer gheureest ende ontsien van allen den ghenen die ontrent hem lagen ende paelden sijn voorseyde rijcke, totter riuiere vanden rijne, {==*v.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ende omme te versterckene sijne alyancie, ten eersten als hy in desen voorseyde lande van herwaerts ouere, wten lande van Frigien commende metten voorseyde.iiij.hertogen, princepale heren ende edelinghen vanden lande van Troyen ghelant was, so gaf hi elcken vanden voorseyde hertoghen te wijue, een van sijnder dochtere, ende gaf hem lieden liberteyt ende vryheden omme te makende elc een stadt vp die pale van sinen rijcke ende vp die frontieren van Gaule bellijcque, als elc vanden hertoghen dede, want terwijlen dat hi.coninc.Bauo sijn voorseyde stadt van Belges dede maken, so dede elc van hemlieden stichten eene stede, die si also haest volmaect hadden (ter plaetsen haerlieder gheconsenteert als huerlieder vader die sijne'volmaeckt hadde. Ende die eerste Hertoghe was ghenaemt Turguncius, die welcke sondeerde die stede van Tongheren vp die riuaige vander zee occiane, inden tijde van sinte Seruaes, dye bisschop van Triere was, ende neue vander maget Marien, ende Iesum hueren sone, gelijc sint Ian baptiste was, welc vertrecken bi myrakelen van sinte Seruaes ghebuerde. Die tweede hertoge was ghenaemt Mossenanus, ende dye passeerde duer tforeest van Ardennen, ende hi fondeerde die stede van Mets in Loreynen, vp die riuiere ghenaemt dye Mossele. Die derde Hertoghe was geheeten Morinen, die stichte dye stede in latijne geheeten Morinum, diemen nv heet Terruwane, in Picaerdien, dwelck te segghene es in latine terra vana, also gheintituleert byden Hunen gheseyt die hongersche, die die selue stede namaels destrueerden. Die vierde hertoge was geheeten Carineus, die welcke sijn ghestichte ende woninghe maecte vp grote riuieren, in meersschen ende marasschen, die welcke hi dede suueren, ende dede in die voorseyde marasschen ende meersschen fonderen eene stede vp pijlen, diemen hiet Carijne, dwelc nv Ghent heet, gheleghen binnen desen voorseyde landen van Vlaendren, ghestaen op drie grote riuieren, daer grote schepen in varen souden, met alle andere aderen die in die selue riuieren vergaderen, loopende metten voorseyde riuieren tot in die zee. Vp welcke riuieren Iulius Cesar die eerste keyser van Roome naer dye seuen hondert iaren een schoon Casteel maken dede, so ghi in dese naervolgende Coronijcke wel hooren sult. ¶ Dese voorseyde coninc Bauo als hi alle dinghen gheordonneert hadde soe voren verclaerst staet, so intituleerde hy hem bouen den tijtele van sijnder conincklijcker maiesteyt, archidruide, dwelc also vele te seggen es, als prinche der priesteren, ende hooft vanden sacrificien, ende hy starf eerlic inden tijden als Sampson Iuge was ouer die kinderen van Israel, nae wiens ouerlijden, Bauo Belgineus sijn sone succerdeerde in sijn Conincrijc.xliiij.iaren, ten tijden als in Italien regneerde Iulius excanus Eneas sone, die hi hadde by Ereusa wijlen coninc, Priamus dochtere, van Troyen, van welcken troncke, sichtent commen ende ghedescendeert es die voorseyde Iulius cesar, deerste monarchie vanden Romeynen, van hem beginsel nemende, daen of in deser Coronijcken wat van sijnder regnatie verclaerst wert, midts dat hy in dit voorseyde lant van Vlaendren sekere ghestichten hadde ghedaen maken, omme die van Lottrijcke, ende die van Gallen mede te dwinghene, so ghi int selue capittele hooren sult, maer omme die edele van desen lande te lauderene, dwelck men niet te vullen ghedoen en can, soot blijct byden hertoge Carineus fondatuer vander edelder stede Carinea, dwelc nv die machteghe stadt van Ghendt es, so dat voren verclaert staet, dat noch die ingheboren erfach teghe poorters ende borgheren vander stede, edel, ende vanden bloede der edelder Troyanen ghedescendeert sijn, want die gheslachten vander seluer stede hebben ten diueerschen stonden hueren here ende sijn landt ontsedt ghedaen yeghen die moghentheyt der Gallen, ende andere princhen, ende contrarie sijnde den seluen hueren here ende sijnen lande, soot hier naer in dye Coronijcke verclaert sal werden daert behooren sal, daer of ick noch swijchen wille, ende verclaerssen voort, hoe dat naer die.vij.hondert iaren dat dit voorseyde Landt hadde gheregiert gheweest byden edelen Troyanen, ende naer die regnatie van Alexander Coninck van Macedonien, heere van alle der weerelt, wiens rijcke onghestadich ende onlange duerende, tvoorseyde lant van Vlaenderen versocht was vanden lande van Vlaendren. {==*v.v==} {>>pagina-aanduiding<<} [Nv suldi hooren hoe Iulius Cesar, omme tlant van Lottrijcke ende die gallen te bedwinghene] Nv suldi hooren hoe Iulius Cesar, omme tlant van Lottrijcke ende die gallen te bedwinghene, ter obedientie vanden Romeynen, in dit voorseyde lant van Vlaendren diueersche ghestichten gemaect heeft etc IN Loths tijden die.lxxvi.Iaer Baeliu ende Rechter was ouer dat volc van Israel, so quam eene dye Ianus ghenaemt was, dye een borch maecte, vp die stede daer nv Rome staet, ende dese borcht was Ianulus ghenaemt, ende Ianus was dye eerste coninck van Italien, ende dit was hondert iaer ende.vij.na dat die kinderen van Israel door die roode zee ghegaen waren, doen Pharao met alle sinen scharen daer inne verdranc. Na Ianus quam vp die voorseyde plaetse regneren Saturnus dye wt Creta ghevloden was, ende naer hem regneerdere Picus, ende naer Picus regneerde Famus, ende nae Famus regneerde Latinus, ende in Latinus tijden wart die edele stadt van Troyen ghedestrueert vanden Griecken, ende doen so quam Eneas van Troyen gheuaren in Italien, ende daer so nam hi Latinus dochter tot eenen wijue, ende die.v.Coninghen dye voor Eneas hadden gheweest, die hadden ontrent.C.ende.l.iaren gheregneert in Italien. Dese Eneas stichte die stede van Pado, daer hi starf, ende na Eneas, so wart sijn sone Ascanius coninc, ende dese coninck Ascanius temmerde in Italyen een groote stadt die Alba hiet, ende na Ascanius regneerden in dese stadt Alba.xiiij.coninghen achter een, ende dese.xiiij.coningen regneerden in Alba ontrent.iiijc.ende.xl.iaren, ende hier na so temmerde alder eerst die stadt van Roome Romulus, ende Remus sijnen broedere, ende doen doode Romulus sinen broeder Remus, ende also bleef Romulus alder eerst alleene regnerende, in die stadt van Rome. Ende na Romulus regneerden in Rome noch.vi.coningen ontrent.ijc.ende.xl.iaren, ende doen so wert die.vij.ste.coninc.verdreuen, die ghenaemt was Tarquinius superbus, omme dies wille dat sijn sone Lucresiam vercracht hadde. Ende hierna so worden binnen Rome, ghecoren Raetsmannen oft Burghemeesteren, die Consules hieten, ende dese Consules regierden Rome.iiijc.ende.lxiiij.iaren, tot dat Iulius cesar ofte Gayus quam die met foortsen die moghentheyt van Rome in nam, ende die alleene eerste here van Rome was, ende ooc keysere, daer alle die Keysers afgecommen zijn, ende ooc die stede van ghent. ¶ Ende nae dat die Romeynen den.vij.sten.Coninc.van Rome verdreuen hadden soot voorsede es, doen coren si Raetsmannen die met eeren ende met grote vromicheyt dye stadt van Rome regieren souden, so dat Rome dat hooft vander weerelt was, ende int eerste iaer nae dat die coninghen verdreuen waren, doen so wart Brutus die eerste raetsman ghecoren, die den.coninc.Tarquinum selue verdreuen hadde, ende na hem worden ander raetsmannen ghecoren, die Rome.xl.iaer regierden, ende int.xl.ste iaer werden te Rome ghecoren.x.mannen, die decemviri ghenaemt waren, ende dese.x.mannen regierden Rome. Ende int honderste ende.vi.iaren.xxxvi.iaer na dat die Coninghen van Rome verdreuen waren, doen coren die Romeynen weder eenen raetsman, die de stadt van Rome regierde, ende dese wart weder Consul ghenaemt, ende Cetillus was dye eerste Raetsman weder, ende na Cetillus regneerden te Rome, andere Consules achter een tot int.C.ende.xlviij.ste iaer, nae dat die Coninghen verdreven waren, ende doen coren die Romeynen Quintilium tot eenen regierdere, ende dese regierder wart Dictator ghenaemt, ende nae Quintilium regierden Rome andere dictatores achter een tot int.C.ende.lxxxvi.ste iaer. Ende doen so coren die Romeynen weder eenen Raetsman tot eenen regierdere, die Consul ghenaemt was, ende dese Raetsman dye was Papirius ghenaemt, ende na Papirius regierde Rome andere raetsmannen, achter een tot in dat.ijc.ende.xliiij.ste iaer, naer dat die coninghen veriaecht waren, ende in dat iaer werden te Rome twee Consules ghecoren, die Mannilius ende Regalus genaemt waren, ende alle iare waren te Rome twee nyeuwe consules ghecoren, die Rome regierden, tot int.ijc.ende.xcij.ste iaer naer der coninghen verdrijuinghe, ende vp desen tijt regierde Rome Publius Cornelius scipio, ende int.ijc.ende.xcviij.ste iaer regierde Rome Fabius maximus, ende dese wart weder Dictator ghenaemt. Ende int iaer daer naer regierden Rome weder twee Consules, Lucius eraculius pau- {==*vi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} lus ende Terencius varro, ende int iaer.iijc.endeiij.regierde Rome als een raetsman Leuinius ende Marcellus, ende int.iijc.ende.v.Iaer, Claudius Marcus ende Leuinius salinator ende int.iijc.ende.lxi.iaer, na dat die Coninghen verdreuen waren, so wart Scipio affricanus raetsman ghecoren te Rome, ende int.iijc.endelxiij.iaer wart die ionge Scipio affricanus raetsman ende regierder van Rome ghecoren, ende int.iijc.ende.xcij.iaer, werden Metellus ende Posthumius raetsmans ende regierders te Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.iiij.na dat die coningen waren verdreuen, so waren Gayus Marcius ende Marius, tot raetsmannen ende regierders van Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.xxij.wart Silla met foortsen alleen raetsman ende regierder van Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.xlix.wart Marcus Tullius Cicero raetsman ende regierder van Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.lviij.werden Pompeius ende Crassus tot regierders ende raetsmannen ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.lxij.wart Iulius Cesar ofte Gayus alleen heere ende Keyser van Rome, ende na hem sijnt ghebleuen Keyseren totten daghe van heden, die Rome alleene regeerden. ¶ Iulius die wart gesonden vanden Romeynen int duytsche lant ende in Gallien, omme alle die natien vanden volcke onder die subiectie vanden Romeynen te bringhene, ende Iulius die trac alder eerst met sinen volcke ende heyre ouer dat gheberchte van Italien int duytsche lant, dat Alemanien ofte Germanien ghenaemt es, ende dit was ontrent Zwitserlant, ende daer dede hi een brugghe maken, daer hi met sijnen heyre, ouer den rijn in Gallien trac, dat nv Vranckerijcke ghenaemt es, ende al hadden die duytschen ende Gallen veel nederlaghen ghehadt tegen die Romeynen, nochtans en was in Gallien oft in duytschlant noeyt Romeyn ghecommen, omme die landen te beuechten. Ende doen die Gallen dat vernamen, dat Iulius cesar met groter macht in Gallia quam, so vergaderden si een heyr wt allen den landen van Gallien, ende Germanien, om Iulius te beuechtene, eer hi ouer den rijn in Gallien quame ende die Beauuoisijnen die Bellouagi genaemt waren, dye waren vp dien tijt die cloucste ende die machtichste van volcke die wt gheheel Gallien ghecommen waren, ende waren wel.lxm.wtgelesen mannen sterc, die tegen Iulius Cesar quamen. Die Zwitsen ende Swanen die quamen van.xij.steden teghen Iulius cesar met.lm.mannen wel ghewapent, Nerrij die nv Tornasijnen ghenaemt worden, quamen ooc met xlviijm.mannen ghewapent, dye van Atrecht ende die van Ambiens met den Artoysen, die brochten met hemlieden bet dan.xvim.mannen, van orloghen, Merapi quamen tegen Iulius cesar met.ixm.mannen, die Callenoysen die men nv Vlamingen noemt, die quamen met.viij.duysent mannen, dye Vermendoysijnen brochten.xm.mannen, Cateli ende accuazij diemen nv Henewiers noemt, die brochten met haer.xviijm.mannen, ende Analoysen ende Tongry, diemen nv Brabantsoenen noemt, die brochten.xm.mannen. Adules Conclurses, Eburones, Ceroci, ende Cenani, die Allemanen ofte hooghe duytschen ghenaemt waren, die brochten met haer.xlm.mannen van wapenen, ende alle dese voorseyde waren sterc.ijc.duysent ende.lxxxijm.wtgelesen mannen, die tegen Iulius Cesar quamen om hem te beletten, dat hi ouer den rijn niet passeren en soude, maer dese Gallen ende Germanen werden byna alle van Iulius cesar versleghen, also datter seer luttel ontuloden. ¶ Hier nae wert Iulius gheware dat die Barbaren weder grote schare van volcke vergadert hadden van menich duysent, ende hier tegen so sant hi eenen Roomschen capiteyn, dye Gabba genaemt was, met.xij.Legioenen van Romeynen, ende dese verslougen meer dan.xxxijm.mannen vanden Gallen oft Barbaren. Hierna so trocken die Aquitanien, die ouer die riuiere ghenaemt Gheroude woonden, ende wouden tegen Iulius vechten, maer Iulius versloucher meer dan.xlviijm.mannen van haerlieder volcke, ende hier naer bereyden haer alle die Germanen die tusschen den rijn ende der elue woonden, omme Iulius Cesar te bestrijdene want si haer verlies cleyn achteden, ende teghen dese slouch Iulius so meneghen strijt dat hi meer dan vierwarf hondert duysent mannen ende.xl.duysent van haer verslouch, ende hier naer so ghecreech Iulius inne vele borghen ende steden in Gallien, in Germanien. Ende hier naer so dede Iulius sijn brugghe voorseyt breken die hy ouer den Rijn hadde doen maken, ende hi quam met sijnder schare van volcken den Rijn afgheuaren, ende onder weghe so stichtede hi die stadt van {==*vi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Gulicke, ende doen dede hi Nymweghen maken, in Ghelderlant, tot een pale, ende teekenen dat hi al Gallen ende Germanien tot daer toe onder den Romeynen ghebracht hadde, ende alle dat lant dat beneden Nymweghen lach vp dien tijt Sassen ghenaemt, ende van Nymweghen so track Iulius ouer die mase, ende daer nam hy ooc al dat lant inne, ende hi maectet al den Romeynen onderdaen. ¶ Aldus so hadde Iulius gheconquesteert Almanien, Zassen, Zwauen, Zwitsen, Doringhen, Aquitanien, ende Gallien, ende hi hadde bi hem eenen rudder die hiet Brabon, ende om dat hi desen rudder seere beminde soe maecte hi hem coninc van Doringhen, ende van Agrippinen, dat nv Cuelen es, want Cuelen was doen die hooftstadt van Agrippinen. ¶ Naer dat Iulius alle dese landen in sijn handen ghecreghen hadde, so quam hi nederwaerts, van ouer dye mase, met alle sijnen volcke tot in Vlaendren, dwelc doen hiet het woud sonder ghenade, ende hi quam ter plaetsen daer hi die leye ende die schelde vant, welcke plaetse hem wtnemende seer wel behaechde, ende hy vant daer een stercke stede, die daer voortijts byden Troyanen ghemaect was, ghenaemt Carinee, so voren geseyt es, aen die welcke stede hy aen dwest eynde dede een schoon ende sterc casteel maken, vp pijlen, want het een marasch was, ende midts dat hi die selue stede ghefondeert vant vp pijlen, noemde tvoorseyde casteel na hem Gayanda, so nv die stede vp den dach van heden ende sichtent die fondatie vanden seluen casteele geheeten es, want hy Gayes Iulius cesar ghenaemt was, ende naer dat hy tvoorseyde casteel volmaect hadde so dede hy buyten der voornomder stede ende casteele maken twee tempelen, daermen Mercurius den afgod aenbidden soude, dwelc nv die cloosteren ende Abdyen sijn van sinte Peeters ende sinte Baefs, ende in dese stadt so liet hy al sijn volc dat ter orloghe niet meer dienende was, ofte die met hem gheen armoede lijden en wilden. Ende van daer so track hi lancx der zee, omme meer lants te winnene, ende doen so stichte hy Lillebuc, dwelc nv sinte Maurissis kercke es te Rijssele, ende Thorout, ende doen hiet Vlaendren twout sonder ghenaden ende daer woonde lancx te zee seer grote ruesen die Iulius alle verslouch, ende Iulius wan alle dye landen west van der zee. Ende also trac hy tot Bolonien ofte Beunen, ende hier na versach Iulius ouer die zee noch een lant dat groot Bretaengien ghenaemt was, dwelck datmen nv heet Inghelant, maer binnen den tijt dat hi te Buenen lach, so dede hi daer een sterc casteel maken, ende daer na so track Iulius ouere na Inghelant met alle sijne schare, daer hi tot twee reysen wederstaen was van dien volcke, so dat Iulius daer vele van sinen volcke doot liet, ende keerde weder na Buenen als hi daer een wijle tijts ghelegen hadde ¶ Doen quamen tot Agrippinen, dat es Cuelene bi Braboene voorseyde drie grote heren van Iulius cesars wege, met grote macht van volcke. Die eene hiet Brutus, dye andere Crassus, ende die derde die hiet Ecliopus, dye Brabon seer benijde, omme dat Iulius hem coninc ghemaect hadde van Doringhen, ende si seyden tot Brabon als dat si trecken wilden tot Iulius omme hem bystant te doene, so dat Brabon met hemlieden track, ende si quamen te samen met haerlieder volcke tot Lueuene, dat nv Brabant es, ende daer stont eenen tempel daer die heeren den afgod Mars plaghen te gheloouene oft te aenbedene, maer eenege boecken orconden dat Brabon Iulius daer gheloefde ende eedt dede van des rijcx van Rome weghe, doen hi dat lant van hem ontfinc. ¶ Ende doen so trocken dese.iiij.heeren voorseyde van daer den rechte wech naar Iulius, ende sy quamen lijdende door een lant dat vol riets stont, ende doen seyden die heeren, hier moet emmers van water bi wesen. Doen seyde daer een diet lant kende, dat daer by liep een riuiere die de Schelde hiet, ende dat daer vp die passaegie, daer si ouer moesten schepen woonde eenen ruese vp eenen torren, ende hy wachte daer den tol, want die ouer die schelde wouden sijn, die moesten daer laten die helft van hueren goede, ofte die dat ontvoerde die moester laten haerlieder een hant. Die heren dit verhoorende seyden dat si den ruese beuechten moesten, doen so seyde Brabon dat hijt doen soude, dwelck hi dede, ende hy verslouch den ruese met groter pine ende arbeyt, ende slouch den reuse sijn een hant of, ende wierpse ontrent der haluer schelde, ende also verre als hi die hant wierp, also verre so behoort die schelde aen Brabant, ende van dier hantwerpinge, so {==i.r==} {>>pagina-aanduiding<<} heeft Antwerpen noch den name behouden. ¶ Ende doe die ruese doot was, so trocken die vier heren voorseyde naar Iulius, ende als si quamen ter plaetsen daer nv Ghent staet, daer Iulius seer aen gewrocht hadde, dese plaetse voorseyde dye behaechde den heeren seer wel, seggende tot malcanderen, dat dat een seer wtnemende stercke plaetse was, ende daer vernamen si dat Iulius te Buenen lach, ende doen so trocken si daerwaert, ende als si daer quamen, was Iulius seer blijde van haerlieder comste. ¶ Ende corts daer na so trac Iulius ouer met sijne scharen van volcke nae groot Brytaengien, dat nv Inghelant es, ende daer comende, so wart daer seer gheuochten ende bitterlick, ende met groten arbeyde ende pijne so verslouch hi hueren here ende coninck ghenaemt Cassibiliaen, ende hi maecte groot Brytaengien gheheel onderdaen den Romeynen, so dat si hem moesten tribuyt gheuen. ¶ Ende also wederomme keerende in Vlaendren daer hi vele Roouers vandt, die hy alle te nyeuten dede, ende hi slouchse alle doot, ende dat was ontrent thorout, ende hi gaf te dier plaetsen in Vlaendren schone preuilegien ende vryheden, ende daer vertrocken die heren, hoe dat Brabon den reuse versleghen hadde vp die schelde, daer dat riet stont, daer die ruese groten tol nam, ende hoe dat hi des ruesens hant gheworpen hadde in die schelde, ende hi trac metten heren ouer die schelde daer den torre stont, daer die ruese woonde, daer nv tclooster van sinte Michiels staet Tantwerpen, ende Iulius dede daer maken een borch, ende hi maecte die plaetse ende die eerde heylich, naer die heydensche ende Roomsche manieren, ende hi maecte daer den coninc Brabon Marcgraue des helichs rijcx, ende om den hantwerp die Brabon wierp, so gaf hi der stadt den name Antwerpen, ende Iulius die gaf die wapene van Antwerpen een borch van siluere, int velt van kele, ende noch twee handen, ende noch voeren si vp den dach van heden, den tijttele, vanden Marcgraefschepe des helichs Rijcx, van des keysers van Roomen weghe. ¶ Binnen den tijden dat Iulius cesar hier in Vlaendren was, doen ter tijt geheeten dwout sonder ghenaden soot voorseyde es, so voer hy iaghen met sijnen heren, ende si iaechden eenen hert, die welcke als hi niet ontulieden en conste soo viel hi neder ter eerden voor Iulius cesar, ende weende tranen also dye herten plegen alsse sien dat si steruen moeten. Doen nam Iulius den hert vp ende liet niet meer iagen, ende dede den seluen hert aen doen eenen gulden halsbant aen sijnen hals, die seer costelic was, ende vp den halsbant stont ghescreuen in griecsche letteren aldus Iulius cesar heeft mi gheuaen, maer door sijn edelheyt liet hi mi gaen, ende desen hert leefde na Iulius menich hondert iaren, want den bant was ghewassen in sijn vel, dat men den bant niet en bekende, doen hi ghecreghen was. Ende in dye selue reyse so quam Iulius te Lueuene, daer den tempel van Mars stont, daer die heren den afgod Mars plaghen te louene, ende ooc den Roomschen rijcke ghehoorsaem te geloue, ende noch so heeft die stadt den name daer af behouden, ende Iulius dye stichtede te Lueuen, eenen borch, ende van daer so trac hi met sinen volcke twee mijlen van daer, ende daer schoot hi eenen Arent, al vlieghende, ende noch so heet die plaetse daer of Aerschoet, ende Iulius maecte daer een Casteel, ende van daer so trac hi naer Rome, want hy hadde gehoort dat Pompeius ende Crassus hem seer sterc ghemaect hadden, omme hem te beuechtene ende te wederstane, want die Romeynen hadden een statuyt gemaect, dat die regierders ofte capiteynen ouer dye.v.iaren hem niet absenteren en mochten ende midts dien so meenden Pompeius ende Crassus voorseyde hem te verdrijvene wt Rome. Dus so quam Iulius met alle sijne scharen van volcke yegen hemlieden. Daer wert wtnemende seer gheuochten ende bitterlijck, ende na vele vechtinghen ende grote bloetstortinghen, so wan Iulius cesar den strijt, ende hadde victorie, ende Pompeius vloot in Egypten, ende Iulius track naer hem, maer Pompeius en dorste daer niet blijuen, ende vloot in Alexandrien daer hi onthooft wart, ende sijn hooft dat wart Iulius ghesonden. ¶ Van desen Pompeius leestmen dat hi.xxij.coninghen verwonnen hadde, maer na dat hi den tempel gods onteert hadde, so en street hi noeyt hy en wart verwonnen, ende desghelijcx Crassus die rechter van Syrien die den tempel gods beroofde, hi wart ghedoot met ghesmoltenen goude, dat hem in sijn kele ghegoten was. Vele exempelen vintmen van sulcken Tyrannen die de helege kercke, ende die ghee {==i.v==} {>>pagina-aanduiding<<} stelicheyt hem nyet en ontsien te onteerene, dat si versleghen worden, ofte anders quade doot steruen ketyuelicken. ¶ Aldus soe keerde Iulius, ende hi quam met machte binnen Rome dat hy wan sonder weere, ende hi wart daer ghemaeckt ende ghecoren, een eenich prinche te wesen vanden Romeynen, dat noeyt te voren gheweest en hadde, ende hi dede hem Imperator noemen, ende doen en mochten die Senatoren gheen Consules meer maken, ende dit was.vijc.ende.xxij.iaren na dat die stadt van Rome eerst ghesticht was ende.iijc.ende.lxxix.iaren nae dat die Coninghen wt Roome verdreuen waren ende Gayus Iulius Cesar, die eerste Keyser van Rome, en dede hem gheen coninck namen, maer Imperator ende Cesar Romanus, ende dit was int.iij.iaer vander regnacie van Cleopatre. Ende Iulius Cesar domineerde als Keysere van Rome, ontrent vijf iaren, ende na hem werden alle princhen van Rome Cesares geheeten oft keysers ¶ Iulius Cesar was van fatsoene hooghe ende lanc, blinckende ende wit van verwen, vol van aensichte, ende bruyn van ooghen, sterc ende dapper van leden, ende seer liberael, sijn rudderen seer goedende, ende ooc seer lief hebbende, hy was seer sober van drinckene, ende sonderlinghe vanden wijnen, ende in die speceryen en was hi niet seer sonderlinghe curioes, ende int wel spreken so ghinc hi met glorien alle menschen te bouen, ende hi maecte selue een costelijc boeck in latijne van sijnen gesten, ende die es noch ghenaemt Comentaria cesaris, welcken boec Cicero wter maten seer prijst ¶ Iulius Cesar conste alderhande wapenen ende peerden wel hantieren, ende bouen alle sijn ondersaten mocht hi alder best arbeyt ende aermoede verdraghen, ende hi was die eerste in perijckele, die sijn volc in haren noode te hulpe quam, daer si verlast waren, ende dicwils so stont hi alleen vechtende tegen ontallike vele andere lieden, ende die wech vloden die bracht hi weder omme int heyr, ende hi gaf sijne rudderen sulc eenen moet, dat si dicwils vercreghen dat byna ommoghelic scheen, ende als sijn heyr vanden vyanden verscheyden was so wiste hi dat weder te vergaderen ende tot victorie te bringhene, ende hi strafte seere alle die ghene die onghetrouwe ende verradelic waren, ende nae die victorien so loonde hijt dicwils sijne Rudderen, na huere vromicheyt ende hi noemde sijn rudderen Commilitones, dats te seggen sijn medeghesellen, ende die wapenen van sijnen rudderen die dede hi costelick verchieren met goude, ende met siluere, omme dat si te vromelijcker vechten soude, ende te nauwer toe sien souden dat sise niet en verloren, ende hier omme so was hi van sijnen rudders seere bemint ende ooc ontsien, ende si en waren niet veruaert hoe groot een macht yeghens hemlieden quam. ¶ Ende voor Iulius Cesars doot so ghebeurder vele wonderlijcke teekenen, die vele te lanc waren om scriuen. ¶ Dese Iulius Cesar hadde een lange tijt gheregneert eer hy Keyser wart, ende hy was so clouc ende so vroom, dat sijn handen ende sijn herte byna ommoghelijcke dingen vermochten, in manier van spreken, hi hadde binnen sijnen tijde gehadt.lij.strijden, daer of hi alle die victorie hadde, want hy maecte den Romeynen onderdanich, geheel Spaengien, Aragoen, Cecilien, Italien, Almanien, geheel Gallien, groot Brytaengien, dat es Inghelant, ende noch groote menichte van anderen landen. ¶ So ghebeurtdet als hi ontrent den.v.iaren Keyser gheweest hadde, soot voorseyde es, so ghinc Iulius Cesar int capitolium, ende daer wart hem in sijn hant ghegeuen eenen brief, daer in ghescreuen stont, hoe dat Cassius ende Brutus wt waren omme hem doot te stekene, ende desen brief was noch in Iulius hant ghevonden als hi doot was, niet open ghedaen sijnde, ende daer so wort hi ghedoot van Cassius ende Brutus voorseyde, ende dit gheschiede bi conspiratie, omme dieswille dat hy alleene Prinche sijn woude. ¶ Ende dit was ontrent.xl.iaer eer Christus gheboren was, ende daer naer so wart Augustus Keyser, die de doot van Iulius Cesar sijnen oom wrekende was. Ende inden tijde van dese Keysere Augustus, so was Ihesus Christus onser alre salichmaker gheboren vander reynder maghet Marie Amen. ¶ Hier eyndet die Prologhe. {==ij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Dits die genealogye van vranckerijck waer huut dat Vlaendre eerst ghesproten es, waer of die Edele Coronijcke hier naer volght. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [ALs die stadt van Troyen ghedestrueert was vanden Griecken] ALs die stadt van Troyen ghedestrueert was vanden Griecken],, bet dan.xx.m. personen daer ongheselgiert, ouerbleuen waren met haren wijfs ende kinderen, waer of die principaelste waren Priamus die sone van Frigius, sone vander dochtere vanden groten Priamus coninc van Troyen, Francio ende Anthenor sine neuen. Eneas Frigius broedre ende Turquatus, dese quamen alle te schepe Ende stichteden die Stadt van Venegen in die zee, binnen tijden sy so seere vermenichden van volcke, so dat si hemlieden deelden. Ende Eneas behielt Ytalien. Turquatus voer te Effesien, ende hietet naer hem Turckye francie, Pryamus ende Anthenor met.xiij.duysent volcx voeren in thende van Bulgherien, by den broucken ende meerschen van meotidis vp die dunauwe, ende stichteden daer die stede van Sycambren, van dier stede hieten si Sycambrianen. Ende omme dat sy waren vanden Remenante ofte ouerbliuen van Troyen, hietmense troyanen. Ende van Franciso huer lieder Capiteyn hietmense Fransoysen. Ende als si alle doodt waren, die Sycambren stichteden, die naer commers van hemlieden ordonneerden dat huerlieder hooftman ende hertoghe heeten soude Pryamus, ter weerdicheyt vanden groten Pryamus, coninc van Troyen, omme dat si alle Troyanen waren, ende van Troyen ghedescendeert. Anno domini.CCC.ende.lxxxij.binnen der Keyseren Gracianus ende Valencianus tijden, die van Allanen rebelleerden yeghens die Romeynen, ende sy en wilden den Keysers gheen tribuut betalen. Ende die Keyser Valenciaen seyde tot den Sycambrianen, wilden si die Allanen dwinghen met den sweerde, dat si quamen ter obediencie vanden keysers van Roomen, men soude hem lieden franck ende vry maken thien iaer langh, van allen lasten, ende van allen settinghe ende trybuten. Die Sycambrianen nament aen, ende vochten yeghen die Allanen, so dat sijse brochten ter obediencie vanden Romeynen. Ende daeromme hietmen die Syncambrianen Francken. Ende daer naer so quamen sy wonen vp den Rijn, ende maecten die stadt van Franckeuoort. Ende binnen proces van tijden, so conquesteerden si tlandt van Gallen, datmen nv Vranckerijcke heet. Ende oock Camerijcke, Kuelen, Triere, Mets, Orlyens, Amyens, ende al langhedock, Tourreyne. Garsscoenge, Nerbone, Prouencen, ende Bourgoengne. Dye Capiteynen die de Allanen verwonnen, waren Pryamus ende Anthenor. ¶ Hier naer volcht die Genealogie van hem lieden, ende hoe langhe dat sy Rengneerden. {==ij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} EErstpryamus Hertooghe, dye Rengneerdexi.iaer. Anthenor Hertoge rengneerde.xij.iaer. Marcomirus Dux Pryamus sone, rengneerdexl.iaer. Somno Dux Antenors sone, rengneerde.xxxix.iaer. Ferramundus Dux Marcomirus sone rengneerde.xij.iaer. Hi was deerste coninc Ende wan Gallien metten sweerde, ende dede gallien heeten Vranckerijck. Hi starf Anno domini.cccc.xliiij. Hi was een heyden ydolatre. Clodius Rex Ferramundus sone, rengneerde.xx.iaer. Hy wan Camerijcke, Amyens, ende Doornicke. Meroueus die edele coninc ende prinche van wapenen, hi was des conincx Clodius neue Van hem quamen ende descendeerden alle die coninghen van Vranckerijcke, tot den coninc Puppijn toe. Hy rengneerde.ix.iaer. Ende starf Anno domini.cccc.ende.lxxiiij. Cilderick wan Kuelen, Triere, Orliens, Angiers. Hy rengneerde.ix.iaer, ende was ofghestelt om sijne luxurie ende ouerspeels wille. Ende die Romeynen stelden eenen Coninc in sine stede ghenaemt Egidius Romanus. Hy rengneerde.viij.iaer, ende wardt doot ghesleghen. Ende die voornomen Cilderick wardt weder coninck, ende wan veele Landtscapen, ende beterde seere die crone van Vranckerijcke. Hi was coninc onder voren ende naer xxiij.iaer.hi starf int iaer ons heeren.cccc.ende.v.hi ende alle sijn voorsaten waren heyden ydolatren. Clodoueus deerste kersten coninc was gedoopt van sinte Remigius te Ryemen. hy rengneerde.xxx.iaer. Lotharius cloddoueus sone rengneerde.L.iaer.hi starf anno domini.cccc.lxxxv Cilpericus Lotharius sone, rengneerde.xxiiij.iaer.hi starf anno domini.vic.ix. Die coninginne Fredegundis sijn wijf bedreef ouerspel met eenen Ruddere die den coninc Cilpericus doot slouch. Lotharius Cilpericus sone, rengneerde.xl.iaer, ende hi leyde den conincx stoel te Parijs, dye daer te voren altoos ghestaen hadde te Soyson. Hy starf int iaer.vic.xlix. Ende onder hem begonst eerst die heerscappie van den Foreeste van Vlaenderen, so ghi corts hyer naer int langhe ghedeclareert sult hooren. Dagobert Lotharius sone, sandt sint Loy in tforeest van Vlaendren, omme Vlaendren te bekeerene, tot den Kerstene ghelooue. Ende hy stichtede te Brugghe sinte Saluators kercke, inde Eere van sinte Wulfrant. Clodoveus Rex xvi. Theodericus *** xviij. Clotarius xvij. Cildericus *** xix. Theodericus xx. Clodoueus xxi. Cildebertus Monacus Rex xxij. Dagobertus.f.Cildericus monex. xxiij. Cilpericus xxiiij. Lotharius xxv. Cilpericus xxvi. Theodericus xxvij. Cildericus monex. xxviij. Ende hier es huute Moreueus gheslachte. Ende sichtent den voorseyde gheslachte, so sijn Coninghen van Vranckerijcke gheworden, Puppinius die eerste. Karolus magnus die.ij.Lodouicus pius die.iij.Karolus caluus die.iiij. Hier laten wi dit, ende willen beghinnen die Coronijcke, ende die hystorie vanden Foreestiers. Ende vanden Grauen van Vlaendren etc. {==iij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Hier beghint die Coronijcke, ende dye hystorie vanden foreestiers. Ende vanden Grauen vanden Lande van Buc, twelck men nv heet Vlaendren. ANno Domini als men screef.vic.en.xxi.in dien tijden dat Deus dedit was paeus te Rome. Ende die roomsche Keyser hiet Eradius, die welcke dat heylighe cruce ons heren wan vanden coninc Cosdre, die hy doot slouch vp die Ryuiere vander Dunauwe. Ende ten seluen tijden so regneerde in Vranckerijcke die coninc Lotharius Cilperijcx sone, die welcke was de vierde Kersten coninc van Vranckerijcke, als ghi hier voren hebt ghehoort. [¶ Van Lyederic zalewaerts sone, die welck was, den eersten foreestier van Vlaendren, ende hoe hi den Ruese versloech] ¶ Van Lyederic zalewaerts sone, die welck was, den eersten foreestier van Vlaendren, ende hoe hi den Ruese versloech. Ende hoe hi Ydonea Sconincx van Vranckrijcx dochter troude, waer af hi ghecreech.xv.sonen ende drie dochteren. Dat eerste Capittel, {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} IN dyen tijden was een vroom behendich man van wapenen, ende een foreestier vanden wilden ende tamme beesten, wyens name was Lyederick van Lylelez Buc, die welcke was die eerste foreestier, Heere ende Prinche int woudt ende wildernisse sonder ghenaden, twelc eerst waeruen hiet tlant van Buc, ende nv esment heetende tlandt van Vlaendren. Dese voorseyde Liederic was Zalewaerts sone, die Prinche was van Digoen die hi hadde by Ermegarde, dye vrauwe was van Roussilioen. Dese liederic verslouch eenen harden groten Reuse, die welc hiet Fynaerdt Ende was een wreedt fel tyrandt binnen den lande van Buc voorseyde. Ende de voornomm Liederick die slouchene doot voor sijn casteel. Twelck men heet Lilelez buc, dats te segghen Rijssele neffens Vlaendren, welc voorseyde casteel es nv sinte morissis kercke. Ende Liederick wan dit voorseyde casteel met crachte, ende veriaechde alle tghesinne van den voorseyde Reuse Fynaerdt, ende wan sinen schat. Dit wordt vernomen ende bekendt van alle den volcke wonende binnen den voorseyde landen van Buc, want si warens seer blijde. Ende tvolck al ghemeene, quam tot Liederick, begheerende dat hy wilde werden huerlider beschermere here ende prinche, het welc hi accepteerde ende wort huer lieder kersten prinche ende forestier int voorseyde landt, nv elcke was vul Roouers ende vul dieuen ende moordenaers, die welcke hy alle dede hanghen aen boomen. Het gheuiel in tander iaer van Liedericx regemente dat eenen maderant van Bourgoengen met sinen neue Madonus van Poytiers, ende Zwijnchaert van Partenay ontschakeden vrau Ydonea des conincx Lotharius van Vranckerijcke dochtre. Ende hi meendese te voeren in Inghelandt. Als dese voorseyde heeren quamen tusschen Noble dat nu Atrecht heet ende Doornicke so worden si onderlinghe cabbelende ende vechtende, ende Zwijnchaert van Partenay stac Madon van poytiers doot Ende daer omme vrau Ydonea beual haren waghenare dat hi voere altoos duere, ende als sy gheuaren quam vp ontrent een groote mijle den casteele van Lylelez buc, doen quam Lyederick der vrauwen Ydonea te {==iij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ghemoete, ende hy hadde gheuanghen eenen hert. Ende liederic dochte dattet moest een edel vrauwe sijn, hi vraechde haer oft haer gheliefde met hem te treckene tot sinen Casteele, si was seere verblijt, hoe wel si was met drucke van herten bevaen, omme dat die Prinche van Poytiers doot was, ende sy in tcasteel commende so beual sy den wagenare ende huer twee camerieren dye met huer van Parijs quamen, dat si Liederic niet segghen en souden wie dat si ware ofte van waer dat si quamen. Liederic die edele baroen ontfinck dese edele vrauwe weerdelike ende seer eerlijcke. Ende si vernachtede aldaer met hueren gheselschepe, sy vraechde Liederic oft hy gheen wijf en hadde. Hi antwoorde noch niet, want mijn auentuere van huwen en quam noch niet, hy vraechde, Wie dat sy was ende van wanen dat si quam ende werwaert dat si meende te treckene, doen seydese dat huer vader was een edel man van hoogher gheboorten. Ende een ioncprinche van vreemden landen, hadde mi so lief ende meende mi te leedene in Inghelandt, ende al daer mi te trauwene. Ende tusschen Ryuiere twelcmen nv heet duway ende der stede van Doornicke daer wordt hi doot ghesleghen ende also quamt toe dat ick sijn gheselschap moeste laten, ende lieten mi achtere, also ghy mi in mijnen osbaer saecht, ende ghy mi beweghet hebt gode lof. Ende weet dat ic nemmermeer in mijns vaders yeghenwoordighede en soude durren commen, ende ic en sa[l] nemmermeer thuyswaert gaen, ic sal lieuer dienen ghelijc eenen dienstwijue. Liederic vraechde haer om haren name, ende of s[i] kersten ware, sy antwoorde mijn kerste[n] name was ydonea, doe vraechde Lieder[ic] {==iiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} waeromme sy nemmermeer en meende weder tot haer vader te treckene, noch tharen lande. Ende dat sy lieuer dienstwijf huer leuen lanc bliuen soude. Doen vraechde hy huer, oft haer gheliefde bi hem te blijuene niet om een dienst ionckwijf te sine, maer als sijn weerde lief, omme sijn goedt ende sijn casteel wel te achter warene, ende bi gheualle noch te wordene sijn ghetraude wijf, ende ghetrauwede kijnderen bi hem te hebbene Sy seyde vermocht ick bi hu te wesen een iaer of twee, ic hope in gode dat hu mijnen dienst wel behaghen soude. Ende aldus so bleef vrau ydonea by Liederic, ende huer camerieren vertrocken, maer sy en dorsten te Parijs niet weder omme trecken. maer den waghenare voerde die camerieren in eenen waghene te partenay int lant van poytau Ende int wech varen huuten casteele van Lilelez buc, die waghenare seide tot Liedericke. Och edele here ende lieue weerdt hanteert doch dese vrauwe wel ende eerlijcke, het es also edele een maecht van gheboorten ende kersten als eenighe vrauwe tusschen hier ende prusen oost, ende spaengen west Liederic en begeerde gheen ander wijf dan ydonea. Ende hi ghecreech bi haer binnen xij.iaren.xv.cnapelijcke kijnderen, ende ooc drie dochteren. Nota. vp feestelijcke daghen so drouch vrau ydonea cleederen van dierbaer baldekin met goude besaeyt. Maer Liederic drouch eenen keerle van graeuwen burckelschen lakene. Ende al sine kijndren omme dat si edel waren vander moederlijcker zijde, daer omme dede Liederic sine kinderen maken ondersneden cleederen Aen die rechter zijde van ruden graeuwen lakene, ende aen dander zijde van baldekin met goude duersaeyt. Nota. Int iaer ons heren.vic.ende xxvi.sandt den coninc lotharius sinte amant die bisschop was van Mastricht, in Lottrijcke, ende in Vlaendren, om te prekene tkersten ghelooue. Ende comende vp die schelde te Ghendt, de wijfs wierpen naer hem met coeschitten, ende andre vuylicheden. Ende hi wordt dicwil inde Schelde ghesteken om te verdrinckene, hy bekeerde tlandt van Vlandre al omme ouer die schelde, ende dat int iaer.vic.xxvi. Als Ydonea.xiiij.iaren by Liederic ghesijn hadde. Die coninc dochte eens in sinen droom daer hy lach en sliep, als dat hi iaghede vijf daghen lanck naer eenen witten hert, ende inden vijfsten daghe worde hi gheuanghen in een foreest, die iaghere diene vijngh die hadde binnen sinen belokene van sijnder wuensten eenen schoonen Rooseboom, die welcke doe hadde.xv.de schoonste roosen die seere wel roken, ende drie schoone ghespende niepkine. Ende den coninck den rooseboom ansiende ende hem dochte dat hy niet blijdere en hadde gesijn binnen sinen leuene. Ende als hi ontwaken was, hi gaf te kennene tvysioen van sinen drome, so dat hem was gheraden te gane iaghene. Ende aldoe wast een lettel ghesneeut int beghinsel vander maent van sporcle, ende die coninc was te Soyson. des morghens hi disponeerde hem ter iacht te gane. Ende hi in eenen busch comende aensach hi eenen al te grooten vreeselicken hert, de welcke liep altoos noordtwaerdre. Ende die coninc Lotharius reedt altijt achter met sinen peerde des andren daechs dye coninc Lotharius verloos al sijn volc, ende vp den derden dach die coninc verwisselde sijn peerdt, te Doornicke, ende hi nam sommeghe lieden met hem als hi ontrent.iij.mijlen hadde ghereden si saghen den hert de welcke liep te Rijssele waert. Ende die coninck reedt altijdt achter den hert. Ende tgheselschap dat hem volchde huut Doornicke si verloren den coninc ende reden weder omme te Doornicke waert, de coninck Lotharius sach noch den hert ende hem dochte dat hi sach een casteel, ende daer omme stack hi sinen hoorne, ende peinsde ware daer eenich edelman, hi sal huten casteele commen, Liederic sadt vp sijn peerdt horende den hooren vanden coninc ende nam sinen hooren aen sinen hals, ende buten sinen casteele commende, hy siet den hert die seere mat ende moede was, ende Liederick vinckene met sinen honden ende duerstackene met sinen spiete, dye coninck Lotharius die quam daer toe ghereden daer Liederic den hert ghedoot hadde. Ende elck groetende den andren. Liederick vraechde den coninc wie hi was, hi seyde hi was een ruddre Fransoys die hadde vijf daghen lanc dien hert altoos gheiaecht, ende hi hadde alle sine ghesellen verloren. Doen seyde Liederic, och edel vriend ende he {==iiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} re comt met ons vp ons casteel, ende midts dat ghy desen hert hebt gheuolcht vijf oft ses daghen lanc, comt ende rust hu vijf oft ses daghen wi willen blijde sijn ende vanden hert eten ende wel te ghemake wesen. Die coninc in tcasteel comende, dye vrauwe.Ydonea was seer versaecht omme dat sy Lotharius hueren vader sach van vreesen soe bedeech si sieck ende wordt ligghende te bedde. Den coninck ter tafelen gaende ende aensiende die xv.knechten, ende die drie dochterkins, hi vraechde wiens kijnderen het waren. Liederick seyde god heeftse mi verleent bi eenen vreimden wijue. Ende bi huer so heb ic.xviij.kijnderen ghehadt binnen.xiiij.iaren. Ende dicwils twee kijnderen te gader. Dye coninck vraechde waer omme hebben si ondersneden cleederen. Ende dat beste laken es aen de luchter sijde, ende het behoort bet ende waerschuldich te sine aende rechter sijde. Liederick seyde vriendt omme dat mijn vrauwe es edelder dan icke ben, daer omme hebbic den kijnderen aende luchter sijde ghedaen maken baldekin, ende aende rechter sijde grouf laken als ic draghe. Die coninc wordt seer merckende vp die kijnderen, want si hadden alle die vysonomye vander moedere. Die coninc vertelde hem ende wardt segghende hets leden ontrent.xv.of xvi.iaer dat mijn dochter ontscaect was van den Prinche van poytiers, maer waer dat si toe belende en constic noyt gheweten, dese kijnderen hebben alle so wel de vysonomye van mijnder dochter. Och edel vriendt ende lieue weerdt sal ic die moeder van desen kijnderen niet moghen sien. Liederic en wiste niet dat sijn gast was die coninc van Vranckerijcke, ende vadre van sinen wijue Ende Liederic sprack den coninc toe segghende, ic sal mijn wijf die moeder van desen kijnderen doen commen, ende men ghinck om haer, maer si en wilde niet commen. Liederic ghijncker selue omme, daer si lach vp huer bedde weenende seere Hi seide haer dat si quame ter tafele, si seyde dat en dadic niet om aldat goedt dat in eerderijcke es, want hu gaste dat es mijn vadere, den groten Lotharius coninc van Vranckerijcke. Liederick was seere in sijnder herten verwondert, want hi en conste binnen.xv.iaren voor leden die sy met hem ghewoont hadde noyt van huer gheweten wie dat huer vader was. Lyederic ghinck totten coninck segghende dat si sieck te bedde lagh. Die coninck vraechde al noch van wanen dat sijn wijf was, hi seyde ende hi swoer den coninck dat hi binnen.xv.iaren dat si te samen ghesijn hadden van haer noyt en conste gheweten van wanen datse was, noch ooc wie huer vader was, of van wat gheslachte dat si was. Doen vraechde die coninc hoe es hueren name. Liederic seyde, si heet ydonea. Die coninc seyde, so eest ydonea mijn eyghen dochtere, sonder twijfle Doen seide die coninc tot Liederic. Ic gheefse hu tot eenen wettelijcken wijue. Ende wil hu prince maken van al dese landen hier ontrent ghelegen. Ende ic vergheue hu alle mesdaet dat ghi bi huer geweest hebt sonder tconsent van mi, of van onsen maghen. Die coninck Lotharius wildese emmer sien, eer hi drincken of eten soude. Ende Liederick leede den coninc ten bedde daer Ydonea lach, so stond si vp van hueren bedde, ende wellecomde hueren lieuen vadre, ende al daer seyde si hem alle de gheuaernesse, hoe dat si aen den heere Liederic gherochte. Die coninc maecte blijde chiere ende bleef aldaer.x.daghen lanc, ende men ontboodt al dese naeruolghende steden, als Doornicke, dye van Noble dewelc men nv Atrecht heet. Ende die vander Ryuiere dat nv duway es. Dese quamen al in Liedericx casteel, tot den coninc Lotharius. Ende die coninc gaf sijnder dochter Liedericke den foreestier teenen wettelijcken wijue, in de presencien vanden principaelsten ende de edelste ende eerlijcste van Doornicke, Ryuiere ende Noble. Ende men hielt daer een costelijcke feeste ende brulocht vijf daghen lanc gheduerende. Ende dye ter brulocht quamen gauen ghiften ter weerdicheyt van hueren vadre den coninck Lotharius van Vranckerijcke. Ende die coninc maecte Liederic Prinche ende Here ende Foreestier, van alle den steden van Sommenoble totter noordt zee, in presencien van alle den ghenen die ter feesten vander brulocht ghecommen waren. Dit waren die steden daer Liederick heere of ghemaect wordt. Eerst Sommenoble, Vermandoys, Nyelle, Aryen, Beunen, Seclijn, Ryuiere, Lylelez buc {==v.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Blondijn, Brughstoc, Aerlebeke Buysen Dese feeste vander brulocht ghedaen sijnde ende daer alle saken vulcommen, die coninc Lotharius beual Liederic bouen allen dinghen dat hi dat foreest van Vlaendren, ende alle die steden ende landen, daer hi hem here of ghemaect hadde, houden soude in sijne rechtueerdicheyt. Ende ouer elcken recht vonnesse streckende. Also wel vp den rijcken als vp den armen, also wel ouer die edele als ouer tscamel ghemeente, Twelcke hi den coninc beloofde te doene. Ende hy swoert hem niet achter te latene. Ende dede daer manschip den coninc Lotharius, van al tgene dat hi van hem ontfanghen hadde, voor al dat volc, dat daer ter brulocht commen was. Ten.xi.daghe naer dat die coninc Lotharius seer weerdichlic ontfanghen gheweest hadde, so heeft hi orlof ghenomen aen sine dochtre omme te Parijs waert te treckene. Ende dye van Doornicke hem seere grote weerdicheyt bewijsende, ende hem met groten dienste bi waren, ouermidts dancbaerheden huute dien dat Cilperick des conincx Lotharius vadre hadde ghedaen eerst fonderen onser Vrauwenkercke te Doornicke, hier bi gheleeden sy hem met state al tot Parijs toe. Ende Liederic nam.vij.van sinen oudtsten sonen eerlicken gehabytueert, ende si voeren met haren vadre, ende met haren grootheere te parijs waert. Nota. dat die van parijs haren coninc hadden ghedaen soucken, ende hadden ducht dat hy vanden wilden beesten verbeten hadde gheweest. Ende die coninc in parijs commende alle dat volc van parijs was seere verblijdt ende toochden hem blijde wellecomme, ende men reedt yeghens hem met blijden ghelate, ende daer wordt ouer al ghehoort alle dye maniere, hoe den coninc Ydonea sijn dochtre gheuonden hadde, ende dat sy van.xv.cnapelijcke kinderen moeder was, vanden welcken die.vij.oudtste sonen met Liedericke hueren vadre binnen Parijs present daer bijden coninc waren. Daer omme ordonneerde den coninck een groote feeste, ende dede beroupen een Ioostement ter weerdicheyt van Liedericke. Ende daer hadde Liederic in dat ioostement die eere, den danck, ende den prijs, als die alder sterckste, ende die vroomste Prinche van hem allen.die in dat ioostement waren, {==v.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ende men houeerde daer.viij.daghen lanck ende men hielter grote feeste, die Heren, Princhen, ende menich Edel Baroen, vergifteden Liederic, ende sinen.vij.kijnderen, die met hem te Parijs ghecommen waren, welcke Heeren ende vrauwen sonden schoone ende costelicke ghiften der schoonder bruudt Ydonea, des conincx van Vranckerijcke dochtre. Ende Dagobert des voorseyde Conincx Lotharius sone, der schoonder Ydonea broedre was ouer blijde, omme dat sijn lieue sustre aldus leuende gheuonden was, ende veele te meer omme die schoone ende vrome kinderen die van huer ghecommen waren, vander welcker dat hy oom was. Dese eerlijcke en tryumphante feeste ghehendt sijnde, Liederic nam orlof aen sinen sweer Lotharius den coninc, ende aen sinen zwaselijnc Dagobert. Ende aen alle die edele, grotelic bedanckende hemlieden vander weerdichede, die hem en sinen wijue ende sinen kinderen ghedaen was. Ende daer beual den coninc Lotharius sinen behuweden sone Liederic, als dat hy dat wilde foreest van Vlaendren wel ende rechtueerdelic regieren soude, Ende suveren van allen straetroouers ende malefactuers. Liederic te vlaendren waerts commende met alle sine.vij.kindren, in alle die steden die hem ghegheuen waren so was hy eerlijc ontfanghen, als huer lieder nyeuwe Prinche ende Here. Ende dede maken vp die Leye te Aerlebeke een casteel al daer hi sine woonste maecte. Ende als Liedericx kijndren groot waren, so deelde hy sine heerscappen onder sine kijndren. Iozeram was dhoudtste, ende Leenhoudere. Anthonius die gaf hi dat Foreest van Buc dat men nv Vlaendre heet. Bosschaert hadde des princhen dochtre van Leuwene, ende Boudewijn was heere van Sommennoble dat nv es Amyens, Lyonel was heere in tlandt van Vermendoys. Gallerant was heere van Nyelle. Mauris was heere van Lylelez buc, datmen nv Rijssele heet. Saladru was heere van Aryen. Bandrijn was here van Ryuiere, dat nv es Duway. Maniser was heere van Sychin dat nv heet sint Omaers. Ioffroyt wordt heere van Blondijn, dat nv Ghendt heet. Ganimedes was heere van Brughstock, twelc men nv Brugghe heet. Bandianus was heere van Aerlebeke. Ende hi hadde dat casteel doen meersen. Ende dedet costelicke maken, ende pingieren daer inne die wapenen van Saluwaerdt sinen groothere ende van Ermegarde {==vi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} van Ronsselgon sijnder grootvrauwe, ende van vrau Ydonea sijnder moedere, die ionghe Liederick die welcke was die ionckste sone ende die laetste van vijfthien kinderen was versleghen van den Sarasijnen voor die stede van Parijs. Dye groote Liederic dye dede vele busschen vellen binnen den lande van Vlaendren, twelc men doe hiet twout sonder ghenade, ende seer vele lants winnen, ende hi stichtede Brugghestock, ende dede maken eerst onser vrauwen cappelle diemen nv heet sinte Donaes. Dese Liederick was eens bi Parijs met al sijne kinderen in eenen grooten strijt, al waer derthien heydenen coninghen waren, ende daer was seer vreesselijcken gheuochten, al daer so bleuen doot versleghen vier heydenen Coninghen, ende vijf vlodender te Spaengien waert als te haren lande, inden seluen strijt verloos Liederick sijnen ioncksten sone. Liederick die Prinche van Buck was alsoo gherechtigh, het gheuiel in eene somertijt ontrent sint Ians baptisten dach midsomers, dat Liederick hadde van sconincx Lotharius lieden, die welcke quamen visenteren mer vrauwe Ydonea sijn wijf, ende dat ter weerdichede vanden Coninck Lotharius, dye welcke worden minlijck ontfanghen, hy ontboot diueersche van sijnen edelen subgijten, mannen ende vrauwen, omme die edele dier commen waren eerlick te ontfanghene. Ende daer was een groot hof beroupen, soe datmer houeerde, danste ende reyde. Ende eeneghe vanden ionghen ioncfrauwen verhit wesende die weinschten omme kersen, prumen ofte ander fruyt, so datter quam aldaer eene schamele vrauwe met eenen paendere vol nyeus fruyts te vercoopene om huer ende huer kinder ander voetsel met dyen ghelde te coopene. Dit siende Iozeram Liedericx oudtste sone, dye welcke cochte tvoorseyde fruyt sonder ghelt te gheuene, maer beloefde datmen haer wel betalen soude, welcke paendre met fruyte worde ghestelt voor dye vrauwen ende ioncfrauwen, ende dat belof van betalene wort vergheten, ende dye voorseyde vrauwe was verbeydende voor die poorte om betaelt te wordene van haren fruyte so haer beloeft was, ende wort eyndelick doncker nacht, ende doe ghinc si thuyswaert, ende als si thuys quam soe vant si huer kindeken doot van hongher Tsanderdaechs daer naer keerde si weder ende claechdet Liedericke, dye welcke reet met Iozeram sijnen sone te Doornicke ende deden daer aen die galghe hanghen sonder letten. Dit verhoorde die Coninck Lotharius dat Iozeram die oudtste leenhoudere schoffierlicken ghedoot was, hi confisquierde alle die steden ende landen die hy Liedericke ghegheuen hadde, ende hi quam met eender grooter heyrcrachte yeghens Liedericke. Ende buyten Rijssele was seere gheuochten maer Liederick hadde die victorie, ende eyndelick wart den paeys ghemaect tusschen den coninck Lotharius ende Liederick. Ende corts daer naer toe starf die coninc Lotarius ende dat was int iaer ons heeren.vi.hondert ende seuen en dertich. Ende naer Lotharius soe regneerde sijn sone die vrome coninc Dagobert, dye welcke seynde sinte Loy in Vlaendren omme te bekeerene alle dat volc lancx den zeecant van Gwyse tot Oostburch. Ende te Brugghestock stichte hy sinte Saluators kercke in dye eere van sinte Wulfrant. Ende om dat sinte Loy een groot deel van Vlaendren bekeerde, specialick lancx den zeecant, daer heift hi in Vlaendren twee mesdaghen binnen den iare. Dese Liederic stichte te Brugghe die burch ende tcasteelken vanden Looue ende onser voorseyder vrauwen cappelleken, welck nv es Tsinte Donaes, maer Boudin dyserin deerste Graue van Vlaendren dede dye cappelle breken, ende den choor maken alsoomen dye nu heden vp den dach sien mach. Liederick als hi dat foreest van Buck, dat nv Vlaendren heet, gheregiert hadde den tijt van sessen vijftich iaren, soe rees eene oorloghe tusschen Syghebeert ende den coninc Clodoueus Dagoberts sone ende Liedericke, want Syghebeert woude Amyens ende Vermandoys of trecken Liedericke ende Liedericx kinderen, ende gheuenet sijnen neue den Coninck Clodoueus. Ende die monic Syghebeert ende Clodoueus quamen met groten heyrcrachte voor dye sommenoble, ende aldaer was seer gheuochten. Ende in dien bloedegen {==vi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ende groten strijt was die edele Foreestier Liederick seer ghequetst, so dat hijer corts of starf, ende wort gheuoert te Arien, ende aldaer seer eerlijcke begrauen, inden iare ons heren alsmen screef seuen hondert ende seuen en tseuentich. Nota dat Liederick hadde eenen bastaert die hiet Namelon, die hi hadde bi Graciane des Conincx dochtere van Bretaengien, by haren versoucke als sy ionck was. Ende als dye Ionghelinck Namelon.vi iaren oudt was, so sandtmene al heymelick tot Liederick sijnen vadere, ende als Namelon groot was, so was hi een edel stout man van wapenen, ende hi ghecreech met sijnder vromicheyt een groot deel vanden lande van Meustren, datmen nv Normandien heet. [¶ Van Anthonis Liederic sone, den tweeden Foreestier] ¶ Van Anthonis Liederic sone, den tweeden Foreestier, vanden lande van Vlaendren, die welcke regneerde ontrent sesthien iaren. Ende daer nae so was hi ende sijne kinderen, oock mede het meestendeel van sijnen vrienden ende maghen versleghen vanden Wandelen ende vanden Hunen. ¶ Dat.ij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ANthonis Liedericx sone was die andere Forestier, hy regneerde ontrent sesthien Iaren, die welcke was versleghen vanden Wandelen ende vanden Hunen, ende sijne kinderen, ende al dat meestendeel van sijnen broeders. Ende Vlaendren, Brabant ende Lottrijcke was bedoruen vanden Hunen, vanden Wandelen, ende vanden Gotten, ende gheduerde wel die spacie van hondert iaren, omme dat crancke regement vanden coninghen van Vranckerijcke, tot datter quam den coninc Kaerle Marteel ende sijn sone puppijn, die vanden Paeus Zacharias coninck van Vranckerijck ghemaeckt was. Ende dye voorseyde Paeus nam den Coninck Cildericus, diemen hiet Hildericus sijn croone ende sceptre, ende dede dien Cilderick eene crune scheeren, ende maectene monick in Sarepten, ende men gaf dye croone ende den sceptre Puppijn Kaerle Marteels sone hem ende sijne nae commers. Ende dese Puppijn ende sijn vadere stelden Vranckerijcke weder omme te pointe, ende verdreuen alle die Sarazijnen ende die van westen, als die spaengiaerts ende die van Zassen metten Hunen, ende Gotten, ende die Alanen ende Wandelen die huyten Oosten quamen. Ende dese nyeuwe coninghen suuerden Vranckerijcke van alle onghelooueghe menschen, hier toe so was Gheeraert van Rossilgon behulpelick, ende Kaerle Marteel commende in Vlaendren vp die Leye in tcasteel te Haerlebeke, voerde daer Escoreyt boscharis sone, here van Lueuene des heren Liedericx derde sone, die selue Escoreyt hadde eenen sone gheheeten Liederic, die welcke als hi twintigh iaren oudt was, ghinck hy metten Coninck Puppijn ende naer Puppijns doot, hi woonde metten Coninc ghenaemt Karolus magnus. Ende als doe begonste tlant van Vlaendren weder te becommene tsijnen eersten state ende in redelicken pointe. Anthonis eer dat hy vanden Hunen versleghen was, ouermidts dat sijn vader te Arien begrauen was, daer by dede hy die selue stede van Aryen meersen ende beuesten, ende deder inne fonderen sinte Iacobs kercke. {==vij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Van Lyederick van Haerlebeke den.iij.Foreestier, dye welcke Vlaendren seer suuerde vanden Roouers. ¶ Dat.iij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} LYederick van Haerlebeke Escoreyts sone, Boschaerts tsheren van lueuenen sone, die liederick van Lylelez buc sone was, te wijle dat hi woonde metten coninc Karolus Puppijns sone, vertrack hi coninc Kaerle hoe dat sine voorders heeren van Vlaendren gheweest hadden. Ende daer waren noch casteelen ende woonsten die ghepingiert waren metter wapenen van Vranckerijcke ende van Rousselioene, ende vanden heeren van Lotterijcke daer sine voorders of commen waren Dit vernemende die grote coninc Kaerle midts dat Vlaendren al doe noch wilt was ende vul moordenaers ende roouers, hy beual Lyedericke dat hy aldaer vpper iagere wesen soude ende een foreestier. Ende dat hi tlandt vanden roouers soude pijnen te suuerene. Lyederic oorlof nemende aenden coninc quam te Vlaendere waert ende maecte sine woonste te Haerlebeke al daer hy vp ghehouden was. Ende hy suuerde altemet Vlaenderen, maer daer waren sommeghe dye groot gheweldt den volcke ghedaen hadden, dye welcke leyden dicwils laghen omme Lyedericx Casteel te stelene ende te ghecrijghene, ende hem te doodene hadden si gheconnen, die welcke hieten Mylon van lauwe, Iaques van lauwe, Ende van steenvoorde le hardy met sinen drien bastaerden ende een yeghelic hadde eenen stercken torre, daer si hem vp onthielden ende woonden. Item noch wasser Hughe van langemarc, Lauden van eluerdijnghe ende Testaert van boesijnghen. Item bouchaerdt ende Landriet Alle dese waren horrible moordenaers. Ende waren tsamen so sterck ende so machtich datse Liederick nyet en conste verwinnen. Die coninck Kaerle seynde te Doornicke ende te Vlaender waert den Bisschop van Parijs om te visenterene of si goede kerstenen waren, Ende of si den sondach vierden ende of si die zede hilden van goede kerstenen. Ende als den voorseyde bisschop quam bijder brugghe van pontawendijn, so wordthi bespronghen vanden voorseyde Roouers diene doot sloughen Ende die knapen reden seer drouuich wech, totter wet van Doornicke, twelcke niet varre en es vandanen, ende dedendaer huere clachte, des Bisschops van Parijs lieden waren ghearresteirt vander wet van Doornicke weghe, ende dye vander wet van Doornicke sonden boden hute om die waerheit van dyen claerlicke te ondervijndene. Ende dye voorseyde boden vonden doot ligghende den voorseyde Bisschop van Parijs. Ende die heerders die daer vp dien acker die beesten wachten, seyden dat si den eenen moordenaer wel kenden. Ende hiet heer Erby van landen, maer wye dander waren dat en wisten sy niet, dese boden keerden metter bodtschap te Doornicke waerdt. Ende des dooden Bisschops knapen worden ontsleghen Ende tlichame vanden Bisschop wort ghehaelt ende begrauen in onser Vrauwen kercke te Doornicke. Ende dye waerachticheyt van deser houtraedicieuse moordt wordt ouer ghescreuen den coninc van Vranckerijcke, ende wie de roouers ende moordenaers waren. Die coninck Kaerle dye men hiet Karolus magnus, ontboodt Lyedericke dat hi commen soude bi hem te Parijs twelck {==vij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} hi dede, ende Lyederick commende biden coninck, dye coninc ondersochtene hoet met hem stondt. Lyederic andtwoorde hoe dat hi altoos stondt ende was in vreesen, ende en dorste nauwelic huut sinen casteele trecken, omme die groote foortse ende ouerdaet die die voorseyde Roouers bedreuen. Lyederick bleef een stick tijts byden coninc, ende dit was int iaer.viic.ende.xcij. Int eerste iaer vanden Keyser Constantijn, die coninck Kaerle gaf Liederick van Aerlebeke Auctoriteyt ende moghenthede den quaden te hanghene ende te doodene, Ende te iusticierne naer huer lieden verdiente. Ende maecte hem ende sine naercommers gheweldeghe princhen ende foreestiers van Vlaenderen. Ende beual hem alle die roofcasteelen ende moortholen vanden voorseyde neghen roouers te minerenne, ende te nyeuten te doene. Ende daer toe so gaf den coninc den seluen Lyederick eene quantiteyt van saudoniers ende lieden van wapenen, die huer lieden saudye ontfanghen souden te Doornicke. Ende helpen Liedericke alle die quade roouers ende vertasserers te nyeuten doen, ende Vlaendren helpen suueren. Liederic in Vlaendren commende, hi ghecreech altemet dese voorseyde Capiteynen vanden roouers, Eenighe worden doot ghesleghen int gheuecht. Andere dede hi hanghen aen boomen ende aen galghen, hy wierp omme ende raseerde huer lieden sloten ende roofhuysen ende verdreef al huer lieden medepleghers, Onderwijsende dat die castyhijnghe was huuren specialen beuele vanden Coninck Kaerle van Vranckerijcke. Ende dye coninc hadde belooft dat hi soude seynden diuersche Monicken ende Predicaers binnen vlaendren, vp dat by dien die rechte reghelen van eenen goeden kersten menschen leuene soude meughen vermeerst ende versterckt worden, binnen den Lande van Vlaendren. Ende Lyederick dede stichten ende fonderen sint Saluators Kercke te Aerlebeke. Ende als hi Vlaendren gheregiert hadde.xliiij.iaer so starf hi, ende sijn sone Inghelram dedene begrauen (met eenen also grooten state) te Aerlebeke, in sinte Saluators Kercke, ende dit was int Iaer ons heeren alsmen screef viijc.ende.xxxvi. ¶ Van Inghelram den.iiij.Foreestier, die welcke veel Steden ende Dorpen fondeerde. Dat.iiij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} INghelram Lyedericx sone van Aerlebeke die track tot den Coninck Lodewijc die goedertieren ende dede hem manschip vanden Foreeste ende Heerschapye van Vlaendren, Hi dede vele Steden ende Dorpen maken vp loopende Beken ende vp Rijuieren, ende so dede oock Andrack sijn sone. Dese Inghelram rengneirde in Vlaendren ontrent xviij.iaren, ende starf int Iaer ons heeren viijc.ende lij. Hi licht begrauen te Aerlebeke bi sinen vadere, hi was de vierde foreestier in Vlaendren. ¶ Van Andrack den.v.Foreestier, die welcke vele Bosschen dede vellen. ¶ Dat.v.Capittel. {==viij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ANdrack Inghelrams sone, die vijfste foreestier, Hy regierde Vlaendren ontrent.x.iaer, hi dede manschap vanden heerscappye des foreests van Vlaenderen Aen den coninck Kaerle dye men hiet dye caluwe. Andrac consenteirde dat so wye buschvellen wilde, ende maken daer of winnende landt dat selue landt soude sine sijn, ende sinen naercommers emmermeer, huuten welcken quamen huut diueerschen landen vele menschen te Vlaenderwaerts medallen metter weune ende waren vele arbeyders, de welcke seere rijcke wierden vanden bearbeyden lande, ende vanden vruchten dye sy daer vp wonnen, ende haer lieder naercommers. Dese voorseyde Andrac starf inden iare ons heeren viijc.ende.lxij. Hy ligt begrauen bi sinen vader te Aerlebeke. ¶ Van Boudin dye.vi.Foreestier, die welcke wart Graue van Vlaendren ghemaeckt van den coninc van Vranckerijcke, ende trauwede die schoone Iudich, dochter vanden Coninck.ende brochte sinte Donaes lichaem te Brugghe. ¶ Dat.vi.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BOudin dyserin Andracx sone, dede homaigeende manschap den coninc Kaerle die caluwe, Hi was die.vi.ende die laetste foreestier, hi was seere vroom yeghens dye Heydenen, want binnen den heydensche lande dede hi vele vrome feyten ende duervacht meneghen strijdt met den coninck Kaerle van Vranckerijcke. Ende halp hem in heydenesse vele diueersche steden winnen, als Andronoble, ende Constantenoble, daer die voorscreuen Boudin groote eere behaelde bouen vele andre kersten Princhen, want hi metter handt verslouch meneghen meughende Sarazijn. Ende inden iare ons heeren alsmen screef.viijc.ende.lxiij.commende van Constantenoble te Vranckerijcke waert. Die voorseyde Lodewijc met Boudin dyserin andracx sone, so es waer, dat de selue Boudin die schoone Iudich des voorseyde conincx Kaerle die caluwe dochtre, ende was svoorseyde Lodewijcx sustre, die welcke Boudin dyserin so schoone toe sprac, so dat hijse ontscakede, ende brachtse in Vlaendren te Brugghe Bijder welcker hi hadde twee knapelijcke kinderen, waerof deene hiet Kaerle, ende dander Boudin, dit vernemende die coninc Kaer {==viij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} le die Caluwe, hy vergaderde een groote heyrcrachte, als volck van wapenen om Boudin Dyserin te nyeuten te doende ende te scoffierne, maer Boudin met sijnre vroomicheyt wesende in eenen wijch, by sinte Loys berch bi Atrecht verslouch dat heyrcracht vanden coninck, die welcke inden seluen wijch ooc gequetst was Ende hi vloodt naer parijs. Ende des iaers daer naer, so sandt die coninc Kaerle den bisscop Ancelmus van Reymen, met vele edele lieden van wapenen te vlaendren waert gheleedende om boudin Dyserin ende Iudich te verwatene. Naer t inhouden van die decretalen, die de Paeus Gregorius ordonneerde yeghen die ontscakers ende voordt so meende de voorseyde bisscop Ancelmus dat landt van Vlaendren te vermalendyene. Dit verhoorde boudin dyserin, ende ghinc den Bisschop te ghemoete hem ootmoedlic biddende, dat hi hem dyes verlaten wilde: maer terstont slouch des Bisschop volck naer boudin dyserin ende naer sijn volc maer boudin metten sinen weerden hem so vromelicken yeghens die fransoysen, so dat si het meeste deel doodt sloughen ende vijngender so vele dat nauw een ynckel ontgaen conde. Ende in dien seluen strijdt, was den voorseyde bisscop Ancelmus ooc doodt ghesleghen ende sijn oom gheuanghen. Ende om sine putertierhede ende quade woorden ende ghewercken, so dedene Boudin dyserin hangen aenden muer vanden Casteele van Rijssele al gheleerst ende ghespoort. Die coninc verhoorende die vromicheyt van boudin dyserin, Ende ooc merckende dat Boudin hadde.ij.cnapelicke kijnderen bi sijnder dochtre, die schoone Iudich. Men dede tractieren om een bestant van eenen iare tusschen den coninc ende boudin. Binnen deser tijdt van desen bestande, so reysden Boudin ende Iudich te Rome tot den paeus Nicolaus, diese beede absolueirde ende trauwede. Ende die paeus sant ij.cardinalen aen den coninc van vranckrijcke beuelende hem ende ghebiedende dat hi dat huwelic van boudin ende van Iudich sijnder dochtere consenteren wilde. Die coninc bescaemt sijnde merckende tbidden vanden cardinalen des Paeus ende sine meeninghe, so heeft hi ontboden met vriendelicken letteren, dat sine dochtre Iudich met Boudin hueren man souden commen te Parijs, metsgaders datsy vanden Paeus Nicolaus waren gheabsolueirt, ende ooc biden seluen paeus ghetrauwet si lieden biden beuele des conincx te parijs commende, hebben hem lieden verootmoedicht ende baden den coninc vergheuenesse van alle denpointen die si yeghen den coninck mesdaen mochten hebben. Die coninc seyde metsgaders dat ghilieden vanden paeus gheabsolueert sijt, so vergheuic v dat ontscaken van mijnder dochtre ende die mesdaedt dat ghi den bisschop mijnen bode versleghen hebt, ende die mesdaet vanden wijghe omme dat ghilieden tmijnen eersten ontbiedene bi mi ghecommen sijt, die coninc hielt Boudin en Iudich sijnder dochter te parijs, Ende dede ordonneeren een grote feeste in Anaxore, ende hi ontboodt bi hem alle sijn edelen van sinen state, ende voer daer met alle den edelen ende sijnder dochter Iudich. Ende boudin volghde hemlieden in Anaxore, daer was die feeste van der brulocht ghehouden met grooter tryumphe. Ende boudin ende iudich bleuen daer.viij.daghen lanc. Ende in die princepale feeste vander brulocht, so makede de coninc hem prince ende daer toe graue van vlaendren. Ende hi dede hem daer manscip, als vanden graefschepe van vlaendren. Ende die coninc dede hem gheuen tlichame van mijn here sinte Donaes, de welcke was eerdtbisscop van Ryemen, ende een helich confessoor, welc werde lichaem hi dede bringen in vlaendren te Brugghe, daert noch vp desen dach rust Ende dede breken onser vrauwencapelle inden burch de welcke liederic van Lylelez buc dede maken daer te voren, mer boudin dyserin deidse meerderen ende vauteren somen noch sien mach, ende daer gaf hy sinte donaes lichaem. Ende ordonneerde aldaer sommighe religieusen, die de.vij.getijden hilden daghelicx, hi dede maken den steen dat nv die vanghenesse es ende thoude schepenhuis twelc binnen sgrauen Lodewijcx vanmalen tijden ghebroken was ende vermaket so ment nv sien mach, ende was int iaer ons heeren.xiijc.ende.lxxvi. Ende boudin dyserin dede vernyeuwen dye looue. Naer dat hy Iudich ghetrauwet hadde, so rengneerde hy als Graue.xvi.iaer lanck.hi starf int iaer ons heeren viijc.ende.lxxxi.hi was begrauen te sint omaers in tclooster van sinte Bertins. {==ix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ¶ Van Boudijn die Caluwe den.ij. Graue, die Tclooster van sinte Peeters te Ghendt stichte, ¶ Dat.vij.Capittel. BOudin dye caluwe Boudin dyserins sone, dese was die tweeste Graue van Vlaendren, hy hadde teenen wijuen Geertruudt dye welcke dochter was van Eggedier, Adelwaerts sone, des conincx van Inghelandt. Ende si hadde te gader eenen sone, die men heet den grooten schoonen Aernoudt die welcke stichte tclooster te Blondijn dat men nv heet sinte Peeters te Ghendt, Hi leefde seere langhe, ende regierde Vlaendre in goeden payse, bet dan.xxxix.iaer lanck, onder Lodowijc balbun, ende Carolo magnum ende Lodewijcke ende coninghe bastadrum van iudouico baldun, ende onder den grote Hughe van Bourgoengen, Hughens sone dye viij.iaer regierde, ende gaf die croone den gherechten hoire van Vranckerijcke Karolo stulto Lodewijcx baldij ghetraude sone, dese Boudijn dye caluwe staerf des daechs naer dertiendach, int iaer ons heeren.ixc.ende xiij. Hy licht begrauen te sinte Peeters te Ghendt, welcke cloostre hy selue stichte. ¶ Van Aernout, dyemen hiet den Ouden, den.iij.Graue.die welcke.xij.Canueneken tsinte Donaes te Brugghe ordonneerde. ¶ Dat.viij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} AErnoudt diemen hiet den Ouden Aernoudt, als hy een ionck man was in Vranckerijc, men hieten den schoonen Aernoudt dese was die derde Graue in Vlaendren, hi verdreef die hunen ende die wandelen. Ende daeromme gaf hem dye Paeus die thiende in Vlaendren, van der Prochie van wijtsgate bi Ypre, die hi gaf der Kercke van sinte Donaes te Brugghe, daer hi ordonneerde.xiij.prouenden, ende deder stellen.xij.caneuneken reguliers. Hi regneerde wel.xxxvij.iaer onder den coninc van Vranckerijcke Karolus stultum. In sijns vaders tijdt, so was coninc in Vranckerijck ghemaect Hughe cappet, diemen seyt die vleeshauwere, als voren wat verhaelt staet, ende was int Iaer viijc.xcv. Dese Aernoudt starf int iaer ons heren.ixc.ende.lvij. Ende hi licht begrauen sinte Peeters te Gendt, bi sinen vadre, sijn wijf {==ix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} hiet Aleyt ende was des Grauen dochtre van vermendoys. ¶ Van Boudin dye ionghe, den.iiij.Graue, die veel steden, ende marcten stichtede. ¶ Dat.ix.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BOudin dye ionghe des ouden Aernoudts sone die hi hadde bi Machtelt des hertoghen hermans van Zassen dochtre. Ende hi hadder ooc by den ionghen Aernoudt, dese Boudin was die vierde Graue van Vlaendren, dese Boudin regierde iij.iaer lanck vlaendren, binnen der tijt dat sijn vader leefde omme dat sijn vader so oudt ende onvermeughen was. Dese Boudin dede vele profijts den lande van Vlaendren om steden te ordonneren ende te beuestene, hy dede stichten Ypre, sinte Winnocxberghe, Dixmude, Borborch, Duunkercke, Ardenburch ende Roesselare, Hi ordonneirde die maerckedaghen te stellene, als Typre, te Brugghe, te Cassele, te Borborch, te Vuerne, te Cortrijcke, te Roesselare, ende in meer andre plaetsen, ende ordonneirde hemlieden ende gaf sommeghe vrijheden. Item om dat in Vlaendren niet vele gelts en was, so dede hi ordonneren die coopmanschepe, bi permutacien ende in wisselinghe ofte manghelinghe deen ware voor dandre, te weten fruut om kiekenen, twee hennen om een gans, twee gansen om een verckin, een weder om drye lammeren, drie calueren om een cou. Dese Graue boudin was seer deuoot, maer hi en rengneirde niet langhe naer sinen vadere, want hi starf vanden pocken vp eenen nyendach Hi was begrauen inden tempel te sichijn dat nv sinte Bertens cloostre heet. Ende Machtelt sijn wijf, naer die doot van hem troude den Hertoghe van Angau. Ende by hem so hadde si drie sonen Gooselijn, Godenaert, ende Henselijn. Ende sy regierde wel.vi.iaren Vlaender landt, omme dat Aernoudt hueren oudtsten sone te ionck was, Dese voorseyde Boudin rengneirde.xiiij.iaer Ende starf int iaer ons heeren.neghenhondert en vijf en tsestich. ¶ Van Aernoudt Boudins sone, den.v.Graue. ¶ Dat.x.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==x.r==} {>>pagina-aanduiding<<} AErnoudt die ionghe Boudins sone, hi was die v.Graue van Vlaendren, Hy hadde te wijue Suzanna des conincx Berngarius dochtre van Ytalien ende van Lombaerdyen, ende hi hadde bi haer eenen sone die Boudin hiet, diemen daer naer hiet boudin met een schoonen baerde, Hi regierde Vlaendren ontrent.xviij.iaer binnen Lotharius tijden des conincx sone, diemen hiet Transmarijnus Ende binnen Lodewijcx Lotharius sone tijden, de welcke Aernoudt die ionghe.ij.coninghen manschip dede vanden lande van Vlaendren. Hi starf int iaer ons heren.ixc.ende.lxxxiij. ¶ Van Boudin metten schoonen baerde, den.vi.Graue, die welcke eerst het Ridderschap in Vlaendren ordonneerde. ¶ Dat.xi.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BOudin metten schoonen baerde. Hi was een alte schoone een man ende een vroom prinche groot ende sterck. Hy hadde te wijue Ogyeue des Hertoghen Ghijsebrechts dochtre van Lutzenburch. Deze Ogyeue hadde.v.Edele Princen te broeders. Eerst Aelbrecht die bisschop van Mets in Loreynen. Frederick die Hertoghe van Loreynen. Heyndrick hertoghe van beyeren. Diederick die Graue van Lutzenburch. Ghijselbrecht die Graue van Salijnes. Dese voorseyde Graue Boudin hadde byder voorseyde vrauwe Ogieue eenen sone, diemen hiet Boudin van Rijssele. Desen Boudin was dye vie. Graue in Vlaendren, hy ordonneerde eerst in Vlaendren Trudderschap. Ende hy ordonneerde ende stelde in die Steden ende dorpen, wijse ende zebareghe lieden, die Scepenen ende Wethouders souden sijn ende rechters. Hi hadde eerst manschip gedaen den coninck Hughe capet van Vranckerijcke ende dye ouerleedt, doe dede Boudin weder manschip, Hughe capets sone, die een seer gheleert man was ende groot clerck. Ende als Boudin metten schoone baerde Vlaendren heerlijcke ende wel gheregiert hadde xlvij.iaren lanc, doen verschiet hi van deser werelt, als men screef.M.ende.xxxv.ende sinte peeters bi Ghendt leyt hi begrauen. ¶ Van Boudijn van Rijssele, den vij.Graue, ghenaemt den goedertieren. ¶ Dat.xij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==x.v==} {>>pagina-aanduiding<<} BOudin van Rijssele, sone van Boudin metten schoonen baerde hi was die.vij.Graue in vlaendren, ende men hietene den goedertieren Boudijn. Hy dede die stede van Rijssele bemueren, hy stichte al daer sinte Peeters canesye, hy was een wijs ende wel gheordonneert Prinche, ghetempert ende ghemaniert, ende een vroom man van wapenen. Ende daer omme ghecreech hi te wijue Adelye des conincx dochtre van Vranckerijcke, bijder welcker hi hadde twee sonen Boudijn van mons, ende Robrecht de vryese Ende eene dochtre die Machtilt hiet, dye welcke hadde te manne Willem van Normandyen, dese willem wan Inghelandt metten sweerde. Ende wordt coninc van Ingelandt, dese boudewijn, ende Robrecht sijn ioncste sone (wonnen al tlandt van ouer dye Schelde, ende Thertochschip van eenhaem Houdenaerde, Gheerstberghe, Aelst ende Denremonde, Tlant van waes, ende dit in preiudicien vanden Keyser, ¶ Hoe dye Keyser Heyndrick met grooter heyrcrachte, nederquam, op den Graue Boudewijn. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} NAedat die keyser voorseyt verhoort hadde van die grote fortse ende ghewelt, dat Graue Boudewijn bedreef met sinen sonen, so quam hy met eenen also grooten heyrcrachte naer Vlaendren toe, te weten met xv.duysent mannen van wapenen. Ende hi quam duer Henegauwe naer sint omaers, om den Graue Boudin ende sine kijnderen te destruerene. Het gheuiel dat die ionghe Graue Robrecht die Vryese binnen der wijle, dat die Keyser in Vlaendren commen woude, omme naer sint Omaers te vaerene, om sinen vader te beuechtene, binnen der seluer tijde so wan Robrecht al tlandt van Walcheren in metten sweerde, Ende dye Keyser {==xi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} dat verhorende, dat Robrecht dat landt van Walcheren ghewonnen hadde, hi dede huut Lottrijcke commen noch.xxm.mannen van wapenen. Ende si quamen haestelicke byden Keyser te sint Omaers waerdere. In die stede van aercke al waer hi lach wel.v.weken lanc ende aldus was die Keiser wel.xxxvm.mannen sterc. Ende die Keyser meende wel te vercrijghene den Casselberch, ende also voordt altemet Vlaendren. Als Robrecht die vryese die sterckheyt des Keysers vernam, so riedt hi sinen vader Boudewijn, dat men bi daghe ende bi nachte, eenen nyeuwen dijck maken soude. Ende datmen gheenen cost daer yeghen sparen en soude. Die welcke dijck binnen.iij.daghen ende.iij.nachten, wel drie mijlen varre ghedoluen was. Ende vp eenen nacht so meende dye Keyser Cassele te belegghene. Ende daer thenden vanden nyeuwen dijcke, so quam Boudin van Rijssele met sinen sone Robrecht die vryese, den Keyser Heyndric te ghemoete ontrent met.xviijm.mannen, daer was seere gheuochten. Ende van Skeysers volcke versmoorden inden nyeuwen dijc wel.ix.duysent mannen bi ghetale. Ende bet dan.xij.duysent volcx was den Keyser of ghesleghen. Ende dye Keyser tsanderdaechs smorghens tijlicke ouermerckende, hoe sine Princhen ende vele van sinen edelsten ende vroomsten volcke die hi bi hem hadde, waren daer inden dijck versmoort, hy was iammerlijcke bescaemt ende ghescoffiert. Ende hi vertrack ende vloodt van daer al tot Nymmeghen toe, inden lande van Gheldere. Ende Robrecht die Vriese achteruolghende den Keyser met groter macht, ende stac dat vier in Nymmeghen. Ende in tcasteel aldaer dye keyser was, so dat die keyser van node moeste vlyen ende voer tot mens vp den Rijn, Desen Boudin van Rijssele naer die doot van den coninc Robrecht van vranckrijcke sinen sweere, midts dat des conincx Robrechts kinderen, Heyndric ende Philippus wie hi naer hem liet al noch te ionck waren, daer omme was hi ghemaect Rewaert ende Regent van Vranckerijcke, ende hy wast wel.xvij.iaren lanck. Ende dede hebben sinen oudtsten sone Boudin van mons, binnen sinen leuene in huwelicke Rijchilde de Grauenede van henegauwe, dye welcke weeduwe was van Hermanne den Graue van Berghe.daer bi datse hadde eenen sone diemen hiet Boudin de simpele, de welcke seere simple was Ende daeromme Boudin van Rijssele deden Clerck maken ende Canonick. Ende als Boudin van Rijssele ghestoruen was, so wardt Boudin van mons Graue van Vlaendren de welcke ooc aen Rijchilde sinen wijue behuwede dat Graefschip van Henegauwe. Ende omme dat tvoorseyde Graefschip van Henegauwe mochte toecommen sine kinderen, die hi hadde by Rijchilde, hi beleedet so dat sijn stiefsone die cannonick was die wordt Bisschop ghecoren van Chalons. Naer dat boudin van Rijssele, geleeft hadde ende.xxxiij.iaer lanc tlandt van Vlaendren gheregiert hadde in groten payse, ende in groter eeren ende hadde ooc.xvij.iaer geweest regent van Vranckerijcke, doen starf hi te Rijssele, int iaer ons heeren.M.ende lxvij.ende hi was begrauen in sinte Peeters canesye, die hi stichten dede Nae sine doodt vrauwe Odelye, die deuote weduwe van boudin van Rijssele de welcke des conincx van Vranckerijcke dochter was, stichtede die Abdye te Meessene, daer si bi daghe ende bi nachte in bedinghen was, ende diende gode in penitencien in vastene, ende in aelmoesene te gheuene. Ende als dit clooster vulmaeckt was, ende die Nonnen wel ghestapelt ende voorsien waren doen dedese haer voeren te Roome, in een Osbare ende tot den Paeus commende, nam si sine benedixie, ende dat gheestelic habijt van weduweschepe. Ende daer naer keerde si weder in haer Cloostre, te Meessene, ende daer sijnde, was sy een speghel van eenen goeden heleghen leuene, ende verschiet daer, naer datse hadde al haer heleghe sacramenten ontfanghen, ende daer lichtse begrauen. ¶ Van Boudin van Mons, die.viij.Graue van Vlaendren, de welcke ordonneerde dat dye Baliuus draghen souden, een langhe witte Roede. ¶ Dat.xiij.Capittel. {==xi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BOudin van mons Boudins van rijssele sone, dat was die achste graue van Vlaendren, hi was seere paysyuele, ende hy en drouch noyt wapene, hi plach achter lande te rijdene in Vlaendre ende in Henegauwe met eenen Spoorware vp die handt, hi ordonneerde dat die Balyuus in sine heerscepie draghen souden eene langhe witte Roede in de rechter handt, in teekene van gherechticheden ende goedertierenhede. Naer die doodt van sinen vadre, so was sijn regement so eerlic ende so notabelic ende so payselijck, datmen in Vlaendre noch in Henegauwe niet en vacht, noch men roofde, noch men en stal daer niet, noch men en vermoorde niement, dus en wast gheenen noodt datter yement wapene draghen soude, yeghens yement die leefde, omme dat ouer al in vlaendren soe vromen pays was, dye van sint Omaers, Beunen, Arien, tlandt van Guysen, ende oock in tlandt van vier Ambachten, metten lande van Waes, tlandt van Aelst, metten Lande van Walcheren, nyewers en was eeneghe veete, twist ofte oorloghe noch nyement en dorste yeghen dieuen oft roouers eeneghe dueren sluuten, of ploughen wechdoen vanden velde, want alle dinghen waren also vrij, al hadtmen ghedreghen platteelen vul goudts achter weghen, nyement en hadt den andren begheert te nemene, dese Graue Boudin ouermerckende die vromicheyt van Robrecht de vriese sinen broedre, die yeghens die Heydenen ende Sarasijnen seere vroomelick vacht, ende hem daer inne eerlic ghequeten hadde in diueersche wijghen. Ende ooc midts dat hy in sijns vaders tijden so behendelic den raedt gaf datmen den nyeuwen dijck maken soude, daer die Keyser by was gheschoffiert.hier omme so gaf hem sijn broeder Boudin dat landt van Aelst, ende van vier Ambachten, ende tlandt van Walcheren. Ende omme dat die selue Graue Boudin dat landt van Vlaendren ende van Henegauwe so paysiuelic hielt, daer omme was hi gheheeten die paysiuele goedertieren Graue. Maer omme dat hy Rijchilt te wijue hadde, de welcke Hermans sijns rechtsweers wijf geweest hadde, ende dese kijnderen bi haer ghehadt hadde te wetene Aernoudt dye simpele, ende Boudin die onnoosele, daer omme so waren si verwaten van den Bisschop van Camerijcke. Maer si waren gheabsolueert van den Paeus Leo die.ixe.welcke paeus was des voorseyde Richilts oom, maer een point was hemlieden ghegheuen in penitencien als dat sy nemmermeer en souden te gader slapen, of deen metten anderen conuerseren, Dese goede Graue Boudin van Mons, stichtede dat Clooster te Hannon in Henegauwe, twelcke was een Casteel in tijden voorleden daer Bouuen ende Roouers vp laghen, hy dede dat Casteel stichten ende te nyeuten doen, ende hy maeckte daer of een Clooster van Monicken. Ende als hi Vlaendren in Payse gheregiert hadde ontrent.vi.iaren, so starf hi int iaer Duysent ende.lxxi.hi licht begrauen te Hennon, int voorseyde Cloostere, dat hy selue stichtede. ¶ Van Aernoudt dye simple, den ix.Graue. ¶ Dat.xiiij.Capittel. {==xij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} AErnoudt dye simple Boudin van Mons houdste sone was die.ix.Graue in Vlaendren, ende ontrent twee iaer was hi Graue in Vlaendren, hi wilde dat Richilt sijn moeder hem bestieren soude, ende Richilt regierdet so midts huerer felheyt ende aerchheyt datse Vlaender landt bedarf, Want bijder orloghe die sy stichtede waren beede heur kijnderen versleghen in eenen wijch te Bauencouen bi Cassele van haer lieder oom Robrecht die vriese. Ende dese voorseyde Aernoudt die simple wordt begrauen te sinte Bertins in Tclooster te sint Omaers, hy regierde twee iaer, ende starf int Iaer.xc.ende.lxxiij. ¶ Van Boudin dye onnosele, den.x.Graue.ende van Richilt sijnder moeder, die welcke grote tweedracht ende discoort maecte in Vlaendren. ¶ Dat.xv.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BOudin dye onnosele Boudin van Mons ioncxste sone, ende broeder van aernoudt de simple hi was die.x.Graue, in Vlaendren, ende regierde ontrent drie maenden, omme dat dese twee Boudin van Mons kijnderen waren ionc van iaren, so onderwant haer Richilt haer lieder moeder tlandt te regierene, ende si en wilde nyement van Vlaendren hebben tharen Rade, also nam si eene wale tot eenen cancellier. Ende men hietene die here van Maelgij, die welcke hadde leedt de Vlaemijnghen. Ende onder hem beeden maecten al tlandt van Vlaendren in discoorde ende discentie, bi huer lieder quader ordonnancie ende quade groote exactien. Dese quade felle Richilt wedewe vanden goeden prinche Boudin van mons ende moedre van den voorseyde twee ionghers van Vlaendren Aernoudt de simpele, ende Boudin donnoosele die welcke bi haren quaden regemente, ende aercheyt versleghen waren, om die grote foortse ende exactie die sy in Vlaendre dede. Ende verstoorde also dat soete paradijs van weilden, als Vlaendre was binnen heurs mans tijden, ende brochte dat soete paysiuele {==xij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} tlandt van Vlaendren in grooten twiste ende rommelijnghe van orloghen. Ende daer omme die drie Steden van Vlaendren, te wetene Ghendt, Brugghe, ende Ypre, gauent te kennene Robrecht de vryese die haers mans broeder was, ende oom van hueren kijnderen. Als waer omme dat huer Robrecht die vryese ontboodt ende verboodt bi ghescriften dat si haer des landts van Vlaendren niet onderwijnden en soude. Richilt merckende, dat die Vlamijnghen yeghens haer ghescreuen hadden Aen haren swacelijnc Robrecht ende ouer haer gheclaecht hadden, so voer si in alle die smalle steden. Ende vermakede die wetten ende dye officiers, ende ordonneerde groote settijnghen vp tvolc, ende so wye datter yeghen seyde of murmureerde die deidtse vanghen ende onthoofden. Item omme dat Robrecht die vriese hem onderwandt die Graue van Aelst was ter bede vanden.iij.steden te regierene Vlaendren ende hare twee kinderen daer hi oom of was daer omme nam si hem of dat graefschip van Aelst, ende confijsquierdet ende leydet thuere tafelen tot harer kijndren behouf, ende ooc dat landt van Walcheren, ende stelder in nyeuwe officiers, daer naer ginc si te Oudenaerde ende dede die eerlicste mannen vander stede onthoofden omme datsy seyden datter quaet was datse haer swacelijncx landt geconfijsquierdt hadde te haerer kijndren behouf. Item so ontboodt si den edelen ruddere, mer Ian van gauere ende dedene heymelic onthoofden. Ende ontboodt ooc den hoogh balin van ypre, ende deden vanghen. Ende ontboodt ooc de wet van Ypre bi haer te commene, maer si excusseirden hem lieden dat sy buten der casselrye van Ypre nyet trecken en wilden. Rijchilt seere verstoort sijnde trac van Oudenaerde te meessene. Dit vernamen die van Ypre, ende.lx.mannen vanden eerlicste van Ypre die ghinghen haer te ghemoet te Meessene, ende si deidtse alle gader doot slaen. Ende binder eerster nacht datse in meessene ghelogiert was, so dede si die stede van Meessene gheheel ende al in gloede stellen ende wordt al verbrandt. Dese felle ouerdaet dede Richilt in Vlaendren. Die drie steden van Vlaendren Ghendt, Brugghe, ende Ypre, screuen ouer in Hollant aen Robrecht die vryese haren swacelijnc, dye doe te wijue hadde des Keyser Heyndricx broeders dochtre, dye weduwe was van Florens die vriese in hollant, ende here van vrieslandt. Robrecht die vriese in Hollant sijnde, hi orloghede yeghens die vryesen, die hem rebel waren, ende si en wilden niet betalen tsgrauen demeynen. Ende hi screef aenden coninc van Inghelandt dat hy hem wilde senden.iiijm.saudoyiers, ende men soude hemlieden te Brugghe betalen, huer lieder saudye van vier maenden te voren. Item binnen dese tijt, so heeft Robrecht ontfanghen brieuen vanden drie steden van Vlaendren waer inne dat hy verstondt, hoe sinen neue dye heere Ian van gauere, onthooft was, ende die eerlicste van Oudenaerde, ende van Ypre, doodt ghesleghen waren. Ende dat clooster van Meessene dat sijn vrauwe moeder hadde ghedaen stichten al te male verbarnt was. Ende dat sy sine heerscepye van Walcheren ende dat landt van Aelst tot harer tafle geconfijsquieert hadde. Robrecht die vriese dit verhoorende wordt seer verstoort. Ende dochte om Vlaendren bijstant te doene. Ende midts dat hy ne gheene nyeumare en hoorde vanden Inghelschen souduyiers, daer omme so makede hi een iaer bestandt metten vryesen, ende hi bereede hem om te Vlaendren waerts te commene. Binnen deser tijt so quamen die Inghelsche saudoyiers bet dan.iiim.ende si quamen te Brugghe, om aldaer te ontfanghene huer saudye van vier maenden, welc drouch wel.lxm.guldenen, de welcke die Graue Robrecht van Holland ghesonden hadde te Brugghe. Dit vernemende Richilt dede alle die saudeniers arresteren, ende quam te Brugghe. Ende nam die.lxm.guldenen, die welcke dye graue Robrecht van Hollandt te Brugghe ghesonden hadde, ende diemen den seluen saudeniers ghegheuen soude hebben. Robrecht die vriese in Vlaendren commende, met eender menichte van Rijnschen heeren, die Inghelschen quamen hem ooc ter hulpe ende baten. Richildt verhorende dat haer swacelijnc Robrecht die Vriese in Vlaendren was commen metten duutschen heeren, so vloet si in Lessene, met haren twee kijnderen Aernoudt ende Boudin Ende ontboodt die van Henegauwe, ende dye van Pijckaerdyen dat si haer wilden te hul {==xiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} pe comen. Robrecht hoorende hoe dat Rijchildt die Inghelsche saudeniers ghearresteirt hadde, ende die.lxm.guldenen ghenomen hadde. Hi met alle sinen edelen, ende met den Vlaminghen, ende met drie duysent Inghelsche saudeniers track naer Henegauwe. ¶ Hoe Robrecht dye vryese, track naer Lesse ende verbrande die stadt, ende verdreef Rijchildt met hueren twee kijnderen. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} RObrecht bi Lesse commende, hy verdreef Rijchildt met hueren twee kijnderen, ende hi ghecreech tcasteel, ende hy verslouch meer dan.iiij.duysent van Rijchildts lieden vrome mannen van wapenen, hy roofde Lessene, ende stacker tvier inne ende verbrandet. Ende Rijchildt vloodt in Rijssele, ende veynsde huer, ende seyde datse wilde accorderen metten drie Steden van Vlaendren Ghendt, Brugghe, ende Ypre, ende vrientschap maken met Robrecht hueren swacelijnc. Ende doe so sandtse brieuen aen den coninc Phelips van Vranckerijcke haren neue biddende om hulpe, omme te wederstane die Vlaminghen, die haren ionghen Graue Aernoudt veriaecht hadden, ende haer volck van Henegauwe, ende van Pijckaerdyen versleghen hadden, bedt dan.iiij.duysent edele mannen van wapenen, Ende die heer van Corchy. Ende sy sandt den coninck.xxx.duysent guldens, om te bedt van hem gheholpen te wesene, ende bystandicheyt van hem te vercrijghene. Die coninc Phelips van Vranckerijcke dede in allen landen groot mandement ende beuel, in Auerngen, in Bourbon, in Bourbonois, Borgoengen Berry, Langhedoc, Bloys, Poitau, Ange au, Tours ende Toureyne, Gascoengen, Bretaingne, Suyenne, Campaengen, Loreyne Bare, Normandye, Pycaerdyen, ende al omme te Parijs te commene, Ende om Richilde ontset ende onderstandt te doene. Binnen deser tijde dye scalcke Rijchildt sende eerst te Ghendt, omme te hebbene van daer.lx.eerlicke poorters. Ende te Brugghe omme.lx.ende Typre ooc omme.lx. Ende si begeerde huut alle smalle steden van Vlaendren, ende casselryen C.ende lx.mannen, die waren al te samen drie hondert ende.xli.persoonen. Ende begheerde dattet souden sijn die rijcste ende die eerlicste, si soude hemlieden bidden vergheuenesse. Ende met hemlieden raet nemen, wij ende hoe men Vlaenderen regieren souden, tot dat die Graue Aernoudt groot ghenouch ware. Ende datmen {==xiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} haer eene byleuijnghe wilde bewijsen in Vlaendren. Maer Rijchildts meeninghe was omme dat die drie steden ghesonden hadden om Robrecht voorseyde, die welcke haer ende haer kinderen verdreuen hadde, ende huer volck versleghen ende brandt gesticht ende gherooft. Ende huer meenijnge was van dien huer seluen te wrekene, ouer die.iijc.ende.xl.vlaminghen, als si te Rijssele souden sijn gecomen, men soude die namen ende toenamen van elcken bysondre ghescreuen hebben, ende men soude alle die poorten van Rijssele gesloten hebben, ende by x.of.xij.te gadere soudemense in diueersche herberghe gheleedt hebben, ende vp huer lieder hooft soudemen hemlieden beuolen hebben dat si niet huter herberghen gaen en souden, voor datse Rijchildt in Tcasteel ontboden hadde om yegens haer commen te sprekene, Ende daer soudmense al ynckel een onthooft hebben. Desen raedt ende voortstel wetende, mer Gheeraerdt van Buck dye Casteleyn vanden casteele van Rijssele, sandt brieuen heymelic aen die drie steden van Vlaendren dat sy niet en souden commen te Rijssele tot Rijchilden si en warender wel vp voorsien, elck van. ij.of iij.vrome knapen, die welcke ondere bedectelic wel gewapent ende voorsien sijn souden, ende dat si in die stede niet commen en souden voor half voor noene, want hy dan yegens hemlieden spreken soude. Ende hi screef aen hemlieden alle den raedt ende meeninghe van Rijchilden, ende vanden heere van Malgy die Richildts Cancellier was. Ende hy ontboodt ende screef aen Robrecht die Vryese dat hi wilde commen Typre vp eenen certeynen dach, hi die Casteleyn was van Rijssele wilde met Robrecht spreken in secrete. Si lieden veersamende Typre Robrecht die Vriese ende die voornoemde Casteleyn, mer Geeraert van Buc, daer gaf hi Robrecht te kennenne al den valschen raedt van Rijchilde ende van haren Cancellier die here van Malgy. Doen badt Robrecht den castelein, waert so datmen die poorters onthoofden wilde, dat hi den poorters informeren wilde te voren, ende hemlieden dat seggen soude, als dat si den hoorne blasen souden, ende beckenen slaen in allen herbergen daer si ghelogiert sijn, ende dan commen ende versamen int casteel teenen hoope. Ende Robrecht die vriese soude commen als dan wel met vim.mannen sterc, daer nu tclooster van Markette staet, het welcke doe eenen busch was. Ende Robrecht seyde dat hi wel bemoede als dye Vlaminghen mochten sijn int casteel, dat Rijchildt soude dat casteel beleggen van buyten, ende dat casteel beleydt sijnde, dan soude Robrecht die Vriese commen ten casteele waert, ende hi soude slaen vp Richildts lieden, ende datmen dan dat casteel van buten open dade, so dat die Vlaminghen Robrecht mochten te hulpe commen. Ende het gheuiel also dat dye.ccc.ende.xl.poorters van Vlaendren, al en warent niet alle die rijcste om te Rijssele te gane al totter Graefnede Rijchildt. Het waren doch die vroomste ende die stercste, ende elc hadde met hem.ij.of.iij.lijfknapen sijne vrome gesellen, de welcke onder huer vpperste cleederen ghewapent waren ende wel voorsien. Ende si quamen voor Rijssele. Ende die graue Robrecht van Hollandt, diemen hiet die Vryese bleef alsoot gheordonneert was een halfmijle buten Rijssele. Die Castelein mer Gheeraert van Buck seyde die poorters den raedt van Richilde, ende waert so dat dye heer van Maelgy hemlieden dede eenich ouerlast ofte seide eenege scimpege woorden, dat si haren hoorne blasen souden ende beckenen, want men soudse in tcasteel alle onthoofden, ende die sommige aen die balcken hanghen in haer lieder herberghen, dat was den raedt van mijnheer van maelgy, ende dat si niet en lieten sien sloughen emmer doot den Cancellier, want die casteleyn seyde hemlieden (want hi wistet wel) dat si eerst souden commen tot die van Ghendt in haerlieder herberge, ende die heere van Maelgy soude tot hemlieden commen, datsine ooc dootslougen. Ende metten teekene vanden beckene te slane dat si alle tsamen souden commen ten Casteele, want mer Gheeraert van Buc den Castelein soudse al inne laten, ende Robrecht die Vriese soude hemlieden te hulpe commen, ende hemlieden alle weder thusewaert gheleeden. Ende het geuiel ooc also hy hemlieden voorseyt hadde, want als si ter poorten van Rijssele quaemen, men leede dye poorters van Vlaendren bi.x.bi.xij.in diueersche herberghen. Ende als sy alle ghelogiert waren, ontrent dye auent maeltijt, so comt die heere van Maelgy ter herberghe daar die eerlicste van die van Ghendt ghelogiert waren, ende si saten en soupierden, die {==xiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} voorseyde here van Maelgy cancellier sprac hemlieden schimpelicken toe seggende aldus. Vous sanglans traitres de Flandres, rebelles de vrne seigneur, want ghi huwen graue, huut sinen lande veriaecht hebt, ende sine edele van Henegauwe versleghen, sine Stede van Lessene gherooft ende verbrandt. Ende voort so hebt ghy Inghelsche saudeniers, ende Robrecht die vryese ontboden, die welcke vyanden vander croone sijn bijden heere van den throone ghi sullet alle becoopen, ende hi dede hemlieden tooghen vele basten seggende met desen basten salmen hu alle hanghen ter solder veinstren hute van elcker herberghen Die knapen van dese poorters si sloughen ter stont die beckenen dat si cloncken van herberghe te herberghe, so datmense hooren mochte alle die stede van Rijssele duere. Ende terstont vergaderden alle dye Vlaminghen bi een ende sloughen doot den here van Maelgy ende al sijn volc dat bi hem was. Ende alle die Vlaminghen quamen totten casteele geloopen ende alle die ghene die hemlieden eenich beledt daden omme ten casteele niet te moghen commene die sloughen si doot. Here Gheeraert van buc den voornomm casteleyn ontfinc alle de Vlaminghen in tcasteel. Ende des anderen daghes Rijchildt dede beuelen alle die tharen iaren commen waren, ende wapene draghen mochten datsy dat casteel souden belegghen van buten ende van binnen. Alst beleyt was so quam Robrecht die vryese Graue van Hollant met sinen Rijnschen heren, ende met sine Inghelschen saudeniers buten voor dat casteel, ende si versloughen alle die van Rijssele, dye tcasteel van buten beleydt hadden. Ende die vlaminghen die in tcasteel waren die holpen hem. Robrecht van buten hendelicx die victorie hebbende.die van Rijssele quamen te harer poorten om Robrecht te wederstane. Robrecht vijncse alte met, ende vele worter doot ghesleghen, ende hi wan Rijssele metten sweerde, ende hy nam Ghijsele hute Rijssele. Ende Rijchilt vloodt in Vranckerijcke, tot den coninc Phelips ouer Robrecht ende ouer die Vlamingen claghende, Huut al welcker clachte, die coninc van Vranckerijcke quam te Vlaender waert met eenen groten heyrcrachte, om sijn nichte Rijchildt te helpen ende om robrecht de vryese te verwinnene of te verdrijuene. Robrecht die vryese vernemende die comste van den coninc Phelips, hi stelde capyteynen, te Rijssele, te sint Omaers, te Belle, ende dede diueersche plaetsen beuesten. Ende hi dede Cassele bemueren, dat welcke hi voor een slot vercoos om sijn lijf te beschudtene metsgaders die van Vlaendren yghen den coninc Phelips sinen recht zweere. Robrecht die ontboodt die van Ghendt, van Brugghe, ende van Ypre, Bordorch, Berghen, Deurne, Nyeupoort, Oudenburch, Ardenburch, Roeselare, Aerlebeke, Dixmude, Couckelare, Thorrout, Ende meer ander vrome lieden die in Dorpen, ende velden woonden, dat si comen souden bi hem te Cassele, ende waren als sy al te samen vergadert waren ontrent.xviijm.mannen sterc, twelc eene cleene menichte was yeghen dat heyrcracht vanden coninc van Vranckerijcke, ende sine edele Godefroot Bisschop van Parijs Eeustaes Bisscop van Lengres, Bisscop van Beeuuays, die fransoysen, die normans, die van berry, de bourbonoizen, die bourgoengnoenen, die van Aneugnon, die van Nauarre de van Langedoc, die van Campaengnen, die van Montagu, die van Chalons, die van Riemen, die van Orliens, die van chartres, die van Estampes, die van Bloys, die van Couchy, die van vermandoys, dye van Pyrone, die van Corbye, die van Ribelmondt, die van Bretaingnen, van Loreyne, van Baer, van Niuers, van Amyens, van Soison, van Henegouwe, van Toureyne, alle dese Landtschepen quamen om Vlaendren te verderuene, ende om Robrecht te vernielene. Robrecht aensiende die grote menichte vanden volcke vanden coninc van Vranckerijcke, hi badt den Vlaminghen dat si vasten wilden eenen dach, ende wullen gaen, ende hemlieden gode beuelende, ende dat si alle gode aenroepen souden, om sine hulpe ende gracie. Ende ouermits dat die fransoysen moede waren van rijdene ende van gane, so wilde Robrecht die gaen bestrijden des anderen daechs, na dat si gheuast hadden. Ende smorghens al die wijle, dat die Fransoysen sloughen huer Tenten en Pauwelioenen omme alle dese Edele te velde te logierene. ¶ Hoe Robrecht die vryese, met allen sinen Edelen, ende met den Vlaminghen, den Coninc van Vranckerijcke beuacht. {==xiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} RObrecht die Vryese met twee vlercken scharewijs commende daer den Coninc was, die noch niet en bemoede beuochten te sine beghan te slane vp die Fransoysen die noch vp huer verweeren niet en waren, ende te gheender ordinancie en consten gheraken, nauw wasser een die hem verweerde, ende Robrecht met sinen volcke was hauwende ende keruende. Dye coninc vloodt wech, daer wierdt so vele volcx versleghen, so dat alle die grachten ende beken ontrent Cassele die waren ghevarwet vanden bloede van den voorseyde Fransoysen. Daer waren versleghen veel princhen ende grote heren ende edelmannen, ende sonderlinghe so bleef daer versleghen die Graue Aernoudt Rijchilds oudtste sone, die welcke was geuoert sint Omaers in sinte Bertins cloostre, ende daer begrauen Des Bisschops van Parijs broedre dye Graue was van Beunen wardt in desen strijt gheuanghen van Robrecht die Vryese, ende noch vele ander edele heeren. Ende Robrecht deidse al verscheeden legghen in diueerschen vanghenessen in Vlaendren. Ende ooc heindelick so wordt Rijchildt gheuanghen van Robrechte heuren Swaecelinck. Dit verhoorde die Coninc ende sendede den Bisschop van Parijs tot Robrechte die Vryese vraghende by wat occusoene dat hy so star yeghen die crone ende occupeirde Vlaendren dat hem niet toe en behoorde. {==xv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Robrecht verhaelde alle die causen, ende die sticken vander felder Leeuwinnen Richilden ende sonderlinghe, hoe datse Walcheren ende tgraefschip van Aelst hem ghenomen hadde, ende hoe hi vanden drie Steden van Vlaendren ontboden was. Ende hoe datse sine tsestich duysent guldens ghenomen hadde die hi sine Saudeniers ghegheuen soude hebben. Ende vanden here van Gauere ende die Schepenen, ende die eerlicste van Oudenaerde hadde ghedaen onthoofden. etc. Die Bisschop van Parijs alle dese sticken hoorende was seere verwondert, ende hi makede met Robrecht een bestand van.xl.daghen, inden name vanden Coninck. Ende hi badt Robrechte voor sinen broeder den Graue van Beunen die Robrecht gheuanghen hielt. Ende ter bede vanden seluen Bisschop ontslouch hi den seluen Grave, ende schanckene den seluen Bisschop, ende ter weerdichede van den voorseyde coninc sinen recht zweere, die welcke voorseyde Bisschop commende tot den Coninck, ende hem alle die sticken vertreckende so si ghebuert waren, die coninc dit horende segende hem van groter verwonderheden. Ende hi ontboodt Robrecht de vryese, omme van hem gheinformeirt te sine. Ende gaf hem vrij saufconduyt, omme tot hem te commene. Robrecht andtwoorde tot des conincx boden dat hi daer niet commen en wilde, want hi en betraude die walen niet. Als dat die coninc verhoorde wordt hy al te seere verstoort. Ende dede te Vitry een groot heercracht vergaderen. Ende hy quam weder te Vlaendre waert met een heercracht van wel.lxxm.mannen. Edele princen, Hertoghen, Grauen, Baenraetsen, Rudderen, ende knechten. Ende Boudin de onnosele dede den Coninc manschip van den Graefschepe van Vlaenderen. Die welcke Boudin was Richildens ioncste sone. Ende als de Coninc omtrent vier daghen hadde geweest ouer den nieuwen dijck.Byden rade vanden Bisschop van Parijs, so keerde hi weder omme naer Parijs ende een groot deel van synen edelen. Maer die ionghe Graue meende te beuechtene synen oom Robrecht die Vrieze metten Pycaerts ende met Heynewiers. Robrecht dit vernemende dat dye Coninck wederomme ghetrocken was, ende tmeeste deel van sinen volcke, ende dat Boudin sijn neue begheerde wijch te hebbene yegens hem.Robrecht vergaderde al tvolc van Vlaendren. Ende tusschen sint Omaers ende Cassele was seere gheuochten, ende daer was Boudin donnosele de.x.Graue van Vlaendren versleghen. Ende aldus als Robrecht die Vrieze alle sine vianden verwonnen hadde, som doot ghesleghen, som gheuanghen en som gheuloden, so wort hy een gheweldich Prinche ende heere van Vlaendren. Ende hy maecte dat lant van Aelst anex den lande van Vlaendren. Ende onder die Casselrie van Ghendt. Ende hi deder of manschip den Keyser. Ende hi dede eerst in Vlaendren iusticie, als van te rechtene metten sweerde. ¶ Van Robrecht die Vriese.xi.Graue van Vlaendren, die welcke metten sweerde conquesteerde West vrieslant, ende dede eerst iustitie metten sweerde doen. ¶ Dat.xvi.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} RObrecht die Vriese Graue van Hollandt, van Vrieslandt, Graue van Aelst, Heere van Walcheren, als hi al sine vianden hadde verwonnen ende veriaecht, soe wordt {==xv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} hi gheweldich prinche ende heere van Vlaendren, hi was die elleuenste Graue van vlaendren, hi was die ionckste sone van Boudin van Rijssele des Regents van Vranckerijcke. Dese Robrecht was die ghene dye binnen sijns vaders tijden veriaghede den Keyser Heindrick vanden nyeuwen dijcke ende van sint Omaers tot inder stadt van Nymmeghen in Ghelderlandt. Ende hi stack dat vier in Tcasteel, daer den Keyser in ghelogiert was. Dese Robrecht hadde te wijue ghetruudt dye Hertoghinne van Elsaten, des hertoghen Bernaerdts van Zassen dochtre, ende si was weduwe van Floreins dye.vij.Graue van Hollandt. Robrecht hadde by Gheertrude sinen wijue twee knapelicken kijndren, waer of die eene hiet Robrecht, ende dander Philips, ende drie dochteren, deerste was Adelie, ende hadde te manne sint Tauwe den maertelare, die was Coninck van Denemarcke, dandre hiet Gheertruudt, ende was Hertoghinne van Elsaten. Die derde hiet Marie ende was nonne meneghen tijdt, ende Abdesse in tclooster te Meessene, dat huer grootevrauwe dede stichten. Dese Robrecht conquesteerde metten sweerde Westvriestlandt ende Camerlandt, Alkemare, Haure, Henschusen ende Meyeblieck. Ende hi was in Rodes, in Cypers daer hi vele lofs ende victorie vercreech yeghens die Heydenen ende dye Sarazijnen, want hijer meneghen Sarazijn doot slouch. Voordt so was hi in Suryen ende in dat heleghe landt van Iherusalem, met Wenemare de Marquis van Ferrara, ende metten Hertoghe van Bruuswijck van ghuulken van Loon, die welcke onder hemlieden vele iammers deden den Heydenen. Ende hy van danen te Vlaender waerts commende Rijchild sine Swachenede, nam hem Tlandt ende Tgraefscip van Aelst, twelc hi weder creech bi twee wijghen, inde welcke wijghen hi seghe hadde en victorie. Ende daer Richilds twee sonen versleghen bleuen, als voren gheroert is, ende Richild gheuanghen. Daer naer so trac Robrecht tot Mens vp den Rijn tot den keyser Heyndrick, ende dede hem manschip vanden lande van Aelst, het welcke hi bi des keysers consente dede maken anex Vlaendren. Ende voor den Keyser was verhaelt dye sware schade ende schande die den Coninck van Vranckerijcke hadde gehadt te Cassele by Occuzoene van Richilde. Ende daer omme dye Keyser beual Robrechte te Mens bi hem te blijuene. Ende hi ontboodt den Coninc van Vranckerijcke dat hem belieuen wilde by hem te commene te Mens, also hi ooc dede. Ende dye Coninck van Vranckerijcke daer commen sijnde, daer waren vertooght ende verhaelt alle die quade fayten van Rijchilde, ende Robrechte en was geen onrecht ghegheuen, als alle die saken wel verstaen waren, anders dan dat hijt den Coninck nyet ouerghescreuen en hadde al dat grote ongelijc dat hem Rijchild ghedaen hadde, ende den lande van Vlaendren. Dye Keyser Heyndric maecte den pays tusschen den Coninck ende Robrechte, maer Robrecht moeste den coninck bidden om remissie, ende doen manschap vanden lande van Vlaendren West gheleghen vanden schelder ende vander Leye, ende dat hy Rijchilde sijnder Swasenede soude lyureren ende verlossen hutter vangenesse, ende gheuen haer om hare byleuijnghe Oudenaerde metter casselrye daer onder behoorende. Ende Robrecht belouede ter goeder trauwe dyt al te vulcommene also gheringhe als hi in Vlaendedren quame. Ende aldus nam Robrecht orlof aenden Keyser ende aen den Coninck, ende in Vlaenderen commende, hi dede Rijchild huuter vangenesse, ende gaf haer te kennene hoe datse occusoen ende cause was bet dan van.lxxxm.des edels volcx doot, ende dat huut heurer felheyde, ende was ooc occusoen van beete heurer kindren doot. Hi gaf haer Oudenaerde metter casselrye, ende hi vermaende haer dat si haer voughen soude te godewaert, ende verpenitencien heure ouerdaet die si gedaen hadde, met vastene, biddene, ende andere weldaden. Dese Rijchild blijde sijnde datse so ontsleghen was vander vanghenesse.Ende te haer seluen commende wordt seere weenende voor haren swaselijnc Robrecht, hem biddende vergheuenesse vanden groten ongelijcken dat si hem ghedaen hadde ende den lande van Vlaendren. Ende dese felle leeuwinne ouermoedich ende quaet, veranderde so in corter tijt dat si bet scheen een {==xvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} onnosel schaepkin dan anders, gheen lijn waet draghende, vp gheen bedde slapende, dicwille vastende, des vrydaechs gheersten broot etende ende water drinckende, die aerme huusweeken vertroostende, ende die siecken vysenterende, ende aldus persevererende inder penitencien ende weldaden totter doot toe. Ende hendelic so wordt si siec, ende met groter deuocien ende weerdicheden hare heleghe sacramenten vander heleger kercken ontfanghen hebbende, verschiet van deser weerelt, ende wort begrauen byden paysiuelen Boudin heuren anderen man, in tclooster te Hennon. Robrecht dye Vryese regierde Vlaender in grooten payse wel xxij.iaer. Ende hi hadde sinte Pietre die Apostele in alte grooter weerde, ende hi stichtede xxx.kercken in die eere van sinte Pietre, eerst sinte Pieters Canesye te Cassele, met.xxx.prouenden, ende hi dede Cassele beuesten ende bemeuren. Item hi stichte die halue Canesye van Thorout, ende die Abdye van sinte Pieters Thoudenburch, diemen nv heet sinte Aernoudts. Item sinte Pieters cappelle te Brugghe, te Oorscamp, Toostende, te Tielt, te Hulst, te Maldeghem ende in vele andre plaetsen. ¶ Item nota bene, dat in die prophecie van Ermegarde so leistmen, alsmen om Robrecht dye Vryese ghinc, als dat hi in Vlaendren commen soude om te wederstane die quade felheyt van Rijchilde die prophetersse. Ermegaerd sprac dat Robrecht Graue van Vlaendren worden soude, ende dat hi Vlaendren seere vermeersen ende beteren soude, ende dat van hem souden commen al die Vlaemsche Princhen totter tijt van Antekerste toe. Robrecht int xxij.iaer van sijnder heerscapie siec sijnde, ende ontfangende alle sine sacramenten, so starf hy op sinte Nycasis auent int iaer ons heren.M.xciij.ende was begrauen tsinte pieters te Cassele, in die crocht onder den Choor. [¶ Vanden ionghen Robrecht dye Vryese.xij.graue van Vlaendren] ¶ Vanden ionghen Robrecht dye Vryese.xij.graue van Vlaendren, die welcke halp Ihrl'm winnen, ende creech sint Ioris lichaem, ende schanct in de kercke van Aquitanien ende maecte den proost van sinte Donaes te Brugghe Cancelier van Vlaendren. ¶ Dat.xvij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DIe ionghe Robrecht die Vryese des voorseyde Robrechts sone, hi was de.xij.graue van vlaendren, ende hi hadde te wijue Clemencie, dochtere vanden edelen prinche ende Graue van Bourgoengnen, die men hiet die Testabaerdich. Ende bi haer hadde hi.ij.sonen, als den edelen Boudin toegenaemt Aptkin, ende Willem, die wel ionc starf, ende hi was begrauen te.s.Maertens Typre. Dese Robrecht was met Godeuaert van Bilgoen te Sardenay in Anthiochien daer vele Ammiralen waren verslegen Ende hi halp beclemmen die heylige stede van Ihrl'm met Godeuaert van Bilgoen, ende halp Ihrl'm winnen, ende als hi weder keerde huut Syrien te Vlaenderwaerts commende hi ghecreech tlichaem van sint Ioris, dwelcke hi gaf in aquitanensi ecclesia Ende eens teenen tijden so meende hi te Parijs te rijdene, ende commende by Dampiere Martijn, viel van sinen peerde, ende hi wordt seere gequetst, so dat hy cortelinge daer naer starf. En hi was gheuoert in tcloostre van.s.vedast te Atrecht, ende daer begrauen int iaer.xic.ende.xi. Nota, als hi voer in Suryen, hi ordonneerde dat den proost van sinte Donaes te Brugghe soude sijn Cancellier van Vlaendren ende draghen den Seghele vanden Graue van Vlaendren. {==xvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Van Boudin des Ionghen Robrechts Svriesensseyde.den.xiij.Graue die ghenaemt was Graefhabkin, de welcke grote iustitie dede. ¶ Dat.xviij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DIe edele rudder Boudin, des ionghen Robrechts Svriesenseyde in edelhede, in fayte van wapenen, in iusticie te doene. Ende in gherechticheden en was hy niet mindre dan sijn vadere, oft Robrecht die Vryese dhoude sijne grootheere. Dese Boudin habkin hadde te wijue des Grauen Alexius van Bartaengnen dochter, maer omme dat si onderlinge maeghscip waren. Die Paeus Passcharis deidtse scheeden, want het aldus gherecisteert was vanden Paeus, dat Constancia die Coninghinne van Vranckerijcke des Conincx Robrechts wijf.Ende Ermegard die Graefnede van Auerne waren twee ghesusteren, vander Coninghinne Constantia, quam Edelia Graefnede van Vlaendren des houden Robrechts Tsvriesen moedre, ende van Ermegaerde quam ooc een andre dochter, heetende oock Ermegaerde, Graefnede van Champaengnen van Edelia der coninginnen dochter Graefnede van Vlaendren quam die ionghe Robrecht die Vryese. Ende van Ermegaerde van Champaengnen quam Berta die Graefnede van Montfoort. Ende van Robrecht dye Vriese die ionghe so quam Boudin habkin. Ende van Berte quam Abisis graefnede van Nantes in Bretaengnen. Ende van Abisis so quam die Graue van Allein, vanden welcken dat Boudin habkin hadde die dochtere Ende aldus metsgaders dat si maechscip waren, so moesten si van malcanderen scheeden. Dese Boudin was dye.xiiij.Graue in Vlaendren. Die wijle dat die ionge Robrecht die Vriese sijn vadre was te Anthiocien, ende in Suryen te Iherusalem, ende te Sardenay. Alle die in Vlaendren officien hadden, als Saliuus, Scouteetenen, ende des heeren knapen, sy waren fel ende onghenadich den ghemeenen volcke. Ende sonderlinghe den cooplieden. Die knapen ende dienlinghen vanden heeren si waren straetroouers vertasserers ende moordenaers, waer by dat in Vlaendren gheen neeringhe en was, want hier bi alle cooplieden Vlaendren schuweden. Dit vernam Boudin hapkin ende dede vele schoone boomen vellen, ende ouer al vele galghen maken. Ende dede ghebieden, so wye hem wist te beclaghene van eenighen officiers ofte dienlinghen dat ment hem soude te kennen gheuen, men soude hemlieden goet recht doen. Ende wat hemlieden ghenomen ware, men soudt hemlieden doen weder gheuen, die clachten quamender so ontallicke vele dat een wonder ende iammer om hooren was. Item in eene thoroutmarct so warender te Brugghe inde steenstrate ghelogiert, ten huyse ten slotele vp ten noene cooplieden, oosterlinghen, Lapidarizen. Ende si wouden naer die noene rijden omme tsnauents te wesene te Thorout ter marct. Ende aldaer in die selue herberghe was ghelogiert mijn heere Heindric van Caloo met.ix.ander mannen van edelder gheboorten, ende met huerlieden knapen Die cooplieden sonden heurlieder knapen alle wech tote.ij.die welcke van hemlieden last hadden om voren te rijdene, om spijse te doene bereedene yeghen snauens daer si te Thourout logieren souden. Ende den seluen riddere seyde den seluen knapen dat si {==xvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} inder ghelijcke voor hemlieden ook spijse souden doen bereeden als eenen haluen wederbuuc ende vijf kyekenen, want si daer ooc tsnauens meenden te wesene. Des achternoens ten drien heuren dye cooplieden hiesschen den weerdt huer lieder bygordel metten gelde, dwelck die weerdinne besteit hadde, ende daer toe een lederen sack met precieusen steenen Al dit merckende die selue heyndric met alle sinen gheselschepe, si daden alle huer peerden sadelen ende reden achter die cooplieden al schoonekins. Mer als si quamen byder leepe, so reden die edele sterckelic achter, so dat si die cooplieden achterhaelden ende omrijnghdense, ende vermoordense, ende worden ghesleypt in eenen busch. Mer Heindric quam te Thorout, ende men gaf die sweerden die werdinne te bewaerne, ende den sack metten ghesteenten ende dat bygordele metten ghelde dat hi den seluen cooplieden gherooft hadde. Die spijse was bereet, si wilden gaen eten, ende die knapen vanden Oosterlingen vraeghden naer haer lieder meesters. Die edele seyden, si en wistender niet of. Alst doncker begonst te sine, doe quam dye mare in Thorout datter drie cooplieden vermoort waren byder leepe Ende als dat hoorden die twee knapen die dye spijse hadden ghedaen bereeden, si sijn darwaert ghegaen, ende vonden hare meesters daer liggende vermoordt. Boudin hapkin was als doe te Wijnghendale, int casteel dat sijn grootheer die houde Robrecht die Vriese dede maken, ende hoorde ooc die mare datter drie cooplieden vermoordt waren by der leepe. Die graue Boudin liet sijn auent maeltijt staen ende quam te Thorout ende vraeghde naer die knapen vanden voorseyde cooplieden, waer si ghelogiert waren. Ende den prinche commende byden knapen, hy vraechde wat coopmanscap dat hare meesters hadden. Si hadden seyden si, deen een Scrijnkin met precieuse steenen, ende een bygordel met ghelde dander, ende die derde hadde een tassche vul guldens. Dye Graue vraechde voordt den knapen of si yement hadden ghehadt in huer lieder geselschap. Si seyden anders niement dan edele mannen met huerlieder ghesinde, die gelogiert waren in die selue herberghe, ende si baden dat wi spijse souden doen bereeden te haren behouf, twelcke wi deden. Ende sitten hier noch en soupperen. Doen dede die Graue commen die werdinne ende vraeghde haer wat haer die Ridders hadden ghegheuen te verwaerne, ende te bestedene. Sy seyde, het lach in hare scrijne, ende en wiste niet wattet was. Die Graue Boudin leede met hem beede die knapen vanden cooplieden, ende hi ghinc besien dye scrijne, ende men vandt die precieuse steenen ende tbygordel, ende die graue ginc achterwaert in die camere, daer mer Heindric van Caloo sadt met sinen gheselscepe, ende vraechde waer omme si te Thorout commen waren. Si seyden om sommighe dijnghen te coopene die hemlieden van noode waren. Hy deidse alle gadere vanghen, ende des anderen daechs naer dat dye Graue messe hadde ghehoort beual den cooplieden die te Thorout waren dat si commen souden te Wijnghendale int Casteel. Daer dede die Graue Boudin mer Heindric van Caloo ende sinen.x.edele medeghesellen staen vp die principaelste tafle vander sale, omme dat si edele waren, ende reepen ouer die balcke worpen, ende dat elk hem seluen binden soude dat strec aen den hals of men soudt hem doen doen, dit gedaen elc tstrec aen den hals hebbende, dye Graue stack met sinen voeten een scraghe omme, ende die tafel viel ter eerden, ende dede elck trecken die voeten nederwaert omme dat si te eer verworgen souden. Dese iusticie gedaen sijnde, hy seyde den cooplieden dat si Vlaendre vysenteren wilden, ende dat elc claghede sine scade, wie hemlieden vertasseert hadde of gherooft, men soude hemlieden die schade vprechten of iusticie daer ouer doen. Item men gaf den twee knapen vanden cooplieden brieuen van des Grauen weghe dat si souden doen commen eeneghe aeldijnghers met lieden van ghelooflicheyt, men soude hemlieden restitueren haer lieder goedt dat gherooft, ende byder doot van huer lieder maechschip hemlieden verstorven ende toecommen was. Item Boudin te Brugghe sijnde, hoorde clachte van eender weduwe, dye haren meestere schuldich was van pachte, wel.xvi.Royalen, sy hadde twee vette coeyen, dye meende sy te vercoopenne, maer een Ionckheere van Oorscamp, dye cochtse sonder gheldt te betalene, soe moeste sy al thare vercoopen dat sy hadde, nochtanne {==xvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} was si gheuanghen, ende men moestese verboorghen, ende en conste hueren credituer niet vuldoen metsgaders dat huer den voorseyde ioncheere niet betaelt en hadde van hueren coeyen. Ende als dye Prinche dit hoorde, hy stondt voor eens varwers huys ende ontboodt den ioncheere van Oorscamp, hi quam ghereden totten Graue Boudin hapkin, voor des varwers huys. Dye prinche beual daer soubijt datmen den ioncheere van Oorscamp met leersen ende met spooren inden siedende varwers kethele worpen soude, hi voer van steden te steden, van heerlicheden te heerlicheden ende hoorde selue alle clachten, hi dede tmeestedeel der Officiers hanghen aen galghen, ende den dienlijnghen vanden ioncheeren die de lieden roofden ende vertasseirden Item dese Boudin als hi bi goeder iusticien Vlaendren ghesuuert hadde, ter bede vanden coninc van Vranckerijcke sinen here ende sinen naer neue, so orlooghde hy yeghen den Coninc van Inghelandt ghenaemt Heynric. Ende Boudin Apkin maecte den coninc van Ingelandt ende die sine so vele te doene, ende hi dede hem vele schimps ende moeyenesse omme datsi gheuanghen hadden den Hertoghe van Normandyen, ende hadden ghecreghen de stede van Rowaen datse nauwe hadden broodt te etene. Maer het gheuiel bi auentueren, dat Boudin Apkin van eenen Bortoen ghequetst wordt met eender schote die welcke wonde festuleirte Ende in Noumandyen.ix.maenden siec sijnde, dede hem voeren te Vlaenderwaert. Ende comende te Roeselare, so wordt hy ghesleghen van der popelsye. Ende doen dochte hem dat hi niet meer man was om wapene te draghene, ofte achterlande te rijdene, om elcken mensche recht ende vonnesse te wijsene. Ende ten seluen tijden, so quam bi auentueren tot hem sijn rechtsweere Kaerle sinte Cauwerts sone des conincx van Denemercken, die welcke Kaerle hy hadde bi Adelye de houdste dochtre vanden houden Robrecht die vryese, dese Kaerle quam metten galleyen van Alexandryen, ende hi hadde gheweest te Iherusalem. Ende quam om te vysenteirne sinen rechtsweer Boudin Apkin, die welcke hy aldoe noyt en hadde ghesien. Ende die Graue was alte blijde van sijnder comste. Item aldaer so om boodt den graue Boudin Apkin by hem den Abt van sinte Bertins. Ende gaf hem eeuwelic ende eruelic die heerscappye van Poperijnge tot sijns cloosters behouf, ende hy deidtse mortalizeren. Ende daer naer gaf hi ouer sinen neue Kaerle dat landt van Vlaendren. Als sijn gherechte ende naeste hoir, ende dede hem moninc cleeden te sinte Bertins. Ende als hy ontrent.xi.maenden moninc geweest hadde, doen sloot, sijn loopende festele, ende wordt weder ghesleghen vander popelsye vp den xv.dach van hooymaent. Ende die heleghe olye ghenomen hebbende, verschiet van deser werelt. Anno domini.xic.ende.xviij. Ende wiert begrauen te sinte Bertins met groter weerdicheyt by sine voorouders, ende doe nam properlic ouere Kaerle sinte Cauwerts sone, dat graefschap van Vlaendren, Als gherechtich hoir van dien. [¶ Van den goeden Graue Kaerle] ¶ Van den goeden Graue Kaerle, sint Cauwerts sone, tsconincx van Denemercke, den.xiiij.Graue, dye welcke eene halue Canesye stichte tonseyde vrauwen binnen Brugge, ende wardt vp eenen vrydach binnen sinte Donaes kercke te Brugghe vermoort. ¶ Dat.xix.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==xviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} DIe heleghe ende gherechteghe Kaerle sint cauwerts sone tsconincx van Denemercke was die xiiij.Graue in Vlaendren. Als hi in Vlaendren ontfanghen was, hi ghinck sint Omaers, ende ontboodt sine edele ende sine leenhouders, ende hy hielt aldaer een costelic hof van groter chierlicheyt. Ende midts dat hi verhoorde dat te auennes int casteel vele roouers waren,Ende Hughe de auennes dye Casteleyn was, ende hilt tcasteel van Saintpol. Men roofde alle dye lieden die daer leden, ende men vermoordese. Ende daer omme beual dye goede Graue Kaerle, dat sine Edele ende sine Leenhouders hem volghen souden te Saintpol, omme dat Casteel, ende andre Roofhuysen te destrueirne, gelijc Auennes ende meer andre. Ende hy deidtse alle breken ende destrueren, ende hi iusticierde die Roouers ende Moordenaers die seer sterck waren, ende hi suuerde Tlandt so datmer vry mochte gaen ende keeren, dyt verhorende die coninc van Vranckerijcke, dat sijn neue Boudin Apkin ghestoruen was, ende dat Kaerle sijn ander sweer weer eruelic hoir was, ende landtsheere van Vlaendren. Ende dat hi tlandt ende die weghen ghesuuert hadde vanden Roouers, so ontboodt hy Kaerle dat hy te Parijs quame, ende hem manschap dade van den Graefschepe van vlaendren Dit ghedaen ende blijdelic van den coninc Lodewijc ontfanghen sijnde, quam weder te Vlaenderwaert, ende daer commende vandt Clementie Boudin Apkins moedre met eenen grooten heyrcrachte van pycarden, die welcke wilde selue Vlaendren huer leuen lanc regieren, ende meende Kaerlen te veriaeghene. Ende oorloghede met vrienden ende met maghen yeghens kaerle, ende omme dat die van Oudenaerde, huer nyet en wilden ontfanghen, als Landtsvrauwe, so ghecreech si bi crachte Oudenaerde, ende roouede dye Stede ende slouch die lieden doot, ende dede die Stede verbarnen, hare hulpers waren, die Graue van mons ende van Saintpol, die Graue van Hesdijn, die Here van Couchy, van Arien, van Beunen, ende van Condeyt, ende vele andere, die Oudenaerde hielpen verbarnen ende beroouen, ende veil quaets daden in Vlaendren. Dye goede Kaerle met sijnder wijsheyt ende vromicheyt, hi ginc te Hesdijn, te Beunen, te Couchy, te sint Venants hi selgierde alle die fortressen, ende brac die mueren, en dede die vesten vullen, maer hy en stichte gheenen brandt. Aldus verwan hy sine vianden, die sommege waren gheuangen, ende sommeghe doot geslegen sommege die vloden, die sommeghe begheerden pays, ende Karels vrientscepe. Ende die pays begheerden, die verghaft hi hemlieden gheerne om die minne gods. Kaerle aldus sine vyanden verwonnen hebbende, gouuerneerde hi bedt dan.vi.iaer vlaendren in groten payse, hi was seere deuoot gode, den aermen lyberael ende milde, ende van elcken bemint, den kercken begiftelic, ende den quaden stuer ende fel in sinen tijden die Nonnen die in sinte Benifacius kercke woenden te Brugghe dat nv onser vrouwen kercke heet, hi dede die Nonnen translateren ten houe in hoedeghem Ende hy dede onse vrauwen kercken meersen, ende stelder inne eene halue canesye, in dat.vij.iaer sijnder heerscappie, so wasser eenen groten dieren tijt al Vranckerijck duere, ende ook in vlaendren so dat vele armer lieden van hongher storuen waer om dat die goede graue maecte eenen poorter van Brugge gheheeten Tammaert sijn aelmoesenier, beuelende hem dat hi alle dage soude gheuen elcken aermen mensche een broodt het gheuiel dat Kaerle hadde te doene Typre vp eenen vrydach ende voor de noen wasser ghedeelt in dye presencie van den graue.K.bi tammaerdt sinen aelmoesenier bet dan.viijc.brooden. Item die graue.K.beual Tammaerde dat hy alle vrydage gheuen soude.xiij.aerme lieden elc een cleet, ende een hemde, ende een paer scoens. Item alle vrydage vastede hi te biere ende te brode, ten ware dattet eenege sonderlinghe geest gheweest hadde. Item alle vrydage, so drouch hi eene haren scilicie naest sinen lijue, ende hi sliep al gecleedt ende hi ghinc alle vrydaghe wullen, ende baervoet ter kerckenwaert, ende hi en schiet vander kercken nyet ten was hooge noene. Ende hi ghinc alle vrydaghe lanc gecleedt, om datmen sine bloote voeten niet sien en soude Ende hi hadde dan aen eenen haesac gegort met selueren penningen, die hy den armen gaf, die yegen hem om aelmoesen quaemen, Het gheuiel dat om den dieren tijt vanden coorne die in Vlaendre was, ende ook al vranckerijcke duere, so dat die oosterlingen broch {==xviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ten vele schepen met coorne, dit vernemende mer Lambrecht van straten ende Bertolf sijn broedre, die proost was van sinte Donaes. Ende Bosschaert van straten, si cochten al dat coorne om seere cleenen prijs yeghen die oosterlingen. Ende si cochtent ooc te Coukelare, ende te Lisseweghe, ende allen die thienden bye den Cloostre van sinte Pieters te Ghendt, sinte Bertins, sinte Omaers, en sinte Winnocxberghe toe behoorden. Ende si leydent al in hueren schueren, ende vp hueren graenders. Ende vercochten huer cooren seer diere nae haren wille, so dat die aerme niet ghestaet en waren om cooren te coopene. Tvolck starf van benoedicheden ende van honghere, dat gheroup vanden ghemeenen ende oock vanden aermen quam in die ooren vanden goedertieren Kaerle, dat dese Bertolf van der straten, die proost van sinte Donaes, ende Lambrecht vander straten sone, dat si hadden vele schueren ende graenders vul corens, maer si wildender alte vele ghelts of hebben. Ende daer omme beual die Graue Tammaerde, dat hi ondersoucken soude, of dye proosten mer Lambrecht sijn broeder so vele corens hadden als dye mare liep, ende oft also ware, dit ondersocht sijnde, men vandt datsi vele corens hadden. Ende daer omme beual die Graue Kaerle dat die proost ende Lambrecht sijn broeder eygens hem soude commen spreken. Die proost ende mer lambrecht commende, dye Graue sprac, segghende tes groot iammere dat ghi heer proost, so vele coorens hebt, ende so grooten coop. Ende ghi laet vlaendren bederuen van honghere, doe swoer dye proost, hi en hadde niet coorens ghenoech vi.weken om hem ende sijn ghesinne te voeden metsgaders sine cannonicken. Ende heer lambrecht van straten sprac ooc die graue Kaerle toe seggende van ghelijcken dat hy nauw coorens ghenouch en hadde, om een maendt bi te leuene. Die goede graue Kaerle sprac datmen soude voorsien omme den proost om die cannonicken ende huer lieder ghesinde. Ende der ghelijcke ooc omme heere lambrecht ende ooc sijn ghesinde om een half iaer lanc gheduerende, ende daer mede soude elc ghepaeyt wesen. Doe beual die graue Kaerle datmen alle die schamele lieden, dat coorne soude gheuen, ten minsten prijse. Ende die gheen ghelt en hadden, men soudt hemlieden gheuen om gods wille, want daer was corens ghenouch omme te sustineirne Brugghe twee iaer lanc gheduerende. Alle menschen quamen om coorne, om daer by te leuene, dye sommeghe omme een iaere, die sommeghe om een half iaer. Ende men onfinckere een ouerdadich ghelt van den voornoemden coorne datter vercocht was, nochtan so bleeffer corens ghenouch omme die Canesye mede te voedene, ende mer Lambrecht met sinen huysghesinne een iaer lanc gheduerende. Ende die goede Graue Kaerle, siende dat groot goedt datmen vanden coorne ontfanghen hadde, hi ontboodt den Proost Bertolf, ende sijn broedere heer Lambrecht van Straten, ende begonste hemleeden schoffierichlick toe te sprekene, ende seyde hemlieden dat sy onghenadighe wouckenaers waren, ende nyet weerdich en waren officieren te sine, ende dat si waren als onnutte vermalendijde ende verwaten lieden, ende weerdich hunt allen goeden gheselschepe versteken te sine, ende huut allen goeden steden, als valsche lueghenaers, sueraers, ende onprofijtelicke allen goeden kersten menschen. Niet te min, ghi seyt dat ghi nauwelijc coren hadt om hu ende huwe Cannonicken.vi.weken by te leuene, ende ghi Lambrecht om een maent. Weet dat ic u corens ghenouch ghelaten hebbe, bet dan om een iaer bi te leuene, ende daer is vele ghelts of ontfanghen. Ende die Graue seyde, tammaerde dat hy hemlieden dat ghelt soude ouer gheuen. Ende die proost sprac sinen broeder onweerdelic toe, seggende ende hem beuelende dat hijt nyet en name. Doen beual dye Graue Kaerle datmen al tgheldt soude deelen den aermen om gods wille. Bosschaert van Straten Lambrechts sone dyt verhoorende vanden Proost sinen oom dat die Graue hem so schimpelick toe ghesproken hadde, ende oock sinen vadre midts dat tammaerdt gewroucht hadde vanden coorne. Daer omme so seyde Bosscaert totten Proost sinen oom. Mijn vader heift in Oorscamp een huuthof ende een groot bogaert, streckende aen Tammaerdts eestre. Ic sal die palen verstellen vanden landt ghesceede ende hem ontrecken dat landtsceedt van sinen eestre, ende stellen die palen tot voor {==xix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} die poorte van sinen eestre, ende also sullen wi hem ofwinnen sijn eestre, ende aldus so moghen wi ons wat wreken ouer hem. Ende aldus biden rade vanden proost, Bertolf ende van Lambrecht Bosscaerts vadre, soe verstelde Bosscaert die palen, want het gheuiel in die keerse tijt ontrent sint ians dach midsomers, dat mer Lambrechts van straten mistlieden, die poorte van Tammaerdts eestre opene vonden, ende byden beuele van Bosscaert, so pluckeden si of alle die rijpe keersen Ende die pachter van Tammaerts eestre waerts gheware, ende hi wilde die keersen nemen, ende beletten datmense niet wech dragen en soude, waer bi dat dye pachtre wiert met vuysten gesleghen, ende onder die voeten ghetorden. Ende Bosscaert met sijns vaders knapen droughen die keersen tsint Donaes in die proostye, seggende den proost die geuaernesse Die pachtre claechdet den graue K.ende Tammaerde sinen meistre die schade van sine fruyte, ende sinen quetsuere Ende men ontboot Lambrecht, ende sinen sone Bosscaert, maer hy en wilde totten graue nyet commen, maer des ander daechs dede mer Lambrecht ende sijn sone bosscaert Tammaerdts poorte vellen, ende omme worpen ter nedre. Het gebuerde noch in die prume tijt dat Bosscaerts van straten knapen quamen in Tammaerdts eestre, ende si schudden alle die prumen of die si daer vonden. Het wordt Tammaerde gheclaecht, maer hi ghedoochdet want hi moeste metten graue kaerle varen in pycaerdye, ende daer omme belaste hi sommeghe van sinen lieden, die wijle dat hi metten graue huyt soude sijn, dat si dat casteelkin van sinen eestre wel bewaren souden. Ende waert dat si meer quamen int eestere, omme smeerpeeren, ofte om eenich ander fruyt te nemenne, dat mense met crachte wederstaen soude. Binnender tijt dat Hertoge Kaerle in pycaerdyen was, daer hy ooc here of was.Ende Tammaert sijn aelmoesenier was ooc met hem, so gebuerdet vp alder dach in pietmaent, Lambrecht ende sijn sone Bosscaert beuelen al huerlieder knapen, dat si alle dat fruyt of doen souden, dat in Tammaerts eestre was. Die knapen in teester commende, den pachter quam te Brugghe, ende claeghder Tammaerdts oom, want Tammaert metten prinche in Pycardyen was, ende daer omme Tammaerts oom sende.xx.vrome ghesellen ten eestre waert, ende daer wordemen vechtende, so dat bosschaerts knapen alle ghewondt waren, ende seere gequetst. Deen hadde den voet of, ende dander die vuyst of ghesleghen, die derde den aerm bi naest of, so dat men Bosschaerts knapen moeste te Brugghe voeren. Als dyt vernam mer Lambrecht van straten ende Bosscaert sijn sone, si ghinghen ten eestre waert met groter macht, ende dede alle die boomen vellen, ende tcasteelkin vanden gronde vpwaert omme werpen. Als daer dat gedaen was, si keerden weder omme in Brugghe, ende quamen in Tammaerdts huys, ende sloughen doot Tammaerdts oom, ende Tammaerdts dochtre, dye beurucht was, dye was so ghewont dat die vrucht bedarf, ende si starf corts daer naer. Omtrent midwinter, die graue Kaerle quam te Brugghe, ende Tammaerdt was seere bedruct om sijn oom ende om sijne dochtre, dat si so iammerlicke gedoot waren, ende omme sine vaderlicke erue, die so gheselgiert was. Het was den graue geclaecht, ende alle dingen waren ondersocht, van beeden partyen, ende si bleuens ten segghene vanden graue Kaerle, die welcke seyde, so dat Bosscaert bleef in dye schade, ende in die schande, want hy moest vprechten die schade vanden frute, ende vanden boomen, oft die weerde daer ouer betalen. Ende hy moest doen maken, die poorte, die huysen ende tcasteelkin, beter dant te voren was. Ende eenen somme van penninghe gheuen alle iare, tot dat die boomen also groot waren, als si waren, eer si twist namen yeghen malcandre. Ende Bosscaert soude seggen dat hem leedt ware, dat hy dye palen valschelijck hadde doen verstellen, ende van alle sticken die daer te voren gheschiet waren. Ende oock beual hy hem alle die schade binnen eenen iare vp te rechtene. Het gheuiel op den.xiij.dach dattet wel gheurosen was, ende daer vp wat ghesneeut, vp die maeltijt als dye Graue Kaerle te Brugghe was, ende soude gaen eten vander noene, doen quam den abt van sinte Bertins moede in ghegaen, ende al beclact voor den Graue Kaerle, ende seyde die benedixie. Die Graue seere verwondert, vraechde hem wat hi te Brugge sonderlincx te doen hadde, aldus commende int therte {==xix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} vanden wijntre, ende sulcke pijnen ende moeyenesse hem seluen dede, haddi in sijn clooster gheweest, hi en hadde so beslapt niet gheweest, noch so moede, ende ghy en sijt hier niet gecommen sonder cost, twaer beter hadt ghy bi huwen monicken ghebleuen, ende dese hoochtijt niet verswymt, ende hadt huwe monicken met desen coste gherecreeirt. Doen sprac dien abt, gheduchte here ende prinche wilt weten dat Bosscaert van straten, heift ons beloeft ouer drie iaer onse thienden te bewarene van Couckelare, ende van Lisseweghe, ende bi Houdenburch, ende wi en connen van hem noch van sinen vader niet ghecrijghen. Item van ten ghiften van huwen weerden neue, die weerdighe edele prinche Boudin apkin van salegher memorie, wi en ontfanghen niet. Die goede Kaerle worde seere verstoort ende seere gram, ende hem verwonderde seere, maer hi temperde si gramscap om dye weerdichede vander feeste, ende van sinen edelen, dye te sinen houe waren, maer hi en mochte niet eten van groter gramschap. Maer hi ontboot den proost Bertolf, als dat hi niet laten en soude, hi en quame ter maeltijt vanden Graue Ende dye proost commende, maer seere spade. Die Graue vermaecte diueersche officien ter seluer maeltijt, ende gafse den ghenen dye ter maeltijt waren. Ende die prinche beual den abt, dat hy soude segghen voor den proost, ende voor hem allen dye daer waren, waer omme dat hi so inden fellen winter te Brugge ghecommen was. Hy beclaechde hem aldaer ouer Lambrecht van straten, ende van Bosscaert sinen sone, dat si hem drie iaren die thienden onthouden hadden, sonder betalen. Doen sprac die goede Kaerle. O cancellier ende heer proost wat segdy hier toe, ende wat raedijs. Die proost wordt seere beschaemt, om die schandelicke saken van sinen broedre mer Lambrecht, ende sinen neue Bosscaert, daer omme dat hi aldaer ontboden was. Ende men hilt dese princhelicken feeste in Tsprinchen hof met vele heeren en schiltknapen, dye ter feesten ghenoodt waren, maer mer Lambrecht van straten, noch gheen van siden kindren, noch nyement van al sinen gheslachte en wasser ghenoodt, noch geroupen ter voorseyde feeste, noch vanden officien diere vermaect waren, men sprac niet aen den proost. Niet yeghen staende, dat hi nochtans cancellier was als noch, recht ofmen sijns niet gheachten hadde. Dit merckende die proost, datmen sijns niet en achtede, trac huyter princhelicker sale seere verstoort. Die graue dye sprack. Hoort Bertolf, ic beuele hu dat ghi den abt ende sijnder abdyen doet vernoughen, binnen viij.daghen, so dat ick nyet meer clachte en hoore, op die verboerte van huwen seghele vanden Cancellier, ende ooc vp die verbuerte van al den goeden van huwen broeder, ende van Bosscaert, gheconfijskiert ende tmijnder tafele gheleyt te sijne, als verbeurt goet. Den Proost wech gaende, hi seydet sinen broeder Lambrecht. Ende si droughen ouer een, dat sy souden te sinte Maertens messe typre gaen, ende ontbieden alle huerlieden vrienden ende maghen, omme bystandicheyt, want si meenden den goeden graue Kaerle te doodene, aengesien dat hi noch vader, noch moeder, suster noch broeder, oom noch neue hier in vlaendren en hadde, noch eeneghen maech, dye sine doot wreken soude. Aldus meende si sterck ghenouch te wesene. Item vp sinte Vincentius dach, Bertolf die proost, ende mer Lambrecht van straten, ende alle sine kijndren, ende met vele rechtsweers, mer Guyot van steenvoorden, ende vele andere vergadert zijnde, so was ouer een ghedreghen, als die graue Kaerle soude te Brugge sijn, midts dat hy des vrydaechs nuchtens, bi costumen tijlicke ghinck tsinte Donaes, vp die vaute bouen den choor, in sine deuocie. Ende hy ghinc dan met eenen langhen keerle totter eerden, om te bedeckene sine voeten, want hi tsvrydaechs altijt baerbeens, ende baeruoets ghinc, hoorende daer eene messe of twee. Ende plach daer vp die vaulte altijt te blijuen totter hoogher noene, ende dat alden dienst ghedaen was. Ende aldus die ordonancie ende raet, die Bertolf den Proost ende sine vrienden Typre, tsinte Maertins hilden, was dat Bosscaert vander Straten, ende sine broeders ende daer toe vele vrome ionghe ghesellen van huerlieder gheslachte, als Willen, Wyntrij, Werrin ende Ysaac, dese souden alle te Brugghe liggen, in huerlieder sheren ooms huys.s.Donaes, in die proostie, ende svrydaechs nuchtens souden si wesen vp die vaute, bouen den choor, om te bespien wanneer die graue.K. {==xx.r==} {>>pagina-aanduiding<<} soude commen sinte Donaes. Ende bouen der vauten sijnde, si soudene doodt slaen. Des dijscendaechs vp den vastenauent, die welcke quam in tlaetste van sporcle. Doe quam die goede graue.K.te Brugghe, ende tsvrindaechs daer naer, twelcke was den derden dach van Maerte. Die goede graue Kaerle quam alleene baeruoets gaende van sinen houe tot sinte Donaes snuchtens seere tijlicke met eenen langen keerle seer deuotilic, ende hi hadde gegort sinen haessac met selueren penninghen, die hi by costumen om gode plach te gheuene, ende op dyen voorseyde vrydach tijlicke ghinc hi bouen der vaulte sine bedinghe lesende, also hy ghewoone was. Ende als sijn capellaen soude misse lesen, so quam daer een aerm wijf biddende om aelmoesene totten voorseyde Graue, ende hi sine rechter hant stekende in sinen haessac, meenende der aermer vrauwe om Gods wille te gheuene. Doe quam bosscaert vander strate met sinen broeders ende met sinen magen, ende slougen den graue sine rechter hant af, daer hi der vrauwe een aelmoesen mede ghegeuene soude hebben. Ende bouen dien so cloofde hy hem sijn hooft in tween ende vermoordene al daer hi knielde in sijn deuocie. Ende die arme vrauwe ontfangen hebbende den penninc, so liep si wter kercken, roepende wachaermen, men vermoort daer bouen den Graue Kaerle. Ende die wethouders vander stede worden die sake vernemende, ende also dat si inden burch quamen, so slouchmen se doot, ende ooc den goede Tammaerdt, die aelmoesenier was vanden graue Kaerle. Ende Bosscaerdt ende alle sine ghesellen namen Tammaerdts goet, ende daer naer ghinghen si in tsprinchen hof, en slougen al Tsgrauen gesinde doot, ende namen al des princhen yuweelen, ende brochtense in die Proostye. Die graue lach in die kercke van sinte donaes tot tsondaechs naer der noene. Ende sommege personen namen bedectelicke cleederkins, ende nettense int bloedt vanden Graue, ende ghenasen vander cortsen ende van meer andere siecten, mer niemant en dorste bewaren, want Bosscaerdt ende sine mede gesellen beletten dattene nyement wech draghen noch begrauen en mochte. Dese mare van dese onredelicker moort, liep al Vlaender duere, ende Brabant Henegauwe, Artoys, ende over alle diueersche landen, ende hoe si waren in groter menichte die dit fayt gedaen hadden, huyten welcken groot volck quam te Brugghe waerts. Ende daer omme Lambrecht van straten, Bosscaert ende Willen sijn sonen, Inghelram van eessene Wijntry, Ysaack, ende alle huere medepleghers, si vloden inden burch, ende hilden den steen, tghyselhuys sinte Donaes ende die looue, ende si voorsaghen hemlieden van prouanchen genouch omme.iijc.gesellen een iaer lanc bi te leuene. Doen quam dye abt van sinte pieters, mer Seruaes van praet, mer Boudin van Ghendt, mer Hellin van Bouchoute, mer Diederick van Dixmude, mer Rijckquaert vander Beerst, ende sine broeders quamen met machte te Brugge, ende deden dat lichaem van den prinche ter eerden doen te sinte Christoffels kercke, ende beleyden mer Lambrecht van Straten ende sine medeghesellen bedt dat een maent lanc. Willem van Looburch graue van Ypre verhorende die doodt van sinen neue den goeden graue.K.quam te Brugge, ondersouckende tfayt, ende dat occusoen, waarom dat hi vermoort was. Hi dede senden om sine mannen ende alle die hem wel wilden, ende dede belegghen den burch, ende dye wel waken ende bewaren, so dat mer Lambrecht ende sijn gheselschap hem nyet huyt stelen en souden. Ende Willem van Loo ghinc te Ghendt, Typre, te Cassele, vernieuwende die officiers, ende horende die rekeninghen. Item hi quam weder te Brugge, vermakende die wet, want die scepenen waren meestendeel doot gesleghen van Bosscaert van straten. Ende men hilt al Vlaender duere Willem van Loo ouer Graue, ende alle gheboden ende commandementen dede men huyt sijnder name. Item sdaechs naer dat die voorseyde graue aldus vermoordt was, dat was Tsaterdaechs, vele menschen namen haer cleedren of doucxkins, ende nettense in sijn bloedt, iae trocken haer huyt sinen baerde, ende huyt sinen hoofde, twelck si hilden al ouer precieuse Relijcquien, ende verdreuen ooc alle quale ende onghesonde. Item in sinte Andries cloostre buten Brugge weunde een mensche, die.xxi.iaren crepel geweest hadde, ende den abt van.s.andries die had dene.viij.iaren gehouden, gespijst ende gecleet om gods wille Ende die crepel voer vp eenen waghen te Brugge tot vp die marct, ende van daer so croop hy te sinte donaes. Die wijle {==xx.v==} {>>pagina-aanduiding<<} dat dat dode lichame noch lach inden choor s.Donaes. Ende dat aensichte vanden prinche was bedect met sinen hoede. Dese crepele nam den hoen in sijn hant, ende terstont so wordt hi rechte gaende, of hi noyt crepel geweest en hadde. Ende deis crepels name was Roegekin die toolenare. Ende tvolck dit siende, wilden den lichame vanden graue wech gedregen hebben. Doen quam Bosscaert van straten met sinen sweerde, ende sinen knapen seggende. Laet sien, wie is hi of wie sijnse, diene wreken willen, of diene begrauen sal, ende iougen alle tvolc huten choore, ende huter kercken. Een poorter van Brugghe nam des grauen hoet bedectelicken, ende bewaerdene seer weerdichlik menich iaer, ende als yement hadde hooftsweere, of den reume, oft die cortsen, si quamen tot dien poortre, ende stelden des grauen.K.hoet vp haerlieder hooft, ende terstont genasen si. Nota dat alle die te rune ende te rade waren vander doot vanden goeden.K.dye storuen quade doot eerlange daer naer.hy was.viij.iaer G. van vlaendren, hi was verslegen anno.M.c.ende.xxvij. ¶ Van Willem van Loo, burchgraue van Ypre, die welcke dede alle quade doot steruen, die den.G.K.hadden helpen vermoorden. ¶ Dat.xx.capittel {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} WIllem van Loo Burchgraue van Ypre, regierde Vlaendren ontrent.ix.weken. Boudin Apkin ende die goede graue Kaerle waren rechtswers, want die houde Robrecht die Vriese hadde twee sonen, Robrecht die vader van Boudin apkin was, ende hadde eenen sone die hiet Phelips. Dese Phelips hadde een dochtre, de welcke was vrauwe van Loo, bi Dixmude, ende si was moedre van willem van Loo. Ende dus so soude willem van Loo met rechte geweest hebben graue van vlaendren. Het gheuiel die wijle dat mer seruaes van praet, ende die andere edele die inden burch waren, ontrent half Maerte, so wonnen si by fortsen tschepen huys. Dit aensiende mer lambrecht, ende de proost van.s.donaes, ende huer lieder suster kinderen, Wijtry ende Werrijn, Willem ende Ysaac, si auentuerden hemlieden by donckere nachte, ende daelden van.s.Donaes kercke, in de plaetse maubeert, ende si vloon in tcloostre te Watene, Ende ysaac vloot te Teerrenburch, in s.ians abdye, ende gaf den cloostre, alsijn goet ouere ende al sijn erue, ende was aldaer monic gecleet, maer mer Lambrecht van straten wordt bekent ende gearresteirt in Brugghe, eer hi wech conde geraken, ende wort geleet voor mijn here Seruaes van praet, dye welcke ontboodt mer Willem van Loo den Regent van vlaendren, de welcke quam te brugge om mer Lambrecht te iusticierne, de welcke Graue Willem beual datmen mer Lambrecht inden burch vp eenen vleeschbanc binden soude, ende dye handen ende voeten of hauwen soude, ende datmen den lichame slepen soude drie waruen, ront omme den burch, ende van daer ter galghe, ende hem daer aen hanghen Bet dan iijc.personen bouen inden steen, ende bouen vp sinte Donaes Kercke liggende, saghen hueren oom, of neue, ofte heuren meestre so iammerlicken begaet, ende ghemarteriseirt, ende sonderlinge Bosscaert van straten, sinen vader siende also begaet, seide. Och kindren, elc pijne ende poge om sijn beste te doen, onse hoofden sijn alle wech, mijn oom die proost, ende mijn vadre Wijntry, werrijn ende ysaac, ende alle die vrome mannen, ende lambrecht mijns heeren vader is iammerlic gedoot, ende al onse vytaelge stinct ghelijc eender prye, ende ons broot is al vinnich geworden, ende wi en weten niet waer by {==xxi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} leuen. Vp sinte Benedictus nacht het was een groot mistich weder den.xxi.in maerte bet dan.lxxx.personen metsgaders Bosscaerdt van Straten ende Inghelram van eessene, daelde in die plaetse Maubert hute ende si ontginghen, ende die sommege waren ghecreghen.ende mer Willem van Loo vandt Werrijn ende Wijntry bi Rijssele, ende noch sommege andere, ende hi deidtse setten drie dagen al moedernaeckt int Pellorijn te Rijssele sonder eten ende sonder drincken, maer men wierpse met vorten appelen, ende met meure ende ander vulicheden, ende ten vierden daghe waren si ghesleypt totter galghen, ende daer ghehanghen. Ende een Rudder die hiet mer Herman die quam van Hesdijn te Aryen, ende hi hoorde seggen dat Ysaac monic was te sinte Ians te Terenburch, hi deden heymelicke vanghen, ende hy ontboodt Willem van Loo tot Aryen te commene. Ende hy dede Ysaac seere pijnen, ende hi leedt buten sijnder pijnen, dat hy vp den dach als Hertoghe Kaerle verslegen was, dat hi bet dan.xxv.lieden alleene doot slouch onder schepenen ende van Sprinchen huysgesinne, ende alle nyeuwe officiers. Doe vraechde Willem van Loo Regent van Vlaendren, wie dye principaelste waren in die conspiracie vanden graue Kaerle. Isaac sprac, ic sal hu die waerheit segghen eer dat ic steruen sal. Aldus weit dat mer Guy van Steenvoorde Casteleyn van Cassele metsgaders mijnen oom den Proost wy hilden raedt Typre, mer Inghelram van Eessene Bosscaert van straten met sinen broeders, ende ik Ysaac dat wi in tbeginsel vander vastene als die graue.K.alleen ter kerken soude commen dat wi hem dootslaen souden, ende ooc Tammaerdt sijn aelmoesenier, alsoot gebuert is, twelc nu sonderlinge leedt is, ende ic riedt datmen dye officiers ende schepenen ooc doot slaen soude. Doen vraechde Willem van Loo waer die Proost sijn mochte. Hi seyde, hy meende wel dat hi te Watene was. Doen beual Willem van Loo den prouoost van Aryen, ende den schouteeten datmen Ysaac te peerts steerte slepen soude al dye stede van Aryen duere, ende in elcken houc vander cruusstraten datmenne al moedernaect ouer seere met roeden slaen soude, ende dan vp dye marct van Aryen datmenne daer handen ende voeten of hauwen soude, ende datmen dan met eender coorde onder die ocxelen ghebonden tot der galghen slepen soude, ende daer onthoofden, ende tlichaem sonder hooft onder docxelen ghebonden, so aender galghen hangen soude Willem van Loo die Regent ghinc te watene, maer met groter pijne ende met groten dreeghemente om dat hi die sommeghe souden doen hanghen, ende haerlieder huysen destrueren, ten ware dat si hem seyden, waer die Proost ware. Si lieden veruaert wesende vinghen den Proost, ende gauene ouer Willem van Loo. Die proost gheuanghen sijnde badt Willem van Loo dat hy baeruoets in verlatenesse van sinen sonden mochte gaen tot Ypere lesende sijn deuocie, twelck hem Willem van Loo consenteerde. Ende altemet sprac hi sine biechte yeghen sinen Cappellaen. Maer als die proost Typre quam, nauwelic conste hi vp sine voeten ghestaen, dat si so gheuleghen waren. Willem van Loo nam raedt hoe datmen Bertolf dooden soude. Ende omme dat hy een kerckelick prelaet was, so en wildemen hem niet onthoofden, noch eeneghe leden nemen, maer si vonden in hueren raedt, midts dat hy.ix.mijlen baervoets ghegaen hadde, ende sine voeten ghevleghen waren, datmen hem leuende in een coe huyt naeyen soude. Ende bi nachte wordt hy ghevoerdt van Ypre een mijle varre in eenen busch, ende aldaer leuende met een coorde ghehanghen aen eenen boom, ende ten vierden daghe men vandtene doodt. Doen wordt hy vanden boome ghedaen, ende men begroeffene tsinte Martins Typre int ghewijde, alsoo wordt hi ghepunieert. Item Typre wordt gewrought dat mer Guy van steenvoordt, ende.x.canonicken van sinte Martins waren mede inden raet, hoemen best den graue Kaerle doden soude. Daer omme Willem van Loo dede mer Guy onthoofden, ende.x.canonicken stellen ten eeuweghen kaerkere te watre ende te broode, tot si storuen, waer of die.v.laghen in Sbisschops vanghenesse, te Doornicke, ende dander.v.te Teerenburch Bosscaerdt van Straten die vloodt te Brugghe int clooster vanden Eechoute met sine knapen in eens canonick reguliers camerkin vier daghen lanc, ende namen elc een ouerslop aen, ende deden hem groote crunen scheeren {==xxi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} of si monicken reguliers gheweest hadden, ende meenden te treckene naer Brabant, omme also te ontcommene. Maer als sy quamen ten veere voor Andtwerpen, in eenen boot sijnde, om ouer te varene, watmen den boot stack of roeyde, hy en wilde niet van cante, omme dat dye quade Bosscaert daer inne was. Dyt siende een man, dye Bosscaert wort bekennende, seyde. Voorwaer die cause dat wi niet voort en meughen, is toecomen huyter horrijble moort die dese Bosscaert bedreuen heeft. Dit verstaende die selue Bosscaert, wordt seere ghescoffiert, ende pijnde hem omme tontcommene, so hi dede, want hi was ten derden daghe te Rijssele, al daer hi drie ooms hadde, van sijnder moeder weghe, als Hughe here vander aleuwe, Bernaert here van Robays, Oliuier here van Banduweys. Ende Bosschaert quam vp die maeltijd vander noenen, daer si alle drie vergadert waren, ende saten ende aten, ende hi by hemlieden sijnde, seyde hoe dat hi meende te treckene in cypers, ende aldaer te blijuen wonende Ende hi quam om oorlof te nemene aen hemlieden biddende oock om eene quantiteyt van pennighen, om in Cypers mede te varene. Sijne drye ooms sonden heymelic om den Baliu, ende om den Casteleyn van Rijssele die welcke quamen, ende vijnghene, ende leyden hem in tcasteel. Ende Willem van Loo wordt al daer ontboden. Daer was Bosscaert.iij.daghen gestelt vp tpellorijn ende worde duerworpen met vorten appelen vanden kijndren, ende met andere vullichede. Ten vierden daghe wordt hy ghesleypt ter galghe waerdt, ende al moedernaeckt ghestelt vp een wiel, ende sijn lijf met heunich, ende met zeeme bestreken, ende boven hem was ghestelt eene yserin traelge, omme dat hem die rauen ende die voghelen niet pecken en souden, maer die vlieghen ende die byen, ende vrselen daden hem veel iammers, want also sadt hi daer, ende bleef leuende, bedt dan.vi.daghen lanc. Eene gheheeten Eueraert, sijn knape, wetende dat sijn meester gheuanghen was, hi liep wech, ende ghinck in Ardanen, daer viel hi in eenen pit, daer hi verdranck. Inghelram van Eessene was gheuloden, ende woonde te Mens vp den Rijn. Ende hi gherochte eens eyghen eenen poorter van Mens woorden te hebbene, ende stac den poorter een wonde inde borst, daer hi of starf, waer omme Inghelram geuanghen wordt, ende was in eenen sack ghesteken, ende also verdroncken in twater vanden Rijne. Item den coninc Lodewijc van Vranckerijcke, dye groote verhoorende vander felle moordaet van sinen neue, den goeden graue Kaerle, die so verradelic gedoodt was, versaemde een groot heercracht, ende hi ontboot Willem van Normandyen, sinen swacelijnc, dat hi met hem trecken woude in Vlaendren, hy soude hem maken Graue van Vlaendren. Die coninc commende ouer Doornicke tot cortrijcke, ende also tot Brugghe, soe vijndt hy in die burch te Brugge al die edele van Vlaendren, die welcke sinte Donaes kercke den steen ende die looue rondt omme beleyt hadden. Ende dye edele die willecomden den coninc, ende seyden die gheuaernesse vanden fayte, ende vander doot van den goeden Kaerle. Ende Willem van Loo vernemende dat dye coninc te Brugge was, quam tot hem, ende willecomdene, ende vertelde hem hoe hi die sommeghe gheiusticiert hadde ende hy leyde den coninck voor oghen, hoe dat Graefschip van Vlaendren vp hem verschenen was. Die coninck seyde dat hy noch een lettel tijdts beyden wilde, want hi versochte den coninck manschip te doene vanden Graefschepe van Vlaendren. Ende die coninck beual datter.iij.of iiij.van die vp dye kercke van sinte Donaes laghen, tot hem commen souden bi saufconduyt, hy en soude hemlieden niet mesdoen, si quamen totten Coninc. Die coninc seyde. Ic rade hu dat ghy huwe gesellen secht, dat si neder tot mi commen, ende bidden mi om gracie, of sonder twijfele, ic sal sulc een vier doen maken, dat ghi alle versmoren sult. Dese ghesellen ghinghen vry van sinte Donaes, tot den steene, ende in die looue, gheuende te kennene huren medeghesellen die meeninghe vanden coninck. Ende si lieden merckende dat si nyet anders tetene en hadden, dan beschimmelt broodt, want alle dye andere spijse ende dranc hadden si wech gheworpen, so quamen si alle neder, en vielen voor des Conincx voeten, biddende hem, omme sijne ghenaden. Doen beval dye Coninck datmen haere lieden handen vp hueren rugghe soude bin- {==xxij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} den, ende men leedese.iiij.en.iiij.v.en.v.tsamen inde voye vanden steene vander looue ende van sint Donaes kercke. Ende men schootsche huuter voye vp die straten, ende vielen alle de heersene in die kele, ende braken den hals, Doen beual die coninc datmense met waghenen hutewaerts soude voeren, ende dat mense alle aen boomen hanghen soude, tusschen sinte Baefs ende sinte andries, doen ontboodt die coninc den bisschop van Doornicke, omme te reconsilieirne ende te verwijdene sinte Donaes kercke, twelcke was den derden sondach naer Paesschen, die negenste weke naer dat Kaerle tsinte christoffels begrauen was. Ende vp desen tijdt so houden noch die van.s.donaes huer lieder kercwijdijnge oft dedicacie huut dier memorien vp den derden sondach naer Paesschen. Ende doe als die kercke verwyet was, so was de graue Kaerle ontgrauen sinte christoffels, duer al dat hi.lxiij.dagen inde eerde gheleghen hadde, al doe so root noch dat selue lichaeme also soete ende also wel, offer eene gheheele apottecarye ontdaen hadde gheweest. Ende sine wonden waren also varsch of hy maer versleghen hadde gheweest. Ende dye coninc dede tlichame translateren van sinte christoffels tot in sinte Donaes kercke, ende daer wart hi begrauen achter den hoghen outaer Nota. dat inden somer hier naer begonste die oerdene Sisterciensis Ende sinte Robrecht die de eerste Abdt was, die fondeerte deerste Cloostre varre buten allen volcke, iiij.mijlen vander stede van Longhers. Dese dijnghen ghedaen sijnde, die coninck gaf tgraefscip Willem van Normandyen sinen swacelinc Robrechts sone, dit vernam Willem van Loo die alle die casteelen vercreghen hadde in west vlaendren, ende hadse ooc doen prouanchieren ende daer toe ooc dye Stede van Ypre, ende dat omme te houdene yeghens dye Hertoghe Willem van Normandyen, want hy hadde vernomen als dat dye coninc niet langhe in Vlaendre blijuen en mochte Ende als dye coninc vernam, dat heer Willem van Loo meende te oerloghene yegens willem van Normandye omme hem te veriagene, die coninc quam Ypre belegghen. Ende ten neghensten daghe, so was Willem van Loo gheuanghen van die van Ypre, ende wordt den coninc ghepresenteirt, dye coninc sendene te sinte Omaers inde vanghenesse, maer ter bede vanden edelen ende ooc om dat hi dat naeste oyr was om Vlaendre te besittene, die coninck dedene huten doen vp condicie, dat was dat hi moeste den Hertoghe Willem manschip doen vanden lande van Loo, maer hy hiltet qualic, ende vander Burch graefschip van Ypre. ¶ Hyer wordt Willem van Normandyen Graue ghemaeckt van Vlaendren, die vijftienste.maer tgheduerde seer onlanghe. ITem heer Willem van Loo trac byden Coninck van Ingelandt, hem claghende hoe hem die coninck van Vranckerijcke veronghelijct hadde, ende hem sine erue ende versteruenesse ghenomen hadde. Hi was met den Coninc Steuen van Inghelandt in eenen wijch, die hy met sijnder vromicheyt wan, waer omme dye Coninck Steuen gaf hem dat Graefschip van Cans in Inghelandt, daer was hi binae.xxiiij.iaer, ende hi bedyde blendt, ende hi seynde bedecktelijck sijnen schat te Vlaendre waert, ende quam woonen te Loo, in sijne heerschappye. Ende al daer stichtede hy een cloostre van Canonicken Reguliers dye daer die.vij.ghetijden hilden, die hi daer ghetijdelick hoorde met grooter deuocien. Ende als hi ontrent thien iaren blendt gheweest hadde, ende te Loo wonende seere houdt van iaren sijnde, so starf hy vp den.xxv.sten dach in Laumaent, int iaer ons heeren.xi.hondert ende.lxij. Ende Diederick van Elsaten die doe Graue van Vlaendren was dedene begrauen te Loo met groter weerdicheden in tcloostre, twelck hi hadde doen stichten. Ende Diederick plach hem als hi noch leuede, ghetijdelick te vysenteirne naer dat hy blendt was gheworden. ¶ Van Willem van Normandyen, sgrauen sone vam Normandyen.die.xv.Graue van Vlaendren ¶ Dat.xxi.Capittel. {==xxij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} WIllem van Normandien sgrauen sone van Normandyen swacelinc vanden groten Coninck Lodewijck van Vranckerijcke. Dese Willem was dat Graefscip van Vlaendren ghegeuen vanden Coninck van Vranckerijcke met groten onrechte. Dese voorseyde Willem van Normandyen wort een groot vertasseerdere. Ende hy dede vele ouerlasts den volcke in pointijnghen, in settijnghen, in maeltoten, ende in dobbel toolnen, hi vercochte die officien, waer omme hy van al tvolc vanden lande wordt ghehaet. In Vlaendren quam een ionghelinck hiet Aernoudt, ende hi was sone van Kaerle Kamuts sustre, ende hi begheerde dat Graefschap dat Kaerle sijn oom beseten hadde, ende was dat rechte oyr ende naeste bloedt om met rechte Vlaendren te besittene, ende hy quam eerst tsint Omaers, daer hi weerdichlijc ontfanghen was. Willem van Normandyen dede der stede van sinte Omaers so groten ouerlast dat si nemen een bestand van.xl.daghen omme den iongelinc te beradene, dat hi ghesont weder trake in Noorweghe. Item Willem van Loo quam ten Damme met vele schepen vul yngelsche saudeniers die in vlaendren alte grote schade deden, ende si myneteden al te seere tvolc van Willem van Normandyen, twelcke waren al Fransche saudeniers. Willem van Loo stichtede brandt in vele steden in Vlaendren. Dien van Ghendt van Brugghe, ende van Ypre hadden hem gheerne ghehadt ouer Graue, ende veriaecht den Norman, mer si en dorstent niet doen omme dat hi manschap hadde gedaen den coninc van Inghelant. Dit vernam Lodewijck coninck van Vranckerijcke, hoe dat die Inghelschen Vlaendren silgierden. Hy sandt Willem van Normandyen.xm.lieden van wapenen, die welcke veriaechden dye Inghelschen. Ende die ionghe Aernoudt hoorende tiammer dat in Vlaendre was, hi badt Willem van Normandyen dat hem ghelieuen wilde, hem te doen gheleedene te sinen lande van Noorweghe, ende hi schalt quijte al sijn recht, dat hy aen Tgraefschip van Vlaendren hadde, doe ende tallen tijden. Ende Willem van Normandyen gaf hem grooten ghiften, ende dedene eerlicke gheleeden te sinen lande. Die xm. saudeniers bleuen in Vlaendren metten graue Willem, ende vercrachteden der mannen wijfs, ende laghender bi yeghens der mannen danc, ende als sijer yeghen seyden ende huer lieder wijfs wilden weder nemen, so slouch mense doodt. Ende die Graue Willem dede der gelijcke, als poorters wijfs, ende maechden te Violeirne. Ende men screef den coninc van Vranckerijcke ouere tgroote grief ende schade dat Vlaendere ghehadt hadde, ende noch hebben soude vanden oors die staen omme Vlaender te besittene. Ende men screef den coninc ooc ouer al tregement vanden Graue ende van sinen dienlijnghen, maer dye Coninck en achte des niet, ende en gaffer niet omme. Dit aensiende die drie steden Ghendt Brugge, ende Ypre, ende al tghemeene landt, dat dye Graue Willem so lancx so aerger waerdt, ende alle sine officiers, si sonden bedectelic eersameghe boden, aen Diederick den Graue van Elsaten, die recht oor was van Vlaendren, ende een edel man van wapenen, ende hadde vele schone fayten van wapenen ghedaen, in Egypten, en Barbaryen, ende in Syrien, dat hi rasschelic hem wilde spoeden om te commene in Vlaendren, want dat graefschip by rechter versteruenesse hem {==xxiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} toe behoorde, ende aen ghecommen was, Ende dat hy met hem soude brijnghen.iiij.of vm.saudeniers van wapenen, omme eenen tyrandt te verdrijuene dye Vlaendren selgierde, want al die steden van Vlaendren souden hem hulden, ende ouer haren Graue ontfanghen. Diederic dese bootschap ontfaen hebbende stelde ende ordonneerde omme dat Graefschap van Elsaten te doen regierene bi sekere wijse persoonen, ende quam te Vlaenderwaert met.vm.edele persoonen, ende fijne lieden van wapenen. Ende in Ghendt, Brugghe ende in Ypre commende, wasser eerlic ontfanghen. Dyt verhoorende Willem van Normandye, quam van Rijssele te Cortrijcke, ende men en woudene niet in laten. Vandaer so quam hi te Ghendt, ende daer en dede men hem gheene weerdichede. Hi ontboodt die schepenen by hem te commene, mer si en quamender niet, maer men seyde hem, wilde hi Scepenen spreken, dat hi quame inde schepenen camere. Willem quam int schepen huys, daer so wordt hi so ouerhaelt van sijner ghierichede ende felhede, ende van sijnder bouvachtighede ende onreynichede. Ende si seyden datter was in Vlaender commen een Edel ende notabel man, die welcke gherechtich oyr van vlaendren was, ende si en soudene niet veriaghen, al wast dat willem van Loo ende Aernoudt van Denemercken veriaecht waren. Ende wildij vechten teghen Diederick ende hem veriaghen, wi en sullen hu helpen noch deeren. ¶ Hoe Willem van Normandyen beuacht Diederick van Elsaten, die welcke was met sijnre heyr crachte te Acxpoele. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} WIllem voorseyde vernam dat Diederic was te Acxpoel, daer trac hy met sinen.x.duysent walen, Daer was seere gheuochten, ende aen beeden siden vele volcx versleghen, dyt ouermerckte Diederic van Elsaten dat sijn volc versleghen ende seere ghemindert was, ende track wech tot in Brabant, omme meer volcx te finierene. Ende hi quam in Haelst om hem.iij.oft vier daghen te rustene, ende om al heymelic die van Gendt bi hem te ontbiedene Ende dit vernam Willem van Normandyen dye hem aldaer quam besoucken met.vi.duysent Fransoysen, want hem waerender {==xxiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ofghesleghen wel.iiij.duysent inden voorleden strijt van Acxpoele. Ende hi meende die Stede te ghecrijghene, want men wildene daer niet inne laten, daer omme ghinck hi stormen vp die stede. Ende dye Graue Willem stondt voor die poorte vander stede ende sprac beuelende, datmen hem als graue ende prinche vanden Lande sine poorten opene doen soude, twelc men niet doen en wilde. Ende mettien was daer een schotter dye hiet Casin, dye welcke spien eenen cruysboghe en schoot met eenen ghevenijneirden careele naer den Graue Willem, ende gherochtene in sine schoudere seere diepe, so datmene moest wech leeden, van welcker quetsuere hi starf binnen.vij.daghen daer naer. Ende wordt begrauen te sinte Bertins inde voorkercke, bi Boudin Apkin. hi starf vp den.xvi.dach in Ougstmaent, int iaer ons heren.xic.ende.lxxix. Hi en rengneirde maer ontrent.xv.maenden oneerbaerlicke ende seere tyrannelicke. ¶ Van Diederick van Elsaten die xvi.Graue, die welcke de kercke van sinte Baselis dede stichten binnen Brugghe, ende schanc daer het heylich bloet, datmen daer alle iaer omme draecht. ¶ Dat.xxij.Capittel {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DIederick van Elsaten was die.xvi.Graue in Vlaendren, ende hi was Gheertruydts van Elsaten sone des houden Robrechts svryesen dochtre, ende was sustre van Adelye der Coninginne van Denemercke, die welcke moedre was vanden goeden graue.K.camuts Dese voorseyde Diederic was in alle den steden van Vlaendren eerlic ontfangen, ende brac of alle pointijnghen, settinghen, ende alle exactien, ende maeltoten, die Willem van normandyen sijn voorsate gheordonneert hadde. Ende hy hilt ende regierde tlandt in groten payse. Clemencie sine moeye die weduwe was vanden ionghen Robrecht die Vriese, die welcke sustre was vanden paeus Calixtus, dye wilde te haren lijue hebben tlandt van Vlaendren, want die Coninc van Vranckerijcke ontboot haer dat si oorloge soude stichten yegens Diedericke van Elsaten. Dit vernemende Diederic, tracteerde soetelijck metter weduwe Clemencie, ende beloefte haer te gheuene tot hueren lijue het derden deel vanden demaynen van Vlaendren voor huere byleuijnge, ende si en Diederick wel ghepayt. Dese Clemencie stichtede twee nonne cloosters, het eene te Borburch, ende tandere te Auennes. Int derde iaer van Diedericx heerscappye, Clemencie wordt siec, ende si ontboodt den graue Diederic, ende si wilde maken haer testament. Ende al dat landt dat si hadde in Vranckerijcke, ende haren schat naer haer verscheeden van deser werelt, dat gaf si Diederick, om dat hy huer so vriendelicken plach te vysenteirne, alst recht was, want haren schat ende alle tbeste dat si hadde, was haer ghecomen van haren man, den ionghen Robrecht die vriese, die des voorseyde Diedericx oom was. Ende aldus naer der doot vander seluer Clemencie, wordt Diederick geweldich here van Vlaendren al tot beunen toe. Binnen desen tijden quam die nieumare in vlaendren, dat die stadt van Ihrl'm beleyt was vanden Agarijnen, ende sarasinen. Dit vernamen die kersten coninghen ende ghinghen te Roome tot den Paeus om sine benedixie, ende ontfingen dat cruce omme ouer te varene naer Iherusalem. [¶ Hoe die graue Diederic den Coninc.van Vranckerijcke manscip dede van Vlaendren] ¶ Hoe die graue Diederic den Coninc.van Vranckerijcke manscip dede van Vlaendren, ende hoe si tsamen te Ihrl'm reysden, om die tontsetten. {==xxiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ENde die graue Diederic vernam als dat die coninc van Vranckerijcke sinen neue derwaert trat, hi volghde den coninc ende dede hem manschip vanden Graefschepe van Vlaendren. Ende hy ghecreech des conincx vriendtscap. Ende voor Iherusalem commende die voorseyde Diederic, hadde hem ghelijck eenen leeuwe onder die Sarasynen, bouen alle kerstene Princhen die daer waren, hy sloucher vele doodt, ende hy vijncker vele, daer was eenen stranghen wijch gheuochten daer bleuen luttel kerstenen doodt, maer vele Sarasynen ende Agarynen bedt dan hondert en twintich duysent, ende daer worden drie coninghen gheuanghen. En was daer also begaen byder gracien gods, so dat dye stadt van Iherusalem was beschermt. Ende die coninc Fulco van Iherusalem verhoorde van Diederick van Elsaten, dat hy hem so vromelic ghehadt hadde in dien strijt, (hy haddene ooc wijlen eer gesien in Egipten) ende daer omme so gaf hi Diederic sine dochter Sybilla tot eenen wijue, bijder welcker Sybilla hi hadde viere cnapelicke kijnderen. Boudin dye ionck staerf, ende Phelips die daer naer Graue was van Vlaendren Artoys, ende Vermandoys, ende Mattheus die Graue was van Beunen, ende Pietre die Canonic was te Camerijcke, ende ghecoren Bisschop van Camerijcke daer naer. Ende hi hadder ooc bi twee dochteren, Margriete dye te manne hadde den Graue Boudin van Henegauwe, ende Gheertruudt die Nonne was te Meessene. Diederic als hi Vlaendren gheregiert hadde paysyuelic ende eerlic sijn wijf sconincx dochtre van Iherusalem badt haren man by daghe ende by nachte, dat si mocht reysen te Iherusalem, vysenteren huere broeders, dye welcke doe hadden dat regement vanden heleghen lande, ende dat si mochte vysenteren die heleghe plaetsen, daer Iesus christus begrauen was, ende daer hy ten hemel voer. Ende die graue Diederic, midts tlanghe bidden, consenteerdet haer, al dede hijt node. Ende dede haer maken alle ghereetschepe, omme te Iherusalem te varene, ende ordonneerde haer goet gheselschap van edele mannen ende vrauwen dye haer souden gheleeden ende verwaren. {==xxiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Ende so commende te Iherusalem visenteirde met deuocien Christus graf, ende oock andre heleghe plaetsen, eer datse quam tot den coninck haren broedre, doe beloofde si gode vp dat heleghe graf datse soude leuen in continencie ende soude sijn dienareghe vanden aermen in sinte Lasarus hospytael, hare belofte ende pelgrimaedtge ghedaen, ghinc tot den coninc haren broedre, daer si met groter blijschap ontfanghen was, ende eer datse daer adt of dranc, so begheerde sy te siene tgraf van huer vadere en moedre, doende daer deuotelick huer ghebet ouer huer lieder sielen, dat gedaen sijnde, so seyde si tot den coninc haren broeder. Ic hebbe oerlof ghenomen aen Diederic mijnen man, ick hebbe hem.vi.kijnderen ghedreghen daerer vijf of leift, ende een esser doodt. Ende ic beloofdet gode den heleghen Graue eeuwelic te dienene, ende binnen sint Ians hospytael den siecken en den aermen, ende daer willick sustre worden. Ende dyt hospitael was thuys daer Lazarus woonde, die onsen heere Ihesus vander doot verweckte. Ende die coninck haer broeder dit hoorende hi en wilde hare goede deuocie niet beletten, hi deidtse sustre cleeden int hospytael. Ende si diende die siecken van aldies hemlieden van nooden was, sy vastede ghetijdelicke, den aermen siecken legghende ende verlegghende, altijdts in bedijnghen, lettel of niet slapende, in deser manieren was si dienende den vppersten coninc Ihesus van nazareene, Ende haer leedtslieden waren wel van huer betaelt, ende screef den graue Diederic ouere, hoe dat si sustre was in sint lazarus huys. Ende dese heleghe vrauwe Sybilla, sandt Diederic hueren man dat weerde heleghe bloedt van Iherusalem te Brugghe, het welcke bloedt was vander wasschinghe ende suueringe vanden lichame ons liefs heeren, als hi doot vanden cruyce ghedaen was, het welcke bloet Diederick ontfinck met groter weerdicheyt ende deuocien, ende hi dede maken inden burch te Brugghe sinte Baselis kercke, ende stichtede daer vier prouenden, ende eene halue, om vier cappelanen ende eenen costre, daer daghelijcx te singhene die.vij.ghetijden. Ende daer gaf hi dat heleghe bloedt, datmen noch iaerlijcx omme draecht vp den derden dach van Meye. Diederic dede bi edele pelgrymmen ondersoucken den staet vander weerdegher vrauwen Sibilla sinen wijue, ende als si huerlider pilgrimaedtge ghedaen hadden, so ondersochten si den staet vander helegher vrauwen Sibilla, ende ginghen in Lazarus huys, daerse sustre was, daer si minlick van huer ontfanghen waren, ende huer groetenesse dragende van sgrauen Diedericx wege. Ende si sandt haren here haren man eene beslotene lettere, dye si den graue Diederic gauen, als si in Vlaendre quamen. Ende die pelgryms seyden hem den lof ende duecht, diemen van haer seyde ouer al dye stede van Iherusalem, ende in alle die landen daer ontrent men seyde huer wesende ghenouch een helege santinne. Sy en adt gheen vleesch, selden dranc si wijn, si vastede meestendeel alle daghe, ende drouch haren hemden, ende en dede in tvoorseyde godshuys, niet dan tvuylste werc, ootmoedelicke ende minlic dienende die aerme siecken, ende verlegghende. Als dye pelgryms dit gheseyt hadden tot den graue, so wort hi ouerdinckende, hoe dat sijn neue Willem van Loo die blent gheworden was, hadde achter ghelaten sijn Graefschip in Inghelant, ende dat Burchgraefschip van Ypre, ende dede maken een cloostre te Loo, van monicken reguliers, daer hy alle daghe hoorde die.vij.ghetijden, ende deelde den aermen minlic sine aelmoesene. Dese Graue Diederic nam exemple aen sinen neue, ende aen sijns selfs wijf, ende wilde hem voughen huyten gheschalle vander weerelt, ende trac ghetijdelic inden busch van Watene. Ende daer dede hy vp den berch stichten een clooster van canonicken reguliers, ende aldaer hoorde hi daghelicx den lof gods, ende die.vij.ghetijden. Ondertijden reedt hi te Loo, visenterende tgraf van heer Willem van Loo, sinen neue, biddende ouer sijn siele, ende onderwijlen te Cassele, sinte Peeters onder den choor inden crocht, ten graue van Robrecht die vryese dhoude, die sijn groothere was, onderwijlen voer hy oock te sinte Omaers, in een scheipkin te sinte bertins ten Graue van Boudin Apkin sijn rechtsweer, ende van Boudin die simple sinen oom, die welcke van sinen scoonheere voor Cassele {==xxv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} versleghen was, ende bi wijlen te borborch int cloostre, tot sijnder moeye Clemencie dye Graefnede. Ende vp eenen tijt was hi te Borborch, ende daer quamen hem dye cortsen aen, ende haestelicken was hi begheerende, al sine Sacramenten, ende corts daer naer starf hi, vp den Nieudach. Int iaer ons heeren.xic.ende.lxvi., als hi.xlij.iaer graue gheweest hadde, ende tlant gheregiert in groten payse, ende was gheuoert te Watene, in die Canesye, ende aldaer begrauen, welcke canesye hy aldaer dede stichten ende fonderen. ¶ Van Phelips van Elsaten, Diedericx sone, dye welcke die wapene vanden swarten leeu wan in Turckyen. Dat.xxiij.capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} PHelips van Elsaten Diedericx ende sinte Sybelyen anderde sone, van wyen datmen leist, dat hi vp den derden dach van sijnder gheboorte, riep ende sprac seer luyde. Euacuate domum, dats te seggene, ydelt dat huys. Dese Phelips naer die doot van [si]nen vadre, gouuerneirde Vlaendren soe wel, ende so wijselick, ende so gherechtelicken, dat hi allen princhen, die doe waren weerdich was, in eeren voren ghestelt te sijne, want alle verraderye, moordaden, dieften, vloucken ende sweeren, wederstont hy ende brochte dat of, al Vlaendren duere. Hi en regierde niet Vlaendren alleene in sulcker wijs, maer oock alle die landen ontrent Vlaendren gheleghen, waren verbetert midts sinen exemple. Item die Fransche Coninc Lodewijck, dye goedertieren, gaf hem om sijnder duecht wille te wijue eene eenghe dochtre, vanden graue Vermandoys, gheheeten Radulphus, wyens name was Elizabeth, ende was des conincx na nichte, ende gaffer mede dat Graefschip van Vermandoys, ende alle die steden ende sloten daer toe behoorende. Dit benijde die graue Floreins van Hollandt, want hy hadse selue gheerne ghehadt. Ende daer omme met eenen vreemden occusoene, ontseyde hi Phelips van Elsaten, om dat sijn schoonheere Robrecht die Vriese, wan bi foortsen tlant van Walcheren, ende hy begheerde Walcheren weder te hebbene, of hy soude hem also vele landts of winnen. Phelips van Elsaten antwoorde dat dye patrimonye die hem van sinen vadre verstoruen was, dat hi die soude houden ende beschermen met den sweerde Dese graue Floreins nam met hem den Hertoghe van Cleue, vanden Berghe, ende van Ghelre, wel met.xij.duysent mannen, van wapenen sterck, ende trocken int Graefschip van Elsaten barnen, blaken, ende roouen, ende laghen voor Aermestein. Die heren van Elsaten verwonderende, ontboden dit den graue Phelips, dat hy haestelicken commen soude, om hemlieden te sercoursene, of si souden hemlieden moeten ouer gheuen. Phelips van Elsaten ontboot sinen broeder Mattheus den graue van Beunen, met alle die macht van Pycaerdyen, Henegauwe, Aertoys, ende Vlaendren, ende Ardanen, so dat si waren wel vijfthien duysent mannen sterck, ende quamen voor Aermesteyn. [¶ Hoe die Graue Phelips van elsaten Diedericx sone] ¶ Hoe die Graue Phelips van elsaten Diedericx sone, tooch met sinen broeder mattheus den graue van Beunen, ende met alle die macht van Pycardyen, ende Vlaendren. etc. ende quamen voor Armesteyn. {==xxv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DAer was seere gheuochten, wel vij.heuren lanck. Aldaer vloden die drie grauen Gheldre, Cleuen, ende vanden Berge, ende dye graue floreins was seere gequetst, ende wort daer gheuangen vanden graue Phelips, wel met iiijc.edele mannen, ende in Vlaendren gheleet. Ende daer voor Aermesteyn waren versleghen, in dien strijt van des grauen floreyns volcke bet dan.vm.mannen, ende wel.ijm.warender doorwont, ende seere ghequetst. Dese wijch gheuiel int iaer ons heren.xic.ende.lxxviij. Ende vp dat iaer daer naer, so starf dye goedertieren coninc Lodewijc van Vranckerijcke. Ende phelips die mogende sijn sone, die was te Riemen ghecroont coninc van Vranckerijcke, vp alder heleghen dach. Daer was die Graue Phelips die eerlicste van alle den princhen die daer waren, ende gorde den Coninck sijn sweerdt, ende als die coninc ergens trac, soe voerde die graue phelips het sweert voor den coninc, als dye machtichste ende vroomste prinche. Doe so begeerde dye coninc aenden graue phelips, sijnder suster dochter te hebbene teenen wijue, ende phelips die graue consenteirdet, dijnckende dat hem grote eere wesen soude, oom te sijne vander coninghinne ende vanden coninc van Vranckerijcke. Ende hi beloefde den coninck daer mede te gheuene, naer sine doot, Aryen, sint Omaers Calijs, ende tlandt van Buysen. In dyen dat sine nichte droughe bi den seluen coninc een knapelic kint, dat soude besitten dye steden voornoemt, ende sine naercommers. Die brulocht was te Parijs ghehouden met groter triumphe. Ende aldaer ter brulocht sijnde, so verhoorde die graue phelips, dat die Hollanders, ende die van Normandyen roofden ende vinghen die vlaemsche schepen. Dye Graue versaemde een grote heercracht, Ende nam met hem sinen broedere Mattheus den Graue van Beunen, ende quam met machte in Normandyen, vp den zeecant, ende verloste daer die gheuanghene vlaminghen, ende namen vele schapen die si vanden vlaminghen gherooft hadden, ende Phelips van Elsaten gafse den vlaminghen wedre, ende ghinck met den graue van Buenen sinen broeder in normandyen al den zeecant deure, ende verbarnde dye schepen {==xxvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ende die dorpen. Ende vinghen vele schippers, ende brochtense gheuanghen in vlaendren. In dese reyse by Herfleur wort sinen broeder Mattheus ghequetst, ende corts daer naer so starf hi. Die Hollanders merckende die scade die de Normans hadden bi haren occusoene, begheerden aen den graue Phelips een bestandt twee maenden omme te tracteirne van payse, ende ooc om den graue floreins te verlossene. Binnen deser tijdt wast so grote watre dat die dijcken ten damme ende aen die zeecant inne braken, ende die stede van brugge was vul waters, ende watmen dijckede ten Damme was sulc een gat, so watmen daer inne wierp lijsen, bancken, waghenen, saercken, vaten men en constet nyeuwers mede ghestoppen. Ende binnen deser tijdt so quamen die bisscop van Keulen, van Ludeke, ende noch vele edele mannen aen den graue Phelips biddende voor den Graue van hollandt, ende die Edele die gheuanghen waren, die graue Phelips nam drie mannen van sijnder syde.ende die Graue Floreins stelde hem inden wille vanden graue Phelips van Elsaten die hem gheuanghen hadde. Ende dit was die composicie, dat die graue Floreins nemmermeer en soude wapene draghen yeghens Vlaendren maer altoos vrientscap tooghen, ende die van Hollandt, ende van Zeelant derghelijcke. Item een heerscappye die by Antwerpen licht heetende tlandt van waes, dat floreins toe behoorde, dat gaf hy nv, ende teeuwechen daghen te sine anex, ende toegheuoucht den lande van Vlaendren, ende dat in beteringhe vander scade die hi gedaen hadde, in tlant van Elsaten. Item men soude haestelic doen commen huut Hollandt ende huut Zeelandt, duysent dijckers, die den dijck souden maken ten Damme ende tgat stoppen. Ende ouer die cost die Phelips dede dat heercracht van vlaendren ende van pycardye te leedene in Elsaten so soude Phelips hebben hondert duysent guldenen. Die graue Phelips wasser inne content, ende die graue floreins, ende sine Edele die met hem gheuanghen waren beloofden bi rudderlicker trauwe al dit te volcommene, al hadt drie waruen meer geweest. Die graue Phelips ontslouchse alle, ende lietse thuys waert gaen.ende die graue floreins sandt haestelijcke die beste dijck meesters die hy gheuinden conste ten damme waert, die welcke ghingen vp eenen hil daer dat eenen hondt wel.vi.daghen hadde ligghen iancken ende bassen, ende wierpen dien hondt inde gheule daer dat zeewater in quam, ende si namen die eerde vander hille daer die hondt vp gheleghen hadde, ende vulden daer mede die gheule ende also wordt si ghestopt. Ende sy makeden aldaer tauernen ende herberghen, ende si hiete die plaetse honsdam, ende die graue Phelips gheboot, so wie wilde dye poldren maken vanden dam tot Ardenburch toe, dat soude vry lant sijn, ende so wye dat becostighde, het soude sijn vry eyghen lant wesen. Dese Hollanders, siende datmense wel betaelde, ende dat sijer goeden coop vytaelgen hadden, bleuen vele ten Damme wonende, ende maectender huysen, ende ontboden wijfs ende kijndren, ende den Dam begonste binnen corten tijden seer te vermeerderene. Ende men hadde aldaer goeden coop van wijne ende van biere. Dat swijn van Vlaendren lach doe ten Damme, ende alle andre vreimde lieden, begonsten daer met cleenen coopmanscepen, daer ooc haer vertreck te makene. Ende dye graue Phelips merckende, dat den Dam also begonste te multiplierene ende groot te wordene. Hi maecter of een stede van wetten, ende ordonneirdere inne eene vierschare, burchmeesters, ende schepenen datmen daer elcken recht ende wet doen soude, ende iusticie, also wel vanden lijue als anders, ouer den ghenen die dat verbeurt hadde. Ende so wat mensche daer drye iaren ghewoont hadde, mochte daer poorter sijn ende vry van allen tollen. Ende hi gaf hemlieden seghelen van wetten, ende reghele van statuten, anno domini.xic.ende.lxxx.ende binnen desen seluen iare, begonsten si te wercke te legghene onser vrauwen kercke, inden Dam. Binnen desen seluen iare, vrauwe Elizabette van vermandoys, tsgrauen phelips wijf wart siec vander cortsen, so dat alle die medecijnen iugierden dat si steruen soude. Ende graue phelips en hadde gheen kinderen bi haer. Ende sijn broeder Mattheus, die graue van Beunen en hadde ooc gheene kijnderen, hi hadder.ij.ghehadt, maer si waren ionc ghestoruen. Aldus so ontboot hy Pieter sinen ioncxsten broeder, die canonic was te Camerijcke, ende ghecoren bisschop van Camerijcke, ende hi dede hem resigneren sine elexie, ende gaf {==xxvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} eenen anderen die canesye. Ende phelips dedene rudder maken, ende dede hem hebben te wijue die graefnede van Nijueers, omme kijnderen te hebbene die naer der doodt van Phelips Vlaendren souden moghen regieren metsgaders dat hi, noch sijn broeder die graue van Beunen gheen kinderen en hadden. Ende corts naer dat die brulocht van Pieteren ende vander graefnede van nyuers ghehouden was, so starf die vrauwe Elysabeth Phelips wijf, ende wordt gheuoerdt int cloostre te Cleiruaulx ende daer begrauen, want dat huer wterste wille was ende begheerte daer begrauen te sine. Ende als die graue Phelips metten lijcke gereyst was te Cleiruaulx, so quam te ryemen die mare dat Saladijn dat heleghe graf ghewonnen hadde. Ende die coninc van Iherusalem die oom was vanden graue Phelips, ende al sijnder moeyen maghen te sweerde verslegen waren, ende alle die kerstene ende datter niement te lijue gehouden en ware Aldus so quam die.G.Phelips druc vp druc ende rauwe vp rauwe. Te Clereuaulx gheweest hebbende ende zijn wijf eerlicke begrauen sijnde, so belouede hy gode van hemelrijcke daer vp sijns wijfs graf, dat hi nemmermeer vleesch eten en soude, voor hi hem soude stellen inden wech te Ihrl'm waerdt, Ende omme te gane vysiteirne tgraf van sijnder moeder sy belye, ende van sinen groothere den coninc.van ihrl'm ende van sinen ooms, die alle coningen van ihrl'm ende van Samarien gheweest hadden, Ende menich edelman, princhen, raedtsheeren, rudders ende schiltknechten, swoeren daer dergelijcke, vp dat hi wilde haer lieder leedtsman ende capytein sijn, Ende hi beloofde al daer ter goeder trauwe ende bi rudderscepe te Ihrl'm ende in syrien tevarene, ende die sarasijnen te beuechtene. Dese mare vlooch in alle die landen ontrendt vlaendren gheleghen, daer omme menich man maecte sijn anchie haestelicke van peerden ende van ghelde, ende stelden hem seluen vppe ende quamen in Vlaendren, omme met den graue phelips te trecken, ende begeerden alle te samen dat hi haer lieden capiteyn sijn woude. Ende alle stiermannen waren ghewillich omme die voorseyde heren te voerene, binnen der tijt van.ij.maenden dat die graue in vlaendren sine ghereedtscap maecte, so waren te Honsdam, te Dunnekercke, ende in allen hauenen van Vlaendren schepen ghenouch. ¶ Hoe Phelips van Elsaten Graue van Vlaendren, ende Pieter sijn broeder Graue van Beunen tschepe ghinghen. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==xxvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ENde daer waren in vlaendren vergadert bet dan.ixm.vromer lieden van wapenen, die alle schepeden metten graue Phelips, ende Pieter sinen broeder, dye graue was van Beunen, want Mattheus sinen broeder was gestoruen van eender quetsueren, die hi creech voor Rouaen, ende dit was die cause dat Pieter dye Canonick was, Rudder was ghemaect, omme dat hi besitten soude dat Graefschip van Beunen. Ende dit volck vergadert sijnde, huyt allen landen gaende te schepe, sy ghecreghen goeden wint, soe dat si binnen.ix.daghen waren in Spaengen, daer si rusteden, ende hemlieden prouanchierden. Ende vele edele mannen van spaengen, siende die schoone Armeye vanden graue Phelips, si maecten soubijt haerlieder gereetschap omme met hem te reysene. Ende alsdus die graue Phelips met eenen schoonen ende groten ghesinne van diueerschen nacien, te wetene Spaengaerden, Fransoysen, Borgoenioenen, Castijlianen, auerngen, Poortingaloisen, Aragolnoysen, huten lande van Berry, Bourbon, Loraynen, Ardanen, Elsaten, oosterlinghen, Rijnsche heren, Hollanders, Zeelanders, Brabanders, ende Namuroysen, van Poitau, Pycardyen, Artoys, Beunen, Henegauwe, Vermandoys, Ingelschen, Navarroisen, Normans, ende Bortoenen. Alle dit gheselschip met hueren schepen, in Gricken commende, daer hoordemen seggen, dat die coninc van Cypers, een Sarafijn was, ende ooc die coninc van Slauernyen. Ende die coninc van Slauonye, vernemende dat dye kerstenen met so meneghen man ghecommen waren in Griecken om hem te beuechtene, ontboot hi den Graue Phelips, dat hi commen mochte ter spraeken yeghens hem, met sommege edele van Griecken. Ende commende totten graue Phelips, so seide die graue yegen den coninc, dat hi kose ghewillich, goet kersten te sine, ende ghedoopt te wordene in dat heylich kersten gheloue, ofte dauentuere te nemene, yegens hem te vechtene, ende ghedoot te sine, want Phelips hadde ghesworen dat hijer eene niet te lijue en soude laten, die dat kerstendom niet en wilden ghewillichlic aenveerden. Doen sprac die coninc van slauonye gebenedijt moet sijn die here die almogende god, die hemele ende eerde, ende al datter in is, ghescepen ende ghemaect heift Ende desen dach ende wijle is salich, omme ons lieden, dat so vele edele mannen aenmi begeeren, tghene dat ic lange met herten begeert hebbe. Ende ic bidde hu dat ick ghedoopt mach sijn, ende ic weet wel, dat die weerde vrauwe Sibelia, sie sustre was in sint Ians hospitael, in thuys van sinte Lazarus huwe vrauwe moedre was. Voort so weet ic wel edel Prinche, dat huwe twee ooms, dye huere broeders waren, dat deene was coninc van Iherusalem, ende dandre coninc van Samarien. Ende waren ouer een iaer verslegen van den salladijn. Ende begeert ghi te gane te Ihrl'm, ic sal hu te Akers in Suryen doen hebben vry saueconduyt, om.iij.of.iiijm. mannen, al waert om te gane tot Synay in arabyen, vp dat ghi huwe wapene laet te Akers, want die Salladijn en soude anders geen saufconduyt gheuen. Dese coninc wort ghedoop vp sint Ioris dach, ende ontfinck inden name der drye uuldicheyt sinen kerstelicken name Ioris, ende die edele die bi hem waren, deden hemlieden dopen Ende al tvolc van Slauonyen wierden ghedaen dopen byden coninc, ende si wierden alle kerstenen Phelips van Elsaten badt den coninc van Slauonyen, omme hem te gheleeden in suryen, ende om sauerconduyt te vercrijghene, so hi hem beloeft hadde, ende si voeren alle te scepe, ende dye coninc Ioris voer mede tot Akers in Suryen. Inghelram die coninc van Akers, die welcke kersten was, ende groot vriend vanden Sarafijnschen heren, die hem hiet den groten Saladijn, hi heift met groter weerdichheyt ontfanghen den coninc van Suryen, die nieuwelincx kersten gheworden was, ende ooc Phelips van elsaten met alle sijnen gheselschepe, want hy verstaen hadde dat phelips sone was van Sibelyen, des conincx fulco dochtre van Ihrl'm, die sustre was in lazarus huys. Ende die vertrac hemlieden die helicheyt vanharen leuene, ende hoe die coninc van Ihrl'm ende die coninc van Samarien, hare broeders beede verslegen waren van saladijne. Ende phelips die seyde dat hi quam pelgrymsche wijse, ende alle sijn gheselschap omme te besiene dat helege graf, ende Bethlehem, daer xpristus geboren was, nazareth, daer hi ghebootscapt was, ende die stadt van Iherusalem, daer hi gepijnt, ende verwesen, ende ghecruyst, ende begrauen was, ende daer hi ten he- {==xxvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} mele voer, ende daer hi den heleghen gheest neder sandt. etc. Ende hi seyde voort, hoe hi was inden wille, omme te vyseteirne.s.Kathelijnen graf vp den berch van Sinay, ende hi badt beede die coningen, Ioris van Slauonyen ende Inghelram coninc van Akers, dat si wilden impetreren om saufconduyt aenden Salladijn, om vim. persoonen met hem te treckene te Ihrl'm, ende daer te moghen rusten.iij.of.iiij.daghen, ende ooc te mogen gane met dusent mannen te Synay. Dese.ij.coningen screven aenden Salladijn, ende hi consenteirdet omme.vim.persoonen, wel betalen souden haerlieder trybuyt. Ende ooc paysiuelic gaen ende keeren, Die Salladijn gaf den bode dat saufconduyt in goude geseghelt, ende gaf hem ooc sijn vpperste cleet. Die bode in Akers commende metten saueconduyte, die graue ontfinckende minlicke, ende was seere verblijt. Item die sommege van phelips van Elsaten gheselschepe, wilden weder omme keeren tharen lande, want het dochte hemlieden, dat sijs eere ghenouch hadden, dat sy hem gheholpen hadden so varre, dat hi den coninc van Slauonyen hadde ghedaen dopen, ende al sijn lant bekeert totten kersten ghelooue, ende aldus trocken eenege tharen lande waerdt, daer Phelips vriendelicken oerlof aen nam, Ende sommege andere wouden te akers blijuen tot dat Phelips sine pelgrimaedtge ghedaen soude hebben, te Ihrl'm ende te Synay, ende dan met hem weder omme te keerene, want si en dorsten niet wel ghenieten onder die sarazijnen te gane. Phelips voornoemt koos.vim.persoonen, die alle met hem reysden te Ihrl'm, waer of die sommege weder keerden van Ihrl'm, tot Akers. Als Phelips te Ihrl'm quam, hy was alte eerlicken ontfangen, vanden patriarke van Ihrl'm. Ende hy toochde hem alle die heleghe steden, Phelips ende alle sijn gheselscap Ooc leede hijne in Lazarus huys, daer sijn moeder begrauen was. Ende die broeders van den hospitale vertelden hem die helicheit van sijnder moeder.s.Sebelie. Och wat neersteger deuotie hadde Phelips int hooren van dat heleghe leuen van sijnder moedre, hoe deuotelijc dat si diende den aermen siecken, huer seluen niet achtende, noch huere hooge gheboorte, niet tegenstaende, dat si was eens conincx dochtere van Ihrl'm. Phelips als hi.iiij.dagen in Ihrl'm gheweest hadde, ende hem hadde ghebiecht, ende theylich sacrament ontfanghen, ende alle die met hem waren, haerlieder trybuyt betaelt hadden, prouance ghenomen, ende dye trutsmannen ghehuert hadden, omme te Synay te treckene. Doe gaf hemlieden die patriaercke die benedictie, A pena et a culpa Agylas die coninc van Ihrl'm vernemende dat Phelips was die sone van Sebelien, des conincx dochtre van Ihrl'm, ende oock sone van Diederic van elsaten, dye eenen wijch voor Ihrl'm hielp scoffieren, daer.C.ende.xx.duysent sarasijnen bleuen, hi was seere ghestoort, ende sochte eene subtijle behendichede, omme phelips ende sijn volc te scoffierne, ende de vermoordene int weder keeren van Synay. Ende hi ontboodt sinen broeder Nobylioen den coninc van Abelijne, hoe dat die Saladijn een grote sotheyt ghedaen hadde, sonder raet ofte aduijs saueconduyt te gheuene.vim.persoonen, vrome edele kersten lieden. Ende sijn ooc ghecommen om te wrekene, die doot vanden coninc van Ihrl'm ende van Samarien, ende vanden kerstenen, die wi nieuwelinge verslegen hebben, ende ic duchte dat dese phelips meer volcx te akers heift, Ende hi is hier commen om tlandt te bespiene, ende ons te beuechtene, ende omme ons die croone of te winnene, die dine ooms hadden. Ic rade dat als si weder commen sullen sijn van Sinay, dat wi hem verbeyden ter fluuen Iordane, want si sijn ongewapent, dat wijse dan alle gadre verslaen. Doen sprac Nobylioen die coninc van Abelijnen, ic sal mijnen bastaert, ghenaemt Nobyliter, ter Iordanen senden met.vm.ghewapende mannen, ende dat vp den.x.dach, dat hi vander Iordanen niet en scheede, ende dat hijse alle te sweerde verslae. Dit hoorde die patriarke, ende sende boden totten bisscop, ende tot den coninc van Akers, dat si haestelic boeden senden souden aen phelips van elsaten, hem ende die sine waerscuwende, dat sy int wedercommen oerloff souden gheven haren trutsmannen, ende die wel betalen, ende dat hie dien wech vander Iordanen, ende van Ihrl'm laten soude, want die coninc van Ihrl'm ende die coninc van Abelijnen sijn broeder, heiftse ghedaen bespien, ende verwachtse met.vm.mannen, om alte verslane, ende te vermoordene, ende dat si commen souden metten boden, die souden hemlieden den naesten wech wijsen ouer Cesarien, omme Takers te treckene. Si lieden {==xxviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} hare pelgrimaedge ghedaen hebbende te synay, ende als si drie daguaerden ghedaen hadden int weder keeren na Ihrl'm, die boden quamen hemlieden te ghemoete. Dese bode commende tot Phelips, gaf hem te kennene, hoe men hemlieden wachte int lijden ter Iordanen, wel met.v.of.vim.mannen, die die coninc van Ihrl'm ende dye coninc van Abelijnen sinen broeder, daer gheleyt hadden, om hem ende al dat met hem was, te verslane. Phelips van elsaten bi rade vanden bode, betaelde wel sine trutsmannen, ende gafse oerlof, ende die bode van akers brochte phelips in Cesarien, neffens den berch van Lybano. Ende daer staen twee fonteynen, deene heet Ior, ende dandre dan, aldaer die beken vergaderen, waer wt dat die Riuiere heet, die Iordane. Phelips in cesarien sijnde, hi ende sijn gheselscap ghingen baden in die fluuie Iordane, daer sint Ian onsen here in doopte, ende phelips nam een sweert, ende maecte daer wel.iiic.schiltknapen rudders, die hi alle gaf den rudderlicken slach metten platte van sinen sweerte tusschen haerlieder scouderen. Item voor dese tijt waren die trutsmannen commen ter fluuie Iordane, vindende daer Nobyliter, den bastaerdt vanden Coninck van Abelijnen met v.duysent mannen, wel voorsien van wapenen. Sy spraken met Nobyliter, die hemlieden vraechde naer die Pelgrims. Dye trustmannen seyden, si waren wel betaelt, ende si hadden oerlof, ende dye pelgrymmen waren ghetrocken ouer Cesarien, naer Akers Doen beual hy den trutsmans, dat si haestelick souden gaen te Iherusalem, ende segghent sinen vadre, den Coninck van Abelijne, ende sinen oom den coninck van Iherusalem, dat si wilden met haren volcke haestelick te Casarien wesen. ¶ Hoe Nobiliter des Conincx sone van Abelijnen, Phelips van Elsaten met sinen pelgryms, vewachtende op den wech, wt Cesarien reysende naer Akers, ende hoe Phelips hem verslouch. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==xxviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ALs Phelips drye daghen wel gherust hadde in Cesarien, ende hem ghestelt hadde inden wech van Akers eene mijle van Casarien, so es daer ghecomen Nobiliter van Abelijne, die welcke ghinck hauwen ende slaen vp die pelgrimmen. Ende die bode van Akers toochde den saueconduyt brief vanden Saladijne. Nobyliter nam den brief ende schuerdene in sticken, ende stack den bode doot. Phelips van Elsaten dit siende ende Pieter die Graue van Beunen sinen broedre Hughe die Graue van Tarascon Eeuwoudt de here van Ardanen, ende die Graue van Henegauwe, sy stelden hem ter weerre met huer lieder gheselscap ende vochten vromelicke, aenroepende die hulpe gods. Die graue van Beunen wierp Nobiliter ter nedre van sine peerde, twelcke was een dromedarius, ter stont Phelips sijn broeder vallende vp nobiliter, dan dat edele ende costelicke sweerdt van nobiliter ende stackene doodt, die sommeghe vanden Sarazijnen vloden, die sommeghe waren seer ghewondt daer bleeffer wel drie duysent doodt vanden vijf duysent diere waren. Ende Phelips beual datmen sommeghe vanden eerlicsten sarazijnen vp houden soude, dese nyeumare quam hoe datmen den pelgrimmen sulc vploop ghedaen hadde sonder redene, ende hoe dat den saufconduyt brief van Nobiliter ghescuert was Des nieumare ghinc varre ende breet, ende phelips ghinc weder te cesarien rusten.iij.daghen, om te veruarschene sine lieden, die som seere ghewont waren, metsgaders dat si gheene wapene aen en hadden, des anderdaechs naer dat Nobiliter verslegen was, so comt die nieumare aen den coninck van Iherusalem, ende aen sinen broeder, den coninc van Abelijnen, die alte seere rauwich waren, horende vanden doot van sinen sone Nobiliter. Ende vergaderden met groter haest, bet dan.xiiijm.sarasijnen in Ihrl'm, onder Agarenen, egyptianen, Araben, Suryanen, ende quamen haestelick met haren heercracht, onder den berch van Lybano, ende stelden daer tenten, pauwelioenen daer phelips des ander daechs lijden soude Phelips van elsaten, ende graue van Vlaendren meende te Akers waert te treckene, ende also voort naer vlaendren. Ende als Phelips iij.mijlen van Cesarien ghetrocken was, so comt dye coninc van Abelijnen vp hem met sinen heercrachte, ende sprac phelips toe in sijnder talen, seggende. O ghy valsche verraders ende moordenaers, hu vader Diederic van elsaten slouch mijnen vadre, mijne ooms, ende die meeste van onsen geslachte doot van Sardanay, ende roofde alle huerlieder goet. Ende nv comt ghi, dye sijn sone sijt, ende hebt dat edel bloet, mijnen sone Nobyliter versleghen, sinen schilt gherooft, sine wapene ende sijnen Dromedaris, ende sijn sweerdt, ende hebt den vroomsten van Ihrl'm ende van al Abelijne versleghen. Dit sal ic weder bi crachte van hu hebben, ende hu quader doot doen steruen. Phelips dit horende, beual hem gode deuotelic, knielende ter eerden, aenroepende dye hulpe gods ende sijnder ghebenedijder moeder Marie, ende alle gods helegen. Ende ordonneerde eenen cry, die hi ende die sine roupen souden, welcke was Helpt god ende dat helich graf. Ende die walsche riepen. Aydez nous dieu et le sainct se pulcre, ende die dat nyet en riepe, datmenne doot slouge. Ende hy stille staende, gelijc eenen muere, ende grimmende gelijc eene Lybaert, Ende Phelips voren staende, ende sijn broedre Pietre den graue van Beunen, ende achtre Eeuwout van Ardanen, ende die graue van Henegauwe. Die coninc van Abelijne maecte vier scharen. In die eerste schare was hi, ende quam den graue Phelips vp. Dye eerste battaelgie was vanden coninc van Abelijnen, ende daer was gheuochten bet dan.iiij.heuren lanc. Ende hendelicke, die coninc van Abelijnen was daer gheuelt, ende terstont die graue phelips woelde hem dat sweert van sinen sone, vanden fondamente totter herten toe in sinen buyc, seggende. Ghi swoert dat ghi dat sweert van huwen sone weder hebben sout, ghi hebbet nv, houdetwel, ghi hebbet mijne ooms, mijnder moeder broeders doot ghesleghen, den coninc van Ihrl'm, ende den Gouuerneur, ghi hebt dye crone van Ihrl'm ghenomen, hemlieden ende huerliederlant gheusurpeirt, en god wille, ic sal een lijcteeken van hu houden, want huwe wapene is eenen swarten leeuwe, ende die heb ic vp hu ghewonnen, ende sallen voeren Ic ende mijne naercommers, teender memorie dat ic hu verwonnen hebbe, welcken schilt was van kelen, het velt met eenen quartiere {==xxix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} bouen van goude, met eenen Liebaert, clemmende van sable. Ende Phelips seyde, weert hu ghi quaet valsch Tyrant, dienstknecht des viants vander hellen. Doen beual Phelips datmen roupen soude den cry, die hi gheordonneert hadde, ende so wie dat nyet seggen en constein duytsche, of in fransoyse, helpt god ende thelich graf, datmense doot slaen soude. Binnen corter tijt god van hemelrijcke halp den graue Phelips, so dat die drie scharen vanden sarasijnen wel naer al tonder waren, ende den meesten hoop al doot ghesleghen, wel tot.xim.toe. Doe beual phelips datmen alle die ghequetste, dye edele waren, datmen dye vp houden soude als prysoeniers, omme dat si souden moghen voor den Saladijn, vertooghen die warachtigheyt vanden vplope, dye den pelgrymmen ghedaen was, ende wat si ghedaen hadden, dattet was vp huerlieder verweeren. Daer ghecreech phelips wel.vijc.edele sarasijnen, die gequetst waren, alle ouer prysoeniers, ende alle haer lieder costelijcke yuweelen, die seer vele waren, ende die costelicke tenten ende pauwelioenen vanden coninck van Abelijnen, ende alle die beste wapenen vanden coninc.Phelips oom, ende vanden groten ende machteghe Amyralen, ende alle die machtege sarasijnen. Ende hy track met sinen prysoeniers, ende met sinen edelen gheselscepe, ende metten schatte die hi inden wijch ghecreghen hadde, te Akers waert, ende daer was hy met groter eeren ontfangen vanden tween coninghen, den coninc van Akers, ende van slauonyen. Phelips gaf den coninc van akeren die prysoeniers, sinen wille daer mede te doene, ende nam oerlof aen die.ij.voorseyde coninghen, ende hy trac met sinen scepen te vlaendren waert, ende die coninc van slauonyen, Ioris ghenaemt, gheleede den graue phelips tot Creten, in grieckenlant, ende hi beghifte noch grotelic den graue Phelips, ende hy voorsachene van vytalyen ende prouanche ghenouch, om daer mede te commene tot Lisseboene in Poortegale. Ende phelips commende in Poortegale, met sinen gheselscepe, was daer seer eerlicken ontfangen vander coninginne Machtilt, die wedewe was vanden coninc van Poortegale. Ende die spaengaerden, ende meer andere, die van Phelips rudder ghesleghen waren, inder fluuie Iordane, vertelden die auentuere die hemlieden gheschiet was in Slauonyen, in Suryen, ende vanden twee wijghen, int wedercommen van Synay. Ende die coninginne verhorende die vromigheyt ende die edelheit vanden graue phelips, byden rade van hueren edelen, soe begeerde si hem teenen manne, in dien dat hi huwen soude. Het was aen hem versocht, ende antwoorde dattet wel sinen wille was, metsgaders dat hi noyt gheen kindren en hadde ghehadt, ende om dat hi soude mogen een oeyr in Vlaendren laten. Aldus so consenterde hijt, in dien datse in vlaendren wilde commen wonen, want si hadde.ij.knapelicke kijndren, ende men mochte den eenen coninc van Poortegale maken, ende den ioncxsten heer van Algarve, Dese condicie verstaende die coninginne machtilt, conserteirder inne, ende thuwelick ghinck voort, ende men hilt die brulochtfeeste in poortegale, wel een maent lanc gheduerende, Sommege van phelips lieden voeren tharen lande waert, ende die graue Phelips liet alle sine yuweelen laden in die schepen vander coninghinne sinen wijue, om met haer te Vlaenderwaert te commene. Ende die coninginne voorsach Phelips van.iijc.peerden, ende quamen al ouerlandt te samen, phelips, ende Pieter sijn broeder, die graue van Beunen, die graue van Henegauwe, dye here van Ardanen, ende van Trascoene met haren ghesinde, voeren tot Vlaendren toe, verbeydende die bruyt van phelips. Ende als sise wel een maent verbeyt hadden, so quam die coninghinne met drie schepen sonder meer in Vlaendren, met alte groter auentueren gheuaren, ende die andere scepen, tot xiiij.toe, metten yuweelen ende wapenen, die hi vercreghen hadde vp die sarasijnen, ende ooc alle yuweelen ende den schat vander coninginne, waren alle gherooft ende ghenomen vanden heeren van Normandeyen, ende dat was ghedaen, omdat graue Phelips daer te voren in Normandyen quam, ghewapender hant vp den zeecant, ende vinc die sciplieden, ende verbarnde die scepen, ende dorpen. Hier omme deden die Normans dit in wederwraken. Item die heeren van Normandyen wierpen der Coninghinne lieden al ouer boordt, ende dat goet ende alle die schepen vander coninghinne waren gheuoert te Chiereburch. Alle dese voorseyde dingen quamen den graue Phelips ter ooren, ende wie die princepaelste personaedgen waren, dye dit ghedaen hadden. Het was eerst Galyaen die {==xxix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Bosscaert vanden eerdtsbisschop van Rouwaen, die bastaert van Monfoort, Gillis sgrauen sone van Heu, Abel sheeren broeder van Gournay, Floreins sgrauen sone van Heureus, Aelbrecht sgrauen sone van alenchon ghenaemt Andruet, Alfraet tsgrauen bastaert van Arlcourt. Ende elc van dese hadde iij.of.iiij.galleyen, ende in elc.xxv.ghesellen van wapenen. Phelips dit verhorende, dat aldus sijn goet gherooft was, ende tvolck van sinen wijue ouer boort gheworpen, hi swoer ende beloefde bi sinen rudderschepe, sijnder bruyt der coninginne, haer goet te doen souckene, ende die roouers te ghecrijghene, ende iusticie daer ouer te doene, ende byder hulpe Gods sijns wijfs goed weder te ghecrijgene huyt Chyerburch. Dit ghesworen hebbende, so quam daer een goede nyeumare, dat huyt Prusen ende huyt Denemarcken waren ghecommen.xxviij.schone grote schepen, gheladen met alle manieren van goede Die graue phelips ontboot den graue van Hollant vp alle vrientschepe die hi hem doen mochte, dat hi hem wilde senden.iijc.vrome sciplieden, stout van lijue ende zeecondich, ende fray, omme te scepe te vechtene. Dye welke quamen tot den grauen Phelips, Men ghecreech bi vrientscap alle die grote scepen van prusen, met haren scipheren. Ende die graue Phelips dede alle die scepen mannen, ende voeren, twee en twee, drye ende drie te gadere, al verscheeden.iiij.of vijue boochschoten verscheeden, deen vanden anderen Ende als si quamen in normandyen bi eerfleur, elc schip was bouen gheladen op die solders of si vul coopmanscepe gheweest hadden, ende elc schip hadde bouen vp den mast, die wapene van Vlaendren, ende daer en was anders niet inne, dan in elc scip.lxx.of lxxx.vromer mannen van wapenen. Ende dye schepen waren op die boorden ende vp dye rouwen al begoten met olyen. Ende als men sach die ghelijcke deelders van Normandyen, so begonsten dese schepen, alsmense van herfleur wel sien mochte, verscheeden te varene, of si in diueersche plaetsen hadden willen wesen. Ende als viere van svoorseyde grauen scepen leden waren, of si hadden willen varen te Cornuwaelge, ende drie vanden minsten schepen hebbende dye wapene van Vlaendren, bleuen stedevast liggende bi heerfleur. Dit ghewaer wordende dese vij.capiteynen der galleyen van Normandyen, Willeboordt, Gillis, Abel, Floreins, Elsaert, ende Adelbrecht, quamen met.xvi.gallyoten, ende roeyden naer dese voorseydede.iij.schepen. Dit siende dese drie scepen, voeren ter zeewaert inne, als of si hadden willen vlien, ende dye gallyoten roeyden alle vaste achter, wat si mochten, ende die viere schepen die voren waren, daer die graue Phelips in was, keerden weder, ende quamen om te helpene den drien schepen, ende omringden die gallyoten vanden Fransoysen, ende vanden Normans, van die welcke, die sommege ghespronghen waren, in die drie eerste schepen, maer si waren so glat vander olye, dat sijer nyet vp ghestaen en consten, maer vielen ende gleden neder, ende gauen hem alle gheuanghen. Ende die prusenaers metsgaders den hollanders, ende dye vlaminghen ghecreghen bet dan.iijc.ghesellen vanden Normans, ende men bandt hemlieden handen ende voeten te gadre, ende men dede hemlieden of, haer lieder parreure, welcke parrueren waren swart, ende die luchter mauwe wit, ende dye rechter mauwe root, ende die capproenen root, ende phelips van Elsaten, beual datmense al in Vlaendren voeren soude, ende in diueersche steden, casteelen, ende sloten in vangenessen leggen soude. Item dese Normans hadden trompetten. Die principaelste behilt die graue phelips bi hem, ende die principaelste vanden galleyen metten wapenen van heu, Alenchon, monfoort, arycoert, ende Eureux bouen huyt stekende. Die Noormansche wapenen die brochten si met hemlieden, ende dye graue Phelips beual den Vlaminghen, dat si souden aen doen die parreuren vanden ioncheren, ende vanden Normans die te vlaendre ghevanghen voeren. Ende als hi quam tusschen Herfleur ende Eureux, so saghen die vlaminghen daer liggen drie spaensche schepen, gheanckert, vul goedts van comanschepen, in de welcke waren wijnen, olye ende fruyt, yser, amandelen, dadelen, ende ooc cordewaensche vellen, ende int schip waren.vii.Spaengaerden, die gheuanghen waren, ende metten voeten ghesloten in eenen bloc, ende hadden yseren boeyen aen die dien, ende aen die handen. Ende die graue Phelips vraechde hemlieden, waer omme dat si gheuanghen waren, sy seyden, omme dat si met harer coopmanschap wouden in Vlaendren varen, ende vraechde hem {==xxx.r==} {>>pagina-aanduiding<<} lieden wiese vinc. Sy seyden die ionchere daer vanden lande in sulcker mannieren ghecleedt so si hem seyden, ende hi vraechde hoe langde dat si gheuanghen hadden gheweest, si seyden van ghistren ter vespertijt, ende in die twee schepen sijn.xviij.ghesellen die de schepen wachten. Die graue Phelips dede die spaengaerts huten blocke doen, ende huten boeyen ende vijnck die.xviij.ghesellen vrome mannen die welcke beleden, dat sy metsgaders huere meesters die te Vlaendren waert ghevoert waren bedt dan drye duysent mannen ouerboort gheworpen hadden in die zee ende verdroncken, die Spaengaerden seyden dat si in hare schepen hadden.C.ende.xxviij.mannen, vanden welcken die.C.ende.xxi.doot ghesleghen waren ende verdroncken, ende den meesten deel leuende ouer boort gheworpen. Die graue gaf den spaengaerden al haer lieder goedt, ende xviij.vanden moyaerdts vanden normans sandt hi met ghebonden handen ende voeten te vlaender waerts, met twee van sinen schepen wel verwaert met.lx.prusenaers, die.G.Phelips ghenakende chierburch beual den trompetstekers dat si smorgens voor die sonne het trompet souden steken, ende die wachters vander hauene van chierburch siende dye galleyen van normandyen met haren wimpelen ende bannyeren, ende ooc horende den soon van huerlieder trompetten, so deden si haestelicken die baelien opene ende die poorten van der hauene van chierburch, ende die graue sijnde binder hauene ende binden poorten van chierburch, dede den poortier ende alle die wakers dootslaen, ende alle dat sy in haren wech vonden totter maerct toe dat versloegen si al ten sweerde. Ende sommeghe vanden poorters tgrote gheruchte horende stonden vp, ende quamen tot hare veinsters. Die.G.dit siende, dede vp smijten haerlieder deuren ende veinstren, ende deidse vangen een grote quantiteyt vanden machtichsten vander stede. Ende die.G.Phelips vraechde hemlieden, waer sijn goet was, ende al den schat vander coninginne van poortingale sijn wijf. Die van chierburch hemlieden excuserende, seyden, al wast so dat den schat vander voorseyde Coninginne, daer in die stadt was. Die graue van Alenchon ende van Eerycoert, die daer ghetijdelick plaghen te ligghene, die hadden dat al in haer lieder woonsten. Ende dye graue Phelips vant al sijn goet, ende alden schat, ende yuweelen vander Coninginne in dye twee huysen vanden twee voornoemde heeren. Die.G.phelips roofde die stede, ende nam alle die rijckste poorters gheuangen, ende quam also te vlaenderwaert, metten prusenaers, ende hollanders, ende zeelanders, die met hem huer lijf gheauentuert hadden, ende bedanctese seere, ende betaelde hemlieden huerlieder saudye, so eerlic dat sijs hem grotelic bedancten, want hy hemlieden meer gaf dan si begheerden. Ende doe voeren sy met ghemake te haren lande waert. Ende als die graue bi Vlaendren was, hy beual sommege vlaminghen, als si metter vlote van Vlaendren varen souden, ter baye om sout, ofte te rudseele om wijn, dat si dan tvier steken souden in die stede van Chierburch, twelc also corts daer naer ghedaen wort. Die coninc Phelips van Vranckerijcke dit verhorende dat phelips van elsaten Chierburch gherooft hadde ende gedaen verbarnen, ende dye rijckste poorters gheuanghen, ende te Brugghe gheuoert, ende gheleyt inden ghijselsteen, ende ooc sommeghe edele van Normandyen gheuanghen, ende in Vlaendren gheuoert, ende ghedaen leggen, in diueersche vangenessen. Daer omme die coninck van vranckerijcke, in spijte van phelips van elsaten, so nam hi phelips die drie heerscepyen, te wetene Vlaendren, vermandoys, ende Artoys, ende hi leydet al tsijnder taflen, ende dedene bannen huyter crone van Vranckerijcke, ende die Coninginne van vranckerijcke sijn wijf, in spijte vanden graue phelips heuren oom die verboot hy sijn hof, ende sijn pallays, ende in sijn oghen yet te commene, want hi en wildese sien noch hooren, ende was gheleedt huyter stede van Parijs, ende ooc die stede van Parijs was heur verboden. Dese coninginne elizabeth, die welcke was phelips van elsaten susters dochtre, diese hadde by boudin van Henegauwe, omme dies wille dat dese edele coninginne so smadelic versteken was huyt Parijs, ghinc wonen te Senlijs, ende diende daer den vppersten coninc.van hemelrijcke seer deuotelic, ende hoorde daer dye.vij.ghetijden alle daghe in onse vrauwen kercke te Senlijs, ende ghinc des woensdaechs, svrydaechs ende tsaterdaechs baeruoets ter kercken, ende vastede altijt die voornoemde dagen, ende {==xxx.v==} {>>pagina-aanduiding<<} vysenteirde dagelicx die arme huysweeken ende gaf hem lieden mildelic aelmoesene ende haer lieder nootdurft van etene ende van drinckene, des sondaechs ende die mesdagen ghinc si alleen ter kercken sonder cnapen, ghelijc eene simpel ambochts vrauwe of dier ghelijcke, ende drouch eenen boucsack aen hueren aerm, daer haer boucken in waren, ende ghinc dicwil inde handt met vele wassen keersen die si voor tcrucefix, voor tbeilde van marie ende voor meer andere helegen stelde, dit siende vele edele lieden, rudders ende schiltknapen, poorters ende andere groote ioncvrauwen, si wierden gheport ter duecht huut der deuocie die si saghen aen dese edele coninginne, ende leyden som huute ende of, huere huutwendeghe ende pompeuse habytuacien, die coninc van vranckerijcke Phelips diemen hiet monoculus seere verstoordt sijnde vp phelips van elsaten, sandt notable boden te vlaendren waert totten graue phelips, beuelende dat hy hem niet en soude onderwinden vanden voorseyde drie singhoryen, te weten vlaendren, vermandoys ende artoys. Ende dat hi alle die hi gheuanghen hadde huut Normandyen soude vry laten gaen te haren landewaert, ende in dyen hi der contrarye dade, datmen hem vangen soude ende te parijs brenghen, daer soudemen vp hem sulc vonnesse strecken als ouer die ghene die quetsen ende scoffieren, wil dye magesteyt vanden coninc ende sine weerdicheyt, dats gesleipt te sine ende ghequaertiert. Die graue Phelips ontfinck des conincx boden met groter weerdicheit, ende si bleuen ghelogiert in thof vanden.G.Phelips. Ende hi badt hemlieden dat si wilden by hem blijuen.vi.of.vii.daghen, hi soude om den coninc doen aldat hi sculdich ware van doene, ende doe ontboodt die graue Phelips alle die gheuanghenen, die wel som laghen ten damme, ende som te blanckeberghe, te Oostende, ende te duunkercke, ende te borborch, eerst Galyaen den bastaerdt vanden bisschop van Rowaen wel met.xxx.ioncheeren, ende sommeghe rudders, ende dye Graue doen sijnde te Biervliet dede daer onthoofden inde presencie van des conincx boden, ende den graue van Alenchon, den bastaert van Rowaen voornoemt, ende die.xxx.ioncheren met sommeghe rudders, ende die.G.phelips beual datmen alle die lichamen van die daer onthooft waren souden binden vp wielen met stercken reepen, ende stellense op hoge masten lancx den zeecant, so datmense van varren sien mochte. Van daer so quam die graue phelips tardenburch, daer dede hi onthoofden Adelberdt sgrauen bastaerdt van Alenchon, in die presencie van sinen vadre, wel met.xl.ioncheeren, ende deidse ooc vp raden stellen, lancx den zeecant. Ende ten Damme wasser ooc eene quantiteyt onthooft. Ende te Blanckenberge ontbootmen die spaeniaerden, dye gherooft hadden gheweist tusschen Herfleur ende Bayeus, ende die iongelingen die des spaeniaerts scepen bewaerden, als sy gheuanghen waren, waer of een was sgrauens sone van Alenchon, van Eureux, van gournay, ende van monfoort. Daer waren si gheexamineirt, in die presencie vanden boden des conincx van Vranckerijcke, ende den graue van Alenchon, ende Aricourt, dat si beuel hadden van haren vadren, die alle princhen of grauen waren in normandyen datmen den commandemente des couicx van vranckerijcke obedieren soude. Twelc was, soe wat scip dat huyt vlaendren quame, of wat scip dat met eeneger coopmanscap in Vlaendren wilde varen, datmen dat roouen ende nemen soude, ende stelden si hem ter weere, datmense ouer boort worpen soude, ende si kenden daer dat sy bet dan.iiij.duysent lieden dye te Vlaendre waert wesen wilden, verdroncken ende ouer boort gheworpen hadden, onder vlamingen ende ander diuersche cooplieden. Doen spraken daer die spaeniaerden, hoe dat si vanden seluen ioncheeren waren gheuanghen, ende heurlieder goet ende schepen ghearresteirt, ende dat sy waren in dye drie scepen.C.ende.xxviij.mannen vanden welcken waren die.C.ende.xxi.doot ghesleghen ende leuende ouertboort gheworpen, ende si.vij en waren maer bleuen te lijue. Dit horende sconincx boden, ende die twee Grauen waren alte seere beschaemt, ende ghescoffiert. Daer beual die graue Phelips, datmen alle die bastaerden, van heu, van monfoort, van Aricourt, ende die ander alle onthoofden souden, ghelijckmen zeeroouers behoort te iusticierne, ende stellen vp hoghen raden, datse die voorseyde pieraten ende lijckedeelders van varren mochten sien, Ende voort so beual die graue phelips dat men die.lxxx ioncheren onthoofden soude, ende ooc daer bi op raden setten, Van Blanckenberge voer hy {==xxxi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Toostende, ende te Lombaertchye, ende van daer te Duynkercke, ende also voor tot Beunen toe, ende in elcken vanden voornoemde plaetsen waren een quantiteyt van Normans onthooft, ende daer lancx den zeecant vp raden ghestelt. Dese openbare iusticie aldus ghedaen sijnde, sprac die graue phelips tot des Conincx boden. Ick en ghelooue niet dat onse gheduchte here die coninc van Vranckerijcke oyt yement beual te roouene, of yement te vermoordene, ofte den coopman quaet te doene, te doden, of te vanghene, weduwen ofte weesen te verdruckene, ofte haerlieder goedt te nemene, maer wiste onse here die coninc yeuwers sulcke lieden, als goet prinche ende Ruddere, hi ware schuldich sijn lijf te auentuerene omme dye te crijghene, ende te doene iusticierne, ende te nyeuten te doene, ende midts dat dit die coninck niet ghedaen en heift, so hebbe ic selue dese keyserlijcke iusticie ghedaen als goet ruddere ende ghetrauwe, houdende mijn belofte die ic den keyser beloeft ende gesworen hebbe. Voort soe weit dat ic ter weerdicheyt vanden coninc ontslade die wethouders van Chierburch, die nochtans ooc alle tlijf verbuert hebben, metsgaders dat sy ghedoochden sulcke roouers in haerlieder stede wandelende, ende omme dat si logierden ende herberchden dat gheroofde goet vander coninghinne van Poortingale. Voort ghi twee heren ghi sijt occusoen ende cause dat wel.iiijm.menschen in die zee ouerboort gheworpen sijn, ende dat alle dese edele iongelinghen onthooft sijn, ende ghi lieden hebt huerlieder kindren qualic gheleert, hoe suldy dit voor gode verantwoorden moghen, maer weit ter weerdicheyt vanden coninc, so ontslae ic hu lieden, ende schelde u quijte van huwen costen, ende ghebreict hu lieden yet, dat sal ic hu lieden gheerne doen hebben, ende die graue phelips gaf des conincs boden ghiften ende yeweelen, ende seyde des conincx boden, dat si den coninck wel ende ghetrauwelicke vertooghen ende seggen souden tghene dat si ghehoort ende ghesien hadden, ende dat hi yeghen dye coninc noch yeghen die croone van Vranckerijcke nyet misdaen en hadde, noch lijf, noch goet, noch gheen heerlicheden verbuert en hadde, ende dat hi ter weerdicheyt vanden coninc ende vander croone die twee grauen voorseyde van Alenchon ende van Erricourt, ende die poorters van Chierburch huyter vangenesse ghelaten ende quijte gheschouden hadde, niet yeghenstaende dat sy nochtan met rechte alle gader oock tlijf verbuert hadden. Ende dat si den Coninc ooc souden seggen bouen allen dingen (midts dat hi in meneghen tijden in Vermandoys niet gheweist en hadde) hi soude cortelinghe commen visiteren wel voorsien sijnde, omme te besiene oft hem yement sijne heerscappye begheerde te nemene, of eenich belet daer inne wilde doen, ende wilt ooc segghen den coninc dat my leedt is dat hy so aerm is, dat hi sijn coninghinne mijn nichte, daer ik oom of ben niet gheuoeden en can, maer heiftse versteken ende verdreuen in spijte van mi, ende laetse gaen alleen ghelijc eenen aermen wijue, dat hijse tot my seynde, ende schelde quijte die steden ende tlandt dat ick met huer in huwelicke gaf, te wetene sint Omaers, Aryen, tlant van guysen, ende alle dat westvlaendren is, ende ic salse selue onderhouden naer haren staet. Dese boden te Parijs commende tot den coninc van vranckerijcke, vertoochden haer last dat si hadden vanden.G.phelips, ende ooc die voorseyde.ij.grauen vertrocken alle die gheschiede saken den coninc, in die presencie vanden edelen raet vander croone. Ende die van des conincx rade seiden alle ghemeene, datter grote blame was voor den coninc dat hi die weerde edele coninginne die hem drie kinderen ghedreghen hadde, soe smadelic versteken hadde, sonder eenege cause. Ende men vertrack daer dye scerpheyt van haren heleghen leuene, van harer deuocie, almoesene, haer ootmoedicheyt, ende haer wercken van ontfarmherticheyt, als waer omme dye coninc last gaf datmense eerlic cleeden soude, ende met groter weerdicheyt weder omme in eenen osbaer bringen soude te Parijs, ende het worde also ghedaen. Dese saken al ghesciet sijnde, Phelips van elsaten ghinc tot den eertsbisscop van kuelen, totten prinche Eeuwout van Ardanen, Boudin van Henegauwe, ende badt hem lieden omme bystandicheyt, om met machte te treckene in Vermandoys, daer hi bin langhe tijt niet gheweest en hadde, noch hem lieden niet gheregiert en hadde Boudin van mons graue van Henegauwe beloefde Phelips te doene bystandicheyt met lijue ende met goede, om sine landen vlaen- {==xxxi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} der, Artois, ende Vermandois te ghebruyckene, die welcke die coninc gheconfisqueirt ende tsijnder tafle gheleyt hadde, ende die graue phelips was wel tot.xijm.mannen sterc, ende die wijle dat die.G.phelips te Kuelen was, ende in ardanen, so quam die coninck van vranckerijcke in vermandoys, ende in allen steden.s.quintens, pyrone, te couchy, te haen te mondidier, ende ander casteelen stellende, die in sine hande ende in sine mogenthede. Dyt vernemende die.G.phelips naer dat die coninc weder te Parijs ghekeert was, so quam hi int lant van vermandois, ende int lant van Artoys, ende men dede hem alle die steden ende sloten opene, maer hi quam te Mondydier die hem wederstonden, ende hy schoot tvier in die stede, ende die vanden casteele dat siende, gauen hem ouer, behouden haerlieder lijf. Die coninc vernemende die macht van phelips van elsaten quam te Amyens, ende daer wesende ende horende dye macht vanden rijnschen heren, vloot van daer te Compiengnen, als hy daer was, so ontboot hi alle die edele van normandyen, dat sy te Compiengnen commen souden om hemlieden te wrekene yeghen phelips van elsaten, ende die coninc ontboot bi hem alle die hem gheraden hadden te confisquierene tlant van vermandoys ende artoys, ende daer inne te stellene nieuwe officiers. Dit vernemende die.G.phelips, ontboot dat commuyn van Vlaendren, twelcke quam bi hem met groten gheselscepe, sonder alleene die van Ghendt die hem excuseerden seggende, si en wilden yegens die croone niet steken noch vechten. Binnen deser tijt so quamen die vijf grauen van normandyen, Alenchon, Perhize, Heu, eureux, ende aricourt, wel tot xm. starck, maer die.G.phelips creech alle die sloten ende casteelen van Pycaerdyen, eer sy ghecommen consten te compiengnen totten coninc, ende phelips van elsaten dede maken een casteel van houtete couchy, om te siene in compiengnen daer die coninc.lach. Die princen van normandyen vernemende ende siende die behendicheyt vanden G.phelips, rieden den coninc dat hy tenten ende pauwelyoene soude doen slaen vp die riuiere vander Hose yegen Couchy ouere, ende dat die coninc.viij.of.ix.scepen soude doen commen huut compiengnen, ende doen die coppelen deen aen dander, ende stakitsen met pijlen in die selue riuiere, ende also souden si eene brugge hebben omme te commen aen dander site vander riuiere, om aldaer te becupene dat heyrcracht vanden.G.phelips Dit worde phelips gheware, dat die Normans met groter macht waren commen huut compiengnen, ende dat die coninc.wilde commen te couchi. Phelips biden rade vanden bisschop van Keulen, ende Eeuwout van ardanen, ghingen ter stont, als die normans commen waren om den graue te beuechtene smorgens metten dage hemlieden aene, ende die peerden vanden normans waren moede, ende tvolck mede, want si dien nacht ghereyst quamen. Ende in dye battaelie so hadde phelips die victorie. Die.G.van heu ende van persen waren daer doot gheslegen, ende die.G.van eureux vloot met.iiijm.lieden, ende die.G.van alenchon wel met.xviij.rudders worde daer gheuangen, ende bi couchy waren wel byden.vm.normans verslegen, ende.viijm.ghequetst. Daer naer wort weder ghecregen dye G.van aricourt, ende dye.ij.grauen Alenchon ende Aricourt sandt die.G.phelips te vlaenderwaert metten.xviij.rudders. Ende die van ghendt horende die victorie vanden.G.phelips, kosen wel.vm.vromer mannen wel ghewapent, ende quamen tot den.G.phelips die te Couchi was, ende si lieden binnen.vi.dagen commende te couchy bi nachte, die van Ghendt ghinghen ouer die riuiere, ende sloughen haer tenten ende pauwelioenen ende staken op hooghen scachten die nieuwe wapen van vlaendren die phelips hadde gewonnen bi cesarien onder den berch Libani, den swarten leeu clemmende inden schilt van goude. Ende tsmorgens als die sonne vp rees, ende die coninc.ontwaken wart, horende datmer vlaems sprac, hi sach een nieuwe wapen ende tenten gheslegen tot bi sijnder tente vanden vlamingen die hem binnen dier nacht so naer ghecommen waren, ende huut vreesen van haer, vloot die.coninc.met al sinen volcke naer parijs, daer si waren binnen.vi.of vij.heuren twelc nochtan wel is xix.mijlen van daer hi lach, ende dat huut vreesen vanden Vlamingen. Dit vernemende die.G.Phelips dat die coninc.gheuloden was naer parijs, ghemoedt als een liebaert, trac met sinen volcke te senlijs assaelgierende al dat si inden wech vonden, ende commende te dammaertijn, daer vonden si den.G.albery van dammaertijn, ende sine edele die by hem waren, die vinghen si, ende dedense voeren te vlaender waert. Die vromicheyt vanden.G. {==xxxij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Phelips was die van parijs, ende ooc alle die fransoisen een gruwen ende een afgrijsen als sy hem hoorden noemen, of datmen van hem sprac, hi deur ghinc ende deur reet al champaengnen ende al vranckerijcke deure, ende niement dorste hem wederstaen. Dese orloge gheduerde.ij.iaren lanc, bi wijlent wast bestant van kersdach totter octaue van.xiij.dach, of van vastenauent totter octaue van paesschen. Die instekers vander oorloghe en waren nyet alleene die normans, omme dat phelips in tijden voor leden hem lieden vind, ende den zeecant bedarf, of om dat hy chierburch scelgierde, ende die zeeroouers onthoofde, maer het waren ooc die.G.van cleermont, Radulf van couchy, ende die kinderen van Robert clemens, die welcke waren die principaelste ende meeste vanden raetsheren vanden coninc Phelips, ende si meenden, hadde die.G.phelips tonder geweest, si souden die heerscappye van Artois ende van Vermandoys onder hem lieden ghedeelt hebben, ende also vele quaets als die.G.Phelips dede in oost vranckerijcke, also vele quaets deden die Inghelsche in Poitau, ende in gascoengnen, ende in Aquitaniten, steden ende casteelen, cloosters, ende kercken verbarnende, ende destruerende, ende si vercrachten nonnen ende ghehuwede vrauwen, ende ionghe maechdekins, sulcke ouerdaet en was noyt niet vele ghehoort noch ghesien, als die Inghelschen daer bedreuen, sulcke allende en was noyt in Vranckerijcke, sichtent den tijt vanden wandelen die al Vranckerijcke wel naer bedoruen. Binnen eenen bestande, so gheuielt dat die coninck van Vranckerijcke al sine ghereetschap maer te met al'sijnder macht om vp vlaendre te commene, ende dat te destrueirne, ende den.G.phelips te beuechtene, want dye duytsche heren ende die van Ardanen trocken tharen lande waert, dat was ontrent den vastenauent. Dit vernemende die.G.phelips dat die coninck die riuiere vander Ose leden was, om te commene te Amiens. Phelips met al sinen volcke van Vlaendren trac naer Amiens, om den coninc te wederstane. Dat bestant huute sijnde veerthien daghen naer dye octaue van paesschen, gheen hope hebbende van payse, maer dat si souden bataelye hebben yeghens malcanderen, buyten der stede van Amyens, dye coninck ende den graue Phelips. Sicut deo placuit pax ibidem facta est. ¶ Hoe die Graue Phelips, den Eerdtbisschop van Ryemen sandt aen den Coninc van Vranckerijcke, om Paeys te maken. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==xxxij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} GOd die here ende coninc vanden warachtegen payse sandtbi sijnder godlijcker gracie in den.G.Phelips eene goedertieren vermurwinge, want hi sandt eenen Ambassaet aenden eerdtsbisscop van riemen, dat hem soude ghelieuen te commene sprekene metten graue Phelips van elsaten. Och hoe blijde was die Coninck als hy dat hoorde, die welcke badt den eerdtsbisschop van Ryemen dat hem gheliefde so te sprekene tusschen beeden, dat men mochte een middel vinden datmen niet en vochte. Die eerdtsbisscop commende byden graue Phelips, vraechde hem sine beliefte, ende waer omme dat hi hem ontboden hadde, onder andere vriendelijcke woorden die si te samen hadden, so syde die graue phelips. Mi is leedt dat dye vlamingen hem moeten weeren ende vechten yeghen haren ouerheer den Coninc van Vranckerijcke, my verwondert seere dat die coninck mijn landt ende mijn erue, ende sijn landt dat ick van hem te leene houde, scelgieren ende verderuen wille, ende wat mach hem lusten sijn volc ende kinderen doot te slane, ende te verderuene, het ware betere dat hy paysyuelicke leuede, ende dat hem sine leenhouders met weerdicheden ghetrauwelick dienden, ende met obediencien, dan dat hijse veriaechde van hem, ende daer yegen vochte, of dootslouge. Doen sprac die eerdtsbisschop van Ryemen. Soudt ghy willen pays maken, ende commen den coninc van Vranckerijcke ter ghenaden ende staen te sinen seggene. Phelips die sprac, het ware betere pays dan onvrede, ende ic wilde wel dat die coninck sijn volc in payse liete. Ick weet wel als ouer my sprekende, ende ouer mijne landen die ic vander croone houde, als Artoys, Vermandoys, ende Vlaendren, tusschen der schelde ende der zee, nyement en esser die wille of meeninge heift yegens den Coninc te vechtene, het en ware yegens den graue van Cleirmont, yegen Radulf van couchij ende yegens dye kinderen van cleirmont, diemen heet Clement, die den coninck ingheblasen hebben te confisquierne, mijn lant van vermandoys, ende aertoys, om dat selue te besittene, alsoot baerblijckelic is, ende als van te stane ten wille vanden coninck, als hem ghenade te biddene, daer toe segghick dat ick noeyt en misdede yeghen den coninc, Als van chierburch so segghic dattet was een roofnest, daer vele roouers inne waren, het scoffierde die gheheele croone, ende al kerstenheit deure. Als vander iusticie binnen Vlaendren ghedaen vp die edele van Normandye. Ick segge dat die keyserlijcke kindren van prusen dye holpense vangen, ende sagense iusticieren, twelc was grotelic ter eeren vander crone van vranckerijcke, ende hadmense te lijue ghelaten, alle dye crone van Vranckerijcke hadder of gheschoffiert gheweest, ende al kerstenheyt deure. Phelips dye seyde, vadere spreickt doch ten besten yegen onsen here den coninck ende wilt hi niet vechten, so ghedraghicx mi in hem, ende ic wil gheerne staen tsinen dienste, eest hem van node, ic wil gheerne auentueren lijf ende goet tsijnder eeren, om die croone te beschermene ende in eeren te helpen houdene. Die bisscop maecte een bestant van.viij.dagen lanc, huyter name vanden coninc. Ende die bisschop byden coninc commende, ende die sprake vanden graue van Vlaendre vertreckende, die coninc was wel ghepaeyt in die antwoorde vanden.G.phelips maer die coninc en wilde inder schande niet blijuen, ende begeerde aen phelips vier speciale casteelen, Couchy, Mondidier, Torrette, ende Calmachus, ende die heerschappie van Amiens, maer al dat remenant, artois, sinte quintens, henpyrone, vermandois soude hi paysiuelic besitten, ende ghebruycken sijn leuen lanc, ende hi soude met payse sine lieden te vlaender waert doen gheleeden, ende vp dese condicie soudemen den pays doen publyeren in allen steden, in vranckerijcke, ende in die lande vanden G.Phelips, ende in desen pays waren mede besloten die van Henegauwe. Och lieue here wat groter blijscap was alle vranckerijcke deure van desen onvoorsienlicken pays so cortelicken toe commen, ende een eynde vanden swaren ghescille ende felle oorloge. Binnen deser tijt so quam die grote salladijn, ende die coninc van Ihrl'm, ende ghecreghen dye stadt van Iaffa, ende ooc dye casteelen, steden, dorpen vanden conincrijcke van akers, ende si verslougent al ten sweerde, priesters, monicken, nonnen, ende verbernden alle dye kercken ende gods huysen ende destrueirden den tempel in Ihrl'm, daer dat helich graf was, ende dooden den bisscop van bethleem, ende dye kerstenen die daer woonden, ende si destrueirden.s.ians hospitael datmen hiet {==xxxiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Lazarus huys, ende sloughen sint Ians broeders doot, ende ooc die susteren, ende quamen bet dan.C.ende.xl.duysent sterc, ende ghinghen in Damasco ende in Cesarien, ende so waer kerstenen ghewoont hadden, si verbarndent, ende versloughent al ten sweerde. Dyt gheschiede int iaer ons heren, alsmen screef.xic.ende.lxxxviij Tunc translata est gloria domini ab ysrael. Item binnen desen iare was gheboren Lodewijc die eerste sone vanden coninc phelips bi Elizabette der coninghinne sinen wijue, der nichte vanden graue Phelips, die dochtere van Margriete, die sustere vanden Hertoghe Phelips. Corts naer der tijt dat Lodewijc was kersten ghedaen, (Nota dat dye selue Elizabeth daer te voren drie kindren ghehadt hadde byden Coninck Phelips, maer si waren alle ionc ghestoruen) Die Coninc phelips met sinen princhen van Vranckerijcke, hertoghen, grauen, Eerdtsbisscoppen, ende met sinen behuweden oom Phelips van Elsaten namen aen dat heleghe cruce, ende seylden ouer zee, naer dat helege lant, omme te sercoursene den coninc van Akere, want die stede was beleydt vanden groten Saladijn, ende hadder wel.viij.maenden voren gheleghen. Die coninghen van Vranckerijcke ende van Inghelant, quamen ouer te Iaffa. Dit verhorende die sarasijnen, dat die coninghen van Vranckerijcke ende van Inghelant, commen waren om hem lieden te beuechtene. Die sarasijnen bedoluen hem lieden met groten vesten, datmense van gheender side beuechten en mochte, dan vander side van Iaffa. Ons lieden commende voor Akers, die van Akers waren seere verblijt vanden fransoysen ende vanden Inghelschen. Ende dye coninc van Vranckerijcke begheerde terstont yegens die sarasijnen te vechtene, sonder langhe beyden. Ende dye sarasijnen huyt hueren vesten commende voor Akers, dye van Akers quamen huyt ghesleghen met blijden moede, ter hulpe van den twee coninghen, van Vranckerijcke ende van Inghelant. Die sarasijnen begonsten eerst te vechtene yeghen die fransoysen. Daer began eenen vreeselicken strijdt, ende Phelips van Elsaten commende in die battaelye metten swarten leeu verwapent, die hie daer te voren vp den coninc van Abelijnen vechtender hant ghewonnen hadde. Die sarasijnen van Abelijnen ende van Samaryen siende desen swarten leeu, verloren alle den moet, ende vloden, achterwaerts vliedende, so versmoordender grote menichte in haerlieder vesten, daer si hem lieden mede bedoluen hadden. Ende die Saladijn, ende al sijn gheselschap, als si vernamen dat Phelips van Elsaten daer was, so vloot hi tot Cesarien, met seer luttel mannen. Ende desen strijt gheduerde bet dan.xij.heuren, als van smorgens totter vespertijt. Ende aldaer bleuen bet dan xl.duysent sarasijnen, onder verdroncken ende doot ghesleghen. In welcken wijch ende strijt was gheuonden doot ghesleghen eenen Soldaen, ende.x.coninghen gheuanghen, ende drie doot ghesleghen, ende vele Amyralen ende edele mannen verdroncken, int deysen in huerlieder selfs vesten. Die.G.phelips dede daer eene horrible moordt in die Sarasijnen. Desen wijch ghesciede int iaer ons heren.xic.ende.xc. Die sarasijnen ghescoffiert traken naer Iherusalem, ende tharen lande waert. Int hende vanden seluen iare, doen beual dye grote Soldaen van Alkare in Egypten, ende ontboot alle dye Soldanen, coninghen, ende Amyralen, diemen heet Ducen, als hertogen ende grauen vp haer lieder leenen ende ander goeden te verliesene, dat si souden zijn voor meymaent, tusschen Ihrl'm ende cesarien, byden berch van Lybano. Ende si quamen alle daer, alsoot den groten Salladijn beuolen hadde. Daer vergaderden.x.Soldanen, ende.xxix.coninghen, ende bet dan.iijc.Amyralen, Ende die principale sarasijnen ghingen beleghen Akers, ende si dedender assaut vp, ende beclomment, maer die van binnen weerden hem soe vromelicken, ende menich sarasijn worter van den muere ghesteken, ende braken den hals, ende vele versmoordere in die vesten. Die van akers ontboden in Griecken, in candia, te Roome, ende al kerstenrijcke deure, hoe si vanden sarasijnen beleyt waren, ende datmen hemlieden haestelic sercours doen soude, want die macht vanden sarasijnen was so groot, dat sijt niet en souden mogen houden, maer souden moeten haer liederstede verliesen. Eene menichte van kerstenen vergaderden, wel tot xxxvim. ende voeren ter zee deur Griecken te Syrien waert, ende eer si quamen in Surien, so wort Akers ghewonnen vanden sarasijnen, ende sy verslougen al dat in Akers was, weer man, wijf of kijndren, ende die kerstenen commende in Suryen, {==xxxiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Ariueirden tusschen Iaffa ende Akers. Ende dye sarasijnen dyt vernemende, quamen huyt alle sloten, ende omringden die kerstenen, die welcke waren seer cleene menichte, yeghens den grooten hoop vanden sarasijnen. Aldaer was seere gheuochten, want dien wijch ende strijt gheduerde twee daghen lanc, vp den eersten dach so warender alte vele sarasijnen versleghen, maer vp den anderen dach, so bleuer vele kerstenen doot, wel tot.lxm.waer inne waren veel edele heren, als bisscoppen, grauen hertogen, ende phelips van elsaten was int middel vanden sarasijnen, daer hi grote vromicheyt dede. Ende dit ouermerckende die Soldanen ende heydensche coninghen, si deden grote poogheruye omme phelips van elsaten te verslane, ende also weder den swarten leeu vp hem te winnene, emmer byder hulpe van gode die graue ontghinc daer huyt dien strijdt, maer hi wort daer so ghewont dat hi daer of starf, vp den xxij.dach naer den groten wijch, twelc was vp den.x.dach in meye, ende dye.G.phelips ouerleet vp den eersten dach in wedemaent. Int iaer ons heren.xic.ende.xci.ende wort begrauen in sinter Nyclaeus kerckhof, buyten der stadt van Akeren, in welc kerchof waren ooc begrauen bet dan vijftich Bisscoppen, grauen, hertoghen, ende lantheren, dye inden voorseyde groten strijt bleuen, of daer so ghequetst waren, dat sijer of storven. Item dit sijn die heydensche ende sarasijnsche princhen, die inden voornoemden strijt waren. Item.x.soldanen, eerst van Alkare in Egypten, Daniette in Alexandrien, Rochebrun mecha, in arabia Persen, Cordes, Persydes, Affrica, Damasco, Bauldas. Item.xxix.coninghen, eerst Ihrl'm, Abelijne, Egypten, Olofernen, Iherico, Surs, Damascene, Becaes, Swartberch, Labre, Lybea, die doode zee, sarcken vander rooder zee, Melyden, Thunes, Armenye, tartarie, Turckye, Barbarye, sarbas, Borgerye, garnate, Yuore, Auoriantu, Antefijs, Galylee, Anthiocie, Nichee, Balakye, ende commanye. Binnen desen iaren dat den groten wijch gheschiede voor Akers, die coninghinne Machtilt van Poortingale weduwe vanden. G. phelips van elsaten verhorende die mare, hoe dat haer man seere gequetst was voor Akers, ende daer of starf, ende begrauen was terplaetsen alstvoorseyde is, ende meer dan.lx.edele met hem, die alle verslegen waren vanden sarasijnen. Dye voorseyde vrauwe Machtilt ghinc te clereuaulx, daer haers mans eerste wijf begrauen was, ende dede daer maken een schone cappelle, ende.iij.sepultueren daer inne, deene voor phelips haren man, ende eene voor zijn eerste wijf vrauwe elysabette van vermandoys, die si dede ontgrauen, ende in die nieuwe sepultuere leggen. Ende dede halen phelips dode lichame van bi akers, ende bringhen te Clereuaulx, ende dedet daer begrauen, ende eene seere schone huytvaert doen ouer sine siele, twelck gheschiede int iaer.xic.ende xciij. Dese phelips hilt tlant van Vlaendren in groten payse ende in eeren, deur al dat hy ten ij.stonden oorlogede yeghen die Normans, ende ooc yeghen Hollant, ende zeelant, ende eygen die Fransoysen. Item hi was die edelste van alle sine voorsaten in rijcheden van state, ende vul van eeren, oueruloeyende, in vroedscepen ende van goedenrade, moedich ende vroom in fayten, van wapenen, altoos seghe ende victorie hebbende, muegende ende machtich, ende rechtueerdich in iusticien ende vonnessen, nyement die quaet daden so groot die hy spaerde, met allen rechten mochtmen hem compareren een vanden Machabeeuschen, den monicken ende religieusen boot hi alle weerdicheyt, hi eerde die clergye, hi beschemde den aermen, ende bi wijlen hoorde hi die causen vanden religieusen, alsmen lieden ongelijck dede, hem lieden helpende yegen sine baroenen ofte rudders, ende yegens die edele die hemlieden haren thienden, ofte eenich ander goed onthouden wilden, ofte haerlieder renten. Ende alsmen in Vlaendren ende in Artoys hoorde dat hi doot was, tvolck was buter maten seere bedruct, ende vul van rauwen, want Vlaendren wierdt ghedeelt in drien, want die eertsbisscop Willem van Ryemen, die welcke hadde te verwarene des conincx recht, ende was rechtsweere vanden coninc, dye begheerde in vorme van rechte tonderhoudene, also dat dye graue phelips toe gheseyt hadde sijnder nichte der Coninghinne van Vranckerijc, om dat huer houdtste kint die coninc Lodewijc hebben soude, dese naervolghende heerlicheden, te wetene Bapames, Atrecht, Aryen, Hesdijn, sint Omaers, Tcasteel van Ruhout, Lens, tgraefschip van Saint pol, van Guyse {==xxxiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ende alle die voorseyde consenteirde ende gaft den coninc van Vranckerijcke met sijnder nichte, als haer die coninc nam in huwelijcke, maer het was een bespreck dat dye graue phelips alle dye voorseyde heerlicheden besitten ende ghebruycken soude, sijn leuen lanck gheduerende. Dit ander deel gaf hi in Duwaryen te haren lijve die coninghinne Machtilt van poortingale sinen wijue, Als Rijckele, Duway, Orchies, met vele ander steden daer ontrent gheleghen, als Cassele, Watene, Berghen, Borburch, ende alle den zeecant tot Nyeuport. Dat derde parcheel Ghendt, Brugge, ende Ypre, tlant van Aelst, Oudenaerde, Cortrijcke metten noordt ende Ostvrye ghecreech Boudin van henegauwe, als van Margrieten weghe, sijnder ghetrauter gheselnede, die welcke sustre was van den Graue Phelips van elsaten. Dese Phelips was die.xvij.Graue, ende licht begrauen te Cleiruaulx, als voorseyde is. ¶ Van Boudin van Henegauwe, den.xviij.Graue van Vlaenderen, die welcke behuwede dat graefscip aen vrauwe Margriete, dochtere van Diederick van Elsaten. ¶ Dat.xxiiij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BOudin van Henegauwe dye wort graue van Vlaendren, als van sijns wijfs weghe vrauwe margriete, die dochtere van Diederic van elsaten, ende sustere vanden voornoemden Phelips van elsaten, ende ooc dochtere van der heleger vrauwe Sybelye des conincx dochter van Ihrl'm, ende naer die doot van hueren vader, so was haer broeder coninc van Iherusalem. Ende sijn moeder Sybelye woonde bet dan xij.iaren in een clooster van nonnen, dye hospitael susteren waren, ende diende daer die siecken ende aerme lieden ende pelgryms in sint Ians hospitael, datmen heet Lazarus huys, dye welcke gaf Diederic haren man dat helege bloet, dat nv te Brugge rust in s.Baselis kercke. Dye coninc Phelips van Vranckerijcke, dye welcke te wijue hadde ghehadt des voorseyde Boudins van Henegauwe dochtere, die welcke starf binnen der tijt dat haer man die coninc voor Akers was in Suryen. Desen voorseyde coninc van Vranckerijcke commen sijnde van ouerzee, in dye kerstdaghen, daer naer hilt eene grote feeste, ende ontboot alle sine edele ter voorseyde feeste, daer ontboodt die coninc ooc Boudin van Henegauwe sinen sweer, die welcke vader was vander coninginne, des conincx Phelips wijue, die welcke binnen dyen iaren ouerleden was. Die coninc sprac sine edele blijdelic toe, ende ontfincse seere minlicken, sonder alleen Boudin van henegauwe, die en sprack hi niet toe, maer keerde sijn hooft onweerdelick van hem, ende besach hem als of hi gram vp hem gheweest hadde. Doen peynsde Boudin hoe dat hi in voorleden tijden, als die coninc ende die.G.phelips oorlooghden yeghens malcanderen, datmen meer ghehelt was met ionsten tot den.G.phelips dan tot den coninc die sine dochtere had te wijue, ende peynsde of hy dat nv vp hem soude willen wreken. Ende aldus die.G.Boudin merckende dye onweerde vanden coninc te hemwaerts, hi stal hem seluen al heymelic huyt des conincx Pallays, sonder oerlof te nemene, ende quam te vlaendre waert. Ende die.G.Boudin perplecx wesende, begheerde raet aen die edele van vlaendren ende van Henegauwe, hoe hy den coninck payen soude om tot sijnder vrientscap te commen. Inden raet was ghesloten dat {==xxxiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} die Abt Daneel van Cameroen, ende den Abt Symoen van Angnencen souden trecken als Ambassadeurs ende als middelaers, ende gaen spreken den Coninc ende den Bisschop van Ryemen die des conincx recht hadde te bewarene. Ende daer wast so soetelick ghepreponeirt vanden Abdt van Cameroen dat die coninc, ende al sinen edelen raedt daer inne ghepaeyt waren, doen was daer verhaelt, die belofte van den graue Phelips als hy sine nichte svoorseyde graue boudins dochtre gaf in huwelicke, dat naer sine doodt west vlaendren soude toecommen Lodewijcke den sone vander Coninghinne sijnder nichte. Ende die eerdtsbisscop Willem van Reyemen ende die bisscop Pieter van Atrecht quamen in Henegauwe ende maecten den paeys tusschen den coninc van Vranckerijcke, ende Boudin van henegauwe, dies so soude boudin eeuwelicke laten westvlaendren, twelc besitten soude Lodewijc des conincx houdtste sone ende sine naercommers, dats te wetene Bapamen, Atrecht, Hesdijn, Leus, Bolloegnen ende dat graefschip van saint Pol, Guysen ende Lylers. Ende hier inne so consenteirde die graue Boudin van Henegauwe. Ende hiermede so wast Pays tusschen den coninc, ende den graue boudijn voorseyde. Ende die graue boudin trac metten voorseyde bisschoppen dye desen paeys ghemaect hadden naer parijs ende dede den coninc manschip van oostvlaendren. Dese boudin hadde twee sonen bi margrieten sinen wijue, als Boudin van mons, een edel ende vroom prinche, die naerderhandt al Grieckenlandt bedwanc ende was te Constantynoble ende wordt daer Keyser, dander sone hiet Heynric, ende was Graue van Aenyau, ende naer sijns broeders doodt wardt oock Keyser van Consantinoble, ende van Andere noble, dese Heynrick hadde twee dochteren, deene was Abdesse te meessene, dander gheheeten Elisabeth, was coninghinne van Vranckerijcke, ende was sinte Lodewijcx groote vrauwe. Ende als Boudin vlaendren gheregiert hadde in grooten payse ontrent vier iaren tijds, doen starf die graefnede margriete sijn wijf, die welcke licht begrauen te sint Donaes te brugge inden choor, aen die Noordtsyde also men gaet naer die sanctuarye, ende dat graefscip van vlaendren quam toe Boudin van mons die dhoudtste sone was, ende hi versach sinen sone te wijue vrau Marye, des grauen heyndricx dochtere, van Champaengnen, die hy hadde bi des conincx Lodewijcx des goedertieren dochtere. Ende Boudin van Henegauwe hilt dat graefschap van Henegauwe, ende Boudin van henegauwe, naer dye doot van sinen wijue leifde ontrent onderhalf iaer, ende hy was begrauen te Haens in Vermandoys. ¶ Van Boudin van Mons, den.xix.Graue, die welcke wart coninc van Griecken ende Keyser van Constantinoble, ende bleef naemaels versleghen in Turckyen. ¶ Dat.xxv.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BOudin van mons die daer naer coninck was van Griecken, ende Keyser van Constantinoble, hy was die.xix.Graue van Vlaendren. Het gheuiel int iaer.M.ende.ijc.dat die coninc Phelips eene groote feeste hilt inde kersdaghen, ende ontboot bi hem alle sine edele Ende daer waren te diere feeste van vele van den heeren, diueersche beloften belooft. Ende daer was ter maeltijt eenen paeu ghereedt {==xxxv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Ende die graue Boudin horende vele van diuerschen beloften, ghedaen byden heeren daer yegenwoordich, beloefde daer gode ende dien paeu, dat hi nemmermeer wapen aen doen en soude yeghen dye kerstenen, maer vp die ongelouege heydenen ende vianden gods, die sinen oom phelips van elsaten ghequetst ende ghedoot hadden, ende sijnen houden oom den coninc van Ihrl'm vermoort, ende dat hi te Iherusalem trecken soude. Dit horende vele biscoppen ende andere weerlicke heren, si beloefden, in dien si consent vanden coninc ghecrijghen consten, met hem te treckene te Ihrl'm, twelck hemlieden die coninc consenteirde. Daer beloefden vele edele mannen van gheboorten ende princhen dat si inder ghelijcke gheen wapenen aen doen en souden, dan yeghen die sarasijnen. Ende alle die ghene die mede trecken souden, beloefden binnen.iij.maenden bereedt te sijne, ende koren daer den graue Boudin voor haren Amirael, ende om huerlieder leedtsman te sine. Ende dat segghen was, so wie hem volgen wilde, dat si hem vinden souden int heynde vanden Maerte te Venegien. Ende sonderlinghe alle dye hier naer gheschreuen staen, beloefden mede te treckene, ende lijf ende goedt te auentuerene, yegen dye sarasijnen voor dat kersten geloue. Eerst Heindric.G.van aniau graue Boudins broedere, Lodewijc graue van bloys, Marquis van monferraert, Thybault sconincx phelips van spaengnen broedere, die graue van persen, die graue van saint pol, dye graue Symon van monfoort ende sijn broeder, die graue Buyot, merian van nielle, Inghelram graue van buenen met sinen drie broeders, Reynout van dampiere Paeyenus van orlyens, Boudin van bailleur, Pieter van barselles, viere duytsche bisschoppen, die bisschop van soyson, die bisscop van terenburch, die bisscop van tours, Pieter brachels, Boudwijn van beaurenoyr. Item noch grote menichte van volcke, als fransoysen, inghelschen, ende spaengiaerden, ende vlamingen vonden hem ten beteekenden dage te Venegien, omme mede naer Iherusalem te varene. Dese reyse ende vpstel vernemende den grooten salladijn van suryen, dat dye kerstenen met sulcker mach vp reyse waren, omme te commene naer Ihrl'm, hi sandt den prinche van Venegien duysent marc van sijnen goude, ende bouen dien, so beloefde hi dat die Veneidcianen souden moghen varen ende trecken deur al Egypten lancx en dweers, deur al Damasco, ende Arabyen, anthiocien, ende alle Suryen deure, vp datmen Boudin van mons, noch nyement van sinen gheselschepe, gheene schepen leenen noch verhueren en soude, ende datmen hemlieden riede weder thusewaert te keerene. Die hertoghe van Venegien verboot op thooft dat niement soe coene ware eenich volck van wapenen ouer te voeren na Ihrl'm, Boudin van mons siende dat men te vergheifs lach te venegien, hi riet datmen trecken soude te Geneuen. Dit vernemende die hertoghe van Venegien, hie seyde hemlieden al biddende. Och edele heeren van Vranckerijcke, in Griecken is die stadt Gazara die die kersten cooplieden daghelicx groot grief doet, het waer salegher ende van meerder verdiente, die roouers ende moordenaers te ghecrijghene, ende die te destrueirne, dan te Ihrl'm, met vreesen vanden heydenen te treckene, wilt die voorseyde stadt die ons toebehoort dwingen, wi sullen v voorsien van schepen sonder huwen cost, ende Gazara ghecreghen, wilt dan voordt beuechten die quade Griecken, die seere quade kerstenen sijn. Dit vernam die graue Boudin ende sijn gheselscap, die seer blijde waren, ende si ghinghen te schepe, ende voeren te Gazara, die vyant ende rebel waren den veneidcianen, ende si ghecreghen die stadt binnen.xiiij.daghen met foortsten, ende roofden dye stadt, ende maectense subiect ende onderdanich den prinche van Venegien. Binnen deser tijt soe quam die nieumare, dat die Keyser Crysac van Constantinoble, beede sine oghen huyte ghesteken waren in een clooster van vrauwen, ende sijn broeder Alexis die hadde dat ghedaen doen, want hi begeerde selue keyser te sijne, ende te vsurperen dye Keyserlicke croone, ende hy veriaechde den keyser Crysac huyt Constantinoble. Des keysers Crysacx wijf ontboot haren broeder, den coninc van Hongherien dat hi haer wilde helpen wreken dye schade ende schande die haren here den Keyser, haren man ghedaen was, ende helpen dat haer sone die alexis hiet, die ontrent.xix.iaren houdt was, dat hi mochte in die stede van sinen vader Keyser ghecroont sijn. Die coninck van Hon- {==xxxv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} gherien quam te Gazara, ende badt Boudin van mons dat hi hem wilde bijstandicheyt doen met alle den Fransoysen om den broedere Alexis vander keyserlicheyt te helpen veriaghene, ende den keyser Crysac metsgaders sinen ionghen sone weder te stellene in sine Keyserlicke maiesteyt. Die coninc van Hongherien gaf Boudin dat last, ende men dede sine schepen voorsien van vytaelien ende van ghescotte, ende van geleytsmannen die hem lieden beweghen souden. Ende die fransoysen commende voor Constantinoble by nachte, ende met groter cracht ghinc boudin van mons van stonden aen, metsgaders den Vlaminghen ende beclommen dat galatas, twelc was eenen groten torre staendevp die hauene. ¶ Hier wonnen die van Biervlyet, met vromigheyt, dat si die wapene van Constantinoble voeren. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} Die van biervliet huut Vlaendren waren die ghene die desen torre eerst beclommen ende wonnen, ende staken bouen ten torre hute dye Vlaemsche bannyeren ende daelden nedere ten steeghere, ende deden opene die latijnsche poorte, die fransoysen, ingelschen, spaengiaerden, ende Hongherschen quamen al ter steden inne met groter druust, ende al dat yeghens hemlieden quam, om weere te byeden dat slouch men doot, dit vernam Alexis des keysers Crysacx broedere, die welcke beual datmen tvyer inde schepen steken soude, ende datmen dat pallays wel verwaren soude, ende also die marct, si souden gaen verwaren die mueren. Die graue Boudin siende dat tvier in die schepen ghesteken was, die vlaminghen ende sonderlinghe die van bierulyet namen doen die scepen aldaer tvyer inne was, ende dedense drijuen metter vloet tot aent pyereky, daer die Ieuden woonden, twelcke was die voorburcht vander stede, ende aldaer waren vele goeder herbergen, het was dye principale voorburcht van Constantinoble, ende van desen viere ontstaken dye huysen, ende dat schoone voorburch van pyereky verbarrende metdallen. Het volc dat van alexis weghen ghestelt was, omme die marckt te bewarene, liepen omme tvier te blusschene te Pyereky, maer die graue boudin liet ende abandonneirde sijn scepen, ende ginc met machte naer die marct, die welcke hi wan. Alexis vernemende dat {==xxxvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Boudin die marct ghewonnen hadde, ende ooc die die mueren te bewarene hadden, lieten die mueren, ende quamen ten pallayse, so dat si bi Alexis vergaderden int pallays, bet dan.vim.mannen, ende si ghinghen met machte naer die marckt, omme die weder te winnene Dit siende die vlaminghen metsgaders den duytschen datter quamen een grote menichte van griecken naer die marct, ghingender tegen, ende schuerden dye battaelie vanden griecken, so datter bet dan.iiijm.doot gheslegen waren. Ende Alexis is siende datter so vele van sinen volcke versleghen was, hi nam die vlucht huut constantinoble, ende trac naer armenyen tot den coninc.van balacken, ende Boudin ghecreech dat pallays, daer hi in vant eenen onnoemelicken schat, ende yuweelen die den seluen Alexis toe behoorden. Boudin aldus gheweldich sijnde vanden pallayse, ende vander gheheelder stadt, ende midts dat alexis gheuloden was, so ontboodt hy den keyser Crysac ende der Keyserinne, met haer lieder sone, van.xix.iaren, ende steldese weder int pallays, in huerlieder maiesteyt, ende dye Keysere Crysack midts dat hy blent was, ende siec, ende seer cranck, so badt hi Boudin van mons, medtsgaders dat sijn sone noch ionck was, dat hem soude ghelieuen regent te sine van Constantinoble, ende te vermakene die officien in griecken. Ende Boudin bleef aldaer.vij.maenden regierende die stadt van Constantinoble, ter bede van den keyser, tot dat die keyser Crysac starf, die welcke aldaer in sinte Sophien kercke met groter eeren ende weerdicheyt begrauen was. Ende Boudin gaf die keyserlicke croone den ionghen Alexis, des keysers Crysacx sone van.xix.iaren houdt, ende ordonneerde vanden tamelicsten poorters van Constantinoble, omme den ionghen keyser te bestierne. Maer wat gheschiede corts daer naer, Mortiflex die here van Thebeyn verhorende die doot vanden keyser Crysack, ende dat den ionghen Alexis sijn sone Keyser was, hy ordonneerde die lieden die bi nachte, den ionghen Keyser verworghen souden, ende hi reedt in griecken al weder roupen dat die Graue Boudin van mons ghedaen ende gheordonneirt hadde, in offiecien ende anderen saken, ende hi maecte sine maghen ende knapen officiers in griecken lant. Binnen deser tijt Boudin van mons merckende dat hy lange tijt te Constantinoble gheweest hadde, ende niet varre en was van Ihrl'm, ende vele van sinen volcke, ende sonderlinge die Inghelschen wilden te haren lande trecken, hi nam ende maecte sine vaerdt naer Ihrl'm, ende ontrent vier dachvaerden van Constantynoble gheuaren sijnde, so hebben.ij.vanden ioncxsten camerlinghen den ionghen keyser Alexis bi nachte verworcht met eender dwale, ende Mortiflex, als quansuys commende in die stadt van constantinoble, dede seer heerlicke den ionghen keyser begrauen bi sinen vader Crysac inde grote kercke van sinte Sophie, ende nam die keyserlicke crone themwaert, ende ontboot die griecken ende die nieuwe officiers die hy gemaect hadde, ende si koren hem teenen keysere Ende binnen desen tijden so was Alexis des conincx crysacx broeder te andrenoble, alwast dat hi sinen broedere dien schimp ghedaen had, hi en schaemde hem nyet, maer horende vander doot van den ionghen keysere, hi quam te Constantinoble, ende begeerde als bi naerhede van sijns broeders weghe, te aenveerdene die Keyserlicke croone, ende die te besittene, groot iammere ende grooten twist was binnen Constantinoble tusschen Mortiflex ende alexis, des keysers crysacx broedere. Daer was seer gheuochten ende grote bloetstortinghe daer omme in constantinoble, ende die principaelste ende heerlicste van constantinoble, reden bi dagen ende bi nachte tot dat si quamen bi den G.Boudin, ende vertrocken hem alle die auentueren van tgene datter ghesciet was, ende si baden hem vriendelijc dat hem soude ghelieuen weder om te keerene tot constantinoble met sinen volcke, ende Boudin met sinen volcke weder omme commende te Constantinoble, Mortiflex die besoengierde vast om keyser te sine, maer die griecken wederstonden hem, ende alexis Crysacx broeder ooc in sijnder ghelijcke, ende alexis die vloot als hi hoorde dat Boudin weder keerde, want die van constantinoble en wilden hem gheen keyser maken, omme dat hi sinen broeder dien schimp ghedaen hadde. Item men vind die.ij.camerlinghen vanden iongen keyser alexis, ende si leden, ende bekenden, dat mortiflex aen hem lieden ghescreuen hadde om den ionghen keyser te verworghene. Die van Constantinoble holpen vanghen alle die nyeuwe {==xxxvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} officiers die hi in Griecken ghestelt hadde, ende Mortiflex siende datmen sine officiers vijnck, so vloodt hi wt Constantinoble als voorseyde es. Ende die.G.Boudin ghecreech skeysers pallays, ende die griecken vloden alte met, Ende die van Constantinoble ghinghen al te gadere te rade, om te kyesen eenen keyser, Alle flatterie of smeekende fraude, bedroch, iontste, of maleficien gheweerdt van houden tijden wast so gheordonneert, dat die patriarcken van Ihrl'm ende die Bisschop van bethleem, ende die van Spaeus weghe van ouer zee, hadden vulle auctoriteyt ende macht metsgaders die bisscoppen van dien lande, te weten van Ephesien, van Tiacyra, van Armenia ende die griecken sonderlinghe vanden lande, ende twee of drie vanden notabelsten poorters vander stadt van Constantinoble, dese voornoemde personen vermochten te kyesene eenen keyser, ende waren daer ooc eeneghe vreimde bisscoppen bi auentueren commen pelgrimsche wijse, men mochtse ooc admitteren ter electie ende daer omme die bisscoppen van Troyen, Soyson, van Theerenburch, van Halusdate, ende die Abdt van Akers, souden eerst bedijnghen spreken om die gracie van den heleghen gheest te verweruene, ende danne souden si te rade gaen om eenen Keyser te kyesene ende te noemene, {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} daer waren ooc daer toe gedaen commen twee vanden notabelsten poorters vander stadt van constantinoble, sonder eeneghe alteracie, ende vele raets te houdene eendrachtelick sy coren ende namen Boudin den graue van Vlaendren ende van Henegauwen keyser van Constantinoble te sine, ende coninc van Griecken, Anno domini.M.ijc.ende twee vp den sondach daer naer alsmen singt inder missen dat introit Iubilate deo. Ende vp den derden sondach naer paesschen, doe was hi biden consente vanden ghemeenen volcke van constantinoble ghecroont, Maria sijn wijf de edele vrauwe ende hooge van geboorten, liet Iehanne huer oudtste dochtere, inder hoede vanden coninc van vrancrijcke Phelips hueren swacelijnc, ende voer te Constantinoble waert totten keyser haren man, maer om die grote vreese vander zee, ende om diueersche tempeesten so quam si inde hauene van suryen, seere siec ende cranc inder stadt van Acharon, ende bleef daer quelende een luttel tijdts tot dat sy starf, ende ouerleedt int iaer xijc.ende viere. ¶ Hoe Alexis des Conincx Crysacx broeder, quam voor Andrenoble, met eender groter heercrachte, in spijte hebbende dat Boudin die graue keyser gecoren was. ALexis des conincx crysacx broedere, groten spijt hebbende dat die van Constantinoble eenen vreimden man Keyser ghemaect hadden hy badt den coninc Iehan van Balacke om hulpe ende bystandichede, om den keyser Boudin te veriaghene. Ende die coninc van Balacken ende Alexis voorseyde, quamen met eenen groten heercrachte voor Andrenoble, ende die van andrenoble ghinghen met eender groter menichte van volcke huyte yeghen Alexis, ende den coninck van balacke. Daer was seer gheuochten, ende daer bleef aen beeden siden veel volcx verslegen, ende dye coninc van Balacke beleyde Andrenoble. Dye keyser Boudin verhorende dat Andrenoble beleydt was met eene grote menichte van Griecken ende van sinen volcke, track metter macht voor Andrenoble. Daer was horrybelijcke {==xxxvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} seer gheuochten, ende daer bleef veil volc aen beyden siden versleghen. Ende men wiste noeyt properlijc waer dat die goede keyser Boudin beuoer, weder dat hi daer inden wijch doot bleef, of en dede, weder dat hy vloodt of was gheuanghen. Eeneghe segghen dat hy vanden coninc van Balacke gheuanghen was, ende dat hi den plouch track in Ermenyen, ende hendelicken stal hy hem van danen, ende wierdt thermyte. Die griecken ende die van Constantinoble segghen ende meenen voorwaer dat hi bleef inden wijch voor Andrenoble. Ende daeromme ghinghen si te rade omme te kiesene eenen anderen keyser, ende sy coren ghemeenlicken ende eendrachtelicken Heyndrick die graue van Aniau, des voorseyde Boudins broedere Keyser te sine van Constantinoble, ende Coninc van Griecken. Ende sommege willen seggen dat Boudin den plouch trac in Ermenien, als voorseyde es wel.vij.iaer lanc, Ende vp eenen tijt so quamen Oosterlinghen cooplieden, die wilden sijn in Damasco, en saghen den Keyser trecken den plouch, ende die keyser hoordese duytsch spreken, ende hi groetese ende si vraechden hem wiehi was, ende hi vertrac hemlieden al sijne gheuaernisse, ende auentuere die hem gheuallen was. Ende die oosterlingen deden so met den Soldaen van Damasco, dat si den voorseyde Boudin verlosten, ende die Keyser Boudin track metten voorseyde cooplieden tot Kuelen. Ende als hi te kuelen quam, so screef hi eenen brief aen Iehanne sijnder dochtere, die doe graefnede van Vlaendren was, ende hadde te manne Ferrant des conincx sone van poortegale. Die keyser Boudin ontboodt dat hi soude sijn binnen.xiiij.daghen te Rijssele, ende datmen hem soude van cleederen voorsien naer sinen state, ende datmen soude maken financhie van sinen rentsoene, omme die cooplieden te betalene, die hem verlost hadden. Vrauwe Iehanne den brief ontfanghen hebbende, toochdene Ferrant hueren man. Ende Ferrant beual, als hi quame, datmen hem heymelic wel ontfanghen soude, ende seyde voort, dat hy spreken soude den coninck van Inghelant om financhie te hebben van sinen rentsoene, want Ferrant en was maer nieuwelincx ghehuwet, ende Ferrant was ghesworen man metten keyser Otto, ende metten Coninc van Inghelant yeghen den coninc van Vranckerijcke. Ende Ferrant beual drie van sine principael raetslieden, dye te Rijssele waren dat sine metten eersten daghe vromelic ende eerlicke festieren souden, ende hem weere wellecommen, ende des anderdaechs, als hy te bedde gaen soude, datmen dan den goede Boudin nemen soude, ende leeden hem een halue mijle buten Rijssele in eenen busch, daer nv staet dye Abdye van markette, ende datmen daer hanghen soude aen eenen boom, twelck alsoe ghedaen was. Die spieghel hystoriael seyt, dat in Vlaendren quam een bedrieger, seggende dat hy was die keyser Boudin, ende was heymelic ouer ghedaen, naer dat die wijch voor andrenoble gheschiet was, ende was int iaer ons heren. Anno.xijc.ende v.Maer men seyde te Constantinoble, dat die Keyser Boudin inden wijch versleghen was. Ende aldus was heyndric die.G.van Aniau skeysers Boudin broeder keyser ghecoren, die ontrent drie iaer keyser was. ¶ Van Ferrant van Portingale den xx.Graue, dye welcke tgraefschap behuwede aen vrau Iehanne dochtere vanden Keyser Boudin van Constantinoble. ¶ Dat.xxvi.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==xxxvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ALs die mare in Vlaendren quam dat dye Keysere Boudin doot was, men ghinc te rade om eenen nyeuwen prinche int lant van Vlaendren te hebbene. Ende die coninc phelips van Vranckerijcke dye toewijsede tlant van Vlaendren der vrauwe Iehanna svoorseyde goede Boudins van Mons ende.K.van Constantinoble dochtere. Ende byden toebringene van Machtilt huer moeye van poortingale, die wedewe was van Phelips van elsaten, so sprac si metten coninc phelips, dat hi maecte dat huwelic van sijnder nichte, ende van Ferrant van poortegale hueren neue, die si ontboodt te Parijs bi heur te commene. Ende die feeste vander brulocht was ghehouden te Parijs in des conincx sale, ende Ferrant dede manschip den coninc phelips vanden graefschepe van Vlaendren, ende nam oerlof ende quam te Vlaenderwaert met sijnre moeye Machtilt, ende met Iehannen sinen wijue. Ende te Duway commende, so wiert Iehanne seer sieck, ende bleef daer ligghende met harer moeye Machtilt, ende Ferrant voer in Henegauwe, ende si ontfinghen hem daer, als graue van Henegauwe van Iehannen sijns wijfs weghe. Ende doe quam hi al Vlaendren deure, ende die vlaminghen ontfinghen hem met grote eeren, als hueren behuweden here. Phelips van Namen vrauwe Iehannen oom, ende Ian die heere van Nyuelle die casteleyn van Brugghe voeren met Ferrante in alle die smalle steden, ende al omme waren si wel ontfanghen. Maer omme dat die van Vlaendren, ende specialic die drie steden, ende sonderlinghe die van Ghendt nyet gheroupen en waren, noch gheen kennessen en hadden vanden huwelicke, noch vander brulocht vanden seluen Ferrant, ende van huerder vrauwen Iehannen, ende datmen haer ghegheuen hadde eenen vreimden man, eenen poortegaloys, dye gheen duytsch en conste, noch en verstont, ende sonder haer lieder weten of consente, commende te Ghendt, si en wilden hem niet ontfanghen, want si seyden dat si niet en wisten of hy met Iehannen haerder vrauwen ghehuwet was, metsgaders dat sijer niet gheroepen en waren. Phelips van Namen ende Ferrant si waren seer beschaemt, en trocken te Cortrijcke, daer sy tamelicke ontfanghen waren. Ende etende snoens ter maeltijt met sijnen edelen, die bi hem waren, so quamen daer Rache van gauere ende Aernout van Oudenaerde, ghesonden van die van Ghendt, met eene menichte van rudders, ende van ghemeene lieden wel ghewapent, niet weltevreden sijnde dat si ter brulocht niet ghenoot en waren, ende dattet sonder haerlieder consent ghedaen was, ende si hadden leedt dese twee casteleyns, omme dat si Ferrant rekeninghe ghedaen hadden van sommege sticken, die den graue toebehoorden van.vij.iaren, vanden tijt dat den Graue Boudin huyt vlaendren reysde naer venegien, ende naer Gasara, totter tijt dat die.G.ferrant in brugge was ontfanghen. Die officiers van ghendt hildent som ten profijte van hemlieden, ende som ten profijte vanden lande. Ende dye prinche ter tafele sittende, quamen dese twee met hueren volcke, als voorseyde es, ende worden slaende vp Ferrants volc. Ende si lieden merckende datmen vp hem lieden wilde, si lieten die maeltijt, ende lieten haerlieder iuweelen, ende al dat daer was, ende vloden huyt Cortrijcke, ende braken die brugghe of, om datmen van achtere vp hemlieden niet commen en soude, ende reysden so naer Duway, ende namen Iehannen met hem lieden, in een osbaer, ende quamen daer naer met eenen groten heercrachte voor Ghendt, ende Ferrant beleyde ghendt, metsgaders Iehanne sinen wijue, die van ghendt dit ouermerckende dat Ferrant een vroom Prinche was, ende dat oock sijn wijf by hem was, si versochten pays, ende gauen Ferrant drie duysent penninghen. ¶ Item dese Ferrant dede manschip den Keyser Otto van den lande die onder den Keyser behoorden, ende die Keyser hadde oerloghe metsgaders den coninc van Ingelant die sijn oom was yeghen den coninc Phelips van vrancrijcke, het gheuiel dat Reynoudt van dammartijn die de coninc hadde verheuen, dien gaf hi dat graefschip van Beunen om sommege fayten van wapenen die hi gedaen hadde ter eeren vander vrancscher croonen, ende liet hem vermyeden vanden coninc.van Ingelant, ende vanden.K.Otto als dat hy hemlieden beloofte te doen, so wat si wilden ende hemlieden te doen bystandicheyt al waert ooc te vechtene yeghen den coninc van vrancrijcke, ende si hadden hem ooc so belooft, want sy in- {==xxxviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} formierden Ferrant hoe die coninc van Vranckerijcke onthilt den graue van Vlaenderen vele landts, als Aryen, sint Omaers, Calis, Aerden, tlant van Guyse, Bethunen, Orchyes, ende Rijssele, ende dat hijt soude pijnen weder te ghecrijghene, ende annex den lande van Vlaendren te maken, alsoot in tijden van sinen voorsaten gheweest hadde. Ferrant die ondersochte dat aen die van Vlaendren oft annex gheweest hadde, ende men seyde hem iaet. Doen swoer Ferrant dat hi sijns wijfs palen noch huer lant nyet en soude laten vercorten. Ende Reynout dye graue van Beunen seyde dat hy, ende die keyser Otto, ende dye coninc van Inghelant souden hem alle bystandicheyt doen met lijue ende met goede omme Westvlaendren weder te conquesteirne. Ferrant aldus byden instekene van Reynaut, ghinc sint Omaers, te Aryen, ende te Calys, te Ghijsen, ende waer dat hi ghinc si seyden hem dat si behoorden onder den Coninck van Vranckerijcke. Doen ghinc Ferrant met Reynout, den graue van Beunen, int lant van Ghijsen, ende stichtede brandt in sommeghe dorpen. Die coninck van Inghelant ontboot Ferrant, wildi hebben schat of ghelt, ofte eenich volc, hy soudt hem doen hebben. Dit vernemende die coninc Phelips van Vranckerijcke, voer te Calys, ende van daer ten Damme by Brugge, ende Ferrant metter hulpe vanden Inghelschen, ende metten graue van Beunen quamen met een menichte van schepen gheseylt ende gheroeyt in dye achter gaerte vanden coninc Phelips, ende si ghecreghen veel schepen, ende die coninc Phelips hadde grote schade, als waer omme die coninc Phelips ten Damme commende, so ghinck hi te Brugghe, te Ypre, te Cassele, stellende saudeniers, ende nam wt allen steden vanden rijcxsten ende machtichsten poorters, die alle waren in Vranckerijcke gheuoert in diueerschen vanghenessen, ende die coninc ghecreech groot goet van hem lieden, eer si waren ghedeliureirt. Die wijle dat die coninc van Vranckerijcke in Vlaendren was so ghinc Ferrant ende dede manschip den coninc van Inghelant. Ende die coninc toochde Ferrant sinen schat, ende versach Ferrande van eenen groten schat, ende van een menichte van lieden van wapenen, ende badt hem dat hy wilde gaen in Gascoengyen, ende in Guyenne, daer si wonder deden, al dat lant bederuende ende destruerende, ende dat aerm volc vloot in allen steden in Vranckerijcke, claghende dat grote ouerlast dat Ferrant metsgaders den Inghelschen daer dede. Dye coninck dit verhorende, sandt terstont sinen sone Lodewijc, die heer was van Westvlaendren, omme dat te verwaren, twelck sijne was, ende ghegeuen met sijnder moedere den coninc Phelips in huwelicke, vanden grauen Phelips van Elsaten, sonder dat consent van die van Ghendt, ende den ghemeenen lande van Vlaendren. Lodewijc des conincx sone horende datmen aen hem screef dat hi soude verwaren Guyse om te wederstane den coninc van Inghelandt, quam derwaerts terstont. Ende als Lodewijc des Conincx sone in Guysen quam, doen ghinc Ferrant te scepe, ende voer te Calys ende te Burburch. Ende die wijle dat Lodewijck was te sint Omaers, te Aryen, ende wederkeerende te Guysen, so ghinc Ferrant ende roofde ende destrueirde alle die sloten ende casteelen, ende verbrandese, ende destrueirde al dat lant ontrent den zeecant tot Hesdin toe, also datter niement luschen en mochte, ende verslough al dat hi inden weghe vant, ende Reynout die graue van Beunen was bedectelick in Ferrants hulpe, ende sijn toeuerlaet, ende trac van daer tot lens ende so voor hesdin, destruerende ende rouende al dat lant daer ontrent ghelegen. Die coninc phelips verhorende die grote schade ende schande die die fransoysen hadden dat si altemet hare graefschepen ende heerlicheden verloren, ende datmen dat volc dootslouch, ende veriaechde, ende tlant roouede, die huysen verbrande, steden, casteelen, ende sloten destrueirde al omme daer men mochte, hy vergaderde een groot heercracht, ontbiedende alle sine leenhouders ende edele mannen die vroom ter wapene waren, als wt Langhedoc, Borbon, Auergne, Bourgoengne, Berry, bar, champaengnen, Orlyens, Toureyne, ende hi disponeirde hem omme te commene beuechtene Ferrant ende Reynout van Bolloengnen, die welcke Aryen beleydt hadden, ende nyement en halp dye van Aryen. Dit vernam Ferrant dat die coninc Phelips met so groter menichte van fransoysen vp hem quam, ende ontboot den coninc van Inghelant dat hy hem hulpe ende {==xxxviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} bystant doen soude, ende die coninc van Ingelant sandt sinen broedere den graue van salsbery te vlaenderen waert met.iijm.mannen van wapenen wel gheacoutreirt, ende Ferrant trac totten keyser te Aken, die welcke by hem hadde den Hertoge van Brabant ende van Loreynen, den.G.van caetsenelleboghe, ende daer toe een groot heercracht van rudders en baroenen, ende ander goede lieden van wapenen. Ende die keyser quam ter bede van Ferrant met alle sijnder macht te Valenchene, ende Reynoudt van Beunen met Willem van Salsbery metten Inghelschen ende met dye van Henegauwen, ende met den vlaminghen quamen alle te Mortaengnen bi Dornicke. Ende die coninck van Vranckerijcke verhorende die comst vanden keyser, hadde gheerne gheteyst, maer die.G.van Aussare seyde dat sy souden blijuen ter brugghe van Bouuynes, ende ontbeyden den keyser, ende dat si hem bereeden souden omme huer biechte te sprekene, ende in bedinghen te sine, vp dat hemlieden god te bet soude helpen, want hy seyde, heer coninc wi hebbent schone ghenouch, want onse vianden die sijn die vianden gods, ende vianden vanden kersten gheloouen, om twelcke ons god sal helpen dat wi vercrijghen sullen die victorie, want al voren die keyser heift ghedaen yegen dat beuel vanden paeus, om twelcke hi es verwaten, ende Reynout van Beunen die es een valsch verrader vander franscher croone, Hughe van Bouuynes dyer ghelijcke, ende Ferrant sijn beede fugytiuen ende versworen mannen. Doen sprac die Hertoghe van Bourgoengnen, heer coninc het ware goet dat ghi troct te Lens, ende wi sullen hier wel vechten yeghen dese brantstichters, roouers, moordenaers, verwatene versworene ende valsche verraders. Doe antwoorde die coninc, varre moet dat van mi sijn, dat ic soude vlien ghesont wesende, ende laten mijnen lieden die ghewillich sijn om met mi te vechten, te leuen, ende te steruene, ik wil dye laetste sijn die huyten strijde ende wijghe gaen sal, oft endelick te steruene, of met glorieuse victorie te leuene. Die Keyser Otto dye Fransoysen siende van varren, ende dat si hem ordonneirden bi scharen, hi riet datmen vp hemlieden gaen soude, ende men slouch die trompetten omme die peerden, ende ooc den volcke moet te gheuene. Ende die drie grauen Ferrant, Reynout, ende Salsbery met vryen moede, slougen in dye eerste schare vanden fransoysen, ende quetseden ende scoffierden seere die eerste schare. Dat merckende die graue van Aussare, riedt dat si hem deelen souden, die.ij.andere scharen vanden coninc, ende dat dit eene schare van achtere souden slaen int heer vanden keyser, ende die andere schare droomende naer Ferrant. Dye fransoysen namen sulcken moet, dat si ghecreghen Reynout den.G.van Beunen, ende Willem den.G.van salesbry, ende Ferrant dye bleef altoos vechtende. Dit merckende dye van Henegauwe datter twee grauen gheuanghen waren, vloden si, ende die van Brugge metten vlaminghen. Item dat peert vanden keyser was onder hem so ghequetst, dat hi viel van sine coursyer, ende met groter pijnen was hy weder ghestelt op een ander peert, ende hi vloot, ende die Hertoge van Lorayne, ende van brabant alle dier ghelijcke, Ferrant dye bleef altijt vechtende, ende men sach den standaert metten leeu van Vlaenderen dicwils gheuelt, maer altijts nieuwe lieden van die bi ferrante waren, quamen ende hieuene weder vp. Dit aenmerckende tvolc, wel tot.iiijm.mannen toe, namen ende maecten eenen moet, omme te helpene den G.Ferrant, maer eer si daer toe gherochten, so worde Ferrant gheuelt huyt sinen sadele, ende worde gheuanghen, ende daer worden ooc gheuanghen een deel duytschen ende edele lieden huyt Brabant, ende vanden Rijne, ende van Ardanen, ende die graue van caetsenelleboghe ende noch tot.C.ende.xxvij.baroenen, ende rudders, ende vele heerlijcke schildtknapen, ende goet van wapenen, ende si waren alle gheuoert in Vranckerijcke ende gherantsoeneirt. ¶ Item daer bleuen bedt dan.iiij.hondert Brabanders, ende van andere diuersche nacien bedt dan.vij.duysent persoonen, ende oock van des Conincx volck bleeffer wel.iiij.duysent versleghen, sonder die ghene die seere ghequetst waren, hadden die van Henegauwe ende die Keyser niet gheuloden, die Fransoysen hadden alle ghescoffiert gheweest, ende si haddent ooc leelicst ghehadt, dese heeren gheuanghen sijnde, Reynaut van Dammartijn, die graue van Beunen, was simpelick gheuoert te Pyronen, daer hi niet alte wel en was Willem de graue van salsbery was te sint quijn {==xxxix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} tens geuoert. Ende die graue van caetsenelleboghe met veel duytsche heren was gheuoert te Doornicke, mer Ferrant was te Parijs waert gheuoert, ende wijlent gheleet te voet, ende somwijlen te peerde of te waghene, ende alle mannen liepen, waer dat sy leden, om Ferrant te siene, ende met hem te spottene ende te begheckene, si ghinghen al fleytende ende pijpende voor hem, haer tonghen op hem huytstekende, ende deden hem alle den schimp ende cleynicheyt die si mochten. Ende al Vranckerijcke deure was groote blijschap, dat Reynaut ende Ferrant beyde gheuanghen waren, want si hadden dat landt van Poytau Guyenne, enyau, Gascoengnen, tlandt van Hesdijn, van Guysen, van Pyronne, ende tlant van Pycardyen, al verdoruen, tvolc veriaecht, ende doot gheslegen. Desen strijt ende wijch van Pont de bouuynes gheuiel den.xxv.dach van Hoymaent. Anno domini.xijc.ende.xiiij. Binnen deser tijdt dat Ferrant nyeuwelicx gheuanghen was wordt Vlaendren al te seere gheplaecht met brande, by messchieve in vele steden ende dorpen, ende ooc met sterften ende ooc met zeevloet, want die zee brack inne te vele steden, ende schuerde die dijcken, so dat ontrent Brugghe vier mijlen varre, oost west, ende suydt, wast al een watre, so datter in diueersche plaetsen vele lieden ende beesten verdroncken. Dese Ferrant bleef.xi.iaer en de een half in die vangenesse, maer ter bede vanden coninc van Castylien, ende den Coninc van Poortingale, so lietene dye coninc Lodewijc gaen te Vlaendren waert, tot Iehanne sinen wijue, des conincx van Vranckerijcke recht sweernede, ende hi bleef te Rijssele bi haer wonende, ontrent.iij.iaren, altijt siec ende quelende, ende starf te Rijssele Int iaer ons heeren.xijc ende.xxxiij.ende sijn wijf dedene begrauen in haer cloostre te Marckette, dat si selue dede stichten. Item men wilt segghen dat desen hooghen outaer in dat cloostere staet, ter plaetsen daer den boom stont daer die Keyser van Constantinoble ende den goeden Boudin van mons aen ghehanghen was, bi schalckernye ende behendighede van Ferrant van Poortegale. Dese Ferrant en hadde gheen kinderen by Iehanne sinen wijue. Aldus soe nam si eenen anderen man naer die doot van Ferrant. Ende dat byden rade vanden coninck sinte Lodewijc, ende dat was Thomaes van Sauoyen. Dese voorghenoemde Ferrant was die.xx.graue van Vlaendren. ¶ Van Thomaes van Sauoyen, den.xxi.Graue, die welcke tgraefschip behuwede aen Iehannen Ferrants weduwe. Dat.xxvij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} THomaes van Sauoyen behuwede ooc tgraefschip van vlaenderen aen Iehannen Ferrants weduwe, hi was die.xxi.Graue van Vlaendren, ende was seer goedertieren, ende ghemeyne met elckerlijck, ende hi en hadde oock gheene kijnderen by Iehannen sinen wijue, si waren ontrent.xij.iaren te samen in huwelicke. Iehanne die graefnede worde siec, ende ghecreech een barnende cortse, waer af si starf te Rijssele. Anno domini.xijc ende.xliiij.Ende licht begrauen in tclooster ter Marckette, bi Ferrant haren eersten man. Ende omme dat dye voorseyde Iehanne gheene kijnderen en hadde, by gheen van haren mannen, soe gheuielen die twee Graefschepen ende quamen toe, te wetene Vlaendren ende Henegauwe, vp {==xxxix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Margriete huere sustere, dye die ionckste dochtere was vanden keyser Boudin, dese Margriete hadde te manne Willem van Dampyere. Item als Iehanne doot was men gaf Thomaes van Sauoyen een somme van penninghen, ende hi voer te sinen lande waerdt te Sauoyen. ¶ Van Willem van Dampyere, den xxij.Graue, die welcke behude tgraefscip aen Margriete die ioncxste dochtere vanden Keyser Boudin. ¶ Dat.xxviij.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} WIllem van dampiere die quam tot tgraefschip van Vlaendren ende van Henegauwe, vansijns wijfs weghe Margriete die hi getraut hadde, dese willem was die.xxij.graue van vlaendren, ende si hadden te gadere drie sonen, Willem, Guy, ende Ian. Maer eer Willem margriete nam so hadde si ghehadt secretelicke twee natuerlicke cnapelicke kijnderen, als Boudin ende Ian van Auennes, den houdtsten bastaert, boudin voorseyde cabbelde ende keef alden dach yeghen den houdtsten ghetrauden broedere willem ghenaemt, ende si vochten dicwille onderlinghe. Dese willem die getraude sone seyde dat hi naer sijnder moeder doot, meende graue van Vlaendren te sine, want bastaerden en mochten gheen leenheeren sijn bi versterffenissen, aldus en mochte tgraefschap hem niet toe commen. Item Boudin die bastaert seyde, dat in sommeghe landen niement bastaert en es van sijnder moeder weghe, omme deser cabbelinghe ende kijuinghe wille so dede die graefnede margrieten willem hueren ghetrauden sone huwen aen vrauwe Beatrijce des hertoghen heyndricx van Brabandts dochtere, ende gafser mede dat graefschap van Vlaendren. Ende waert bi aldien dat willem storue voor die voorseyde Beatrice, so soude beatrice hebben thuerer duwarye Cortrijcke metter Casselrye, ende beatrice dede maken dat Clooster te groenijnghen buyten Cortrijcke, ende daer licht si begrauen, ende willem die licht begrauen te selines in Henegauwe. Willem van dampyere dye ionghe Margrieten sone, die si hadde bi willem van dampiere, soude geweest hebben die.xxiij.graue van vlaendren vp condicie, storue hi sonder hoir van beatricen sinen wijue, so soude sijn vrau moeder weder al Vlaendre hebben, sonder Cortrijcke metter casselrye, dat soude sijne wedewe beatrice des hertoghen van Brabants dochter houden voor huere duwarye. Ende Guwy die andere sone soude hebben dat graefschap van Henegauwe naer vrauwe Margrieten doodt, ende Ian die derde sone die heerscappye van sinen vadere dampiere die twee bastaerden boudin ende Ian hare natuerlicke kijnderen, omme dat si parlementich ende twistich waren, so en wilden si hemlieden niet gheuen. Maer sy seyden waert so dat sy haer vriendelic anthierden ende dienden haer ende haer lieder getraude broeders, si soude in nacommende tijden wel om hemlieden peynsen ende gheuen hem lieden wat in testamente naer haer lieder dyenst ende verdiente naer hare doodt, dit horende dese twee bastaerden Ian ende boudin, trocken bi den coninc sinte Lodewijc van vranckerijcke, ende clagheden hem seere ouer haer vrau moedere, ende ouer haer lieder drie ghetrauwede broeders, hoe die vrau {==xl.r==} {>>pagina-aanduiding<<} we margriete haer lieder moedere alle die heerscappyen bestelt ende ghegheuen hadde, haer lieder ioncste broeders, ende si lieden dye de oudtste waren en hadden nyet. Ende voordt soe wilde haerlieder vrauwe moedere dat si lieden die dye oudtste waren souden moeten dienen haer ioncxste broeders. Ende baden haren neue sinte Lodewijc den coninck, dat hy haerlieder moeder, ende den ionghen Willem van Dampiere wilde doen daghen te Parijs ter Marberijnen tafele. Dit ghedaen sijnde, ende si lieden commende te Parijs ter Marberijne tafele ten daghe ghespecificiert. Ian die houdtste bastaert proponeirde voor den coninc sinte Lodewijc, hoe dat sijn moeder wech ghegheuen hadde die landen, Vlaenderen, ende Henegauwe, hare ioncxste kinderen, maer Ian ende Boudin die houdtst waren (al wast dat si bastaerden waren) si en hadden niet dan slauernye van dienste van haer lieder moeder, ende huer ionghe broeders soudent al hebben. Die coninc sinte Lodewijck vraechde vrauwe Margriete wat sijer yeghen segghen wilde. Vrauwe Margriete seyde. Edel coninck ende neue wat dat ic van Vlaenderen ghetermyneirt hebbe, ic wil dattet so blijue, toebehoorende Willem van Dampiere mijnen houdsten wettelijcken ghetrauden sone, het en ware dat hy voor my storue, sonder hoir van Beatricen sinen wijue, so soudic Vlaenderen weder te mywaert nemen, mijnen ioncxsten sone Ian en mach ick niet ontnemen sijn vaderlijcke erue, maer Guy gaf ick Tgraefschip van henegauwe, maer midts dat hi ontschaecte des Aduocaets dochtere van Bethune, die hy moeste nemen te wijue, yegens den raet van hu ende van mijnen man Willem, ende van alle onse vrienden. Aldus heer coninck ende neue doet met Henegauwe huwen wille, maer ic wilt behouden mijn leuen lanc. Doen sprac die coninc Lodewijc Ach nichte van Vlaendren in al dat ghy gheseyt hebt, so ben ick wel ghepaeyt, ende wilt doen naer huwen goetdijncken. Doen sprac haestelic die bastaert Boudin die houdtste sone. Och vrau moeder, ic ben doch hu oudtste sone, ende sal ic niet hebben, Vlaendren dat ghi Willem mijnen broeder hebt ghegheuen, het behoort bet mijne dan hem toe, want hi iongher is dan ick, ende ick beloue hu dat hijt nemmermeer met payse van mi besitten en sal. Doen sprac vrauwe Margriete, hi is beterder ende edelder dan ghy sijt, naer alle wetten ciuijle, ende naer die wet gods, ende hy is edele van gheboorte, ende ghetrauwet kijnt, ende ghy sijt onhedele van huwes vaders weghe, ende sijt een bastaert Doen seyde Boudin, god moets iammeren dat ic dan een loddeghe hebbe tot eender moedere. Ende vrauwe Margriete verantwoorde, ach laten gode van hemelrijcke ende hu ende my machs wel iammeren, dat ghi hadt eenen lodder pape tot eenen vadere, sidy nv weltevreden dat elckerlijck moet weten huwe edelhede. Och lieue sone hebdy ons doen daghen om hu seluen ende ons allen voor alle die werelt te scoffierne, sonder twijfele also langhe als ic ende ghi leuen sult, en suldi van mi niet hebben, ende ick ontsegghe hu huwen dienst, ende verbiede hu mijn oghen ende mijn lant van Vlaenderen, also langhe als ic leue. Doen sprac die coninck, och nichte ghi hebt mi Henegauwe ouer ghegheuen, ende dat te mijnen segghene, so segge ic nichte, also lange als ghi leift, so sult ghi henegauwe besitten, ende naer huwe doot, so salt hebben Guy, ende sal sine twee bastaerde broeders voorsien ende houden, Boudin ende Ian, ende Willem van Dampiere sal vlaendren hebben, maer sterft hi sonder hoir voor hu, so suldi vlaenderen weder hebben thuwen lijue, ende naer huwe doot sal Guy Vlaenderen hebben, ende Boudin die houdste bastaert sal sijn graue van Henegauwe, ende hi sal Ian sinen broeder voorsien. Ende doen seyde sinte Lodewijc. Ick meene cortelinghe te treckene in Barbaryen yeghen dye vianden gods die sarasijnen ende ongheloouighe Ende ick begheere dat ons neue Willem van Dampyere, ende alle onse leenhouders, ende hy als prinche yeghen die Sarasijnen met mi trecke. ¶ Hoe die Coninck Lodewijc van Vranckerijcke, met sinen neue Willem van Dampyere, ende met alle sine Leenhouders track in Barbaryen, teghen die vyanden Gods die Sarazijnen. {==xl.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem binnen den seluen iare voer sinte Lodewijc in Cartagyen ende te Tunes ende versloech daer met sinen gheselschepe int woudt van Bulgheryen, int landt van Barbaryen seere vele Sarasijnen ende Moorianen, ende daer bleuen ooc sommeghe Kerstenen doodt, ende een edel kersten here gheuanghen. Ende Willem van dampyere wordt in dien wijch gequetst ende gheuanghen, ende hi wordt gelost, int wederkeeren naer Vranckerijcke, int iaer ons heeren.xijc.ende.lx.dit vernam Guy van dampyere, ende maecte fynanchie ende stelde hem vp ende trac bi sinte Lodewijck in Barbarye ende in Egypten, ende te Massore int lant der Moorianen, ende daer wordt hi rudder ghemaect. Ende vrauwe Margriete regierde binnen deser tijt beede die landen Vlaendren ende Henegauwe. Ende Guy van Dampyere dede daer vele vrome feyten van wapenen vp die Sarasinen, dyt ghedaen sijnde, ende thuys gecomen sijnde, so starf tsaduocaets dochtere van Bethumen sijn wijf, bi wien hy hadde ghehadt Robrecht van Bethunen die Meinfroot doodt slouch ende Coradijn in Appoelgen, ende Willem here van Neuele, Boudin dye goedertiere. Ian bisschop van Ludeke ende Phelips graue van Tyette, ende hi hadder ooc by viere dochteren alle grote princessen ende edelicken gehuwet, daer naer nam hy weder in huwelijcke te wijue des grauen dochtere van Lutsenburch, ende hi hadder mede dat Graefschip van Namen, ende si drouch hem drie sonen ende drie dochteren, al dye wijle dat sijn moeder noch leuende vrauwe Margriete, ende si regierde die landen Vlaendren ende Henegauwe, die spacie ende tijden van xxxiij.iaren, si hadde oock ghedaen stichten vele cloestren ende gods huysen, ter bede van Iehanne harer sustre. Item so wat van transpoorten van allen rechten ende vander demeynen ouer schieten soude in Vlaendren, ende in Henegauwe, dat si dat legghen soude aen die voorseyde cloosters, ende aen diuersche gods huysen. Ende dat si hier mede maken soude dese naer volgende Cloosters. Eerst tcloostere van soetendale, dat Nonnen cloostre van oost eeclo, Doornizeele, ende vele andere tempelen ende gods huysen, dye kercke ten predicaers te Brugge, die Carmers, die freremineurs, die kercke ten wijngaerde, datmen heet tbeghijn hof, der predecaren conuent te Rijssele, {==xli.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ende die beghijnen te Ghendt, te Duway, te Valenchyenes, ende te Berghen, ende dat hospitael te Berghen, te Ysendijcke, te Oostburch, die beghijnen Tardenburch, ende dat hospitael vanden Damme, te Thielt, te Torrout, ende in meer ander plaetsen. Ende naer die doot van Margrieten, so wort si begrauen in tcloostre te Flijnez, ende haer deuote dochtere die Abdesse hadde haer daer doen gheuen al huere heylighe Sacramenten, ende daer ouerleedt si, ende wierdt daer begrauen, als voorseyde is. Int iaer ons heren.M.CC.ende lxxviij. Naer die doot van margrieten, so wort Boudin haren houdtsten bastaert sone graue van Henegauwe, ende hy gaf Ian sinen bastaerden broedere die heerschappye van Auennes, ende Guy van Dampyere haren wettelicken sone worde graue van Vlaenderen. [¶ Van Guy van Dampyere, den xxiij.graue van Vlaendren] ¶ Van Guy van Dampyere, den xxiij.graue van Vlaendren, die welcke maecte van Eeclo eene Stadt van wette, ende stelder eenen Burch meestere, met.ix.schepenen hy stichtede oock Tconuent vanden predicaren Typre. ¶ Dat.xxix.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} GVy van Dampyere die sone van den houden Willem van Dampyere, die was die.xxiij.G.van Vlaenderen, die welcke sonder consent van sijnder moedere, of van eenege van sinen vrienden ontschaeckte eens simpel mans dochtere Fogaets van Bethunen, ende was ghedwonghen by iusticien dat hijse moeste nemen ende trauwen teenen wettelijcken wijue, ende hadder by vele vromer kinderen van sijnen princhen, ende grote lantsvrauwen. Eerst Robrecht van Nyuers, die welcke die heleghe kercke vele profijts dede, in eenen wijch in Apoelgen, daer hy doot slouch den fellen viant vander heleger kercken Meinfroot, die bet dan met hondert duysent sarasijnen quam omme te bederuene ende te destrueirne alle kerstenheyt, voort Willem die heere van Nyvelle. Boudin die deuote Ruddere, die welcke starf ionck, ende licht begrauen te Brugghe te Freren, dye vierde was een vaelyant clerc, seer wel gheleert, ende wiert Proost van sinte Donaes te Brugge, ende van sinte Peeters te Rijssele, daer naer was hi Bisschop te Mets in Lorayne, ende worde daer naer Bisschop te Ludeke. Die vijfste was een groot decretiste, ende een groot meestere, om te sijne een groot man in die helege kercke, als een patriarcke ofte een Cardenael, maer hy sach datmen Vlaenderen te cort boot, ende daer omme dede hy hem Rudder maken, ende sinen name was Phelippus, ende nam te wijue die eeneghe dochtere vanden graue van Tyette. Dese vijue knapelicke kinderen van eenen vader ende van eender moedere commende, binnen haerlieder tijt soe en warender gheen vromer heren, daer men of wiste te sprekene. Ende ooc viere dochteren hooghelicken ghestelt, ende edelicke in huwelicke. Die eene was Graefnede van Hollandt ende Zeelant, ende dandere was Hertoginne van Brabant, die derde Hertoginne van Ghulcke, ende die vierde was graefnede van Bulloys. Die graue Guy was met.s.Lodewijc den coninc van Vranckerijcke in Barbaryen eyghen die sarasijnen, als van Thunes, Cartagen, van Bourghe, te Massoire, daer hi hem vromelic hadde in fayten van wapenen, in diueerschen wijchen yegens die heydenen, ende {==xli.v==} {>>pagina-aanduiding<<} met sinte Lodewijck thuys commende, soe starf sijn wijf Fogaets dochtere van Bethune, ende bi consente van sijnder vrauwe moedere, ende bi rade van sinte Lodewijc sinen neue, so nam hi te wijue des grauen dochtere van Lutsenburch, ende hi hadder mede dat graefschip van namen, byder welcker hi noch hadde drie sonen, Ian, Guy, ende Heindrick, ende drie dochteren. Deerste wort coninghinne van schotlandt, die andere was vrauwe van Fryueis, ende die ioncxste was toe gheseyt den oudtsten sone vanden coninc van Inghelant den groten Edewaert, ende haren name was Phelippa, ende die grote schone coninc Phelippus van Vranckerijcke dye hiefse huyten couden watere, ende daer omme was die coninc van Vranckerijcke gram vp den graue Guy, omme dat hi sine dochtere toegheseyt hadde den coninck van Inghelant, omme sinen oudtsten sone sonder sijn consent, midts dat die coninc van Ingelant viant was van der crone van Vranckerijcke, ende hi Phelips le beel hadde selue eene dochtere, die hi toe gheschict hadde den coninck Edewaerts sone, als waerbi dat Vranckerijcke noch hedentsdaechs ghescoffiert es, want die schone Phelips coninc van Vranckerijcke had de drye sonen, ende elc wart coninc, deen naer den anderen, ende si storuen al sonder hoir, ende doen soude dye croone met rechte ghecommen hebben vp sine dochtere, die daer naer coninghinne van Inghelant wart, ende hadde veil kinderen, waer of doutste sone behoorde coninc van vranckerijcke te sijne, want die croone van Vranckerijcke heift wel verstoruen vp vrauwen ten achsten gheslachte, iae dat meer es, vp muenicken dye huyten clooster ghehaelt waren, ten derden gheslachte, als die coninc van poortegale een religieux ende gheprofest sijnde, wart huyten clooster ghehaelt, ende men gaf hem een wijf, ende sijn oudtste sone Ian was gheweldich coninc van Poortingale, ende sine naercommers besitten noch die croone van poortingale. Item omme dat Phelippe des grauen Guys dochtere toegheseyt was des Conincx sone van Inghelant, Anno.xiic.ende.xcvij.die coninck van Vranckerijcke daer omme seer verstoort sijnde vp den Graue Guy, alst voorseyde is. Daer omme die graue Guy meenende den coninc te ghelieuene, ten beuele vanden coninc van vranckerijcke, sandt hy Phelippe sine dochtre eerlicke te Parijs waert met xxx.camerieren, ende Robrecht huer houdtste broeder voer mede, met xxx.houde rudders ende ioncheers, ende Robrecht haer broeder bi auentueren bleef buten parijs, doen sijn sustre Phelippe quam te Parijs omme te gane tot den coninc voorseyde. Ende si ten pallayse commende, die coninghine deidtse vanghen met alle huere cameryeren ende schiltcnapen, ende sommege vanden rudders dye met Robrecht haren broeder ende met haer ghecommen waren, ende Phelippe voorseyde bleef te Parijs in des conincx gheuanghenesse, dit verhoorde Robrecht van Nyueers hoe dat Phelippe sijn sustere ghearresteirt was, ende al huer ghesinde, vander coninghine, ende dat thuwelic wederroupen was van Phelippe sijnder sustere, hy hadts al te groten wypre ende trac te vlaendren waert, ende gaft te kennene sinen vadre Guy. Ende die coninc ontboodt den graue Guy bi hem te commene, maer die Graue bleef in vlaendren, Ende hy ghinc doen mannen alle sine steden, casteelen, ende sloten, ende deidtse alle wel voorsien van vytaelien. Die coninc Phelips verhoorende die ouerhooricheyt vanden graue Guy, die welcke hadde ghestelt te duway den graue Willem van Neuele, met vele volcx van wapenen, duchtende dat dye van Duway souden hebben den eersten stoot. Robrecht van Nyueers dye was te Rijssele met den graue van Valckenberge, ende met vele sijnder mannen van wapenen om dat hi duchtede dat die van Rijssele den coninc die poorten opene gedaen souden hebben. Ende oft so ghecommen hadde dat die coninc Vlaenderen hadde willen bestoken aen die west side, mande hi Cassele ende Veurne, ende hi maecte daer of Capiteyn sijns susters dochter sone, Willem van Ghulcke een vroom prinche, ende te Veurne was oock die heere van Gauere wel met.vim.ghelterschen ende duytsche ruyters, vanden Rijne, ende daer quam ooc die graue van Tyette Phelips, ende dye graue van Catsenelleboghe met.vm.sijne ruyters, altijt bereet te gane om die van Cassele ontset te doene, in dien die Coninck van Vranckerijcke te Cassele ghecommen hadde. Item in dit selue iaer was te Parijs so grote {==xlij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} oueruloet van watere in die Cheyne, so dat die twee brugghen, le grant pont et le petit pont, dats dye grote brugge ende die cleene, vloten metten stroome wech, ende dye huysen daer ontrent staende, braken alle ontsticken ende vielen inne. Die coninck van Vranckerijcke vernemende hoe dat die graue Guy alle die steden ende casteelen hadde ghedaen voorsien, ende mannen, omme hem te wederstane, ende dat die graue Guy gheschreuen hadde om bystandicheyt aen den coninc van Inghelant Die coninc van Inghelant die quam wel met xm.Inghelschen ende walloysen, huyten lande van waels te Ghendt byden.G.Guy. Hier omme waren die coninc ende ooc die coninginne so fellicken gram, dat si deden des grauen Guys dochter phelippe vergheuen met venijne, dye welcke den prinche van waels toe gheseyt was Edewaert ghenaemt, teenen wijue. Ende die coninc phelips beual datmen die.xxx.camerieren van Phelippe alle verworghen soude, ende in dye cheyne worpen, ende die.xxx.Rudders dye met haer ghecommen waren, datmense alle aen die galghe hanghen soude. Anno domini.xijc.ende.xcvi.naer.s.Ians dach in midsomer, so quam die coninc phelips te Vlaendren waert wel met.xxm.mannen, ende leedt Duway, ende voer beleggen die stede van Rijssele, bet dan drye maenden lanc ende stormde dicwils vp die stede. Ende ne hadde gheweest Robrecht van Nyueers, dye poorters van Rijssele die meer ghehelt ende gheneghen waren totten coninc, dan totten graue Guy haren prinche, si souden dye stede den coninc ouer ghegeuen hebben, ende den fransoysen die poorten ontdaen hebben, ende daerom beual Robrecht die graue van nyueers, dat so wye veruaert ware, oft beduchte voor den coninc Phelips, dat hi huyte Rijssele voere met sinen goede daer hi wesen wilde, als waer bi datter vele poorters ende inwonende van Rijssele, trocken huyt Rijssele. Willem die heere van Neuele ligghende te Duway quam dicwils bi nachte tot Rijssele, om sinen broeder te helpene, ende dede menege sprinc reyse in dat heer vanden coninc, so dat hijer altemet doot slough, als nv drye hondert als nv vierhondert, ende vincker vele edele, die hi hooghe rentsoeneirde. Als die coninc vij.weken voor Rijssele gheleghen hadde, hi sandt den graue van atrecht, om te bestokene Vlaendren aen dye westside, ende quam met alle die van Artois, ende van Guyse, wel xiiijm. mannen sterc, omme Veurne te ghecrijchene. Die baliu van Veurne, die Abten van den Dune, van sinte nyclaes, van sinte Winnocx, van claremarasch, byden rade vanden bisschop van Theerenburch, vielen alle aen dander side vanden coninck van Vranckerijcke, ende rieden die van Veurne ende vander nyeupoort, dat si standaerden ende wimpelen souden doen maken, metter wapene vanden coninc van Vranckerijcke, vp auentuere of die Coninc stercker ware dan die vlaminghen. Die graue van Atrecht ende van bloys commende voor Veurne met xiiijm.mannen sterc. Die here van gauere, van ghuylicke ende van caetsenelleboghe, met alle den duytschen heren, ghingen den fransoysen te ghemoete, om hemlieden strijt te leuerene. Daer was seer gheuochten, ende daer bleef doot die graue van bloys, ende alle die van ghijsen, die welcke stonden in die eerste battaelgie, vanden fransoysen, aldaer bleuen wel.iiijm.walen. Dit es tverraetschip van die van Veurne. ¶ Item dit vernemende die Baliu van Veurne, quam huyte omme dye oosterlinghen te helpene. Ian van gauere ende sommege wethouders quamen met hem, ende hadden alle in hare boesems des conincx wapene van Vranckerijcke, ende si ontbodent by eenen messagier, aen die graue van Atrecht, dat hi commen soude hem lieden te hulpe, ende si souden bringhen met hem lieden des Coninx standaert van Vranckerijcke, ende selue helpen dye duytschen alle doot slaen, ende datmen den Graue van Atrecht ontbode, dat hy den cry soude gheuen te kennenne den baliu van Veurne, ende den wethouders bi eenen sekeren Messagier. Den messagier commende ende segghende alle dinghen, hoe datmen den Burchgraue, den Baliu, ende dye wethouders, ende alle dye by hem lieden waren, of ooc die hem lieden dienden, niet mesdoen en soude, in dyen sy quamen vp den gheordonneerden ende ghesetten tijt, want die van Veurne soude commen te hulpe met Willem van Ghuylicken, Ian van Neuele, dye Graue van Caetsenelleboghe, met al huerlieder volcker, hebbende in {==xlij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} huere standaerden die wapene van Vlaendren, maer als si lieden commen souden vp.v.of vi.boochschoten den graue van Atrecht, dan soude dye baliu van Veurne wech werpen tsgrauen van Vlaendren wapene, ende stellen vp sine schachten die wapenen vanden coninc van Vranckerijcke, ende het gheschiede so, want daer quam toe die graue van saintpol, der coninginnen oom. Dye voorseyde heren ende grauen van Nyuelle, van catsenelleboge, ende die ioncheere van Guylicke meenden des anderdaechs den coninc ende zijn volk te beuechtene, maer het en mochte doen soe nyet sijn, want die fransoysen waren te sterck, ende wiessen so lancx so meer, want die capiteyn van comene liet alle die fransoysen ende al des conincx volc passeren, ende ouer dye leye lijden. Dus die graue van Atrecht ende die graue van saintpol commende met hueren volcke voor Veurne. Die van Veurne, burcgraue, balyu, ende wethouders verradelicke commende metten duytschen heren yegen die fransoysen, wierpen duytschen heren yegen die fransoysen wierpen wech hare wapenen van Vlaendren, ende namen huyt haren boesemen dye wapene vanden Coninck, ende stakense vp haerlieder schachten, ende riepen seer luyde a la mort les alemans. Daer was seere gheuochten, ende daer bleef doot die Graue van saintpol, der coninghinnen oom, ende harde veel fransoysen, ende ooc die graue van Neuele. Ende dye fransoysen waren in wille te vlieden, maer die van Veurne bleuen staende, ende toochden huere schachten metten wapenen des conincx, ende maecten teekene den fransoysen die vlyen wilden, ende riepen mon ioye tuez les alemans a la mort. Ende dus waren alle die duytsche heren van die van Veurne iammerlicke verraden ende doot ghesleghen. Ian van gauere, die graue van gulicke, ende die graue van caetsenelleboghe, ende wel naer alle die duytschen, sonder een luttel, die vloden ende ontginghen. Aldus ghecreech die coninc Veurne, Nieupoort, Dixmude, ende Berghen. Binnen deser tijt wart die.xij.weke, dat die coninc voor Rijssele gheleghen hadde. Ende Robrecht verhorende hoe dat al westvlaendren verloren was, ende in Rijssele en was gheene vytaelie, ende hi en hadde aen gheen siden secours, so sant hy aenden coninc om bestant van.viij.daghen om hem te beradene, omme Rijssel ouer te gheuene binnen acht daghen, inden handen vanden Coninc. Die coninc des blijde sijnde, consenteirdet hem. Ende binnen desen so sandt Robrecht boden te Ghendt, tot ten graue Guy sinen vadere, ende totten lieden vanden coninc van Inghelant, die oock binnen ghendt waren, om secours van vitaelgien, ende ooc van volcke, of hi moeste bi noode Rijssele ouergheuen. Die Graue Guy hadde in sijnen raet dat Robrecht Rijssele soude ouergheuen den coninc, behouden lijf ende goet ende alle die daer inne waren. ¶ Item vp den.viij.dach die graue Robrecht, ende die graue van Valckenberghe met den anderen edelen, voerden haerlieder goet bi consente vanden coninc te ghendt waert, ende quamen daer totten coninc van Inghelant ende tot den graue Guy. Ende die coninc van Vranckerijcke rouede die stede van Rijssele, ende alle tlant van Duway, tot Ypre, tot Cortrijcke, ende tot Roeselare. Ende men verbarnde kercken, cloosteren, dorpen, stedekins, ende hospitalen, men vercrachte die vrauwen ghehuwet ende onghehuwet, maechden, nonnen, religieusen, ende diet niet ghedooghen en wilden men slouch se doot, ende men spaerder nyemant. Dit verhorende die van Brugghe, dat dye coninck neder quam, si sonden eerlicke boden yeghen den coninc te Inghelmunstre, ende droughen den coninc die slotelen van Brugge, sonder consent vanden.G.Guy. Die coninc quam van Inghelmunstre te Roeselare, ende te Brugghe. Ende het begonste vele te rymene, ende het ghenakede den wintre, hi hadde Vlaendren binaer tsinen wille, hi disponeerde hem omme te Parijs waert te keerene, ende daer omme die van ghendt spraken den Coninc om een bestant van twee iaren, om den Graue Guy, ende om hem lieden, ende die coninck consenteirdet, ende voer te Parijs met sijnen heercrachte, onder hem houdende Cortrijcke, Rijssele, ende Brugghe, metter casselrye. Dit ouermerckende die coninc van Inghelandt, dat die graue Guy met sinen kinderen bestandt ghemaeckt hadde van twee iaren, sonder sijn weten, ende seere verstoort sijnde, hi wilde Ghendt gherooft hebben, ende die principaelste van Ghendt dedy vanghen. Dit siende die van Ghendt dat dye Inghelschen soe vele crachts deden, ende {==xliij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} braken der lieder huysen, ende begonsten te roouen sommeghe vanden poorters. Die van Ghendt maecten onderlinge een grote vergaderinge van volcke, ende ghinghen bi nachte van herberge te herberge, en men slouch die Inghelschen alle doot, nauwe en liet men den coninc wech gaen, ende den prinche van waels sijn sone met seer lettel Inghelschen, die welcke voerden te Inghelandt waert met groter vreesen. Binnen desen.ij.iaren die vlaminghen hadden gheerne paeys ghemaeckt, ende dedent aen den coninc versoucken, maer het was al te vergheifs, ende die coninc sandt sinen broeder Kaerle van Valloys, omme Vlaenderen met vulder macht te regierene, ende commende te Brugge, hy veynsde hem tlant seer lief te hebben, ende seyde, hy soude wel eenen soeten paeys maken tusschen den coninc sinen broeder ende den lande van Vlaendren. Die van Brugge leedene te Ghendt, daer dye Graue Guy was, ende sine kinderen, die hem seer eerlicken ontfingen. Si spraken onderlinge om den paeys te makene, Kaerle van Valois hy beloefde bi sinen rudderscepe den graue Guy paeys te vercrijghene, vp condicien dat hi wilde gaen te parijs, met.L.van sinen edelen, ende Kaerle van Vallois seyde hi soudet so maken metten genooten van Vranckerijcke, ende met sconincx raet, dat die coninc den graue Guy ende sine kinderen die rebellicheyt vergheuen soude, ende het soude paeys sijn metten graue Guy ende met sinen edelen, si souden den coninc te voete vallen ende bidden hem om sijn ghenaden, ende Guy beloefdet te doen, ende hi deit, ende was bedroghen, ende verraden, alsoet daer naer wel scheen, want men moet wel weten dan vanden tijt dat die Sijncambryanen in Gallyen, dats in Vranckerijcke eerst quamen, so heifter verraetscip gherengneirt, so die Coronijcken van Vranckerijcke wel mencioen maken, ende verclaersen. ¶ Item ten valschen verradelicken instekene van Kaerle van vallois, so ghinck die graue Guy met die principaelste van sinen edelen, die hi ghecrijgen conde, ende daer vp dat hi hadde betrauwenesse, tot wel vijftich persoonen toe, ende voer so te Parijs, volgende Kaerle des conincx broeder. Ende als die graue met sinen.L.edelen quam te parijs, so waren si terstont allegheuanghen, ende in diueerschen contreyen, ende in diueerschen vangenessen gheleyt. Dyt sijn die namen vanden edelen mannen tot.L.toe, dye met den graue Guy dus verradelic mesleedt waren ende gheuangen. Eerst Guy graue van Vlaenderen, Robrecht.G.van nyueers, willem here van neuele, Ioffroit here van croysieres, wouter heer van maldeghem, Boudin here van knesselare, die here van steenhuyse, dye here van mortaengnen, here willem euerbaert, here van rooden, heer zegher van Cortrijcke, die here van nyeneue, heer wouter van houdenaerde, heer Ian van heyne, here wouter van neuele, heer ian van heyle, here Rougaert van ghistele, heer phelips van acxpoele, heere rijcquaert standaert, heer boudin die ionge here van huytkercke, heer Diederic dye vos, die here van rijueel, heer boudin van passchendale, here van roubais heere rase mulaert, heere van bernaedge, die here van baudonnes, heer guy vanden poele, here Ian van thorrout, heer Willem van huusen, heer Ian van valenchyenes, heer Ian van vlamerbeke, heer wouter van loueneghem, ende sine.ij.broeders, heere gheraert die moor here van lanbois, here van monteloy, heere Ian Thoudebois, here van belle, heere van Beuckemare, ende Ian van Ghendt, twee poorters van Brugghe, alle dit waren die voorseyde vijftich persoonen. Als die graue Guy, ende sine twee houdtste sonen Robrecht van Nyueers, ende Ian van Neuele, met xl. rudders, ende met vij.heerlicke poorters, te Parijs commende, die Coninck Phelips horrijbelicke met gramschepen ontsteken, hy en wildese sien noch horen, Maer beual datmen den graue Guy soude voeren te Compiengnen inde vangenesse, ende die graue Robrecht inden groten torre te Bourgez in berry. Ende Willem van Neuele wordt gheuoert te Rauwaen in Normandyen, ende elcke vanden voorseyde rudders waren gheuoert elck in eene verscheeden vanghenesse a paert, so dat si deen den anderen sien, noch horen, noch vertroosten en mochten. Ende ooc omme der coninghinnen wille, die de vlaminghen seere leedt hadde, omme dat haer grootheere, ende twee van haren ooms in Vlaenderen ghevanghen waren, ende Phelips van elsaten hadde twee van haren bastaerde ooms in Vlaenderen ghe- {==xliij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} daen onthoofden vp den zeecant, ende vp den raden stellen. Dese kaerle van Vallois sach datmen aldus alle dese vlaminghen vinc ende leedede in diueersche vangenessen, hy vertoochde daer sinen broeder den coninc, ende alle die bi hem waren, hoe dat hi in Vlaenderen so eerlicken ende vriendelicken ontfanghen hadde gheweest, ende dat si begeerden paeys met hem, ende waren met hem ghecommen om den coninc vergheffenesse te biddene, ende hem lieden te stellene inden wille vanden coninc, ende eewelicke te stane in sijnen dienste. Soe wat dat Kaerle van vallois sprac totten coninck, het en halp al niet ten confoorte vanden graue Guy, want die coninghinne verwarredet ende verargherdet al, want het was huer leet dat si buyten Parijs gheuangen gheleyt waren, want si hadde lieuer ghehadt dat dye coninc den.G.Guy, ende alle dye met hem ghecomen waren te Parijs, hadde ghedaen hanghen aen die galghe. Kaerle van valoys dit siende, dat die graue Guy ende al die sijne moesten blijuen in vanghenessen, het wijperde ende deerde hem dat hijse te Parijs ghebrocht hadde. Ende midts dat hijse niet helpen en mochte omme tot haren paeyse te commene, hi schaemdes hem seere, ende huyt schaemten liet hi die stede van Parijs, ende trac huyt Vranckerijcke, wonende int land van Italyen, ende diende daer den paeus Bonefacius. Dye graue Guy ende die sijne dus in vangenesse blijuende, die coninc phelips occupeirde ende hilt al Vlaendren te sijnen behouue, ende hi in persoone metter coninghinne vysenteirde alle die steden in Vlaendren, te wetene Ghendt, Brugge ende Ypre, met haerlieder casselryen. Ende die coninginne hadts groten spijt, dat die vrauwen te Ghendt, te brugghe ende Typre, die welcke ter weerdicheyt vander coninginne al hadden aen haerlieder beste cleederen, ende waren ten suuerlicksten ghepareirt. Doen seyde die Coninghinne, ick waende alleene coninginne te sine in vranckerijcke, maer mi dunct dat die van vlaenderen die in onse vangenessen sijn in Vranckerijcke, sijn alle princhen, want die wijfs zijn al ghecleet gelijc coninginen ende princerssen Ende die coninc vlaendren gheuisenteirt hebbende, voer met sijnder coninginne naer parijs ende hi stelde der coninginnen oom Iacob van saintpol, gouuerneur generael in vlaenderen, hem beuelende dat hi tlant gouuerneren soude, wel ende rechtueerdelic, ende in paeyse houden soude, maer daer naer wordt hi een seer fel gouuerneur, ende ouerlastich den ghemeenen volcke, want hy ordonneirde, dat alle dye ambochtslieden moesten gheuen den vierden penninc van haerlieder dachueren, ende van allet tghene dat si wonnen, also wel in coopmanschepen als andersins van ghelijcken, ende bi desen die cooplieden worden Vlaendren schuwende, dye ambochtslieden waren neeringloos, ende en constent niet ghemaken dat si den cost ghecreghen. Hi ordonneirde settinghen, pointinghen, gabellen, daer tvolck onredelic mede verlast ende verschat was, ende dit al bi den insteken van sijnder nichte die coninginne, om Vlaendren plats scalck te maken, ende contrarie haren wetten ende preuilegien, dye hemlieden van Keysers, van grauen van Vlaenderen ende ooc vander coninginne van Vranckerijcke ghegeuen waren. Ende die niet en conste betalen sine pointijnghe, hi deidtse steken in die vangenesse, ende dier yegen knoterden of murmureirden, die dede hi hangen ofte onthoofen. Die drie steden van Vlaendren sonden boden ghetijdelic tot den coninc, clagende ouer den voorseyde iacob van saintpol, ende die coninc ontboot hem dat hy soude die van Vlaendren laten ghebruycken haerlieder wetten, costumen, ende preuilegien, ende als hi aldus ontrent.ij.iaren vlaendren met tyrantscap fellic te cote ghedreuen hadde ende gheregiert, alst voorseyde es Eerst die van Brugge, ende daer naer alle die van Vlaenderen wederstonden sijnder ordonnancien, ende sonderlinge, so wie dagelicx te wercke ghinc, die moeste gheuen eenen witten penninc Die van Brugge en wildent nyet gheuen, die van ghendt dit horende, si en wildent ooc nyet betalen, ende also ooc in dier ghelijcke alle die smalle steden. Als waer omme iacob van saintpol quam te Brugghe, ende meende die principaelste vanden vleeschauwers, ende vanden wulleweuers te doen onthoofden, als mesdadege lieden ende rebel den coninc. Dit vernemende pieter die coninck een weuere, een harde vroet ende subtijl man, ende wiert daer naer rudder om sijne vroetschepe ende vromicheyt, hi vloodt huut Brugge, ende ghinc tardenburch met een menichte van ambochtslieden wel gewapent ende {==xliiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} voorsien. Ende ooc dier ghelijcke Ian breydel een vleeschauwere, die ghinck ten Damme, ende bi wijlent ter sluys ende te Ardenburch, ende hi hadde bi hem alle maniere van ambachtslieden, met hilt te Brugge alle dage mesdach, want nyement en wilde wercken, noch temmeren, noch metsen, noch varwen, noch weuen, wullen noch lijnen, ende dye dienaers van Iacob van saintpol men en wilde hem lieden spijse noch dranc vercoopen, ende si quamen int heynde vander weke inden huysen vanden ambachtslieden omme te hebbene den vierden penninc vanden wercke, men vanter gheene mans thuys dan vrauwen ende kinderen. Dit verhorende Iacob van saintpol, dye doe te Cortrijcke was, dat die van Brugge deden contrarie sijnder ordonnancien, als van hem den vierden penninc te geuen, ende dat si niet wercken en wilden. hi sant te bruggewaert tonnen met reepen ende coorden, ende meenende alle dye principaelste van alle den ambachten te doen hangene voor heurlieder solder veynsteren, ende eens Inghels schiltknape, dye met iacob van saintpol wel ghemint was, hi ontboot sijnder weerdinne daer hi thuys plach te sijne, dat si ommer dyt soude te kennen gheuen den weuers, ende vleeschauwers. Iacob van saintpol commende te Brugghe met sinen vaten ende metten coorden sdonderdaechs voor die Cruysweke, alle dye ambochtslieden waren meestendeel al ghevloden, som te Damme, som ter Sluys, ende Tardenburch, die welcke alle vergaderden bi Pieter die Coninc ende Ian breydel, ende si droughen ouer een dat si des anderen daechs tsmorghens int beghinsel vanden dage voor trijsen vander sonne vergaderen souden bi.s.cruyskercke by Brugge, ende alle wel ghewapent ende voorsien, ende dat si hem souden deelen in.ij.scharen, ende Pieter dye coninc soude commen metter eender schare ter cruyspoorte inne, ende also totter marct, ende van danen ter vrydaechs marct, ende roupen schilt ende vrient, wat walsch es, valsch eest, slaet al doot, ende die dat niet en conste segghen, die soudemen doot slaen sonder verdrach. Ende Ian breydel die quam metter ander schare ter speypoorte inne, ende ginc aen die snaggaerts brugge want daer ontrent waren ghelogiert Iacob van saintpols lieden van wapenen, ende sine dienlinghen, bet dan tot.iiijm.mannen, ende men hietse die snackers, ende daer omme heetse noch heden te desen dage, die snaggaerts brugge, ende Ian breydel in commende ter speypoorte ontboot by diueersche boden sine vrienden dat si heymelicke souden commen vp dye veste byder speypoorte bi hem, ende als si commen waren, so was hi bi.vim.sterc, ende hi sandterwel iiijc. ghesellen ter Ghendt poorte, sinte Kathelijnen poorte, ter bouuerye poorte, ende ter sine poorte vp auentuere of die walen vlyeden wilden datmense altemet doodt sloughe Ende Ian breydel ontrent den drien hueren smorgens so quam hi met den sinen inde herberghen vanden walen, roupende schilt en vriendt want wat walsch en valsch eest, slaet al doodt. Eenghe van den walen lagen noch vp huer bedde ende sliepen, andere stonden vppe, ende waren noch in huere wambuysen, ende men slouchse doot ghelijc kyekenen. Ende ian breydel ghinc so totter caermers brugghe, roupende Vlaender dye leeu, alle die goede vlamingen sijn die volghen mi nae, aldat walsch is dats valsch slaet al doot, ende also ghinc hi int ghistelhof, ende van danen ter marct die hi hilt met sinen volcke, ende pieter die coninc ghinc met sinen volcke inde steenstrate ende by sinte saluators, in alle die herberghen daer die walen ghelogiert waren ende men slouchse alle gader doot, mem vincker nyement. Ende ontrent half voor noene Iacob van saintpol nam sijns cappellaens cleederen ende deidtse aen, ende reedt also sijn vierdere achter sinte claren naer die veste, Ende quam also lancx der veste tot byder smede poorte daer hi met sinen peerde vloodt ende swam duer die veste in groter vreesen van verdrencken, want sijn principael lijfcnape bleef daer inde veste ende verdranc, vp dyen vrydach twelc was voor die cruys weke, waren bedt dan.vm.walen binnen brugge verslegen ende des anderdaechs, twelck was tsaterdaghes voor die cruysweke, so waren te gendt ooc bedt dan.ijm.walen doot ghesleghen, dit gheschiede int iaer ons heren.xiijc.ende twee. Iacob van saintpol te Parijs commende totten coninc phelips ende sijnder nichte die coninginne, claechde sine auentuere, ende die rebellicheyt vanden vlamingen te sinen schoonsten. Ende het gheuiel dat in deser tijt die sararasijnen {==xliiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} hadden in ghenomen ende ghewonnen met groter cracht twee kerstene conincrijcken, te wetene tconincrijcke van Mayoorcke, ende melijden. Ende die voorseyde.ij.coningen waren ghecommen te Parijs, aen den coninc om raet en bystandicheyt, ende die helege vader die paeus screef aen den coninc van Vranckerijcke, als die principaelste kersten coninck, dat hy die kerstene princhen vergaderen wilde om dat lant van Mayoorcke, ende van Melyden weder te conquesteirene. Ende die coninck screef aen allen kersten princhen ende heren, Rudders ende knechten dat hem lieden gheliefde te.s.Pieters ende sinte Pauwels dage naer sint Iansdach midsomers te vergaderene te Parijs, ofte daer ontrent, omme te treckene naer Messaelgen, ende also voort vp die sarasijnen om die te verdrijuen huyt den voorseyde twee conincrijcken, ende daer vergaderde te parijs groote menichte van edele mannen, elc met heuren volcke, huyt Almaengnen, huyt Ingelant, scotlant, hollant, zeelant, ghelderlant, brabant, henegauwe, normandye, nauarre, gasscoengnen, poitau, guyenne, bourgoengnen, borbon, berry, allane, spaengyen, langhedoc, toureyne, loreyne, bar, picaerdye. Ende dit grote volc al vergadert sijnde, doen so riedt die coninginne haren oom, ende Robrecht die Graue van Atrecht, ende van artoys, ende sinen broeder iacob van saintpol, dat si informeren souden die verdreuen heren metden nyeuwen vergaderden volcke, dat sy wilden met hem lieden varen in vlaendren ter sluys, ende van daer souden si tscepe gaen, want sy metsgaders dattet somer was, met minder moeynessen reysen souden te scepe dan te lande, ende si beual heuren ooms datmen alle der sueghen van Vlaendren hare borsten of snijden soude, ende al heure verckenen met sweerden duerspeten soude, dat waren die vrauwen ende kinderen, ende die mans alle doot slaen, sonder eenege ghenade, die welcke mannen si hiet dye honden van Vlaendren. Ende vp haer lieder temmers van haren capelijnen stelde die.G.Robrecht van atrecht, ende iacob van saintpol sijn broedre, eenen vieregen barnende besem, beteekenende, dat si al Vlaenderen souden suueren ende caluwe maken, ende vagent of metten viere. Die van Vlaendren binnen deser tijt baden Ian die.G.van Namen, willem van guleken den proost van aken, die hem dede rudder maken, ende den ionghen Guy van vlaendren, omme vlaendren bystandicheyt te doen, si quamen te Brugge ter salegher huere, ende ter goeder tijt omme vlaendren, want vlaendren hadde plats te nyeuten gedaen geweest hadden si niet ghecommen, Die coninc.Phelips beual den graue Robrecht sinen oom ter sluys in vlaendren te gane, ende men soude daer senden alle die galleyen ende baerdgen van Rouwaen ende die scepen van normandyen, ende van bretaingnen, ende die vlaminghen hadden ooc schepen, die soudemen mede nemen. Ende hi maecte robrecht sinen oom senescael ende leedtsman van al den heyrcrachte ende reysden te Vlaender waert, bedt dan.xxiiijm. peerden, Ende si lieden te rijssele commende, so sprac robrecht tot den.ij.coninghen, van mayoorcke, ende van melijden, ic duchte dat die vlamingen die argher sijn dan sarasijnen want si sijn vernoyeirde kerstenen eest so dat si ons eeneghen vploop doen willen oft onsen wech beletten willen omme ter sluys te commene, dat wijse doen te nyeute, wi sullen der gode also lief mede doen, ende het wordt ons also goede een vaerdt oft wi al barbaryen metten sweerde wonnen, die van brugge verhorende dat die coninghen van mayoorcke ende van melyden ende die graue van Atrecht ende sijn broeder iacob van saintpol waren te rijssele om te brugge te commen, ende vlaendren te scelgieren ende te minerenne. si ontbodent te gendt, ende te ypre, dat si wilden trecken te cortijcke om die fransoysen te weder stane. Ende guy van vlaendren, ende ian die graue van namen sijn broeder die iongen willem van guleke, ende mer ian van renesse souden haer lieder capiteynen zijn, die van ghendt en wildender niet commen, maer ian barluut de stal hem wt ghendt, ende hy ghecreech bi hem onder vrienden ende magen, ende andere die hem geionstich waren ontrent.vc.fijne gesellen van wapenen. Ende die van Ypre waren aenden cant van.xvc.mannen. Die van Brugge trocken metten noordtvrye ende oostvrye, ende metsgaders mer Guy van vlaendren, mer Ian sijn broeder, mer Willem van ghulec, ende mer ian van Renesse, so dat si waren.vm.mannen sterc. Dus waren si al te gadere dye vlaminghen ontrent.vijm.mannen, maer lacen wat mochte dat helpen yeghen die menichte te vechten van.xxxvi.princhen ende grote landtheeren die daer waren met xxxiij.duysent edele mannen {==xlv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} van wapenen, alle te peerde wesende, omme die vlaminghen te beuechtene, mer Guy van Vlaenderen, Ian van Namen, ende Willem van Ghuleck, ende Ian van Renesse sijnde commen te Cortrijcke, sie lieten haer peerden in Cortrijcke, ende ordonneirden dat dye van Ypre verwaren souden dat dye casteleyn van Lens met sinen volcke, die doe was int casteel van Cortrijcke, dat si niet huyten en quamen. Ende Guy met.vim.mannen, metsgaders Ian Borlunts lieden deden maken veel diepe pitten, tusschen den cloostere van groeninghen, ende Cortrijcke, ende men decte alle dye pitten met meyen ende met groenen garse, ende si ghingen al in eenen bilck aen die suytside, ende aen die noortside, wel begracht ende beuest. Guy ende Ian van Renesse seyden, lieue broeders ende vrienden peynst om huwe wijfs ende om huwe kinderen, ende sijt vrome lieden, ende maect goeden moet, ende vecht, so dat ghy hu lant met eeren houden muecht, die cracht van victorien comt van gode alleenlic den ghenen, die recht hebben, elc sal speere yegen speere voughen, ende pijnt altijt omme die peerden te quetsene daer ghi muecht, want die peerden faelgierende, dye lieden sijn te wille, ende moeten vallen ter eerden, ende als si vanden peerde gheuallen sijn datmense alle doot slae, ende niement en vange noch entransoenere, ende dat niement en rooue noch en pilgiere, noch en vliede, want soe wie rooft of vliet, men sallen selue doot slaen, dus hebt alle gader goeden moet. Met dien quamen die walen ende die fransoysen met vele lieden van diueerschen nacien. Ende dit gheschiede vp den xi.dach van hoymaent, ende was sinte Benedictus dach, ontrent den.vij.heuren voor die noene, ende saghen die vlaminghen in so cleender menichte. ¶ Hoe dye Coninck Phelips van Vranckerijcke met vele diueersche nacien, van volcke dye Vlaminghen bespranck, ouermits dat haren hoop van volcke cleyn was. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ENde sy ghinghen terstont dye vlamingen bespringen, ende corts daer naer het wort eenen groten mist rijsende, so dat deen den anderen nauwe gesien en conden. Ende Robrecht graue van Atrecht, metten tween coninghen maecte die eerste schare, ende battaelge van duysent mannen, ende die graue van Henegauwe maeckte die ander schare, met.vi.duysent lieden, die derde schare Iacob van saint- {==xlv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} pol oock met.vi.duysent volcx, soe dat si dus waren onderdeelt tot.xxiiij.duysent, ende iacob van saintpol nopede sijn peert, ende hadde gheerne selue deerste gheweest omme die eere te behalene, metsgaders dat hi die vlaminghen sach in so cleender menichte, ende al te voet, ende hi seyde. Ic duchte datmen dese boeren dese schotters, ende voetganghers al den prijs gheuen sal, ende die eere toeleggen, die ic meene te hebbene. Daer omme hi beetede van sinen peerde, ende hy sneet alle die pesen in sticx met sijnder hulpe, ende en wilde niet ghedooghen vp hem lieden te schietene, maer hy meendese alle te deurbeulene ende doot te slane. Ende dit ghedaen sijnde, sadt weder vp sijn peert, twelck nyet voort en wilde, hoe seere dat hijt met sporen stac. Die voorseyde.G.van Atrecht met sijnder schare volghede den peerden, die den vlaminghen begonsten aen te gane, ende die walen ghenakende die plaetse daer die vlamingen waren, midts den miste, si en saghen die pitten nyet, ende die vlamingen trocken wat achterwaerts, al ofsi gheuloden hadden, ende tpeerde volc naeuolgende, hare peerden verwarreden in die meyen, ende vielen also in dye voorseyde pitten, deen op den anderen met hueren peerden, ende versmoorden malcanderen, wel tot vier duysent edele manmen, ende doe quamen daer sommege vlaminghen die die peerden doorstaken met hueren glauien, so dat hare meesters moesten neder vallen, ende midts den miste het wort so donckere, dat sy nauwe en kenden wie vrient of viant was, ende wierden slaende vp haers selfs volc, als Bortoenen, ende andere nacien Die Inghelschen yegen die Champaenoysen. Daer wasser veel verslegen van haers selfs volc onder malcanderen, ende die vlaminghen bleuen ongheschent. Die drie scharen vanden graue van Atrecht, van Iacobs van saintpol, ende die graue van Henegauwe bleuen alle voor Groenighen, bet dan.xvm.edeler vromer lieden, huytghecoren volc, ende alle te peerde. Dyt ouermerckende dye Graue van Atrecht Iacob van saintpol dat die drie heercrachten te nieuten waren ende lagen versmoort, som in die pitten, ende som in die ghedeluen, daerhen die vlaminghen mede bedoluen hadden, ende alle die bannieren waren gheuelt, sonder alleene die banniere ende den standaert van Vlaenderen, hy vloot met.vm.mannen naer Rijssele, ende die vlamingen ondergingense noch tusschen Cortrijcke ende Rijssele, soe datter daer noch wel bleef versleghen vanden fransoysen bet dan.ijm. Die casteleyn van Lens in Artois, die welcke hilt tcasteel te cortrijcke, meenende dat die battaelge ghewonnen was, ende datter dye vlaminghen al ghebleven waren, quam huyten casteele wel met.C.mannen, die welcke waren alle versleghen van die van Ypere die daer gheleyt waren om dat casteel te wachtene, ende van alle diere ontquamen ende ontuloden, mochten sijn ontrent drie duysent mannen van alle der groter menichte dye daer versaemt waren, omme Vlaenderen al gheheel te nyeuten te doene, ende die mochten die nyeumare dragen van haerlieder auentuere, die sober was. ¶ Nota, eer desen wijch ende strijt ghebuerde, het gheuiel dat een Conueers vander Doest, gheheeten broeder Willem van Renesse, hoorde hoe dat dye principaelste ende vroomste vanden noordtvrye waren met die van Brugge naer cortrijcke, omme wijch te hebbene yeghen die fransoysen, ende hy hoorde dat mer Ian van Renesse die heere was vanden dorpe, daer hi gheboren was, ende dat hi was een vanden capiteynen van die van Brugghe, hy hadde des voornoens ghehoyt, ende als hy dat verhoort hadde, so ghinc hi ter doest in tstal, ende nam met hem.ij.meryen, deene vercochte hi, ende gafse goeden coop, want hi gafse om een sweert, ende eenen groten stercken staf, ende een lettel ghelts daer toe, ende vp dander merye reet hy haestelicke te Cortrijcke waert, ende hy gherochter al noch te tijde, ende wasser oock wel van noode, want daer en was neyement die so vele griefs dede onder die walen, als hy dede, hi track int heercracht vanden fransoysen, die aldaer laghen neder gheuallen van hueren peerden, bet dan.xvc.edele, dese slouch hy alle selue doot metter hant sonder vphouden, nochtan so velde hijer selue metter hant, bet dan.xl.rudders, die hi alle doot slouch. ¶ Item omme dat hy langhe diende te Castijnghen, eer hy Conveers wort ter Doest, so hietmene broeder Willem van Castijnghen. ¶ Item desen wijch ghebuerde, int iaer ons heren.M.CCC.ende twee vp.s.Benedictus dach, den.xi.dach in hoymaent. Die wapenen, dat ghelt ende {==xlvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} die vasselmenten die gheuonden waren tusschen groeninghe ende Rijssele ende cortijcke en ware nyet te segghene, want daer bleuen twee coninghen, ende hertogen, grauen ende landtsheren baenraetsen wel xxxiij.ende daer toe wel.vijc.vergulden sporen. ¶ Item dit sijn die namen van den edelen die begrauen waren in tclooster te groeninghen. Eerst die coninc van Mayoorcke, die coninc.van melyden, die hertoge van loreynen die hertoge van brabant, die bisscop van beauuais, graue robrecht van Atrecht, die prinche van aspermone, Iacob van saintpol, graue lodewijc van cleremondt prinche van thuwaerts, de graue van champaengien, graue van nyelle, graue van trappe, graue van linguy, graue van beunen, graue van henegauwe, graue van soyson, graue vander marcke graue van baren, ende sine gebroeders, here van bentersam, here van wesemale, die castelein van rijssele, die here van Flyueis, dye heere van clarion, tsconincx zeghins broeder van melyden here Ian van crichy, here van marle, de graue van linguy en barrois, here van marloos here van alue marcke sbisscops broeder van beuuais, here van vertson, de here van rutsefoort here gillis van alengy, here van monfoort, godefroot sgrauen broeder van beunen, ende veel andere, alle dese heeren waren inden cloostre van groeninghen begrauen, ende men kende elc aen sine wapene, ende menich andere dye nyet bekent en waren, dye waren in groote putten gheworpen. ¶ Item in desen wijch bleuen onder fransoysen, hollanders ende zeelanders, duytschen, ende andere van die met hem lieden waren, bet dan.xim.ende bet dan.ix.duysent onedelen, ende ghemeene saudeniers van wapenen. Dye vlaminghen saghen dat si victorie hadden ghehadt, si ghinghen metten ionghen Guy van Vlaenderen te Rijssele, te Duway, ende al dat lant deure, ende men brochtehem lieden die slotelen van alle den steden, sloten ende casteelen, ende ooc te Ghendt, och wat iammere, ende doleur was in Vranckerijcke, als die Coninck Phelips van Vranckerijcke hoorde dat alle die edele ende machtege personaegien daer versleghen waren. Ende die coninck van Vranckerijcke Phelips siende dat hy seer lettel edele mannen hadde omme hem te wrekene yeghen sijn vyanden die vlaminghen, hy dede een commandement ende beuel al vranckerijcke deure, dat alle ambachtslieden hem wapenen souden, ende common te parijs, ende een ontallicke menichte van volcke quam te Parijs. Ende die coninc selue in persone quam met alle dat volc tot Vytry, omme Vlaendren te destrueirne, ende commende by Duway, daer slouch hi tenten, ende pauwelyoenen. Die van Vlaendren verhorende dat die coninc neder quam met sulc een menichte van volcke, Ian van Namen, ende Guy, ende Willem van Ghuleck met alle den volcke dat si consten vulleesten ende ghecrijgen, quamen bi Vitry om den coninc te wederstane. Die coninc siende die vlamingen soe wel gewapent, ende die sine ongewapent, keerde weder te Parijs met al sinen volcke, ende die vlamingen volchdense als sy vp braken, ende namen alle die tenten ende pauwelioenen, ende ooc dye vytaelyen van spijse ende van wijne die die fransoysen mede gebracht hadden. Ende tghinc naer den winter, so datmen doe wat rustede, sonder die van Hollant, ende van zeelant deden Vlaenderen vele ouerlasts, om dat haren.G.ghebleuen was inden wijch voor Cortrijcke. Die ionghe Guy dit siende, met eender menichte van volcke ghinc hi in Walcheren, ende verbarnde ende destrueirde sommege dorpen, ende daer quamen ter Vere sommege hollanders, om te bespyene, of Guy van Vlaenderen sterc was van volcke, ende ghesien hebbende sijn volc, si gauent ten Bryele te kennene, ende dye hollanders quamen ter Vere, wel.vim.mannen sterck, ende Guy van Vlaendren, met Ian van Renessen, ende met sinen vlaminghen wonnen eenen wijch yeghen die voorseyde hollanders. Anno domini.M.CCC ende.iij. Ende die coninc van Vranckerijcke sant sine galleyen omme Vlaendren te bestokene ende een grote menichte van hollanders waren vergadert ten Bryele, ende te Syericxzee. Dit verhorende die hollanders die ten Bryele lagen, si quamen te Syericxzee bi malcanderen Ende die ionge Guy dit verhorende, quam met sinen volcke bi Syericxzee, met eene quantiteyt van scepen. Ende daer was seere gheuochten, so datter vanden hollanders, zeelanders ende andere van haren volcke wel bleuen versleghen bet dan acht duysent mannen, ende daer wasser noch vele gheuanghen. Ende Guy dye victorie hebbende, meende met sijnen {==xlvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} prysoeniers te vlaender waert te commene, maer die galleyen vanden coninc van vranckerijcke quamen hem te ghemoete, ende vingen daer den ionghen Guy, ende voerdene te Parijs, ende wardt gheleyt int chatelet. Die coninc was blijde dat hy Guy in sine vanghenesse hadde. Hi dede weder vergaderen dat commuyn van Vranckerijcke, ende quam weder te Vlaendren waert, ende sloughen tenten ende pauwelioenen te mons in pemele. Phelips van Vlaenderen.G.van tyette verhorende dat Guy sijn broeder gheuangen was, quam te Vlaenderen waerts, omme tlant te regierne, ende hy nam met hem eenen groten hoop vlaminghen, ende oock sinen neue Willem van Ghulcke, ende ghinghen te mons in pemele omme den coninc te wederstane, ende men verloos daer dien edelen man van wapenen Willem van Ghulec, want daer was seer gheuochten, daer bleuen wel doot.iiijm.vlaminghen, ende bet dan.viijm.fransoysen. Die coninc trac te Amyens, ende Phelips van Vlaenderen graue van Tyette ghinc in Artoys roouende, ende alle tlant verbarnende, hi ghinc te Hesdin, taryen, ende te Therenburch al dat lant verderuende. Dit verhorende die coninc ontboot den hertoghe van Bourgoengnen, ende den.G.van sauoyen bi hem te Parijs, die welcke hertoghe van Bourgoengnen den coninc versprac, ende der coninghinne ooc, om dat si gheerne ghesien hadden datmen den.G.Guy, die te compiengen gheuanghen lach, ende sine drie kinderen Robrecht, Willem, ende Guy, ende die xliiij.edele mannen, metten.vij.poorters, die metten.G.Guy te Parijs quamen, ende in diueerschen plaetsen gheuanghen laghen, datmense alle aen die galghe ghehangen hadde. Hier omme seyde dye Hertoge van Bourgoengnen dat bi rechten vonnesse gods gheschiet was den schoffierlicken wijch voor Cortrijcke, ende dat god met allen rechte plaechde Vranckerijcke, omme der wreetheyt ende dye sonden vander coninghinne. Eerst dat si dede vergheuen die edele maecht Phelippe, ende die.xx.camerieren vander seluer maecht verworghen, ende verdrincken, ende dat si dye.xxx.edele ionghelingen die metter seluer maecht quamen, hadde si onnoselic ghedaen hangen, ende dat si dat ouerlast riet van Iacob van saintpol haren oom, dat hi alle die tonnen metten coorden te Brugghe brochte, om alle die goede poorters te doen hangene, aen heurlieder solder veynsteren, ende dat hy dat volc groot ouerlast ghedaen hadde, ende dattet goede stade ende gods recht was, dat hy mede inden wijch vanden vlamingen verslegen was. Ende voort soe seyde die hertoge van Bourgoengnen totten coninc ende totter coninginne, ende tot hem die daer bi waren. Och edel heer coninc hadt ghi metten volcke dat te Cortrijc bleef, metsgaders den.G.Guy, ende sine kynderen, ende sine edele die ghi met cleenen occusoene in diueerschen scoffierlicken vangenessen houdt, daer mede ghetrocken inder sarasijnen lant, men hadde cume eenen sarasijn gheuonden, ende men hadse wel verwonnen, ende vele landts daer mede verconquesteirt, och heer coninc en heb di gheen ghedincken, hoe Robrecht van Vlaenderen Meynfroot dootslouch, ende wan den wijch in Poelgen, ende beschermde daer der coninginnen broeders, dat si vanden sarasijnen niet verslegen en waren, moet men emmer die duecht met quade loonen. Die coninginne was seer verstoort vp den Hertoghe van Bourgoengnen, om dat hi soe stoutelick den coninck ende haer dorste begrijpen, ende binnen den seluen dage, so quam den coninc nieu mare, hoe dat dye.G.phelips van Tyette, ende Ian.G.van Namen bedoruen al Artoys. Die coninc beual al dat wapene draghen mochte, dat si hem volgen souden om vp Vlaenderen weder te varene. Ende met hem so quam dye Hertoge van Bourgoengnen, meer om pays te maken dan om te vechtene, ende ooc die.G.van sauoyen, ende een onghetallic volc van fransoysen. Ende als die coninc quam te Atrecht, ende vant al tlant ghescelgiert ende bedoruen, hi was wonderlicken seer verstoort. Dit verhorende die van vlaendren, baden den graue phelips van Tyette dat hi wilde bewaren die stede van Rijssele, ende Ian van Namen dat hi ghebieden soude al Vlaendren deure, als die coninc sine tenten ghesleghen soude hebben, dat alle die ghene die stoc of wapen dragen mochten, dat si hem souden ghereet maken om den coninc te wederstane, want die coninc van Vranckerijcke quam voor Rijssele, ende hi begheerde in die stadt te commen. Die.G.phelips seyde, gheduchtich prinche ende heer coninc, ghelieuet hu binnen Rijssele te commene hu thienstere, {==xlvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} in persoone te voet, men sal hu met alder eerweerdicheyt ontfanghen. Doen ghinc die coninc ende dede tenten ende pauwelioenen slaen voor die stede van Rijssele, want hi namt in groter onweerde datmen hem dat verchde te commene in Rijssele te voet, ende met soe cleenen staet. Des conincx tenten ghesleghen sijnde, sdaechs daer naer soe quam Ian van Namen met grooter menichte van volcke wel ghewapent, voor Rijssele. Ende dese vlaminghen sloughen hare tenten in contrarie des conincx tenten, ende si waren alle gedect met rooden schaerlaken. Ende die coninc siende den groten hoop vanden vlamingen, hi worde alte seer verwondert, ende seyde, my dunct dat vlaminghen reyndt, ic wil wech ende vertrecken van hier. Doen seyden die heren die vanden rade des conincx waren, ende sonderlinge die twee heren, die Hertoghe van Bourgoengien, ende die graue van Sauoyen, datter goet ware dat men sprake van paeyse, of omme bestandt te makene, ende datmen die vlaminghen soude laten ghebruycken haerlieder preueleidgen, ende datmen den.G.Guy die niet mesdaen en heift, ende alle dye met hem sijn gheuanghen, laten staen vp haerlieder vrye voeten, omme hem te verantwoorden, want dat voor Cortrijcke ghebuerde, dat en is hem, noch alle die met hem onnooselic gheuanghen waren, niet te wijtene noch te verwijtene. Die Hertoghe van Bourgoengien seyde, ic sal ontbieden onsen neue Ian van Namen ende sinen broeder Phelips of si lieden bestant begeeren van eenen iare of van tween, ende daer en tusschen machmen spreken om accoordt te makene, want die vlaminghen sijn moedich ende machtich, ende sy vechten om hare rechten ende haer goet te beschermene, ende haer lant yeghen die grote foortse, die hemlieden ghedaen es, het gheliefde den coninc. Die Hertoge van Bourgoengien ontboodt Phelips van Tyette, die in Rijssele was, ende Ian van Namen, ende die drie steden van Vlaenderen of si paeys begheerden met den coninck. Si seyden, si en hadden noeyt anders begeert, ende wat wi ghedaen hebben, dat hebben wi ghedaen op ons verweeren, omme dat grote ongelijc dat ons in Vlaenderen ghedaen es, onsen prinche ende sine edele gheuanghen te Parijs verradelicke, ende sijne edele dochtere vergheuen, ende hare.xx.camerieren verworcht, twelcke alle edele dochteren waren, ende gheworpen in dye Cheyne, ende.xxx.edele oude rudders ghehangen onnooselijc ende sonder schult, ende weit dat wi wel wilden hebben, ende begeeren des conincx vrientscepe ende paeys met hem, ende wilden wel onsen prinche hebben Die coninc dit verhorende, hi dede vellen tenten ende pauwelioenen, ende reysde te Doornicke, ende daer wort so ghetracteirt dat den paeys gemaect was, als hier naer volcht Eerst dat die.G.Guy van Vlaendren ende sijne drye sonen, Robrecht, Willem ende Guy, ende die.xliij.rudders, ende die vij.poorters, die alle met den graue Guy te Parijs ghinghen, ende daer gheuanghen waren, vanden welcken binnen der spacie van.iiij.iaren tijts dat sy daer laghen, noeyt een ghestoruen en was, maer si hadden wel som siec gheweest, dese waren alle ontslegen, vry ende los van allen vangenessen, ende quamen te Vlaendren waert. Ende alle die fransoysen die in Vlaendren gheuangen laghen, waren ooc alle ontsleghen, ende ghingen vry ende los te haren lande waert. Ende die.G.Guy soude inden name van sinen lande bidden den coninc vergheuenesse. Ende ouer alle mesdaet, so soude die coninc hebben binnen eenen iare die somme van.viijc.duysentich ponden paresysen, ende daer naer elcx iaers soude die coninck hebben in eewegher renten vp Vlaenderen.xm.libra paresysen, ende dies so soude dye coninc houden in ostaedgen, Rijssele ende duway metter casselryen daer toe behorende, totter tijt dat hi van deser somme soude vernoucht ende vuldaen sijn, ende datmen ooc bewijsen soude, waer die princhen ende heeren die voor Cortijcke bleuen, begrauen waren, vp datmense mochte te haren laten voeren. Ende in desen paeys soude mede besloten sijn den paeys van die van brabant, hollant, zeelant, henegauwe ende Artoys. Och wat blijschepe was in Vlaendren, ende ooc in Vranckerijcke ende in alle die landen ontrent Vlaendren. Die coninc voer naer Parijs, ende gaf beuel dat men den.G.Guy, ende alle die vlaemsche prysoeniers ontslaen soude, ende latense varen naer vlaendren. Als die.G.guy in vlaendren quam met sinen kinderen, ende sinen edelen, hi was ontfanghen ende ghetracteert, al of god van den hemele neder ghecommen hadde. Ende die.G. {==xlvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Guy in Vlaenderen sijnde, om sijne grote houdthede wart siec ende qual, so dat hi daer naer maer en leefde nauwelic een iaer, ende starf vp den.xxij.dach in Maerte. Anno domini xiijc.ende.iiij.ende was begrauen byder graefnede Margriete sijnder moedere in tcloostere te flineis. Dese graue Guy was dye xxiij.graue in Vlaenderen. Die graue guy in sijn eerste iaer van sinen graefscepe so verbrande dat beelfroot te Brugge vander halle, ende daer verbarnden vele brieuen van preuileigien vander stede, ende die graue Guy lach doe te male, ende hi vernieuwede die preuileigien van Brugge. ¶ Item int.vij.iaer van sinen graefschepe, hy stichtede tconuent vander predicaren Typre, ende gaf den conuente deene helft vander sale typre. Ende van Eecloo maecte hi eene stede van wetten, ende stelder eenen burchmeestere met.ix.schepenen, ende naer hem so wort graue van Vlaenderen Robrecht sijn oudtste sone. ¶ Van Robrecht van Nyueers dye xxiiij.Graue, die welcke in sine jonge daghen verslouch twee groote vianden der helegher kercken in Truckyen. ¶ Dat.xxx.capitel {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} RObrecht van Nyueers des grauen Guyts houdtste sone was dye.xxiiij.graue in Vlaendren, in sine ionge daghen was hi in Apoelgen inden groten wijch, ende verslouch daer.ij.grote vianden vander heleger kercken Meinfroot ende ooc Coradijn, ende om sine vrome faiten van wapenen, die coninc van Cecylien gaf hem te wijue sijne eenege dochtere, daer hi bi hadde eenen sone die hiet Kaerle, die welcke starf ionc, te sinen.vij.iaren, ende corts daer naer so starf sijn wijf, ende daer naer nam hi te wijue, dye graefnede van Nyueers, ende hi hadde bi haer.ij.sonen Lodewijc ende Robrecht, ende drie dochteren, deene was vrauwe van couchy, dander die vrauwe van Anyau, ende Machtilt die Hertoginne was van Loreyne, Lodewijc sijn oudtste sone die hadde te wijue die vrauwe van Rethel, ende hadder bi een kint, dat ooc Lodewijc hiet, ende eene dochtere die wijle dat die Graue Robrecht leuede. ¶ Item int iaer.M.iijc.ende.vij.so waren die Templiers gheuangen, ende ghedestrueirt om sommege dolinghen ende ongeloouicheden die si hilden. Int iaer van.xiijc.was dat schone conincx pallays te parijs vulmaect, ende vp den hele heleghen Sinxen dach, doen hilt die coninc eene grote tryumphante feeste int voorseyde pallays, ende daer maeckte die coninc Phelips dye schoone, sine drie sonen rudders, Lodewijc, Phelips, ende Kaerle, in dye presencie vanden coninc van Ingelant ende van sinen wijue, die welcke sustere was vanden drie ionhelinghen, ende dochtere vanden voorseyde coninc Phelips, ende dese drie iongelingen waren naer haers vaders doot, alle drie coningen van Vranckerijcke, deen naer den anderen, want si nyet lange deen naer den anderen en leifden, ende storuen alle sonder hoyr. ¶ Item int iaer.xiijc.ende.xiiij.so starf die coninc.phelips die schone, dye men hiet int walsche Phelippe le bel, ende starf haestelicken sonder sine sacramenten, ende corts daer naer so starf die wreede coninghinne sijn wijf. Ende lodewijc sijn oudtste sone, wart te Riemen coninc gheconsacreirt, ende hi hadde Vlaenderen leedt byden instekene van sijnder moedere. ¶ Hoe Coninck Lodewijck, nae dye doot van sijn ouders, trac met groter heyrcracht na Vlaenderen voor Cortijcke. {==xlviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ENde int eerste iaer naer sine consecracie. Anno domini.M.CCC.ende.xv.so quam hi vp Vlaenderen met drie heercrachten, hi quam van Suyden, ende slouch sijne tenten bi Cortrijcke, ende die graue van Henegauwe quam van Oosten metten Hollanders ende zeelanders te schepe, ende verbranden Repelmonde. Ende dat derde heercracht quam in Westvlaenderen omme daer dat lant te roouene ende te scelgierne, maer die Graue Robrecht dede versoucken aenden coninc Lodewijc, wat causen ofte actie dat hi hadde omme vp Vlaenderen te commene. Des conincx seggen was dat Vlaenderen was der croonen tachtere, van dat die paeys ghemaect was, elcx iaers.xm.pont pareseyde stercker munte. Ende die Graue Robrecht seyde daer yegen, hoe dat Rijssele ende Duway metter casselryen waren daer voren ghestelt in ostaedghen, ende dat hi den coninc niet schuldich en was, dan alle eere ende weerdichede, ende sijn man te sine, ende hem te doene manschap, twelcke hy vulveerdich was ende begheerde te doene. Maer die Coninc bi sinen fellen rade wilde hebben die achterstellen van.x.iaren, ende ooc die voorseyde.ij.steden, ende men bestokede Vlaendren van allen canten, ende die vlaemsche schiplieden scoffierden dat heercracht vanden graue van Henegauwe, ende die hollanders dat si by noode vloon, ende die.G.Robrecht scoffierde ende beuacht dat heercracht vanden coninc, so dat die coninc vloot bi nachte te parijs waert ende liet tenten ende pauwelioenen, ende die vytaelgie voor Cortrijcke, ende die in Westvlaenderen laghen, hoorden die nieumare, hoe dat die coninck wech was, ende si voeren ooc te Vranckerijcke waert. Binnen dyen iare wast so groot watere, dat alle die vruchten verdroncken, ende sulcken dieren tijt dat vele lieden van honger storue. Die coninc te parijs sijnde wart so gram vp Vlaendren, dat hy dede bannen huyter croone van Vranckerijcke alle die vlaminghen, gheleerde ende leecke, clercken ende al dat vlaminghen waren, ende dede in spijte vanden vlaminghen te Parijs verbarnen alle die lakenen die in Vlaenderen ghedrapiert waren. Ende hi starf seere corts daer naer. Anno domini.xiijc.ende.xvi. Ende naer hem soe quam die Coninck phelips coninc lodewijcx broeder om dat hi gheen hoyr achter en liet Dese phelips was graue van Poitau, ende een goedertieren man Dese wilde oock Vlaenderen dwinghen, {==xlviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} niet met wapenen, maer met letteren vanden paeus, ende sandt den cardenael Gooselijn te Vlaendren waert, omme tlant te bedwinghene om paeys te makene metten coninc, ende dat bi sentencien van verwatenessen. Anno domini.xiijc.ende.xix. Het quam dat dye.G.Robrecht trac te Parijs ende dede den coninc manschip van den graefscepe van Vlaendren, sonder duway ende Rijssele, dese twee steden bleuen in handen vanden coninc, ende in teeken van paeyse, so gaf die coninc phelips sine eenege dochtere, den ionghen Lodewijc dye sonde van Lodewijc van Nyueers, Robrechts sone, vp dese condicie dat hi graue worden soude van Vlaendren, al waert so dat Lodewijc sijn vader storue, eer dat die.G.Robrecht storue, alsoe dat daer naer gheuiel, want die.G.Robrecht badt sinen ioncxsten sone Robrecht dat in nacommende tijden, al soude hem eenich recht commen aen Vlaendren, ende dat omme dye vrientschepe vander croone ende vanden coninc, dat hi dat soude willen renonchieren, ende hi gaf hem die heerscappye van Cassele, ende maectene graue van Cassele, ende vander heerscappyen dyer annex waren, als Belle, Veurne, Burburch, ende Berghen metter casselryen, maer dese coninc phelips en leifde nyet lange ende starf sonder maerle hoir. Int iaer.M.CCC.ende.xx. Binnen desen iare waren die besiecte lieden vermiedet vanden ioden ende sarasijnen dat si fenijn souden worpen in die fonteynen, ende daer omme waren die besiecte menschen al vranckerijcke deure verbarrent. ¶ Item binnen desen iare die vloeden vander zee, die braken die dijcken inne aenden zeecant, ende sonderlinge in vier ambachten, so datter veel menschen ende beesten verdroncken. ¶ Item binnen desen seluen iare, Robrecht dye here van Cassele, om dat sijn vader bouen die.lxxx.iaren hout was, ende siec was altemet, het was hem leedt dat hi sinen vader toe gheseyt hadde die renonciacie van sijnen rechte, die hem toecommen mocht bi sijns vaders doodt hi was schalc ende malicieux ende hy stal sijns vaders seghele, ende hy dede maken eenen brief, gheseghelt met sijns vaders sgrauen Robrechts seghele, ende het was inden wintre. Dye ionghe Robrecht ontboot Lodewijck sinen broedere, dat hi quame typre tot sinen vadere, ende commende ter sale in sgrauen hof, hi vraechde hoe dat met sijnen heer vadere stondt. Doen sprac die ionghe Robrecht, ons vader die licht nv om wat te rustene, ende heift desen brief gedaen maken, ende hi beueilt hu dat ghi vp sidt al heymelick, ende rijdt te Repelmonde int casteel, ende gheift den Casteleyn desen brief, hem seggende dat hi niet en late hi en vulcomme dat in desen brief staet. Dese goede onnoosele Lodewijc graue van Nyueers commende te Repelmonde by nachte ende inden winter, ende het was seer ghesneeut Lodewijc siende den Casteleyn, gaf hem den brief, seggende. Casteleyn ic comme hier tot hu van sgrauen Robrechts mijns vaders weghe, haestelicke tot hu ghesonden, dat ghi niet en laet ghy en leist desen brief, ende vulcomt dat inden brief ghescreuen staet. Den teneur vanden brief hadde inne, Saluyt ende groete voorscreuen, weit Casteleyn dat om certeyne causen van conspiracien die Lodewijc mijn sone in Vranckerijcke, als hi laetst daer was, yegens ons ende onsen lande daer tracteirde, hier omme sendickene heymelicke tot hu, dat ghi hem heymelic soubijt doet onthoofden, ende en lates niet vp hu lijf, ende goet te verbeurne, ende die bi hem sijn seyndtse Robrechte mijnen sone, nv weist in paeyse, ende hoedt wel ons slot ende sijt ghetrauwe Niet meer als nv, van god si met hu. Dese Casteleyn seere verwondert int lesen van desen brieue, hi en wiste wat doen of laten, hi was verwondert seere, dat sulc een prinche ende graue quam met soe cleynen state, in sulc een vuyl ende coudt weder, ende heymelike by nachte. Die Casteleyn vraghede hem of hem die graue sijn vader selue den brief ghegeuen hadde. Lodewijc antwoorde mijn vader heift mi beuolen hu den brief te bringhen ende te gheuene. Doen sprac die Casteleyn Welcke tijt spraect ghy huwen vader laetst. Lodewijc wort hem bepeysende, ende seyde het was bet dan.x.weken gheleden dat hi sinen vadere selue metten mont nyet ghesproken en hadde. Ende die casteleyn dyt horende, die seyde, het dunckt mi wondere dat ons gheduchtich prinche sulck een Messagier houdt, als ghy sijt, weit ghy niet van sinen rade, en sijt ghi niet ghelooft met hem te sijne ende te sprekene, och lieue heere ende edel prinche, weit ghy niet wat bootschap dat {==xlix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ghy bringt, ende wat inden brief staet. Lodewijc die edel iongelinc seyde, hy en wister niet of. Doen seyde die casteleyn, tgheene dat inden brief staet dat en sal ick niet doen, noch doen doen, om lijf ende goet te verbuerne, O weerdich prinche en sijt niet versaecht, neimt ende leist selue den brief van uwer bootscepe, ende midts dyen gaf hijne hem, ende seyde ic en gheloue niet dat my gheduchte here die.G.Robrecht hu vader desen brief heift ghedaen seghelen. Ende Lodewijc desen brief ghelesen hebbende, hy was seer verwondert ende versaecht. Doen seyde die casteleyn dat hy hem hilde int Casteel blijdelijcke, tot der tijt dattet soeter weder ware, ende den winter wat gheleden ware, hi soude den brief Typre dragen, ende met den.G.Robrecht spreken. Ende binnen deser tijt, so starf die coninc phelips daer omme dat vlaendren seer druckich was, want die ionge lodewijc hadde des conincx phelips dochter te wijue, die principaelste ende die houdtste. Ende naer die doot vanden coninc.phelips, die ooc.G.van poitau was, doe so was kaerle sijn broeder, die graue was de la marche coninc.ghemaect. Dese Coninc.kaerle nam altijt den raet van vranckerijcke bi hem, ende hi en dede anders niet dan byden rade van hem lieden. Ende hi ontboot also vriendelic als hi mochte den.G.Robrecht van Vlaendren, dat hem ghelieuen soude vp de quinquagesima, te commene te Riemen, te sijnder consecracie. Die graue Robrecht feestierde des Conincx boden seer eerlic ende minlijc, ende gafse ghiften, so dat sijs hem grotelic beloefden voor den coninc.ende voor die edele van Vranckerijcke, ende hi dede sijn excusacie om sine grote oudtheyt, want hy was lxxx.iaren ghepasseirt, maer hi sandt sinen ioncxsten sone Robrecht, here van Cassele in sine stede, want sijn houdtste sone Lodewijc van Nyueers, die lach noch te Repelmonde gheuangen. Maer die graue Robrecht dye waende dat hi te Nyueers gheweest hadde bi sinen wijue. Die ionge Robrecht te parijs commende bi den coninc.dede sijns vaders onschult om sijnder houde wille, ende onuermuegentheyt, ende hi dede den nieuwen coninc.manscip van Cassele, ende vanden steden ende casselryen daer onder behorenden, twelcke hem sijn vader ghegeuen hadde. Ende daer naer so voer Robrecht met den coninc.te Riemen. Ende in die consecracie vanden coninc.kaerle, so dede Robrecht daer tofficie van sinen vader, als den coninc.sijn sweertte gordene ¶ Item binnen deser voorseyde tijt dat Robrecht was in Vranckerijcke, int beginsel vanden vastene, so comt den casteleyn van Repelmonde te visenteren den.G.Robrecht, te ypre in sine sale, ende te gader sprekende van dyueerschen saken, doen wort die Casteleyn sprekende vanden brieue die Lodewijc van Nyueers int herte vanden wintre ghebrocht hadde, ende dat hy quam met drie lieden sonder meer, sonder eenege rudders, of volc van state bi hem te hebbene, ende brochte eenen brief inder vorme, als of hy yeghen hu ende yegen tlant grotelic mesdaen hadde ende sijn lijf verbuert hadde. Die.G.Robrecht siende den brief, hi seyde het is mijnen segele, maer vanden brieue en weet ic groot noch cleene, ende seyde dat hijne noyt ghesonden en hadde. Hi ouerlas den brief, ende dit horende, was seer verwondert, ende seyde dat hy van gheender messuze en wiste die sijn sone Lodewijc yegens hem ofte yegens tlandt mesdaen mochte hebben, ende en wiste anders niet noch en meende, dan dat die ionge lodewijc in sijn graefschip van Nyueers was bi sinen wijue, wandt anders hi soude ghesonden hebben bi den coninc van vranckerijcke huyt sijnder name, daer nv robrecht sijn broeder getrocken was. Ende seere verwondert ende versleghen sijnde in tghene dat hi hoorde, seide och lieue casteleyn secht my hoet met desen sticken geuaren es, ende oft ghijne gedoot hebt wachaermen dat ware my wel een drouue tijdinge, die casteleyn seyde genadich here sijt gherust, ic hebben gehouden secretelic ende wel bewaert, vp auentuere, of ghy vanden brieue niet gheweten en hadt alsoot blijct, ende so my dochte bi ondersoucken van hem, maer omme dat inden brief stondt van conspiracien, vp auentuere oft huwen raedt hadde gedaen doen, so hebbe ickem wel verwaert, ende altoos ghehouden in tcasteel. Doen gaf die.G.robrecht den casteleyn last dat hijne wel bewaren soude tot paesschen, ende binnen deser tijt so salmen doen scherp ondersouc van desen sticke, ende te paesscen so sal ic aen hu scrijuen, ende weest emmer dan te Repelmonde. ¶ Item een grote inquisicie ende ondersouc hier of gedaen wel.xiiij.daghen lanc, so wast ten sijne metter waerheyt onderuonden, hoe dat robrecht sijn ioncste sone {==xlix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} stont om graue van Vlaendren te sine naer die doot van sinen vader, ende dat die voorseyde ionge Robrecht desen brief hadde doen maken, ende hadde secretelic sijns vaders segelen ghestolen daer mede dat hijne seghelde, ende Lodewijc van Nyueers was onnoosel vonden van alle tghene dat inden brief stont. Ende die.G.Robrecht ontboot den casteleyn van Repelmonde, dat hi Lodewijc sinen sone ontslaen soude Ende als hi ontsleghen was, so vulquam hi diueersche pelgrimaegien, die welcke hy beloeft hadde huyt vreesen vander doot inder vanghenessen sijnde. Eerst onser vrauwen tshertoghenbossche, te theerenburch, te Beunen, ende sine pelgrimaegie ghedaen hebbende, so trac hi bi sinen vadere Typre, die welcke hem seere versprac om sijnder slichticheyt wille, dat hi in ypre quam, ende ontfinc den brief, al sonder sinen vader eerst te sprekene ofte te groetene, ende so haestelic wech te trecken, in sulc een weder ende maer met.ij.lieden, niet te min, al versprac hi hem, hi was nochtan wonderlic verblijt, als hi hem sach, ende om dat sijns broeders valsch voortstel niet vulcommen en was. Lodewijc verhorende dat sijns kints sweer doot was, die goede phelips die lange die coninc.was gheweest van vranckerijcke, hi nam oerlof aen sinen vader, seggende dat hi wilde naer Parijs trecken bi den coninc.kaerle nieuwelincx gheconsacreirt die sijns wijfs oom was, om hem te doene manschip van sinen graefschepe van Nyueers. Die voorseyde.G.Lodewijc te Parijs commende, ende den coninc.manscip ghedaen hebbende, huyte der schaemte ende schande die hem Robrecht sijn broeder ghedaen hadde, hi schaemde hem so seere dat hi te Vlaendre waerts nyet commen en wilde maer bleef te parijs wonende, ende hi ontboot sijn wijf ende sijn kint, ende sijns wijfs kint, ende als hi ontrent.xi.weken te parijs ghewoont hadde, so wort hi siec ende ontfinc alle sine helege sacramenten vander heleger kercke, ende starf vp die octaue van sinte Pieter ende s. Pauwels, twelc was den.vi.dach van Hoeymaent. Int iaer ons heren.xiiic.ende xxi.ende was begrauen te Parijs, int clooster vanden Freminueren. Ende hi liet achtere.ij.kindren, Lodewijc van nyueers, ende eene dochtere dye hier Margriete, dye naemaels te manne hadde die.G.van Montfoort, wien verstarf die heerschappye van Bretaengien. Als die.G.Robrecht verhoorde die doot van sinen houdtsten sone Lodewijc, hy was seere rauwich ende bedruct, huyten welcken hi dede vergaderen alle die edele van Vlaendren te Cortrijcke, vp den.iij.dach van Oostmaent, ende ooc alle die prelaten, alwaer men dede een deuote huytuaert ouer den seluen Lodewijc. Ende van dier tijt voort, die graue Robrecht wort seere ghequelt vander aertrijcke, ende altemet wordt hi sieckere, so dat hi corts daer naer begheerde ende ontfinc alle sine sacramenten met volcomender charitaten van duechdelicken wercken verchiert, vul ontfaermicheden vp die aerme, vul van rechtueerdicheden ende iusticien vp die quade. Ende hy verschiet van deser werelt, vp.s.Lambrechts dach, den.xvij.in september. Anno domini.xiijc.ende.xxij.ende was begrauen typre, te.s.Maertins inden choor, ende naer hem was graue Lodewijck sijns kints kint, ouermits die voorwaerde, ende besprec vanden coninc Phelips die langhe, als hi sijn dochtere gaf te wijue Lodewijcke, den ionghen Robrechts sone. ¶ Van Lodewijck Lodewijcx sone van Nyueers, die.xxv.graue van Vlaendren. ¶ Dat.xxxi.capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==l.r==} {>>pagina-aanduiding<<} LOdewijc.f.Lodewijcx van Nyueers ende van retheers van Bourgoengien palatin ende heere, hi was die.xxv.graue van Vlaendren, corts naer die doot vanden goeden Robrecht sinen groothere, so waren haestelicke tot hem ghesonden te parijs vanden notabelsten persoonen vanden drie steden van Vlaendren, als dat hi quame te sinen lande van Vlaendren, twelcke hem toe behoorde, ende verschenen was byder doot van sinen grootheere, den graue Robrecht. Die voorseyde Lodewijc quam te Vlaender waert metten notabelen vanden.iij.steden, sonder oerlof te nemene aen sinen oom den coninc Kaerle, ende sonder manschip te doene vanden graefscepe van Vlaendren. Ende hi in vlaendren commende, was eerlicken ontfanghen, ende blijdelicken, ende in allen steden als lantsheere ghehult, ende die leenhouders deden hem manscip, hi vermaecte die wetten ende die officien. Binnen deser tijt, so ontboodt die coninc Kaerle al sine edele te sijnder brulocht, want hi nam te wijue Marien van Lutcenburch des goets keyser Heyndricx dochtere, die welcke Keyser heyndrick daer naer vergheuen wort met venijne. Ende dese Marie was sustere vanden coninc van Bemen, ende dese brulocht worde ghehouden te prouijns met groter solempniteyt, ende daer quamen hem presenteren dir voorseyde Lodewijck van Nyueers, ende Mattheus van Loraynen here van saint Goubaen, inden name van sinen wijue, des goeden grauen Robrechts dochtere, ende elc seyde van hem tween dat si meest rechts hadden aen tlant van Vlaendren. Lodewijc seyde omme dattet ghesloten was inden paeys tusschen Vranckerijcke ende Vlaendren voor sinen groothere den graue Robrecht, dat die coninc phelips die lange, mi soude gheuen sine dochter te wijue, vp dye condicie dat ic soude sijn graue van vlaenderen, al waert so dat mijn vader storue, voor mijnen groothere Robrecht, also dat nv gheuallen is, ende mijn oom die ionghe Robrecht, ende mijn moeye die vrauwe van couchy, omme te vulcommene den ghestadigen paeys, renonchierden ende ghinghen te buyten ende wederseyden alle rechten die hem lieden van Vlaendren mochten worden ofte toecommen in naercommende tijden. Mattheus van Loreyne seyde al wast dat sijn oom Robrecht ende die vrauwe van Couchy sine moeye, haer rechten sijn te buten ghegaen, ende hebben quijte ghescolden so begheere ic by naerhede, want mijn wijf die haer lieder sustere es, ende ooc dochtere van den Graue Robrecht, sy en heeft haer deel oft recht niet quijte ghescholden noch te buten gegaen, ende aldus midts dat sijs beede te buten ghegaen sijn, ick begheerdt by naerhede te hebbene, dese Lodewijc ende matheeus elc Vlaendere begheerende so comt Robrecht van Cassele, als een eenich sone van Robrecht den Graue van Vlaendren te Parijs voor den coninc Kaerle, ende hi begheerde hem manscip te doene vanden graefschepe van Vlaendren, ende dier ghelijcke so seyde die Heere van Goubaen, als die ghene die naerdre was, want hi en hadde noeyt sijn recht quijte ghescholden, noch te buten ghegaen. Ende al dese heren ghehoort hebbende al haer lieder redenen, dye coninc stelde hemlieden dach te commen, vp sinte Andries dach te Parijs. Bynnen deser tijt, so ghinck die graue Lodewijc weder in Vlaendren, ende hy sadt daer ter audiencie van diuerschen causen, als Graue vanden lande, ende hi slichte die questyen, ende hi haelde dye ballinghen inne, ende dede hem lieden gracie, ende ontslouch alle die gheuanghen vanden steene, die nyet te vele mesdaen en hadden. Die graue van Namen heere vander sluys quam tot Lodewijc sinen neue, ende begheerde eene ghifte te vercrijghene aenden seluen Lodewijc, te wetene dat Baliuschip vanden watre, ende ooc omme dattet soude wesen annex der heerscapye vander sluys, die graue Lodewijc consenteerdet hem, ende gaf hem daer of beseghelichede, omme welc consent was sluys verbarnt ende te nyeuten ghedaen, ende ooc was die graue van Namen te Brugge inden steen geleedt ende daer gheuangen, ende corts naer sint martins messe, voer Lodewijc te Parijs waert omme te wesene ter dachuaert vp sinte Andries dach die daer gheleyt was, ende commende voor den coninc, so wart hi ghewroucht dat hi wet ende vonnesse ghedaen hadde, ende remissie ghegeuen den mesdadighen, ende dye wetten vermaect hadde, duer al dattet graefscip stont in callaengien. Ende dandere schenen meer rechts te hebbene aen tvoornoem {==l.v==} {>>pagina-aanduiding<<} de tgraefscip dan hy, ende in teekene der mesdaet, so was die graue Lodewijc gheleyt in chastellet, te Parijs gheuanghen, ende daer naer in louuers. Ende hy was kersauende ghedeliuereirt, ter bede van mer vrauwe van Artoys, ende van sinen wijue. Ende des saterdaechs voor onser vrauwen dach te lichtmisse, so was die questie ghesleten by den ghenooten van Vranckerijcke, dat Lodewijc soude besitten ende hebben dat graefscip van vlaendren, ende sdaechs naer lichtmesse, soe dede hi den coninc Kaerle sinen oom manscip vanden tween graefscepen, te wetene van Vlaendren, ende van Nyueers, ende hy quam te Vlaenderwaert, ende daer waren alle manschepen ende preuilegien, costumen, ende rechten ghesworen te houden van allen landen ende steden. Ende omme dat hi de graue van Namen sinen oom toe gheseyt hadde die baliuwagie vanden watre ter Sluys, ende van te coopene ende te vercoopene coopmanschepen van groten ghewichte binnen der sluys, ende hem dat hadde besegelt contrarie den preuilegien vander steden van brugghe, so rees den twist als hier naer volcht. ¶ Dits toccuzoen waer omme dat die Stad vander Sluys was ghedestrueirt van die van Brugghe. DIe graue Ian van namen here vander Sluys, als hi die stede van der sluys lange ghehouden hadde in groten payse, wel die spacie van.xxvij.iaren tijts, so ghinc hy verlaten den baliu vanden watre, ende stelder inne eenen poortere vander sluys. En dye van Brugge ende die vanden Damme des gheware wordende, si verbodent den graue van Namen, ende steldender in den baliu vanden Damme, dye daer te voren baliu gheweest hadde, want tbaliuschip vanden watre was annex aen tbaliuschip vanden Damme, ende het moest sijn een poorter van Brugge. Die graue van Namen die seyde, het was sine, ende was hem ghegheuen ende besegelt, ende hi soudt houden ende bescermen met sinen goede, met sijnder sielen ende met sinen lijue. Ende hi dede maken eene crane om allerhande goet van gewichten vp te doene. Die van Brugge ende die vanden Damme seere verstoort sijnde, begheerden aenden graue Lodewijc, dat hi die ghifte die hi sinen oom ghegheuen hadde wederroupen soude, want dye ghifte was van gheender weerde, want hy dede yeghen sinen eedt. Ende yeghen die preuilegien vander stede van Brugghe. Ende ooc grotelic in preuidicien ende verderuenesse vanden gheheelen lande van Vlaendren ende redene was dese, het mochte gheuallen dat een heere vander sluys contrarie ware, ende vyandt des landts van vlaendren hy soude moghen beletten dat ne gheene coopmanschepe en quame ten Damme, noch te Brugghe, midts dat Vlaendren staet vp die coopmanschepe. Ende alle grote coopmanschepe van ghewichten hebben bi besegheltheden ende preuilegien tot dye van Brugghe te moeten commene, als tharen rechten stapele Andersins Brugghe warer gheheelic mede verdoruen. Die Graue Lodewijck was ionck, hi en achte des niet seere, ende hi was lyberael, lichtelick in sommeghe saken te gheuene ende te consenterene. Maer die Graue van Namen dit ouermerckende, dat die van Brugghe niet wel ghemoueirt en waren vp hem, hy track binnen der sluys, ende ontboodt lieden van wapenen, rudders, schiltknechten, ruters ende saudeniers, huyt den lande van Ghelre, omme te wederstane dye van Brugghe, vp auentuere of si hem eeneghen vploop gherochten te doene vp sine stede vander sluys. Die van Brugghe ouermerckende dat die Graue een kijndt was ende ne gheene.xx.iaren oudt was, ende was gheregiert van sijnen oom Ian van Namen heere vander sluys, die van Brugge seyden yeghens malcanderen, laten wi die vander Sluys hebben dye heerschappye int watre vanden swijne, twelc swijn ons lieden toebehoort, die crane, ende oock dat goedt van ghewichten vp te doene, Brugghe wordt bedoruen. Ende daer omme laet ons gaen ter sluys omme dat te beweerene, ende onse preuilegien te beschermene met lijue ende met goede, dat ons die niet vermindert en worden, die van Brugghe sijn huyt ghetrocken met een groote menichte van volcke voor der Sluys, ende daer commende, begonsten si tenten ende pauwelioenen te stellene voor die stede vander Sluys. Doe quam die graue van Namen huyt met een grote menichte van duytschen, {==li.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Ende slougen doot alle die die tenten stellen souden. Die van Brugge siende hoe men haer lieder volc doot slouch, si ontboden te Brugghe haestelicken al dat wapene of stock draghen mochte, dat si quamen ter Sluys. Die graue Lodewijc dit verhorende, quam met die van Brugge voor der Sluys, niet omme die van Brugge te behoeue, maer meer om sijnen oom te beschermene, ende hadde hy ende sijn oom stercker gheweest dan die van brugghe, si hadden dye van Brugghe te nyeuten ghedaen. Dye graue van Namen siende den graue Lodewijc met dye van Brugge voor der Sluys, dye hem sine preuilegien vanden watre ghegheuen ende beseghelt hadde, quam met al sijnder macht vp die van Brugghe, die voor der Sluys ghecommen waren, ende begonsten te hauwene ende te keruene vreeselicken vp die van Brugghe, ende ouermidts tgrote aencommen van die van Brugge, worden wat deysende omme te verbeydene dye achter waren met den graue. Ende die vander Sluys volghende, so sijn si gheware worden vander groter menichte van volcke, dat altijt aen wies van Brugghe commende, soe dat dye vander Sluys begonsten te deysene ende te vliedene naer der Sluys, ende die van Brugge vaste aenvolgende, hebbender vele van die vander sluys doot gheslegen, ende sommeghe die waenden te vlyen, verdroncken int swijn, ende sommege waenden vlien naer Brugheers, die daer versmoorden in dye grachten. Die Graue van Namen siende hoe dat die van Brugghe hadden sijn heercracht seere ghemindert, quam weder met sinen edelen ende met groten moede vp die van Brugghe. Daer wort horribelike seer gheuochten, ende den graue van Namen worden daer of gheslegen dat meeste deel van alle sine edelen, want daer bleuen doot dese naervolgende personaegien. Eerst Floreins van Borssele, met Symoen van Brugdam dhoude, mer Ian bernaedge, ende bouen dien bet dan xx.rudders huyt Namen ende huyt Ardanen, ende die Graue van Namen was gheuanghen ende in een schip te Brugghe ghebrocht, ende inden steen gheleyt gheuanghen, ende dese slach ghebuerde vp sinte Baselis auent, in Wedemaent. Duer al dat die graue Lodewijc wilde Ian van Namen sinen oom beschermen, het en halp al niet, hi moeste renonchieren ende wederroupen den brief, ende schueren ende die seghelen of trecken vanden preuilegien, die hi den voorseyde Ian van namen ghegheuen hadde. Die graue van Namen seyde, duer al dat hy gheuangen man was, hy soude sinen brief houden ende bewaren voor sine naercommers. Doen ghingen die van Brugghe weder ter sluys, ende sloughender vele doot van dye hem yegens hem lieden ter weere stelden, ende dye van Brugge roofden die stede vander Sluys, omme dat sijer vonden goet van ghewichten ende van coopmanschepen, ende vonden daer eene crane ghemaeckt omme tgoet vp te doene, die si omme wierpen ende te nyeuten deden, ende staken tvier inder Sluys, ende si verbarndent. Desen wijch ghebuerde vp eenen woensdach, den xiiij.in Wedemaent. Anno domini.xiijc.ende xxiij.vp sinte Baselis auent. Die van Brugghe hilden den graue van Namen in die gheuanghenesse, ende wat heren, grauen of princhen dat voor hem baden, het en halp al niet, of die graue van Namen moeste vergheuen dat die van Brugge yeghen hem ende sine edele, die versleghen waren mesdaen hadden. Ende dat hi den brief die hi hadde van Tbaliuscip vanden watere soude ouer gheuen ende dat men die te nyeuten doen soude ende schueren, ende dat die graue Lodewijc soude gheuen die van Brugghe eenen brief van reuocacien, dat hi niet en wiste wat hi ghedaen hadde die graue van Namen gheuanghen sijnde, hy bleef daer bi, hy en soude hem lieden nemmermeer vergheuen. Ende den brief so hi seyde van te Namen int casteel, ende die soudy bewaren om sine naercommers. Die graue van Namen was subtijl ende schalc, siende dat dye van Brugghe hem rudelicken gheuanghen hilden, ende by wijlent vp sine edelheyt ende vp sine rudderlicke trauwe niet en was ghelooft te gane tot sinte Donaes, hy peinsde hoe hi best med allen ontgaen soude, onder den steen es een huys, ende het behoorde wijlen eer eenen ruddere toe mer Ian vanden doorne, die welcke sine camere achtere dede vermaken, ende dye Graue van Namen badt dien rudder dat hi inden nieuwen solder, een gat wilde opene laten, als van tween berders ongenagelt, {==li.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ende daer toe laten soude een langhe leedre, om also vander heymelicke duer den seluen solder neder te commene, ende dat hi hem soude voorsien van.v.of.vi.peerden, al bereet, tot mer Ians herberghe, ende dat dye selue mer Ians tsnauents ontrent den.x.hueren voor middernacht wilde sijn bereedt, om den graue van Namen huyt te helpene. Wat gheschiede des auents, daer waren vele lieden gheuanghen inden steen, van wie dat huerlieder vrienden quamen visenteren, ende men brochter spijse ende dranck, sy aten, ende si droncken, si songhen ende speilden, dobbelden, ende waren seere blijde totter middernacht. Ende het gheuiel dicwijls datmen sulck caboel hilt vp den steen bi nachte. Die graue van Namen ghinck dicwils ter heymelicheyt, omme te wetene of mer Ian van Doorne noch niet bereedt en was, om hem te helpen, ende vp auentuere oft yement ghemerct hadde, hy seyde dat hi den loop hadde, ende badt datmen die heymelichede niet sluyten en soude. Ende ontrent den.xi.hueren, als al tgheschal vanden dronckaerts ghedaen was, ende sy alle in slape waren, doen quam mer Ian voor ghenoemt, ende halp den graue van Namen huyten steene, ende si ghinghen tsamen met hem beeden ter bouuerye poorte, daer saten sy vp hare peerden ende reden in pelgrimaegie, tonser vrauwen te Beunen. Ende die graue van Namen als hi sijn beuaert ghedaen hadde, so track hi naer Parijs totten coninc ende vandaer quam hi te Namen, ende daer bleef hi wonende. Dese graue Lodewijc in sijn eerste iaer, hy hilt alte groten staet, ende verteerde meer dan sijn domeynen of sine rentenbedragen mochten. Ende daer omme begheerde hi aen die drie steden van Vlaendren dat si hem met hueren casselryen iaerlicx souden gheuen eene quantiteyt van penninghen in renten, ende hi gaf oerlof alle sine raetslieden, rudders, ende schiltknechten, clercken van sijnder Cappelle, speillieden, ende herauten, ende hi reedt te sinen lande van Nyueers daer hi beter coop hadde van vytaelien, ende met hem so ghinc die abt van verchelay, dye sijn vpperste raet was, ende hi liet in Vlaendren sinen ontfanghere die here van Aspermont, als gouuernuer van Vlaendren. Als die graue wech was die Baliuus, die schepenen, ende die de pointijnghen setteden ordonneirden omme dye ghifte den Graue te gheuen, dye hem belooft was, si pointen ende settenden dat volc die helft meer dan die somme bedrouch, ende si en stelden yegelicken niet naer sinen state Ende daer omme rees daer hute een grote oerloghe ende commocie die in Vlaendren yeghen die voorseyde stelders vander settinghe, twelck was also groote een rommelijnghe onder dat ghemeen volck, als daer te voren ye in Vlaendren gheweest hadde, dat ghemeen volck rees vp yeghen die heeren te Brugghe, ende al tvrye duere, sommeghe dye vloden, ende men destrueirde haer lieder huysen ende goeden, ende men vijnck die heerenschepenen ende kuerheeren te Brugghe, te Dixmude, te Berghen, ende te Vuerne. Dese rommelijnghe en conste mijn heere van Aspermont die gouuernuer van Vlaendren niet beletten, met alder macht vanden drye steden. Ende dese Graue van Aspermont was een Fransoys gheboren, om twelcke hem tvolc gheen grote obediencie noch ionste en toochde. Dit verhorende die Graue Lodewijc quam te Vlaendre waert, ende hy hoorde die clachte vanden commuyn, hi maete den paeys, ende hi vergaf den ghemeente dat quaet dat si gedaen hadden, te vangene hare schepenen, ende hare kuerheeren, ende die destructie van haren huysen ende goedijnghen, ende dat si in goeden paeyse souden blijuen, die heeren ende die edele met den ghemeente. Ende men ordonneirde aen beeden sijden die setters vanden pointijnge. Ende dat commuyn beloofde haren prinche dat si niet meer en souden vprijsen yeghen den beleeders vanden pointijnghen die daer van tsprinchen weghe gheordonneirt waren. Die graue lodewijc voer te nyueers wedere, inde octaue van sinte Pietre ende sinte Pauwels Anno.xiijc.ende.xxiiij. Ende die graue Lodewijc liet mijn here van Axele als gouuernuer van Vlaendren, den prinche wedre wech sijnde, sommeghe vanden heeren die te voren hadden gheuanghen gheweest, sy dochten hem lieden te wrekene, ende sochten behendeghe listen ende aketten vp hare ondersaten, ende tghemeente dit gheware wordende, si daden vele meer quaets dan si te voren ghedaen hadden, want die vanden {==lij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} noortvrye maecten haren capiteyn Segher f.Ians, ende die vanden oostvrye Lambrecht bouuijn. Dese twee capiteynen rieden ende seyden, het en was nyet goet dat die edele vanden vryen souden hebben casteelen of stercke huysen, vp auentuere of dye edele hem lieden wreken wilden van tghene dat hemlieden in voorledene tijden mesdaen was, ende ooc of si te seere verfoortsen wilden den schamelen lieden, also sy ghenouch begonsten te doene, ende daer omme deden dese twee capiteynen vellen ende ter neder worpen alle die casteelkins ende huysen die eeneghe fortresse hadden vanden edelen ende vanden moyaerts, vanden vryen. Die Graue van Vlaendren dit verhorende, quam weder te Vlaendren waert, ende was te cortrijcke in die kerstdaghen, ende dye edele vanden vryen quamen daer bi hem, seer claghende vanden ouerlaste vanden ghemeente. Die prinche ontboodt sommege vanden beleeders, vanden brusschen, tvrye, ende van sommege vanden smallen steden te Cortrijcke, by rade vanden edelen, ende men vinckse, ende si waren heymelicke ghedoot. Ende naer den nyendach, so trac die prinche te Ghendt ende die edele rieden datmen Ardenburch ende Ghistele soude mannen huyter name vanden edelen, ende men soude senden te Berghen ommer Iacob vanden Berghe, een goet vroet ende vroom ruddere, dye welcke doe alte wel ghemint was in vlaendren, ende hi stont altijt wel metten prinche, bi wijlen bedectelic, ende bi wijlen openbaerlic, ende hi was ghemaect capiteyn van Ghistele, ende hi quam met den sommegen vander west-vierschare vanden vryen, die aen des Grauen side hieten sijnde. Ende men hilt Ardenburch oost, ende Ghistele west yeghen dat commuyn, ende men vinc altemet eeneghe van den commune, ende men leydese in vangenessen, ende men hincse ende onthoofdese allincxkens een. Dit saghen die van Brugge ende die vanden vryen, ende andere steden, ende wederstonden die edele, die bi wijlen van Ghendt quamen daer die prinche al doe lach, ende oock sinen oom die graue Ian van Namen, dye noch wel gram was vp die van Brugghe, omme dat si sine stede vander Sluys verbarnt hadden, ende hem so lange in vanghenesse ghehouden. Die heren worden ouer al seer ouerlastigh den ghemeenen volcke, ende deden vele ouerdaets, welk commuyn nochtans paeys begeerde, hadden si gheconnen. Ende die heren staken den prinche alle quaet inne, metsgaders dat si disponeirden omme tcommuyn te nieten te doene. Dit verhorende Lamsim boonin hi beleyde Ardenburch, ende Segher Ians sone die beleyde Ghistele. Die edele ende dat ghemeente van Ghistele, metsgaders Iacob vanden berghe haerlieder capiteyn, quamen huyte yegens Seger Ians sone. Daer was seer gheuochten, maer dat commuyn ghinc seer te bouen, ende aldaer worden vele edele gheuangen, ende ghebrocht te brugghe, ende aldaer in vanghenessen gheleyt ende mer Iacob vanden Berghe capiteyn van ghistele was daer so ghequetst, dat hy binnen den iare starf. Die van brugge siende dat ouerlast vanden heren van Vlaendren ende van den iongen prinche, die lieuer hadde te sine huyt vlaendren, dan daer binnen, ende hadde valsche raetslieden, dye vreimde aketten sochten, om Vlaendren seruijl ende scalck te maken, al wast dat die sommege van ghendt waren den prinche toe, nochtans die principaelste van ghendt, waren den prinche contrarie, ende die van brugghe coren eenen capiteyn Colaert Sandekin, omme te ghecrijghene Veurne, ende Veurenambocht, Berghen, Borburch, Duynkercke, Belle, ende Cassele, ende hy ghecreech alle die steden met hueren casselryen, ende swoeren alle met den commune. Dit verhoorde die prinche, ende quam te ghendt ende Typre, welcke steden stonden met hem wel. Ende die van brugge siende, dat grote schimp ende quaet, datmen die vanden vryen dede, als van onthoofdene, van hanghene, van bedectelicken bi nachte hem lieden van haren bedde te halen, ende in vangenessen leedende, ende men en wiste niet waer si beuoeren Si coren.vi.eerlicke mannen, die si sonden te Cortrijcke byden prinche, die doe aldaer was, omme dat si souden staen ouer tcommuyn, ende tghemeen profijt vanden lande van Vlaendren. Dese.vi.personen commende te Cortrijcke, die graue Lodewijck dedese vanghen, ende inden steen legghen. Di verhorende die van Brugghe, dat dye graue te Cortrijcke hadde gedaen vangen die.vi.personen, die si aen hem ghesonden hadden. Dye van brugge sonden huyte.vm. {==lij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} vromer mannen van wapenen te Cortrijcke, omme die.vi.poorters te hebbene huyter vangenesse, bi vrientschepen of by crachte. Die graue Lodewijc horende dat dye van Brugge quamen met sulcker macht naer Cortrijcke, hi dede die van Cortrijcke met hem sweeren, ende hi beloefde te blijuene bi die van Cortrijcke, omme te wederstane die van Brugge. Die edele die byden prinche waren si rieden datmen den voorburch van Cortrijcke, noort staende verbarnen soude, omme dat die van Brugge daer inne niet luysschen, ende schulen en souden, ende men soude te bet ende te vryer mogen die stede houden. Dat vier ghesteken sijnde inden voorburch, so keerde den wint int noorde, ende het woey soe seere dat die spaerken ouer die leye vloghen ende ontstaken dye huysen binnen der stede, so dat alle die stede van Cortrijcke wel naer verbarnde. Dit siende die van Cortrijcke, dat si gheene hulpe en hadden omme tvier te blusschen, si waren seere perplex. Ende die prinche nam dye vi.gheuanghene poorters van Brugghe met hem, ende hi ende sijn volck meenden te vluchtene naer rijssele. Dat ghemeente van Cortrijcke, ende ooc die vrauwen dit siende, slougen naer heurlieder peerden, ende crepelden vele van den peerden van sprinchen volcke, so dat die prinche huyt Cortrijcke niet wel en conste gheraken. Die edele dit siende, dat huerlieder peerden ghequetst waren, ende datmense wilde arresteren, si ghingen slaen ende vechten vp die van Cortrijcke. Die van Cortrijcke sloten dye poorten vander stede, ende vergaten tvier ende al haerlieder goet dat verbrande metten groten brande, ende slougen ende vochten yegen sprinchen volc vp huerlieder verweeren, ende namen die.vi.gheuanghenen van Brugge, die die prinche te Rijssele wilde voeren, ende lieten se vry ende los gaen, ende vinghen den graue Lodewijc, ende.vi.vanden principaelsten rudders die bi hem waren, ende leydense int casteel. Dit siende die graue van namen, hi stal hem behendelic huyt sijnder herbergen met sinen peerde, ende reet op die veste in een waeckhusekin seer ghewont sijnde, ende berchde hem daer tot des anderdaechs, ende doen vluchtede hi met sinen peerde duer die veste ende reedt te Doornicke waert. In dit vechten bleuen doot mer Ian van Vlaendren sgrauen Lodewijcx oom, mer Ian van Nyuele, ende mer Robrecht van saemslachte, mer Ian de verryeres, die casteleyn van Repelmonde, mer boudin van zegherscappelle, ende noch bet dan.ijc.edele lieden. Daer bleuer oock vele ghequetst. Ende binnen deser tijt was Robrecht van Vlaenderen ende here van Cassele te niepen in den busch, in sijn casteel, ende hi en was vp den graue Lodewijc sinen neue niet wel ghepaeyt van herten, noch gherust, omme dat hi bi nachte int vrye die lieden van haren bedde hadde ghedaen halen, byden rade van sinen walschen heeren, ende deidtse onthoofden. Des anderen daechs naer dat Cortrijcke verbarnt was, ende dye graue gheuangen met sinen edelen, so quamen die.vm.Bruggelingen in Cortrijcke. Ende die van Cortrijcke liuereirden den lieden van bugge haerlieder.vi.gheuanghenen, ende si liuereirden hemlieden ooc den graue Lodewijc met sijne.vi.edelen, die met hem gheuanghen waren, ende men stelde den graue vp een cleyn peerdekin, ende was te Brugge ghebrocht, ende men leydene in die cruythalle, in vorme van vangenessen, ende als hi met cleenen gheselschepe was ghebrocht naer Brugghe, ende vp een cleen peerdekin ghestelt was, soe badt hi met tranenden oghen, datmen sine.vi edele, die met hem gheuanghen waren, niet mesdoen en soude, maer des princhen bede en hielp niet, met brochtse huyter vangenessen, ende sy waren alle sessen in stucken ghecapt, Ende dat warense die den raet gauen dat men die vrylaten vanden bedde halen soude ende onthoofden. Dese wreethede dat die edele also versleghen waren, ende dat sine bede met tranende oghen niet en hielp, dat deerde hem meer dan dat sijne edele waren vechtender hant ghebleuen te Cortrijcke. Binnen deser tijt was Clays sonnekin Capyteyn van Brugge te Veurne, ende hadde ghecreghen Westvlaendren, belle, Casselle, duynkercke berghen, veurne, ende nyeupoort, ende alle dye woonsten verbrande hi vanden edelen, ende ooc te Duynkercke, ende te Cassele hadde hi ghedaen slichten die casteelen van mer Robrecht van Vlaenderen, omme dat hi te soutcote.vi.notable vanden vryen, die ouer tcommuyn stonden, dede in sine presencie dootslaen. Dese Clays sonnekin quam met een grote menichte vander ghemeente in die stede van {==liij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Ipre. Die heren ende die wethouders die altoos met den graue gheweest hadden, si en betrauden dye ambochts lieden niet, dye meer ghehuldich waren met den commune, dan metten edelen. Sy vloden wt Vlaendren, ende dese Clays sandekin was in Ipre eerlic ontfanghen, hi dede die poorten vullen vander stede, ende daer naer dede hi maken die huyterste weste. Dit gheschiede al int iaer Anno domini.xiijc.ende.xxv.inden somer, ontrent sinte Pieters ende sinte Pauwels dach. Ende binnen deser tijt so ontboden die van Brugghe met Robrecht van Vlaendren, heere van Cassele, dat hem soude ghelieuen te sine Rewaert van vlaendren, ende dat hi soude Vlaendren regieren, metsgaders die van Brugge. Die coninc van Vranckerijcke dit verhorende, dat die Graue Lodewijc sijn neue gheuangen lach te Brugge, hi sandt eerlicke boden te Vlaendre waert, van sinen discreten raetsheren, omme datmen tractieren soude van paeyse, ende datmen den graue Lodewijck vry liuereren soude. Dye van Brugge antwoorden dat si dat nyet doen en wilden, sy en moesten eerst hebben sekere beloften vanden graue, ende ooc wilden si hebben den wille van die van Ghendt, ende Oudenaerde met den casselryen. Ende daer omme deden die van Brugghe bereeden een groot heercracht, omme te bestokene Oudenaerde ende Ghendt, ende si bleuen ontrent deynse ende ghecreghen tcasteel van Peteghem, doe so bleef mer Robrecht van Vlaendren, metsgaders die vanden westvryen, beleggende Oudenaerde. Ende dye van Brugghe met die vanden Oostvrye, ende noortvrye si bleuen liggende te Deynsen, meer volcx verbeydende, omme te gane belegghene die stadt van Ghendt. Dye van Ghendt, eer dat dye van Brugghe van voor der stadt van Oudenaerde schieden, hoorden dat si som laghen deynsen. Des maendaechs naer Sinte Marien Magdalenen dach, snuchtens. Anno domini.xiijc.ende xxv.so quamen die van Ghendt, wel twintich duysent mannen sterc, ende haerlieder capiteyn was een vroom man, als een Gygant, ende hy hiet Willem wenemare. Ende sy quamen te Neuele bi nachte, segghende tot malcanderen, laet ons verbeyden tot inden dagheraet voor der sonnen opganck, dan sullen wy dese brugghelinghen, dye onsen prinche contrarie sijn, ende hem in vanghenesse houden gheuanghen, ende oock contrarie sijn onsen ghenadighen coninc van Vranckerijcke, bestoken, dye wijle dat sy slapen sullen ten besten, ende si en sullen ons niet moghen wederstaen. Ende die wijle dat die van Ghendt hem aldus rusten te neuele, soe comter een wijf ende gheuet die poorters van Brugghe te kennene, hoe dat die van Ghendt wel twintich duysent mannen starck waren te Neuele ghecommen, omme tsanderdaechs metter sonnen vpganck dye van brugghe te bestrijdene, ende te bestokene. Oock so verhoordet mer Robrecht van Vlaenderen, dat die van Ghendt des sondaechs auents al bereedt waren, omme te Deynsen te commene, ende nam dye eene heltscheede van sijnen volcke, ende bleef daer mede ligghende voor dye stadt van oudenaerde, ende dander helt van sijnen volcke sandt hi bi die van Brugghe te Deynsen, omme die macht die van Ghendt quam, te wederstane. ¶ Item des maendaechs snuchtens dye van Ghendt commende vp die van Brugghe, si en vondense niet slapende, so si meenden als si te Neuele rustende waren, maer waren vp hare hoede in tijts. Daer was horribelicke seer gheuochten, ende aen beyden siden onnoemelijcken vele volcx versleghen, ende ooc seer vele horribelicke ghewondt. Willem wenemare, die capiteyn was van Ghendt die bleef daer doot. Dit siende die borgers van Ghendt, dat si int leelijcste waren, ende dat si haren capiteyn verloren hadden, ende waren moede van gane ende van vechtene, si stelden hem te vlyene. Het was seere heet wedere, ende vele van hem lieden versmachteden van dorste, ende bleuen steruende vp tvelt. Binnen der seluer weke, so beleyde mer Robrecht van vlaendren, metsgaders dye van Brugghe, dye stede van Ghendt. Maer die boden vanden coninc van Vranckerijcke, quamen haestelicken te Ghendt, sprekende ten paeyse, ende omme accoort makene, tusschen dye poorters van Ghendt ende mer Robrecht van Vlaendren, metsgaders die poorters van {==liij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Brugghe. Ende binnen deser tijt, so was dye graue bedectelijc huyt der cruythalle ghegaen daer hi sine vanghenesse hilt vp sinte Lauwereins dach, maer hi was tsanderdaechs daer naer weder gheuonden, ende was weder vp die halle gheleyt gheuangen, ende bi nachte haweet ghehouden vp dye marct met bannieren tot des woensdaechs in die quatertempere, voor midwintere. Des conincx boden deden so vele, dat die van Ghendt ende die van Ardenburch souden sweeren met dye van Brugghe, ende binnen xiiij.daghen so soudemen den graue Lodewijc ontslaen huyter vanghenessen, ende men soude binnen dier tijt alle dinghen te pointe stellen, ende elc trac thuyswaert met blijschepen ende met paeyse, so si waenden, maer het en was gheenen paeys, omme dat die van Brugghe den graue huyter vanghenessen nyet doen en wilden, ende die van Ghendt wildene vry ende ontsleghen hebben. Binnen deser tijt gheuiel een grote rommelinghe binnen Ghendt, want het was daer een segghen dat dye weuers van Gendt meer toe waren met den commune van Brugghe, dan met den prinche, ende daer omme waren sy veriaecht ende ghebannen huyter stede van ghendt, waer omme dat quam een groote diuisye binnen Ghendt. Ende dese weuers trocken eensdeels te Gheerdtsberghen, ende dye sommege in andere steden. Die graue van Namen siende dat die van Brugghe altoos noch hielden den graue gheuanghen, ende so sterc sijnde, hi peynsde ooc metsgaders dat hijt niet goet en hadde vp die van Brugghe, om hem ende die van Ghendt ooc sterc te makene. Hi ghinc in alle steden tusschen der schelde ende der leye omme die te doen sweerne metten prinche, ende met die van Ghendt, hi quam te cortrijcke in tcasteel, ende te Oudenaerde inder ghelijcke ende stelde in elc eenen capiteyn. Ende sijnde by Gheerdtsberghe, soe seynde hi sijn carijn, sine kueckene, ende sijn cappelle ende sijn sommiers, ende oock een goede menichte van sinen volcke, maer by auentueren hy was noch ghebleuen buyten der stede. End die vanden aweette, ende die die poorten verwaerden van Gheerdtsberghe, die waren met Robrecht van Vlaendren toe, ende met die van Brugge, ende si lieten dat schoffet neder vallen als die tweedeel van sgrauen van Namen volc binnen waren, men vinck alle dye princepaelste van sgrauen van Namen volcke, ende dandere slouchmen alle doot. Dit vernemende die graue van Namen, hi track haestelicke te Ghendt, ende hi teecht den weuers die huyt Ghendt veriaecht waren, als waer bi was in Ghendt veriaecht waren, als waer bi was in Ghendt eene grote wapenloopinghe ende seere gheuochten, so datter waren wel.iijm.personen vesleghen vanden ghemeente. Dit verhorende die van Brugghe ende mer Robrecht van Vlaendren, hoe dat dye graue van Namen hadde ghemaect een beroerte dus binnen Ghendt, ende hadde verslegen die weuers, ende vele vanden ghemeente, hi vergaderde seer vele volcx, maer het en halp al nyet vele, want Robrecht van Vlaenderen met die vanden westvrye beleyde Oudenaerde, ende die van Brugghe metten oostvrye ende metten noortvrye beleyden Ghendt, metsgaders dye vanden vier ambochten, ende haer lieder Capiteyn wast Willem ratgheer. Binnen deser tijt so ghinghen Segher.s.Ians, ende Pauwels Bokel, ende Lambrech boonin met een grote menichte van volcke, ende ghecreghen tcasteel van Cortrijcke, ende alle die sloten die die graue van Namen themwaerts ghecreghen hadde tusschen der schelde ende der leye, ende so waer si eenich huytgoet vonden, toebehoorende eeneghen poorters van Ghendt, si verbarndent of wierpent ter nedre. Die graue van Namen mer Hector vylain, ende mer segher van Cortrijcke dye hadde gheerne huyt Ghendt ghegaen om te schermutsen yeghens die van Brugghe, maer si en betrauden niet dat ghemeente van Ghendt. Aldus bleuen die van Brugghe ligghende voor ghendt, ende laghender tot inden aduent, want het begonste so seere te winterene, dat si storuen som van couden, ende die voor Oudenaerde laghen, si dropen altemet wech Die vanden westvrye dit ouermerckende, mer Robrecht van Vlaendren quam voor Ghendt tot die van Brugghe, ende si schieden al van voor Ghendt, mer Robrecht van Vlaendren met dye van Brugghe, quamen te Brugghe, maer Willem van Ratgheer, Rauwel bokel ende Lamsin boonin met haren volcke die bleuen Teeclo. Die graue van {==liiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Namen siende dat tvolc al van voor ghendt vertrocken was, hy verwaerde Ghendt, ende hi sandt mer Hector vylain een vroom rudder, ende mer Segher van Cortrijcke met een menichte van volcke int lant van waes, ende in vier ambochten, ende si vercreghen weder dit landt metten sloten, dye si te voren ghehadt hadden, maer met groter pijnen ende auentueren. Dit verhoorende Willem ratgheer metten sijnen, hi ghinc te Assenede, ende hi stac daer tvier in die stede. Dit verhoorende mer Hector vileyn dat Willem ratgheer weder quam in vier ambochten, vergaderde een heercracht, ende quam yeghens dat seluen Willem ratgheer, ende daer wort seere gheuochten, ende bleef vele volcx doot aen beede den siden, maer die van Brugghe hadden die meeste schade. Ende daer bleuen doot Willem Ratgheer, ende Rauwel bokel. In desen slach te Assenede, Segher ians sone, ende Lamsin boonin hadden sy nyet gheuloden, sy haddender oock ghebleuen, want die lieden van Ghendt quam lancx so meer volcx toe. Daer waren vele brugghelinghen gheuanghen, ende te Ghendt gheuoert. Dit aensiende die van den vryen, dat haerlieder twee principaelste capiteynen doot ghebleuen waren, ende dat die van Ghendt te seere bouen quamen, begheerden datmen metten graue paeys maken soude, ende datmen hem sonder causioen huyter vangenesse doen soude. Men gaft den Graue te kennene hoe dat die van Brugghe, ende die vanden vryen begheerden paeys met hem, vp al dien, dat hi wilde al vergheuen dat yeghen hem mesdaen was, ende datmen die vanden vryen niet en verlaste met ontamelijcke settinghen. Die graue Lodewijc beloefde daer ter goeder trauwe dat hijt hem lieden al vergaf, ende hi swoer dat hi hem lieden een goet here sijn soude ende ghetrauwe, vp dat si hem wilden ghetrauwe sijn, ende hy was doe ontsleghen huyter vanghenessen, ende hi voer te Ghendt, ende van danen, so track hi naer Parijs tot den coninc Kaerle sinen swacelinck, die alte blijde was dat die graue lodewijc ontsleghen was vander vanghenesse. Anno domini.xiijc.ende.xxvij.starf die Coninck Kaerle van Vranckerijcke Lodewijcx van Vlaendren swacelijnck. Ende Phelips van Valoys Karels sone was vp den Tryniteys dach te Ryemen gheconsacreirt coninck van Vranckerijcke int selue iaer, ende daer was die Graue Lodewijck toe ghedeputeirt ende vriendelick toe vermaent als een vanden twaelf ghenooten te sine, ende daer naer voer die Graue Lodewijck bi den coninc Phelips, met eenen eerlicken state, te wetene met.lxxxvi.Rudders alle alleens ghecleedt, ende die coninck Phelips maeckte den Graue Lodewijck Ruddere met den sweerde, dat die Graue Lodewijck den Coninc gordede als die eerste Graue vanden twaleuen ghenooten. Ende so waer dat die coninck Phelips reedt hi drouch altijdt tsweerdt voor den coninc Ende hi dede die Coninck manschip vanden viere Graefschepen, te wetene Vlaendren, Artoys, Nyueers, ende Retheers, in dit iaer reedt in Roome Lodewijc van Beyeren, die welcke hem Keyser maeckte, Ende dede grote ontallicke schade der helegher Kercke. Hi persequeirde strenghelick den Coninc Robrecht van Appoelgen, ende sinen sone den Hertoghe van Calabre, Hi maecte eenen Fremyneur Paeus, ende steldene in Roome, ende men noomdene Nycolaus, die vijfste, die welcke maeckte in sine consecracie terstont vijf Cardenalen, ende tsanderdaechs daer naer vyer Cardenalen. Ende hiertoe holpen die Romeynen omme dat die Paeus Ian die.xxij.sine wuenste ghecoren hadde te Auignon, hy en wilde te Roome niet commen. Binnen deser tijt die wijle dat die Graue Lodewijck was te Parijs, doen begonsten weder te rebelleirne Seghere Ians sone, ende Lamsin boonin, ende trocken aen hem lieden alle dat westvrye, ende ooc vele steden. Die graue Lodewijck dit verhoorende, badt den coninck van Vranckerijcke dat hem gheliefde te Vlaenderwaerts te commene, om hem te helpene dwinghen sijn volck. [¶ Hoe dye Coninc Phelips van Vranckerijcke] ¶ Hoe dye Coninc Phelips van Vranckerijcke, track met eene grote heyrcrachte naer Vlaendren, omme den Graue Lodewijc sijn volck helpen te bedwijnghen, ende omme die paysyuelicken te doen leuene. {==liiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DIe coninck quam voor Cassele met sinen volcke, ende die van vlaendren quamen daer yegens. Daer was eenen groten wijch, ende buten maten seere gheuochten, ende die coninck hadde die victorie, ende daer bleuen bet dan.xim.vlaminghen doot inden wijch voor Cassele, ende Cassele was berooft ende verbarnt. Doe quamen die van Ipre ende die van Ghendt, ende van Brugge, ende vanden anderen steden, ende gauen hem ouere den coninck van Vranckerijcke, ende den graue Lodewijck. Desen wijch was vp sinte Berthelmeeus dach. Anno xiijc.ende.xxviij. Die coninck van Vranckerijcke sach die goetwillicheyt van die van Brugghe, ende die van Ipre, ende vanden vryen hi vergaft hem lieden, dat sy yeghen den graue Lodewijc mesdaen hadden, ende hi nam se in ghenaden, maer hy wilde ghevanghen hebben die vpperste voortstelders vander meuterye. Daer waren ghecreghen Lamsin boonen capiteyn vanden vryen, Ian van dudzeele, die hem hiet ontfanghere vanden prinche, ende Goossin van houdeghem, die capiteyn ende Casteleyn was van Deynsen, ende noch veel andere, die welcke waren al leuende vp raden ghestelt, maer Segher Ians sone ontuloot in Zeelant. Maer ontrent lichtmisse daer naer so quam hi in Vlaenderen, wel met iijc, stercke vrome ghesellen in oostende ende in breedene, ende dede dat volck sweeren met hem, ende die in hem niet consenteren en wilden, men slouchse doot. Ende hi quam daer naer Toudenburch. Dit verhorende die baliu van Brugge, hi quam te houdenburch, ende voor sinte Aernouts cloostre daer was hy gheuanghen, ende te Brugghe gheleet. Daer was zegher Ians sone met sinen sone, ende met.xx.van sine principaele medepleghers, met gloeyende ysers ghestreken, ende ghesleypt totter galghe, ende daer was elc van hem lieden dye aermen ende beenen ghebroken met wielen van waghenen, ende onthooft. Ende dye lichamen waren onder die ocxelen ghebonden, ende also aen die galghe ghehanghen, ende dye hoofden waren ghesteken vp hoghe schachten vp die galghe, maer Segher Ians sone, ende sijn sone waren ghestelt elc vp een radt. Ende hier mede cesseirde dye commocie ende beroerte vander meuterye vanden commune yeghens die heren, die welcke meuterye gheduert hadde wel.vi.iaren lanc. ¶ Item int iaer.xiijc.ende xxix.ontrent sinte Bauens dach so quam {==lv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} vrauwe Margriete van Vlaendren, graefnede van Artoys phelips die langhe sconincx van Vranckerijcke dochtere, ende Lodewijcx van Vlaendren, van Nyueers, ende van retheers wijf was. Doe quam sy eerst in Vlaendren, daer si met grooter eeren ende triumphe ontfanghen was vanden edelen, vander clergie, ende ooc vanden commune, ende bleef doe voort in vlaendren. Ende des iaers daer naer vp sinte kathelijnen dach. Anno.xiijc.ende.xxx.so ghelach si van haren eersten sone, int casteel te Male bi Brugge, ende wort gheheeten Lodewijc, naer sinen vadere, ende also hietmene voort graue Lodewijc van Male, want hy daer gheboren was, ende was daer in tvoorseyde casteel kersten ghedaen met groter solempniteyt vanden bisscop van Doornicke, vp sinte Andries dach, in eene nieuwe vonte, die daer toe gheordonneirt was, in die presencie vanden bisscop van Atrecht, ende dye abten hier naer ghenoemt. Eerst mijn heere van sinte Bertins, mijnhere vanden dune, ende van sinte nyclaeus, van Veurne, ende ooc van vele edele princhen. Eerst die Hertoghe van Brabant, die graue van Bloys, ende mer Guy van Vlaendren, ende die graue van Loo, ende oock seer vele edele vrauwen. Eerst die graefnede van Loo, van Namen, van flynees, ende vele andere edele vrauwen. ¶ Item anno domini.xiijc.ende.xxxi.soe was die paeus Nycolaus, die vijfste te Roome gheuanghen ende gheuoert te Auignon tot den paeus Ian, die.xxij. Ende hi was aldaer ghecondampneirt ten eeweghen kerckeren, omme sommege heresye, die hy vpstelde ende sustineren wilde. ¶ Item binnen desen seluen iare, so starf te Parijs Ian van Namen here vander sluys, ende seer corts daer naer so starf Robrecht van Vlaendren heere van Cassele, sgrauen Lodewijcx vaders broedere. ¶ Item int iaer.xiijc.ende.xxxij.doe so worde Mechelen ghecocht yegens tcapittel van Luydeke, om.Cm.ende.lxm.goudene royalen, van welcker somme dye graue van Ghelre hadde teen vierendeel, want teen vierendeel vander stadt van Mechelen behoorde sijne Ende midts dien dat tvoorseyde capittel van Luydeke ende die graue van Ghelre altijt waren in gheschille, ende en consten tsamen niet ouereen ghedraghen, hier bi, bi ghemeenen consente vanden capittele voorseyde, ende vanden graue van Ghelre, so vercochten si die voorseyde stadt van Mechelen mer Willem van Anxhoue die vpperste ende dye principaelste raetsheere vanden graue Lodewijck, die maectet annex den lande van Vlaendren, van doe voordt teeweghen daghen gheduerende. ¶ Item in tselue iaer so rees vp een grote orloghe tusschen den coninc Edewaert van Inghelant ende den coninc Phelips van Valoys van Vranckerijcke, want des conincx Edewaerts wijf was die houdtste sustere vanden drie broeders dye coninghen van Vranckerijcke waren, deene naer den anderen, ende si storuen alle drye sonder knapelic hoir te hebbene bi haerlieder wijfs die coninghinnen. Dit ouermerckende die van Vranckerijcke, coren Phelips van Valoys coninc van Vranckerijcke te sijne, want die goede Coninck sinte Lodewijck was sijn groothere. Ende die fransoysen merckende, al was die coninghinne van Inghelant commen vanden houtsten sone van sinte Lodewijc, ende Phelips van Valoys vanden ioncxsten sone van sinte Lodewijc. Die croone van Vranckerijcke en mochte niet commen noch versteruen vp eene vrauwe, hier omme soe rees sulcke een orloghe, dat vranckerijcke daer naer bi Edewaerde den prinche van valoys, des conincx Edewaerts houdtste sone in vele steden ende plaetsen ghescelgiert ende verbarnt was. Ende omme dat die Graue Lodewijck van Vlaendren hilt aen des conincx side van Vranckerijcke, daer omme en wilden die Inghelschen dye vlaminghen gheene wulle seynden noch vercoopen, by den welcken datter vele weuers ende vulders al verloren ghinghen, ende moesten gaen om haer broot. Ende die van Ghendt siende haer volck neeringloos, si coren eenen capiteyn Iacob van Eerdtuelde, die welcke makede alianchie met den Inghelschen. Ende aldus rees weder een orloghe vp in Vlaendren yegen den graue Lodewijck, der Vlaminghen natuerlijcke heere, ende den coninc van Vranckerijcke, die welcke orloghe gheduerde seere langhe, omme dat Iacob van Eertuelde, metsgaders dye drie steden Ghendt, Brugghe, ende Ypre waren Fauorabel den Inghelschen coninck, ende riepen in die ballinghen. Dit verne- {==lv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} mende den Graue Lodewijc, nam met hem vrau Margriete sijn wijf, ende sinen sone Lodewijc, ende track te Parijs byden coninc van Vranckerijcke. ¶ Item die van Ghendt sloughen te Brugghe doot vele makelaers, int iaer.xiijc.ende.xxxix.ende dat ghebuerde in die vlamincstrate byder buerse. ¶ Item anno domini.xiijc.ende.xl.waren ghesendt twee cardenalen legaten, omme ten paeyse te sprekene tusschen die twee coninghen van Vranckerijcke ende van Inghelant, maer dye coninck van Inghelant die seyde, dat hi Vranckerijcke wilde hebben ende besitten, ende hi hadts een deel metten sweerde ghewonnen, ende also meende hijt al te winnene. Ende hi vercreech te sijnder hulpe den Keyser van Roome, met den duytschen heren, den Hertoghe van Brabant, van ghelre, ende van gheluke, van henegauwe, ende Iacob van eerdtuelde, metten drien principalen steden van Vlaendren, die welcke Coninc edewaert met sinen volcke hadde ghescelgiert al Artoys, Vermandoys, ende Pycaerdye, ende tlant van Guyse, Buenen, ende al den zeecant tot Normandyen toe. Dit ghedaen, so voer die coninc van Inghelandt te sinen lande waert, ende ooc vele vanden voornoemden princhen, omme dat de winter vp handen quam. Dit merckende die Coninck van Vranckerijcke, dat si vertrocken waren, quam des somers daer naer in Vlaenderen met een grote vlote van schepen huyt Normandyen, ende die Hertoghe Ian van Normandyen was den leedtsman van dien. ¶ Hier volcht den wijch ten Hazegarse, byder Sluys. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DIe fransoysen ende dye Normans quamen in Vlaendren, ten azegarse byder Sluys. Dit vernemende die coninck van Inghelandt, quam den Normans vp den steert, ende die Inghelschen midts der hulpe vanden vlaminghen, versloughen daer alle die fransoysen ende die Normans. Dit was int iaer xiijc.ende.xl.vp sint Ians auent midsomers Ende naer den voorseyde wijch, doe ghinc Iacob van Eertuelde belegghen die stede van Doornicke, die van bethunen, van Rijchele van schetin, van duway, ende van orchies. Ende die schade die die.coninc.edewaert van Ingelant ghedaen {==lvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} hadde, ende die moort den voornoemden steden ende haren casselryen, dat en ware niet wel om scriuen. Die coninc van Vranckerijcke Phelips van Valois dit verhoorende, quam met eenen groten heercrachte omme ontset te doene die van Doornicke, maer int neder commen, siende dat dat lant van Artoys ende van Vermandoys so deerlic verdestrueirt was, ende al dat volc meest doot gheslegen vanden Inghelschen, voorwaer des Conincx moet van Vranckerijcke besweeck hem, ende hy en lach nieuwers stille dan in stercke sloten ofte in weerachteghe steden, ende dat huyt onsich vander macht vanden coninc van Inghelant, die welcke coninc van Vranckerijcke hadde gheprocureirt dat die twee cardenalen quamen omme te tracteirene van paeyse, want hi en was niet sterc ghenouch, so hem ooc wel dochte, omme te beuechtene den coninc van Inghelant ende die vlaminghen, ende aldus poochde hem die coninck omme paeys te makene met Iacob van eerdtuelde, ende met den.iij.steden van Vlaendren. Ende daer waren gherelaxeirt die sententien van verwatenesse die de coninc daer te voren hadde gheprocureirt aen den Paeus, ende daer of was een bulle, dat soe wanneer die vlaminghen rebel souden sijn yeghens haren graue, so wast ces in Vlaendren, ende dit was omme dat die vlaminghen hadden gherebelleirt yeghen den coninc voornoemt, ende den graue Lodewijc, welcke lettere in dit tractaet van paeyse voor Doornicke ghscuert ende te nyeuten ghedaen was by den twee cardenalen, want in dit ces en mochtmen gheen messe doen in eeneghe kercke binnen Vlaendren, noch yement tsacrament gheuen, noch kindren doopen, noch nyement int ghewijde begrauen. Ende dese voorseyde cardenalen vercreghen een bestandt van sinte Mattheus dage tot sint Ians messe daer naer, twelc was wel.x.maenden, met sekere beloften die hi beloefde den coninc van Inghelandt, ende die paeys wardt ghemaeckt tusschen den Coninc van Vranckerijcke, den graue Lodewijc, ende den ghemeenen lande van Vlaendren vp condicie dat die coninc liuereren soude dye bullen voor doornicke, binnen.xiiij.daghen, ende dat doen becondeghen al Vlaendren duere, dattet niet interdict noch in tverwaet en ware. Ende voordt dat die coninck van Vranckerijcke ende Lodewijc vergheuen souden den vlaminghen al tghene, dies si hem beeden mochten mesdaen hebben, yegens haerlieder hoocheyt ofte heerlicheden, ende vp dese condicie was die bulle gheschuert, alst voren gheseyt es Ende corts daer naer soe trac die coninck van Inghelant te sinen lande, ende die coninck van Vranckerijcke naer Parijs, ende corts soe quam die graue Lodewijc int lant. Ende aldus so was Doornicke ontset ghedaen sonder groot grief vander stede, maer die graue Lodewijc in Vlaendren sijnde, dye drie steden onderwonden hem vanden regemente vanden lande van Vlaendren, ende si hilden die ballinghen binnen den lande. Ende omme dat die graue Lodewijc niet en mochte hebben dat regement vanden ontfanghe te sijnen wille, hi liet Vlaendren ende trac in Vranckerijcke ¶ Item int iaer.xiijc.ende.xliiij.in tbeghinsel vanden iare, omme dat die van poperinghe maecten lakenen ghelijc dye van yperen, ende conterfayten hare lakenen, so ghingen die van ypre ghewapender hant, ende maecten eenen Ian van houtkercke hueren capyteyn, ende ghinghen vp die van Poperinghe, ende die van poperinghe maecten Iacob bets haren capiteyn, ende ghinghen te ghemoete die van Ipere. Daer was seere gheuochten, maer die van Poperinghe bleuen tonder, ende Iacob bes haren Capiteyn was daer doot ghesleghen van die van ypre, ende vele van Poperinghe warer gheuanghen, ende typre gheleet. [Den tweeden dach van Meye en vijfsten dach van Hoymaent] ¶ Item int iaer va.xiijc.ende xlv.vp den tweeden dach van Meye, diemen doe hiet den quaden maendach, so vochten binnen der stede van ghent die weuers teghen die vulders vp die groote marct, ende dye weuers ghinghen te bouen, ende dat quam omme dat die vulders wilden hebben vier groote meer van eenen lakene dan die weuers wilden gheuen. Ende Gheeraert denijs Dekene vanden weuers, ghinc met sinen volcke vp dye marct, ende Iacob van eertuelde dye volchdese. Dit verhoorde Ian baken dekene vander cleender neeringhe, hi quam met een grote menichte van vulders ende vanden anderen ambachten. Daer word Ian bake ende sijne kinderen doot {==lvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ghesleghen, ende een deel van vulders ende vander cleender neeringe, die weuers ghinghen te bouen. Ende omme dese vechtinghe rees in ghendt een grote diuisie, ende een groot gheschil. Ende binnen den seluen iare vp den vijfsten dach van Hoymaent, so quam die coninck van Inghelant ter sluys, met C.ende.xxx.schepen, ende ontboodt Iacob van Eerdtuelde, die totten coninck ter Sluys ghinc, ende hi begheerde dat die graue Lodewijck hem manschip doen soude vanden graefschepe van Vlaendren, of hi soude den prinche van Waels sinen sone maken graue van Vlaendren. Hier inne so consenteirde Iacob van Eerduelde. Ende daer omme als Iacob van Eertuelde dit proponeirde den lieden van Ghendt, die weuers sloughen Iacob van Eertuelde doot, ende daer toe noch thien mannen vanden eerlijcksten van sijnder familie. Ende dit gheschiede des sondaechs naer Marien magdalenen. Ende Iacobs van Eertuelde huys, ende die huysen vanden.x.persoonen, die van sinen rade waren, worden alle in sticken ghebroken, omme dieswille dat si gheerne ghesien hadden dat des Conincx sone van Inghelant graue van Vlaendren gheweest hadde. Alst dyt verhoorde die coninc van Inghelant, dat Iacob van Eertuelde doot gheslegen was, hi keerde weder in Inghelant. Ende binnen den seluen iare bleef in Vrieslant die graue van Henegauwe versleghen, ende alle die met hem waren te melchuse, tusschen Staure ende wolkelsteyn. Anno domini.xiijc.ende.xlvi.cortsnaer sint Ians dach midsomers, so quam die coninc van Inghelant weder ouere met groter macht, ende destrueirde al Normandyen, ende vinc alle die edele ende die rijcke, ende hi wan die stede van Caen, ende verbrandese ende selgierde al Normandyen tot Poisy toe, ende hy stacker tvier inne. Ende voort quam hi tot parijs toe, ende daelde neder tot Beeuuays, ende tot Abbeuijle, in Poitieu, ende die Coninck met eenen groten heercracht quam te Kerssy, met den keyser, ende met den coninc van Bemen. ¶ Den wijch van Kerssy. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==lvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} LOdewijc die graue van Vlaendren, die graue van Alenchon, van Erricourt, ende vele edele princhen vochten yeghen die Inghelschen. Die fransoysen waren bet dan.Lm.sterc, nochtan die coninck van Inghelant hadde dye victorie, duer al dat hy nauwe hadde.xvi.duysent mannen, twelcke dede tverraet schip vanden graue van Alenchon. Maer dient genoteirt, hoe hier die coninc van Ingelandt eer hi ouer quam, screef schimpege letteren aen den Coninck van Vranckerijcke aldus luydende. ¶ Nous signifions a vous Phelippe de valois marchant de feil en franche que vous venez a sens en ponthieu nous vous attenderons. etc. Ende dye coninc.van Vranckerijcke screef hem weder omme aldus, als hier naer volcht. Nous phelippe Roy de franche a toy rescript, qui es marchant angloys des laynes, et pour ce que tu nas point grandement gaingne a tes laynes, mays as assez perdu, et pour ce que tu nas cure daller en engleterre, et es deuenu robeur et pilleur des poures gens de Franche et murdrier, mes nous te viendrons visiter en brief escript a Parijs la vigile de lassumpcion de la glorieuse mere de dieu. etc. Die coninc Phelips van Vranckerijcke quam met.lxm.mannen sterc, ende hy duchtede dat hem die.coninc.van Ingelant ontgaen soude. Ende dese.ij.coninghen vergadereden bi Abbeuyle in Pontieu, inden bosch van kersy. Die.coninc.van Ingelant hadde lieuer eerlicken te steruene voor sijn recht, ende dat te beschermene met ten sweerde, dan schandelicke den Coninck van Vranckerijcke te ontvliedene, niet yeghenstaende dat hy daer maer bi hem en hadde ontrent.xi.duysent mannen, ende hi sach dye fransoysen in so groter menichte yegens hem commen, als voorseyt es. Ende daer omme maecte hi drie scharen van sinen volcke, ende stelde sinen sone den prinche van Waels in die eerste, met.v.duysent mannen van sinen vroomste lieden van wapenen, ende hi ordonneirde metten anderen.vi.duysent mannen twee andere scharen, die sinen sone den prinche van Waels, in dient noot ware ten onderstande commen souden van twee siden aen, so si deden, hoe wel dat sy lettel ende in cleender menichte waren. Die coninc Phelips van Vranckerijcke ordonneirde oock sijn volc in drie scharen ofte battaelgien, waer of waren in die eerste schare alle dye machtichste ende meeste princhen, te wetene al voren die Keyser, die coninc van Bemen, dye graue Lodewijc van Vlaendren, die graue van Alenchon, tsconincx broeder van Vranckerijcke, ende die graue van Aricourt, so dat si waren in die voorseyde eerste schare, bet dan.xx.duysent starck, wel ghewapent, ende alle te peerde, nochtan ghecreghen die Inghelschen dye victorie, maer dat quam toe by eenen verraetschepe vanden graue van Alenchon, dye welcke verradelick doot slouch inden wijch den graue Lodewijc van vlaendren Dit siende die here van ghistele, wrack sinen here ende graue, ende slouch doot den graue van Alenchon daer soubijt ter seluer stont, dye welcke heer van Ghistele worde daer seere ghequetst vanden here Gautier Le gryse. Ende die vlaminghen worden vechtende yeghen die noormantsche heren, omme te wrekene hueren natuerlijcken here ende prinche. Ende die fransoysen ende die noormans worden vlyende, ende hiermede worde den wijch verloren, midts dat die coninc phelips van Valoys coninck van Vranckerijcke vloodt tot Amyens toe, ende Lodewijc van male sgrauen Lodewijcx sone en was doe maer oudt.xvi.iaren, nochtan was hi daer mede in dien strijt, daer hi ooc seere ghequetst was, maer hi volchde den coninc phelips van vranckerijcke Tamiens binnen, daer dedene die coninck meesteren ende ghenesen. ¶ Item desen wijch gheuiel vp Sinte Berthelmeeus auent, den.xxiij.dach in Oostmaent. Anno domini.M.CCC.ende xlvi.Ende naer dat die coninc van Inghelandt met sinen volcke van danen vertrocken was, die ionghe Graue Lodewijc van Male dede den lichame van sinen vadere soucken onder die versleghene doode lichamen, ende dedene eerlicke begrauen te sinte Rijkiers te Pontieu int cloostere. Maer ouer.vi.iaren daer naer, so was hi ontgrauen, ende die graue Lodewijc van malen dedene voeren te Brugghe, ende met grooter solempniteyt wedere begrauen tsinte Donaes, inden choor voor den hoghen outaer. Anno domini.xiijc.ende.lij. {==lvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Hier dient ghenoteirt, twelcke ghebuerde een deel tijts hier te voren, mer was hier in vergheten te scriuene vanden goeden keyser heyndrick. ANno domini.xiijc.ende.viij.Heyndric van Vlaendren graue van Lutcenburch wordt byden ghemeenen cooruorsters vanden rijne ghecoren ouer eenen coninc ende keysere van Roomen te sine, ende hi badt sine ooms dat si wilden taken commen bi hem, omme hem te eruene, want hi moeste daer sine crone ontfangen. Daer quamen tot hem sine ooms, als die ghebroeders van sinen vadere. Eerst Ian die bisscop van Luydeke, Phelips van Namen, Guy van Vlaendren, Robrecht graue van Vlaendren met sine twee sonen, Lodewijc ende Robrecht, Mattheus here van Loraynen, die here van sinte Goubaen, dye here van couchy. Dese heren waren sgrauen Robrechts dochteren mans, die welcke heren quamen daer seer notabelicke, ende met grooter cierhede binnen der stede van Aken, ende alle dese heren waren ghecommen vanden graue Guy van Vlaendren Ende die van Aken deden den voorseyde keyser Heindric hare poorten opene, ende ontfinghen hem met groter eeren ende weerdicheden, ende wordt aldaer ghecroont metter stalen croone, ende hadde daer sijn gheploghene recht. ¶ Item van Aken so trac hy voort te vranckeuoort, ende die voornoemde heren, die kinderen vanden graue Guy, ende ooc huerlieder kinderen trocken metten keyser te Vranckeuoort, daer hi ende si lieden eerlicken ontfanghen waren, ende hi ontfinc aldaer die ander croone. ende hi bleef daer alle dien winter duere. Sijn ooms ende sine rechtsweers, ende alle die heren namen oerlof aenden Keyser Heyndrick, ende elc voer te sine landewaerts. Het was daer een segghen in duytsche lant, dat binnen corten iaren, die vlaminghen, metsgaders die hulpe vanden keyser Heindric souden den Coninc van Vranckerijcke, ende al sijn lant tondere bringhen, ende also ouerheer worden van der croone, ende van alle den walschen lande. Dese nyeumare quam te Parijs, ende voor den coninck Phelips huyten welcken hi wordede gram, ende vergaderde al tghemeente van Vranckerijcke, ende badt den Graue van Sauoyen, van Foys, ende van Ermengac, ende gaf hem lieden saudye, ende quamen te vlaendren waert, omme dat te nyeuten te doene, ende quamen tot Aryen. Ende die coninck hoorde segghen dat die vlaminghen hem vp sijn comste voorsien hadden, ende dat si vromer waren dan hi, ende dat haerlieder volc bet was ghewapent, dan tsijne, so dat hi niet en dede dat hi meende te doene, maer vloodt, ende track weder omme met sijnen volcke te Parijs waert. Ende van dier tijt voort so sochte hy middel ende maniere hoe datmen den keyser Heindric soude moghen ter doot brenghen, ende doen steruen bi venijne. Die Coninc Phelips van Vranckerijcke ende die Coninc van Nauaren, dese namen in hueren raet dat een meester van groter namen, gheboren van Mylanen, ende was gheheeten meester Bernardus de monte pesano, al datmen dien gheuen soude een eerlic Bisschopdom ende hy soude hebben een beuel oock vanden paeus, om te wesene een cappellaen, ende biechtuadere vanden Keysere Heyndrick. Ende ouermits dat die keyser was meester in aerten, ende ghelicentiert in Loyen, hy was seere deuoot, ende plach dicwille vp hoghe feesten dat heleghe sacrament tontfane Aldus byden beuele vanden paeus ende ter bede vanden voorseyde twee coningen, die voorseyde meester Bernardus nam tlast den keyser te vergheuene, ende hi track van Parijs te sijnen lande waert, te Mylanen. Ende ontbeydende den keyser, corts naer paesschen soe track die keyser van Vranckeuoort te Mylanen, om sine derde croone, ende die van Mylanen ontfinghen hem met groter weerdicheden, ende hi ontfinck daer sine derde croone. Ende dese meester Bernardus was wel bekent metten keyser, want als die Keyser te Parijs ter scholen lach, ende studeirde in decreten, si woonden deen byden anderen, ende die Keyser ontfinckene als een confessuer tsinen rade, ouermidts dattet ooc tspaeus wille was ende begeerte. Ontrent.s.Luycxdach voer die Keysere te Pysen, ende vp den alre heleghen dach daer naer smorghens, so nutte die voorseyde goede keyser Heyndric met grooter deuocien dat heleghe Sacrament, ende als hijt ghenut hadde, men schanc {==lviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} huyt een der Ampulle wijn, met venijne gheminghet inden kelct, daer die selue meester Bernardus dye misse mede ghedaen hadde, ende men gaft den keyser heyndrick also te drincken. Die keyser worts gheware binnen den derden daghe dat hi yet quaets ghenut hadde, ende wardt hertelicken sieck. Terstont dye medecijns ontboden sijnde, seyden dat hi fenijn in hadde, ende dat hem datte ter herten ghesleghen was, ende sijns en was gheenen anderen raet, dat dat hi hem soude voughen te gode waert, ende al sijn dinghen vp tcortste soude doen ordonneren, want hi soude cortelinge van deser weerelt scheeden. Aldus ouerleedt hy te Pysen, vp den vij.dach in Nouembre. Anno domini.xiijc.ende.xiij. ¶ Hier commen wi weder tonser materie, sprekende vanden Graue Lodewijck van Male, die welcke was die.xxvi.Graue in Vlaendren. ¶ Dat.xxxij.capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} LOdewijc van Male, Lodewijcx sone van Nyueers een ionghelinc van.xvi.iaren, hi was mede inden wijch, te Kerssy met den coninc Phelips van Valoys, daer hy seere ghequetst was, ende hy voer metten coninc sinen neue te Amyens, die hem rudder maecte. Ende hie dede hem manschip vanden graefschepe van Vlaendren, ende van Nyueers. Dese Graue Lodewijck hadde vele heerschepyen in naercommenden tijden, als Vlaendren, Artoys, Niueers, Retheers, Bourgoengnien, here palatijn, van Salynes, here van Mechelen, ende van Antwerpen, ende hi conquesteirde Brabandt metten sweerde, ende want vechtender hant, ende hi liet inden handen van sijnder zwaessenede Iehannen sijns wijfs houdtste sustere te haren lijue, maer naer hare doot, so nam hijt weder te hemwaert. ¶ Item den wijch te Kerssy ghedaen sijnde, die coninc van Ingelandt die daer die victorie hadde, trac in Normandyen al dat lant destruerende, rouende, ende verbarnende. Binnen deser tijt, so sandt die paeus.ij.cardenalen nederwaerts, omme dese twee coninghen te accoordeirne, ende si quamen te Lizieux in Normandyen, daer waren si qualic vanden Inghelschen ende vanden waloysen ghehanteirt, want si quamen daer te vergheefs, ende waren selue berooft, ende en mochten niet vulcommen noch ghedoen, daer omme dat si ghesonden waren vanden paeus. Ende naer dien dat die coninc van Inghelandt al tlant van Normandyen verdoruen hadde, hi keerde weder te Pontieu, te Beunen, te ghuyse, te Marcke, te Calis, ende daer vandt hy vele schepen in die hauene met Artylgerie, met vitaelie, die hem huyt Inghelandt ghesonden waren, om Calis te belegghene. [Den vierden dach in Pietmaent en den vijfsten dach van Nouembre] ¶ Item vp den vierden dach in Pietmaent naer den wijch van Kerssy, so was die stede van calis beleyt vanden coninc edewaert, ende die vlamingen souden den coninc van Ingelant gheholpen hebben, maer hi seyde dat hi starc ghenouch was. Ende hi badt dat si gaen wilden te Ruhout, te Hesdijn, te Bethune. Ende dye vlaminghen ghinghen al Pycaerdien duere, roouende ende al tlant destruerende. Ende sommeghe Inghelschen waren metten vlaminghen, ende si wierpen ter nedere dat casteel van Ruhout, ende bedoruent, daer naer verdoruen sy Aercke, Bethune, ende Theerenburch. Item een Inghelsch man schoot naer den wederhane vander kercke van onser vrauwe van Theerenburch, {==lviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} welcken wederhane was een beilde van marye met eender croone vp thooft, ende dye voorseyde Inghelschman schoot naer die croone die tvoorseyde beylde vp thooft hadde omme die of te schietene. Ende terstont brack sinen boghe, ende sinen pijl brack in vele sticken welke sticken quetseden vele Inghelschen vanden ghenen dier ontrent waren. Ende by dyen bleec wel dat onsen heere wrack daer soubijtelic die cleenicheyt dyemen sijnder moeder dede ofte doen wilde. Ende daer omme spaerden die Inghelschen die cathedreale kercke van Theerenburch van brande, ende baden deuotelic onser vrauwe ghenade. Ende offerden onser vrauwe groote ghiften van haren rooue. ontrent sinte Bauen dach, het regende een gheheele weke lanc, ende het was seer coudt ende die coninc Edewaert waren toe ghecommen noch vele Ingelschen huyten welcken hy gaf oorlof alle die vlaminghen, ende elck ghinc thuyswaerdt, want dye coninc Edewaert hadde doe volcx ghenouch, om den coninc van Vranckerijcke te wederstane, hadde hy willen commen te Calis want die coninc Edewaert en begheerde anders niet dan yeghen den coninck van vranckerijcke te vechtene, om sijn recht dat hy aen Vranckerijcke hadde metten sweerde te vercrijghene. ¶ Item vp den vijfsten dach van Nouembre, so quam Lodewijc van Male als een nyeu graue in sijn landt van Vlaendren, ende dat ter bede vanden drie steden, ende wordt al omme binnen sinen lande eerlicken ontfanghen. Ende byden consente vanden coninc van Inghelandt, so was hi van stede te steden gheleedt, ende hi swoer al omme die preuilegien, rechten, ende statuten, tonder houdene in elcke stede binnen vlaendren, dat si die souden onderhouen ende ghebruycken so si van voren ghedaen hadden, ende die leenhouders deden hem manschip van haren leenen. Ende hi maecte nyeuwe wetten, ende statuten diemen qualicken hilt, want dye vlaminghen en achtens net seere. Ontrent onser vrauwenlichtmisse dach, die vlaminghen ende sonderlinghe die van Ghendt wilden den Graue dwinghen den coninc.Edewaert manscip te doene vanden graefschepe van Vlaendren, dwelcke die graue Lodewijc wederseyde, ende sprack Als die coninc van Inghelant te Riemen ghecroont wort coninc van Vranckerijcke, dan sal ic hem als een goet ghetrauwe leenhouder manscap doen. Daer naer in die maent van Maerte, die van Ghendt dwonghen den graue Lodewijc dat hi nemen soude vrauwe ysabeele des conincx Edewaerts dochtere te wijue, welcke hi niet gheerne en dede, om dattet sijn naer nichte was, ende om dat men hem daer toe dwanc. Ende dese brulocht was beloeft ende begonnen in dye Abdye te sinte Winnocxberghe, in die presencie vanden coninc Edewaert, ende den hertoghe van Lancaestre, ende die brudegom Lodewijc, ende vele notabele, ende wethouders vanden steden van Vlaendren. Ende daer was ghesloten dat men te paesschen daer naer te Ghendt brulocht soude houden. Ende als alle dinghen vulcommen waren, ende beschict die tot sulcker brulocht behoren, ende omme die te vulcommene, die graue Lodewijc stal hem heymelic wech, ende trac huyt Vlaendren vp den.xxviij.dach in dye Maerte, dwelcke was voor dye paesschen weke, ende hi trac byden coninc van Vranckerijcke, die hi manscip ghedaen hadde, ende hi dede alle sijn dingen bi des conincx van vranckerijcke rade. Dat ghemeente van Vlaendren was seere verstoort omme dat die brulocht niet voort en ghinc, si teghent den abten ende den prelaten en den edelen van Vlaendren dier mede ghemoeyt hadden gheweest. Ende daer omme ordonneirden si nyeuwe officiers, dat ballingen ende roouers waren, ende verswoorne lieden, die littel of nyet en hadden, ende maecten settinghen ende pointinghen vp die cloosters, ende vp die clergie, ende vp die rijcke lieden dye den Inghelschen contraire waren, of die voor den graue Lodewijc spraken, ende die gherochten te seggene, wel moet ons prinche varen, dat hi Ysabeele sijnder nichte niet te wijue nemen en wilde, alle sulcke lieden die sulcke of gelijcke woorden spraken, of den Inghelschen contrarie waren, worden gebannen of doot gheslegen, of haerlieder goet verbuert. Ende alle ketijuen officiers dye bedeghen rijcke, met haerlieder exactie ende ouerdaet, ende si hilden hem aen die side vanden coninc edewaert, ende onder den tijtel van sijnder moghentheit. Om dat die abt vanden dune was van des princhens raet, ende was met hem ghetrocken in Vranckerijcke, daer by so waren die vanden dune swaerlick ghetaxeirt, ende waren ghe {==lix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} stelt te gheuene.ijc.ponden groten stercker munten, elcken stooter Edewaerts moesten si gheuen voor eenen groten. Ende om dieswille dat die muenicken hem excuseirden dat te vele was, ende si en warens niet ghestaet te gheuen, daer om quamen huyt ghendt.vm.sulc daneghe ballinghen, roouers, ende vertasserers, ende roofden die.iij.principale Huythouen, die die voorseyde abdye hadde, te wetene te Sande, ter Leepe, ende ten noordthoue, ende staken tvier daer inne, ende verbarndense, ende daer toe soe wierpen si omme die muelen te Heyndxdijck, vp den eersten dach van Wemaent. Anno domini.xiijc.ende.xlvij. ¶ Hoe dye Graue Lodewijck van Vlaendren nam te wijue die schoone Margriete, Hertoge Ians van brabant dochter {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BInnen der seluer maent, byder procuratie vanden coninc van Vranckerijcke, so nam die graue Lodewijck van Male te wijue die schoone Margriete, des Hertoghen Ians dochter van Brabant, ende die brulocht was ghehouden te Viluoorden in Brabandt, binnen der seluer maent voor sint Ians dach, midsomers, daer omme dat dye Inghelsche seere gram waren, ende die schone ysabeele van Inghelant seer beschaemt, huyten welcken si seyde, dat si die trauwe die si den ionghelinc Lodewijck van Male ghegeuen hadde ende beloeft, ghetrauwelic houden soude, ende nemmermeer gheenen anderen man ouer gheuen, twelck si oock wel hielt, want si bleef maghet, ende en wilde daer naer noeyt huwen. Ende vp alle hooghe ende feestelicke daghen, also langhe als si leefde so drouchse vp hare een mauwe den leeu van Vlaenderen, in teekene dat haer dochte dat si warachtege graefnede vanden lande van Vlaendren was. Ontrent desen tijt, dye Coninck van Vranckerijcke {==lix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} compassie hebbende vp die van Calis, die hem lieden seer langhe yeghen den Inghelschen coninc wel ende vromelic ghehouden hadden, hy sandt nederwaert sinen oudtsten sone Ian den Dolphijn, ende den hertoge van normandyen met eenen heercrachte, wel van lxm. mannen, om sine stede van Calis ontsedt te doene, ende om den coninc edewaert te verdrijuene. Ende Ian den Dolphijn commende te sint Omaers, ende verhorende hoe dat die vlaminghen tcasteel van Ruhout gherooft hadden, ende ter neder gheworpen, ende al dat lant tusschen Arcke ende Bethune gherooft hadden, ende wilden dwinghen den graue Lodewijck omme manschip te doene den Coninck van Inghelandt. Daer omme vandt Ian dye Dolphijn in sijnen raet, metsgaders den Senescael van Vranckerijcke, dattet goet ware dat Ian den Dolphijn, ende Hertoghe van Normandyen, soude blijuen te sinte Omaers. ¶ Hier beghint den groten wijch voor Cassele. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DIe Senescael van Vranckerijcke koos eenen capiteyn, ende was mer Oudaert van Renthy, ende met.xl.duysent mannen, so trocken si te Cassele waert, ende si vonden in haren raet, ende seyden dat sy Cassele wel met cleender moeyte ghecrijghen souden, ende vandanen souden si Typre gaen, ende slaent al doot vp eenen corten spronc. Ende also voort al Vlaendren duere, want sy meenden dat si vanden vlaminghen gheenen weder standt ghehadt en souden hebben. Ende als die coninc Edewaert dat horen soude, dat dye vlaminghen alle tonder waren, ende gheen macht hebben en souden den Inghelschen coninck te sercoursene, so souden die Inghelschen veruaert sijn, ende trecken te Inghelandt waert, ende aldus soe soude Calis ontset ghedaen sijn, ende vry sijn vanden Inghelschen, maer dien raet en quam also niet effen huyt, also sijt gheschict hadden. Daer omme mochten si wel segghen een ghemeen spreecwoort, datmen secht in walsche. Tel cuyde quil fault. Dats te segghene, sulck {==lx.r==} {>>pagina-aanduiding<<} waent, hi mist. Want die vlamingen verhorende die toekomst vanden fransoysen met so groter macht, ende dat si waren commen tsint Omaers, omme vlaendren te bespringhene, terstont die van Ghendt coren eenen capiteyn omme te gane te cassele, ende die fransoysen te wederstane, twelc was mer Segher cortrosijn, ende noch.ij.hulpers, Ian bernaege, ende die heere vander woestijne. Dese quamen te Cassele met vele werclieden, metsenaers, temmerlieden, spitters ende deluers, ende si wrochten aen die vesten, ende maecten barbacanen, ende wijchuysen, ende hinghen langhe balcken met coorden aenden barbacanen. Ende in corter tijt was die stede van Cassele seere ghefortifieert, ende wonderlicke sterc ghemaect. Die Senescael van Vranckerijcke ontrent sint Ians dach, dede groot assault vp die stede van Cassele, wel met.xlm. mannen, maer dye vlamingen die in Cassele waren, wederstonden dat vromelic, ende weerden hem clouckelic, so dat si meneghen fransoys ter doot brochten, ende vele quetseden met hueren gheschutte. Ende als sy langhe vp Cassele ghestormt hadden, doen vraechde die Senescael, of si hemlieden wilden vpgheuen, inden handen van Ianne des conincx sone van Vranckerijcke. Mer Segher cortrosijn sprac toe den Senescael, ende vraechde hem, hoe commet by dat ghi ons meer vploops doet, wi die huwe vrienden sijn, dan huwen viant den coninc edewaert, die welcke vele van huwen lande van Vranckerijcke gherooft ende verbrant heift, ende tvolc doot gheslegen, ende varinc wel naer een iaer voor huwe stede van Calis gheleghen heift. Dye here van Renthy antwoorde voor den senescael ende seyde. Ghi vermaledyde ketyueghe vlaminghen, altijt sijt ghi huwen coninc, die u ouerhooft es, contrarie ende rebel, huwen prinche ende natuerlicke here, wien ghi hebt veriaecht huyt sinen lande, ende ghi maect alianchie metten vianden vander vranscher croone, ende ghy wilt huwen prinche bedwinghen manschip te doene den Coninc van Ingelant. Doe soe verwoorde mer Segher cortrosijn, wi vlaminghen wi en sijn ketyven noch vermalendijt, maer ghi fransoysen, die niet en cont hulieden lant beschermen yeghen den Ingelschen huwe vianden, maer ghedoocht dat si dat beroouen, vier ende brant stichten, ende tvolck dootslaen, maer wi staen ouer onsen prinche den ionghen Lodewijck van Male, ende omme te beschermene sijn landt, dat ghi ketyueghe walen ons lant niet en rooft, noch en scelgiert ende verbarnt, alsoe ghi deit, int iaer.xiijc.ende.xxviij.wi bidden hu dat ghi ons in paeyse laet, of andersins wi moeten ons thuwer schade ende thuwer schande yegens hu lieden verweeren. Dye fransoysen seere verstoort ende ontsteken met groter gramschepen clommen den berch vp, om Cassele te bestormene, ende cropen met handen ende met voeten omme in die vesten te sijne, dye drooghe waren omme also te beclemmene die barbacanen. Die van binnen sneden die coorden in sticken daer die balcken aen hinghen, ende die grote boomen, ende roldense in die vesten, ende elcke balcke dede wel vallen, bet dan.lx.of lxx.mannen, die alle achterwaerts neder vielen, die hersenen in die kele, ende braken den hals of die beenen, so verre dat die fransoysen huyt vreesen moesten achterwaert deynsen, omme tgroote volc dat si saghen, dat si in dat assault verloren, ende nochtan suldi weten, dat dyt Assault gheduerde van des eens daechs ter vespertijt tot des andren daechs naer die noene. Die Senescael ouermerckende dat sine edele ende cloucste mannen seere ghemindert waren, int ghetal, hi was seer verstoort, ende dede een commandement, dat elc man hem volghen soude, ende hi quam in Cassele ter Ghendtscher poorte, daer Cassele ten crancsten es, ende meende met eenen groten druyst van volcke also die poorte of gheloopen te hebben, ende hadde bi nae also binnen Cassele gherocht, maer die vanden vryen wordens gheware, ende dedent die van Ghendt te wetene, ende si quamen met groten moede vp die fransoysen. Ende daer was seere gheuochten, ende die van Ghendt dwonghen die fransoysen, dat si huyt Cassele vloden, ende volchden die fransoysen van achtere, tot vp die leye, ende daer was weder seere gheuochten huyter maten, ende dit gheduerde van des woensdaechs voor noene, tot des donderdaechs naer dye noene, soe datter wel bleuen.xvi.duysent fransoysen doot, ende dye Senescael, ende die here van Renthy bleuer beede doot, want dye vlaminghen en spaerden nyemant, daer sy meester of {==lx.v==} {>>pagina-aanduiding<<} consten ghewesen, daer bleuen meest alle die edele van Vranckerijcke, die met den senescael daer ghecommen waren, ende aldus bleef den vlaminghen die victorie ende die seghe. Een capiteyn vanden weuers van Ghendt gheheeten Gillis rijpegheerste, om dat dit fransoysen gheen hooft en souden maken, hi volchde hem lieden altoos vp die hiele, ende hi schuerde haerlieder heer, metten rabaudekins, ende die fransoysen vloden al meest.s.Omaers waert. Ende die fransoysen voerden met hemlieden wel.ijc.waghenen vul doode edele lieden, ende wel.lx.waghenen ooc met lieden dye totter doot toe ghequetst waren. Ian dye Dolphijn sach hoe dat sijne edele vanden vlaminghen versleghen waren, ende was dies seere drouue ende seer ghestoort in hem seluen, ende ontboot al dat volc dat hy ghecrijghen conde, wel tot.lxx.duysent vrome mannen van wapenen, ende hi bestokede Vlaendren bi der alhuwe, ende bi sinte Venants, ende al dat lant roofde hi ende verbrandet, ende sloughen al dat volc doot, ende en hilden nyement vp. Ende die van ypre wardens gheware, ende quamen terstont met den drie prochien Outkercke, Nyeukercke, ende steenwercke. Die walen quamen ter steenbrugghe in die langhestrate, ende dat merckede mer Ian van Outkercke capiteyn van ypre, ende drie broeders vrome lieden ende stout in wapenen Ian van hamme, Passcharis, ende Pieter, dye welcke waren capiteynen vanden drie prochyen voorseyde, ende spraken den ghesellen toe, ende gauen hemlieden moet dat si vromelick staen souden, ende hem clouckelic hebben, of si een muer waren, want si hopeden dat die peerden haerlieder selfs volc grieuen soude, soot ooc ghebuerde, want aen beeden siden vander strate waren grote wijde grachten, ende die walen waren al te peerde, ende si meenden wel theer vanden vlaminghen te schueren met haren peerden, maer die vlaminghen bleuen staende ghelijc eenen muer, ende si wederstonden vromelicke dye walen, ende si sloughen die peerden omtrent die beenen, ende hare meesters vielen, ende die peerden sloughen achterwaerts metten voeten, so dat sijer vele van hueren selfs volcke quetsten, ende sommege walen diet saghen waenden ouer die grachten te rijden, maer si vielen daer inne ende versmoorden. Eyndelicke die vlaminghen ghinghen den fransoysen so scherp inne, dat si bedwonghen worden te eerselene ende te vliedene, maer si en consten niet gheulieden om die menichte van haren volcke te peerde, dat altijt achter aen quam. Ende aldus die van ypre sonden teenen Damme hare schutters ouere, dye welcke vele iammers daden in theer vanden fransoysen, sy pijnden hem altemet omme ouer die grachten te rijdene, darer vele of inne vielen ende verdroncken, want daer bleven onder versleghen ende verdroncken, bet dan.vim.edele mannen, so dat die voorseyde fransoysen vloden onder die steenbrugghe. Dit aensiende die van ypre, dat dye walen alle vloden ouer die steenbrugghe, si ghinghen roouen ende pilgieren die versleghenen fransoysen van haren wapenen ende van haren ghelde. Dit worden sommeghe vanden fransoysen gheware die dit van verren saghen, ende maecten weder een hooft, wel van.iijm.mannen te peerde, ende quamen tot eender sprietstrate, ende reden altijt vp een pleyn, tot dat si quamen daer die van ypre waren, dye welcke met haren rooue gheladen waren, seer mat ende moede. Daer quamen hem dye fransoysen vppe, so dat daer alle die van ypre met haer lieder roof doot ghesleghen worden, ende lettel te lijue bleuen, dan eeneghe, die welcke vloden ende hem in grachten ofte in haghen berchden. Ende die fransoysen reden te Steenuoorde, ende wat si in haren wech vonden, dat sloughen si al doot, ende staken tvier in die huysen, ende quamen ghereden tot voor Cassele, maer die van Ghendt ende vanden vryen, die noch te Cassele ghebleuen waren, omme te wederstane Ian den Dolphijn, die quamen huyt Cassele ende schoffierden seere die menichte vanden fransoysen die daer waren, ende volchdense vp die hiele tot steenuoorde toe. Die peerden vanden walen waren moede ende mat, want si bin langhe niet ghepeystert en hadden, ende en mochten niet ghelopen omme dat dalen vanden weghe van Cassele tot Steenuoorde, so dat dye van Ghendt ende vanden vryen stijuer ghinghen te voet, dan dander consten gherijden, ende sloughen hem lieden so inden steert, so dat daer noch vele vanden voorseyde fransoysen versleghen waren. Ende dye vlaminghen seyden totten walen dattet {==lxi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} hem lieden grote schande was aldus te bestoken die vlamingen, die vrienden waren vander croone, ende te latene met paeyse die Ingelschen, die al noch voor Calis laghen, ende hadden verdoruen vele landts dat der croone toe behoorde. Als die fransoysen aldus gheschoffiert waren, ende Ian die dolphijn sach dat hi niet ghedaen en hadde, dan datter sine edele ende alle die macht van sinen volcke ghebleuen was, hy track weder omme naer Parijs. Die coninc Phelips van vranckerijcke siende dat Ian sijn sone den Dolphijn niet ghedaen en hadde, ende dat die Inghelschen eenpaerlic voor Calis bleuen liggende metten coninc Edewaert. Hi vergaderde een groot heercracht, ende quam weder nederwaert, omme dye stede van Calis ontset te doene. Dit vernam die coninc van Inghelant dat die fransoysen quamen Tatrecht, ende ontboot die van Ghendt, ende die vlaminghen, die met groter menichte quamen te Calis, omme te sercoursene den Coninck Edewaert yeghens den Coninc phelips van Vranckerijcke. Binnen deser tijt so qaumer twee cardenalen, ghesonden vanden Paeus omme te tracteirne van paeyse, tusschen dese twee coningen, ofte ommer om een bestant te makene tusschen hem beeden. Die coninc Edewaert seyde, hi wilde eerst Calis hebben, eer hi die cardenalen wilde horen spreken, want hi wiste wel dat die van Calis ghebrec hadden van vytaelien, ende si moesten eten van noode, muysen, ratten, ende catten, ende honden. Dit vernemende die Coninc van Vranckerijcke dat die coninc edewaert niet en achtede die cardenalen, ende dat hijse niet en wilde horen spreken, ende dat dye vlaminghen ghecommen waren met grooter menichte, in hulpen vanden coninc edewaert Die coninc phelips van vranckerijcke quam tot Arcke, vp eene mijle naer Calis. Ende ouersiende die grote menichte vanden Inghelschen ende vanden vlaminghen, hi keerde weder met alle sijnen volcke te Parijs waert. Die van Calis worden gheware dat die coninc phelips weder omme ghetrocken was, sonder hemlieden te sercoursene, si gauen hem ouer in handen van die van Ghendt ende den vlaminghen ende ooc ter ghenaden van den coninck Edewaert, die welcke ghenadicheit verander in tyrantschap, want al die in Calis hadden gheweest, die moesten haer huysen ende goet verliesen, ende waren naect ende bloot buyter steden gheiaecht, warent gheestelicke oft weerlicke, caermers ende andere. Ende die coninc Edewaert stelde daer inne Inghelschen ende vlaminghen, ende die selue stede worde vp ghegeuen den vierden dach in Ougst. ¶ Anno domini.xiijc.ende.xlvij.int eynde vander seluer maent van Ougst, die cardenalen quamen byden coninc Edewaert, tracterende om een bestant, ofte om paeys te makene. Ende een maent lanc daer mede besich sijnde, met groter pijnen soe wordet vp den.xxviij.dach in Pietmaent bestant ghemaeckt tusschen dye twee voornoemde coninghen tot sint Ians dage midsomers, ende.xiiij.daghen daer naer. Ende onder dit bestant waren mede besloten dye vlaminghen. Ende die graue Lodewijc en soude in vlaendren niet commen, ende elc vanden.ij.coninghen souden voor onser vrauwen dach te lichtmisse, seynden te Auengioen totten paeus, hare procuruers, om te betooghene haerlieder causen, waer omme dat si orloechden. Dit bestant huyt gheroupen sijnde, ende beseghelt, dye coninc Edewaert vp sinte denijs dach seylde naer Ingelant. Ende als hy in die zee was, so reesser een tempeest vp van winde, ende van groten storme, so datter vele van sinen schepen verdoruen, ende vele lieden verdroncken, ende met groter pijnen wast dat hi tlijf behilt Ende al den tijt dat tvoorseyde bestant gheduerde, soe bleef die.G.Lodewijc huyt den lande van Vlaendren. Ende binnen dese iare soe vinghen die Inghelschen den coninc Dauid van schotlant, ende hi was te Londen inde gheuanghenisse gheleyt, met sommeghe van sijnen edelen, maer dandere die mede waren, dye waren alle doot ghesleghen. ¶ Item binnen deser tijt so wordet eene grote sterfste, ende quam van Indea neder vanden Oosten, tot Iherusalem, ende alsoe voort vp den zeecant tot Spaengnien, Naerboene, Prouencen, bougoengien. Ende dese sterfte begonste Anno domini.xiijcende.xlviij.ende gheduerde bet dan drie iaren lanck, ende was soe groot dat die tweedeel vanden volcke starf ouer al eert rijcke. ¶ Inden seluen iare ons heren van xiijc.ende.xlviij.twee weken naer sint Ians {==lxi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} dach midsomers. Nyement vanden twee coningen en vouchde hem te vechtene, maer omme dat si hem bet beraden souden, namen noch.vi.weken voort, beginende sinte Matheus daghe, ende alder heleghen auont huyte gaende. Die coninc Phelips van Vranckerijcke sandt eerlicke boden te Beunen. Ende die coninc van Inghelant sandt eerlicke ende notable boden te Calis, ende dit was in tbeghinsle vander maent van Octobre, ende so worde het tractaet verlanct tot.s.Maertens dach inden voorwintere. Ende binnen deser tijt, soe worter een bestant ghemaeckt tot sinte Ians baptisten daghe midsomers. Int iaer.xiijc.ende vichtich, ende het was so huyt gheroupen al Vranckerijcke, ende al Inghelant duere. Binnen den eersten bestande vanden iare.xiijc.ende.xlviij.die fugytiuen ende die ballinghen van Vlaendren roofden tlant ontrent cassele ende berghambocht. Dit verhoorende dye van Brugghe, si vercoursden die van Cassele ende van Berghen, ende sloughen dye ballinghen doot, of sy veriaechdense. ¶ Item binnen der seluer tijt, die van ghendt deden vele ouerdaets te Aelst ende te Denremonde, tvolck vertasserende ende roouende, ende die vrauwen nemende, ende die rijcke dochteren ontschakende, ende daeromme sonden die van Aelst te Bruessele aenden graue Lodewijc omme sercours ende bystant, want die van Ghendt quamen aelst belegghen omme dat si hem lieden beclaechden vander ouerdaet van die van Ghendt. Die graue Lodewijc van Vlaendren sandt vele volcx huyt Brabant omme die van Aelst te sercoursene. ende doe vloden die van Ghendt van daer, ende die van Brugge, ende dye vanden vryen quamen te Denremonde, biddende den Graue Lodewijc dat hi wilde commen in sijn landt van Vlaendren. ¶ Hoe die Graue Lodewijck huyt Brabant quam in Vlaendren, ende al omme wel ende eerlijck ontfanghen was. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==lxij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ENde hi quam van Bruessele in Vladren, ende reedt van stede te steden, ende was al omme wel ende eerlick ontfanghen, sonder te Ghendt ende typre, ende vernieuwede die wetten balyuus, ende schepenen, ende dye ballinghen, ende dye hem huyten lande ghehouden hadden, waren gheiusticiert, ende die ghene die hem rebel waren, dede hi te nieten, ende dat waren sonderlinghe knapen ende knechten vander weuerye van Ghendt ende van Ypre. Ende die graue Lodewijck hilt hem al te Brugghe, oft int casteel van Male, daer hi gheboren was, ende hi gaf die van Ghendt ende van Ipre respijt om hem lieden te beradene, of si wilden yeghens hem orloghen, of hem lieden voughen haren prinche onderdanich te sine, ghelijc als goede ondersaten behoorden. Ende midts dat men tracteirde tusschen den twee coninghen omme paeys te makene, of bestant, soe quam die Hertoghe van Lancaestre te Duunkercke, ende die van Ghendt baden hem, dat hem ghelieuen wilde voor hem lieden ten besten te sprekene, ende dyer ghelijcke ouer die van Ipre dat si mochten commen ten paeyse vanden graue Lodewijc. Die graue Lodewijck quam te Duynkercke, vp sinte Kathelijnen dach, ende daer was dye paeys ghemaect. Ende van groter blijschepen was daer gheroupen, Vlaendre de leeu. Ende die graue lodewijck quam corts daer naer in Ghendt, ende was daer eerlicken ontfanghen, in tbeghinsel van den aduent. ¶ Item sdijcendaechs den.xiij.dach daer naer, bet dan.vijc.weuers, quamen te Ghendt vp dye vrydach marct, ende haerlieder capiteyn was Ian vanden velde, ende sy riepen, so wye dat tghemeente liefhebben, ende metten commune blijuen willen, die volgen ons. Die vulders, vleesschauwers, ende vischcoopers, ende dye wet, quamen ooc ter marct, wel voorsien. Ende die weuers begonsten te slane vp die vulders. Terstont die wet, ende dye vulders, vleeschauwers, ende meer andere ambachten, spienen te gadere, ende sloughen alle dye weuers doot, waer datmense vandt. Men ghincse soucken in haerlieder huysen, ende in kercken, in godshuysen, waer si waren, si en waren nyeuwers vry, men slouchse alle doot. Ende corts daer naer, alle dye ballinghen, ende quade respeelen dye in Ghendt of in ypre waren, of gheweest hadden, waren allegadere onthooft of doot ghesleghen, of sy vloden huyten lande. ¶ Item int iaer ons heren.xiijc.ende.xlix.doe so reesser vp, int beghintsel van Wedemaent eene secte van volcke, gheheeten cruycebroeders, ende droughen een cruyce voren, ende een achtere, ende dese secte van volcke quam huyt Almaengien, ende huyt Brabant. Dese broeders ontcleeden hem vp die straten al naect, ende ghesselden hem lieden seluen vp hare schouderen, met gheesselen totten blode toe Ende hem lieden volchden putiers, lodders, ende vraukins vanden wilden leuene, maer si hilden vele pointen van ongheloouicheden, si en knielden niet voor dat heylich sacrament als dye priester dat vp hief inder messen, noch si en staken haren capproen niet of, noch ter Ewangelie en daden si gheene reuerencie, ende si hilden, so wat mensche die.xxx.dagen dese penitencie dade, dat hi verdiende perdoen a pena culpa. Ende daer omme volchden hem lieden vele quade respeelen naer. Maer eyndelicke die paeus dede dese crucebroeders te nieten, ende worden alle ghedestrueirt, ende alle dat hem lieden volchde, ende aencleefde. ¶ Sommege meesters van Astronomyen, die voorseydent, int iaer van.xiijc.ende.xlv.dat binnen.vi.iaren souden gheschien vele orloghen, vele wijghen, ende vele beroerten tusschen dye princhen, ende den ghemeente, ende vele bloetsturtinghen, ende souden vprijsen sommeghe secten van volcke. Doe begonsten ooc sommeghe broeders, ende susterkins van sommege oerdenen, ende dye broederkins vander celle, ende oock die crucebroeders. ¶ Int iaer van xiijc.ende.L.doe was den groten aflaet te Roome, ende grote menichte van volcke trac daer om te hebbene aflaet a pena et culpa, want het was wel seere van nooden, want menich mensche was verwaten ende in spaeus ban, omme die orloghen, omme die wijghen, omme die mueteryen, ende omme die heresye vanden crucebroeders, ende vanden lollaerts, ende van alle die hem lieden volchden, ende diese voeden, ende sustineirden, ende met hem lieden conuerseirden. ¶ Item int selue iaer vp sinte berthelmeeus auent inden Oost, soe starf die coninck van Vranckerijcke Phelips van Valoys. Ende ontrent die seluen tijt, die coninck van In- {==lxij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ghelant vocht vp die zee, ontrent douuere yeghens die spaensche ende Vlaemsche vlote. Ende ouer beeden siden bleuender vele doot ende ghequetst, ende die spaengiaerden ende die vlaminghen behilden emmere haer goet, ende die Inghelschen hadden die meeste schoffiericheyt, schande ende schade. ¶ Int selue iaer vp den.xvi.dach in pietmaent, so wort Ian den Dolphijn te Ryemen gheconsacreirt coninck van vranckerijcke. Ende daer toe was gheroupen die graue Lodewijck van Male, die welcke hem excuseirde, omme datmen hem met onrechte onthilt Bethunen, Rijssele, Duway, Orchyes, met haren Casselryen, maer hy track noch ter feeste, naer dat die coninc was ghecroont, te Parijs. Ende daer hadde hi ten prijs ende die eere bouen vele andere edele die daer staken, ende ioosteerden, ende ooc grooten ghiften, midts der vromicheyt ende faeyten van wapenen die hi daer dede, bouen allen anderen, dye daer waren. ¶ Int naeruolgende iaer alsmen screef.xiijc.ende.li.so ghinc hi weder te Parijs, omme te doene den coninc manschip vanden heerschepyen, die hy van hem hilt, ende die notabele vanden drie steden van Vlaendren die waren met hem. Ende die coninc wilde dat die graue Lodewijck, metsgaders den schepenen ende wethouders vanden drie steden van Vlaendren met hem souden blijuen etende, ende het was als doe inden couden wintere. ¶ Hoe die graue Lodewijc metsgaders die schepenen ende wethouders vanden drye steden van Vlaendren metten coninck van Vranckerijcke aten, also hi van hem begheert hadde. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==lxiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ENde daer dye schepenen saten, daer en waren gheene cussens voor hemlieden gheleyt, daer bi leyden si of hare mantels, ende leyden die onder hemlieden, ende saten daer vppe Die van Brugghe hadden seer costelijcke mantels met bordueringhe, ende ooc met costelicke voeringhen. Ende als dye maeltijt in des Conincx pallaeys vulcommen was, ende si vpstaen souden, heer Symoen van eertrijcke, dye doe Burchmeester van Brugge was, beual al sine medeghesellen dat elck sinen mantele soude laten ligghen daer vp dat si gheseten hadden. In dat scheeden vanden coninc, ende oerlof ghenomen hebbende, ende wech gaende, ende men riep luyde, messeigneurs de Bruges vous auez laissiez vous manteaulx fourez. Ende heer Symoen van eerdtrijcke, Burchmeester van Brugghe antwoorde, seggende aldus. Nous de flandres nous ne sommes point acoustumez ou nous disnons de emporter auecquez nous les coussins. Ende die graue Lodewijc soude trecken te Vlaendren waert, maer die coninc seyde, hi wilde metten graue commen eten, eer hi vertrocke. Ende die coninck dede beuelen en verbieden al Parijs duere, dat men den graue Lodewijc, noch nyemende van sinen volcke eenich hout en soude vercoopen. Die graue Lodewijc dit vernemende beual datmen alle die dueren ende die veynsteren vanden huyse of doen soude, ende datmen daer mede die spijse soude bereeden, ende hi dede coopen ende ontleeenen vele pladen, ende marberijnen nappen. Ende als die coninc soude commen ter maeltijt, omme te gaen sittene, daer ne was gheen vier ghemaeckt in die sale. Doe so sprac die coninck, o mon beau cousin de flandres, hoe commet dat ghy gheene turuen mede en brocht huyt Vlaendren om hu te Parijs te waermene, ende vier daer of te makene in desen couden wintere. Dye graue Lodewijc antwoorde den Coninck, ende seyde. Och edel coninck men sal hu terstont een beter ende een costelicker vier maken, dan men in v pallaeys ghewuenlic es te makene. Ende die Graue Lodewijc beual datmen die marberijnen, die pladen, ende nappen niet sparen en soude, maer datmen den coninck een vier daer afmaken soude Anno.xiijc.ende.Li.so was eenen grooten wijch te schepe vp dye zee byder mase, ten swarten wale, tusschen Willem Lodewijcx van Beyeren sone, nyeu graue van Hollant, ende tusschen der Keyserinne sijnder moeder, wedewe van Lodewijc van Beyeren, die welcke wilde selue besitten dat graefschip van Hollant, na der doot van haren man den Keysere Lodewijc. Sy nam mede te harer helpe, die van zeelant, sonder middelburch ende Walcheren, ende si dede commen huyt Inghelant vele artchiers, ende nam mede met haer sommeghe ballinghen, die heer van Pollaene, die heere vanden Lecke, ende mer Willem van Duueuoorde. Si dede vele schaden int lant van Walcheren si dedet al berouen, ende tvolc doot slaen, ende alle dye dorpen verbranden ende in gloede stellen, ende commende naer Holland met eene groote vlote van schepen, daer die here van Engien amyrael of was. Die graue Willem huer sone, metsgaders die van Hollandt, quamen huer te ghemoete, ende hueren voorseyde gheselschepe, ten swarten wale, ende daer so wort sy ende al huer gheselschap gheschoffiert, die Ingelschen, ende die heeren, ende alle die zeelanders die met haer daer waren, worden daer alle versleghen, ende Willem haer sone behilt tgraefschip van Hollandt, ende van zeelant, ende die heerschappye vanden Vryesen. ¶ Int selue iaer wast eenen horribel somere van hitten, dat al tcoorne bedarf, ende een hoedt corens galt ses gouden schilden, ende in Vranckerijcke.ix.gouden royalen. ¶ Item int selue iaer was te Cortijcke, inden aduent een ondersouck ghedaen van grooten clachten ende foortsen die daer ghebuerden, ende die here van halewijn, die heere van spyere omme haer lieder ouerdaet waren daer onthooft. ¶ Anno domini.xiijc.ende.lij.dye Graue Lodewijc dede sinen vadere Lodewijc van Nyueers, die inden wijch te Kerssy versleghen was, ende begrauen int cloostere van sinte Rijchiers in Pontieu, hi dedene ontgrauen, ende voeren te Brugge, daer hi met groter solemniteyt begrauen was te sinte Donaes, inden choor voor den hooghen outaer. ¶ Anno domini.xiijc.ende.liij.vp.s.Gregorius dach, inden Maerte wast een horri- {==lxiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} bel wint, die vele schaden dede ter zee ende ooc te lande. Binnen deser tijt, die graue Lodewijc was een blijde ende ghenouchlic heere, ende hy hadde groote ghenouchte in musychienen ende ghesellen van ghenouchten. Ende het gheuiel dat een ionghe dochtere byden graue sliep ende wort beurucht van twee knapelicke kinderen. Ende als si gheligghen soude, die graue was in Vranckerijcke, ende daer omme wast gheseyt der graefnede Margriete, dat si helpen soude die kinderen tot haren kerstendomme, in die stede van den graue Lodewijc haren man. Die graefnede beual datmen tvraukin te Male bringhen soude, omme daer te gheligghene, ende daer niet langhe gheweest hebbende, ghelach van twee knapelicke kinderen, welcke niet lange en leifden. Maer die graefnede Margriete, als dat vraukin daer ghecommen was, eer si noch ghelach, dede haer den nuese of snijden, ende binnen twee daghen daer naer ghelach si als voorseyde es Ende binnen.vi.daghen daer naer dat tvoorseyde vraukin die nuese of gesneden was, so starf si ook, ende men seyde dat sijer ghenouch toe geholpen was Dit ghedaen sijnde, als die graue in Vlaendren commen was, ende verstont ghenouch dat dye Graefnede Margriete, hadde tvoorseyde vraukin doen dooden, bi rade vanden Hertoghe Ian van Brabant hueren vadere, ende by sinen consente dedese die graue metsen in eenen muer, daer sy bleef, tot dat sy starf. ¶ Anno.xiijc.ende.lv.midts dat die graue Lodewijc hadde ghehadt in huwelicke, bi den acht jaren die schone Margriete tshertoghen Ians van Brabants dochtere. Die voorseyde Hertoghe Ian van Brabant en wilde den graue Lodewijc niet gheuen tghene, dat hi hem met sijnder dochter Margriete belooft hadde. Ende aldus lange ghetardeirt hebbende vanden vuldoene vander belofte, die graue Lodewijc wort gram, ende ontseyde den Hertoghe Ian van Brabant. ¶ Hoe dye Graue Lodewijck van Vlaendren voer in Brabant, bi Bruesele, ende daer veel van tshertoghen van brabant volcke verslouch. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==lxiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ENde voer met eenen grooten heercrachte in Brabant. Ende bi Bruesele was eenen groten wijch gheuochten, daer die hertoghe Ian van Brabant ghescoffiert was, ende vele Brabanders versleghen, in die octaue van sinte Laureins. Ende daer naer ghinc die graue Lodewijck noch diepere in Brabant, ende ghecreech noch eenen strijt te sandtvliet, daer ooc vele brabanders versleghen waren, ende int vlyen verdronckerder ooc vele Ende dat incarnatioen, dat dye vlaminghen hadden die victorie in Brabant, ende die brabanders verwonnen, staet in dyt woordt beteekent (Clijccum) Anno domini.xiijc.ende lvij.doe quam die prinche van Waels, des conincx Edewaerts sone van Inghelandt, met eenen groten heercrachte van Inghelschen int lant van Poitau bi poitiers. Ende Ian die coninc van Vranckerijcke quam yeghen Edewaert met eender menichte van edelen rudders ende schiltknapen, ende versaemden ontrent.ij.mijlen buyten poitiers, au champ alexandre. Ende daer was eenen groten wijch gheuochten, daer vele edele van vranckerijcke doot bleuen, ende Ian die coninc van Vranckerijcke gheuanghen, ende phelips sijn ioncxste sone, die welcke waren den prinche van Waels gheuoert in Ingelant totten coninc edewaert sinen vadere. Desen wijch ghesciede in die maent van Octobre. ¶ Int selue iaer vp den kersnacht, gheschiede in Vlaendren groot iammere vanden watere, ende sonderlinge in dye vier ambachten, so datter vele menschen ende beesten verdroncken, ende kinderen in die wiege liggende, ende vele huysen dreuen wech. ¶ Int iaer.xiijc.ende.lviij.vp den versworen maendach naer paesschen, die lootghieters souden dye voyen van sinte Saluators kercke sauderen, ende vermaken, ende sy ghingen ter taueerne waert, ende van daer in die stoue. Daer bleuen.ij.pannen met gloeyende colen in die voye vander kercke, ende het woey seere, ende die colen woeyen achter en voren lancx der voye vander kercke, so dat die kercke ontstac, ende verbarnde dye kercke, ende den schonen choor. Ende dat incarnatioen van desen staet hier inne bewesen. ¶ Lux luxit in signis tunc turris cum ruit ignis. ¶ In dat selue iaer rees dat ghemeente in vranckerijcke yeghen die heren, ende daer worden vele heren doot ghesleghen in Wedemaent, ende men hiet die vpstelders van dien, de iacquets. ¶ Anno domini.xiijc.ende.lx.wast eene groote sterfte vander haestegher doot, dye lieden waren smorghens fray, snoens siec, ende des auents doot. ¶ In dyt selue iaer waren te Brugge vele edele mannen huyt Vranckerijcke, als die hertoge van angiau, van bretaengnien, van bourbon, ende noch vele andere, die prinche van Waels sconincx sone van Ingelant, ende die.ij.cardenalen. Ende daer was die paeys ghemaect tusschen dye.ij.coninghen, ontrent half Meye. Ende die coninc van vranckerijcke wordt ghedeliuereirt, int iaer als voren huyt Ingelant, maer den paeys en gheduerde niet lange. ¶ Anno domini.xiijc.ende.lxi.was eenen vreeselicken brant in aelst, dat die spaercken tot bi Ghendt vloghen metten winde. Ende dit ghesciede vp den.ix.dach in maerte, ende die asschenen vloghen tot in dye stede van Ghendt. ¶ Anno domini.xiijc.ende.lxij.so verbarnde te Ghendt den gans driesch, byder byloke tot by sinte Pieters dorp. Dit vier begonste des anderen daechs in Meye. ¶ Ende int selue iaer binnen der seluer maent was eenen vreeselicken brant binnen Brugghe, so dat in Groeninghen nauwe een huys en bleef staende, ende van daer tot sinte Kathelijnen poorte, ende het vier vlooch tot byder Ghendt poorte, ende desen brandt gheduerde byden vier daghen lanck. ¶ Ende in Oostmaent was in ypre eene groote verkeeringhe, daer omme dat vele lieden te voet ende te peerde ghinghen tot Oudenaerde, ende ontrent den.xiij.dach van der seluer maent, wast sulc eenen wint, dat vele torren, huysen, ende muelenen omme woeyen, ende boomen sonder ghetal, ende corts daer naer wasser eenen groten brant in die stede vander sluys. ¶ Item int iaer xiijc.ende.lxiij.in Hoeymaent, so quam die Coninc van cypers in vlaendren, omme secours, want die sarasijnen hadden al sijn lant gedestrueirt. ¶ Item int iaer.xiijc.ende.lxiiij.rees een orloghe tusschen den graue van Vlaendren, ende den hertoge Aelbrecht, om dat die hertoge Aelbrecht dede te kennoot doot slaen des grauen Lodewijcx neue, die here van Eynghen. ¶ Hoe die hertoge van Bourgoengien nam te wijue tsgraven Lodewijcx van male dochter {==lxiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem int selue iaer in die Oostmaent nam te wijue Phelips hertoghe van Bourgoengien, graue van Artoys, pallatijn des grauen Lodewijcx van Malen dochtere, ende si trauden Toudenaerde in sinte Wouburghen kercke. Ende ontrent der tijt datmen dese brulocht hilt, so wort in Ipre eene grote wapeninghe, ende si schoten haren baliu ter veynsteren huyt, die men hiet die pryzenare, ende sloughen ooc doot heer Ioris belle, waer omme die graue Lodewijs sandt sinen bastaerden broedere here Rufulaert met vele volcx van wapenen, te peerde ende te voet, ende quamen te Poperinghe, ende te vlamerdinghe, omme Ipre te berijdene, waer omme dat tcommuyn in groter vreesen was, ende ghinghen in dye wapene, ende Maes zeemale dekene vander weuerye metten weuers, ende met die ghene die van sijnder soorte waren, trocken huyter stede van Ipre. Ende het was den heren die buyten waren te wetene ghedaen, dat sy buyten waren die den heren contrarie waren, ende si reden achter te peerde, ende achterhaeldense ende sloughense doot. Ende Maes zeemale was gheuanghen ende sijn broeders, ende worden onthooft, ende vp wielen ghestelt, ende binnen Ipre was grote Iusticie ghedaen, want daer wasser vele onthooft ende ghedoot, heymelic ende openbaer, bet dan.xvc. Ende al dat weuen of vullen conste, die worden verdreuen ende ghebannen huyter stede van Ipre. ¶ In dit iaer was te Veurne eenen vreeselicken brant, die welcke wel half dye stede verbrande, ende het quam bi mer Ians van Rijssele knape, die sijn peerden bi nachte teten gaf, ende liet een {==lxv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} keersse staen barnen int peertstal, ende sy viel int hoy. Desen brandt ghebuerde vp sinte nycolaeus nacht. ¶ Int iaer.xiijc.ende.lxv.te half Sporcle was eenen groten brandt te ghendt, bi sinte Baefs clooster. ¶ Int iaer xiijc.ende.lxvi.vp den.xxvi.dach in April, doe verbarnde te Ghendt aldat dorp van sinte Baefs. ¶ Int. iaer.xiijc.ende.lxvij.corts naer s.Bauen dach, doe quam dye paeus Vrbaen te Roome, ende dede te Roome messe, in Sinte Pieters abijt. Ende binnen menich iaer te voren en hadde te Roome gheenen Paeus geweest ¶ In tselue iaer wast grote sterfte in Holland, in Brabant, ende in Vlaendren. ¶ Int iaer.xiijc.ende.lxviij.was in Vlaendren alte grote iammer vander pestilencie. Int iaer.M.CCC.ende.lxix.Phelips Hertoghe van Bourgoengien sconincx Ian van Vranckerijcke ioncxste sone die nam te wijue die wedewe margriete, sgrauen Lodewijcx van vlaendren dochtere, die daer te voren hadde te manne ghehadt phelips hertoghe van Bourgoengien graue van artois vp den xviij.dach in Wedemaent. ¶ Item te Bruchele in dit selue iaer vp den Sacraments dach, die Ioden ghecreghen eene gheconsacreirde hostie, die in eene kercke huyter seborye ghestolen was, ende die Ioden spuweden daer vppe, ende duerstakent met messen, ter cleenicheyt van onsen here, ende bi myraculen so quammer vele bloets huyt desen heleghen sacramente, ende dit sacrament was met groter weerdicheyt ter kercke ghedreghen, ende den volcke die bloedighe steken ghetoocht. ¶ Int iaer.xiijc.ende.lxx.dye paeus Vrbaen die.v.die quam van Roome Tauengnoen, ende corts daer naer voer hi te Marcelien in sijn cloostre te.s.Victoors, daer hi monic ende abt gheweest hadde, ende daer so starft hi, ende wordt daer begrauen. Ende alle die siecke menschen die met deuocien quamen te sinen graue, die ghenasen van alle siecten. Ende die cardenalen die doe Tauengnoen waren, die coren eenen anderen paeus, ende dat was Gregorius die.xvi. ¶ Item vp den.xxij.dach van Meye anno.xiijc.ende.lxx.vrauwe margriete Hertoghinne van Bourgoengien des grauen Lodewijcx dochtere, ghelach te digioen in Borgoengien van haren eersten sone, Ian van Dygioen, die naer die doot van sinen vader phelips, was hertoghe van Borgoengien, ende graue van Vlaendren, ende van artois. ¶ Item anno domini.xiijc.ende.lxxi.vp den eersten dach van Ougst, die cooplieden van Vlaendren met wijne gheladen ter baye, ende meenden daer te coopene sout, om te ladene in hare schepen, waren daer vanden Inghelschen versleghen, ende vele gheuanghen, ende in Inghelant gheuoert. ¶ In dye selue maent wasser svrydaechs naer sinte Berthelmeeus dach eenen groten wijch tusschen der mase ende den Rijn. Wenselijn die hertoghe van Brabant quam met alle die edele van Brabant te Nymmeghen in Ghelrelant yeghens den hertoghe van Gheldre. Daer was wonderlicke seer gheuochten, ende alle die principale edele van Brabant bleuen meest versleghen in dien wijch, ende die hertoge Wenselijn was daer gheuanghen, ende binnen Nymmeghen gheleet. Ende in teekene dat die gheldersche victorie hadden yeghen die brabanders, so staken si alle die bannieren ende standaerden van den brabantschen heren die daer versleghen waren, hooghe in onser vrauwen kercke te Nymmeghen. [Int iaer.xiijc.ende.lxxiiij] ¶ Int iaer.xiijc.ende.lxxiiij.soe quamen vanden Rijne ende huyt Brabant in vlaendren dye danssers met groter menichte al danssende ende springhende, sommeghe van hondert teenen troppe, sommeghe van vijftich, som van.lx.som meer, som min, singende ende roupende oft verwoede lieden gheweest hadden. ¶ Item int iaer.xiijc.ende.lxxv.vp den vierden dach van Meye was in Mechelen eenen groten schadelicken brant. ¶ Ende int iaer xiijc.ende.lxxvi.so dede die graue Lodewijc te Brugghe inden burch breken dat houde schepen huys, ende die graue Lodewijc leyde den eersten steen. ¶ Ende int selue iaer van.xiijc.ende.lxxvi.doe quamen huyt Vranckerijcke te Brugge die hertoge van Angiau, die hertoghe van Bretaengien, ende huyt Ingelant die prinche van Waels, ende die hertoghe van Lancaestere, omme te tracteirene van paeyse tusschen die twee coninghen, of ten alder minsten om een bestant, ende die hertoghinne van Lancaestere quam mede, ende was beurucht, ende claechde sieck, ende huer was gheraden om huere ghesonde dat sy {==lxv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} soude reysen vander eender stede ter andere. Ende sy trac te sinte Adriaens waert, te Gheertsberghe, ende haer pelgrimaedgie ghedaen hebbende, so track si te Ghendt, ende daer wort si soe sick, dat si daer moeste blijuen ligghende, ende ghelach daer van eenen ionghen sone, die daer naer Hertoghe van Lancaestre was, ende men hiet hem Ian de Ghandt. ¶ Int selue iaer dye zee dede vele quaets int oostvrye, ende in viere ambachten ¶ Item int iaer.xiijc.ende.lxxvij.des maendaechs naer sint Maertins dach, so brac in tgat van Bieruliet, ende daer verdroncken wel.xvij.prochien. Bouchoute, die pyete, die Guiliemijnen, nieueue, Roeselare, die ghewilleghe, ysendijcke, die ellemare, sint Ians in dye woestijne, Ooymanskercke, sinte Kathelijnen ten hamere, schoonendijcke, gaternesse, sinter Nyclaeus, bieruliet, ende andere prochien. ¶ Item vp onser vrauwendach in Maerte, was te Ghendt eenen schadelicken brant, alte seere langhe gheduerende, ende begonste in tstaelhof, ende daer verbarnden bet dan.v.duysent huysen, ende vele cappellen, ende kercken, ende binnen eender maent daer naer, so begonste dat gheschil in die heleghe kercke, ende oock die orloghe van Vlaendren, omme dat ghedelf vander leye. ¶ Item dit gheschil in dye heleghe kercke was tusschen dye twee paeusen, die Paeus Vrbaen van Roome, ende den paeus Clement van Auengioen, welc gheschil in die helege kercke gheduerde bet dan.xxx.iaer. Ende tgheschil tusschen die van Ghendt ende die van Brugghe om tghedelf vander leye, gheduerde wel.vi.iaer. Anno domini.xiijc.ende.lxxviij.corts naer paesschen, so starf die paeus Gregorius, die.xic.hi starft te Roome. Ende die cardenalen souden eenen anderen paeus kiesen, ende waren ghegaen int conclaue, maer die van Roome liepen in die wapene, ende si riepen dat si willen hebben eenen Romeyn teenen paeuse, ofte eenen ytaliaen. Die cardenalen en consten niet haestelic accoorderen, ende daer omme die Romeynen deden fourtse den cardenalen, ende si quetseden den cardenael van Poirtiers. Ende huyt dien, omme die vreese vanden Romeynen, soe riep een cardenael huyte. Och ghi edele Remeynen, weit dat Bartholomeus, die eerdtsbisschop van baier, es ons heleghe vader, ende men ghinc hem consacreren, ende wort gheheeten Vrbanus, dye vic. ende alle die cardenalen bleuen bi hem, tot sint Ians daghe midsomers. Ende dye cardenalen merckende dye wreethede, ende felheyt vanden paeus, dat hy versmade dye fransoysen, die spaengaerden, ende die van beneden den gheberchte waren. Daeromme den meesten deel vanden cardenalen, schieden ende vertrocken huyt Roome, ende trocken te Fondes, in Anagnia. Ende midts dat dye elexie niet vry en was, ende dye Romeynen foortse ghedaen hadden den kiesers vanden paeus, daer omme hilden si langhe raet, omme te makene eenen anderen paeus. Die paeus Vrbaen siende dat die cardenalen alle wech bleuen, ende eenen cardenael die bi hem bleuen was die seydehem. Siet heylich vadere, wy en houden hu niet ouer paeus, want ghi by foortsten ghecoren waert. Dye paeus Vrbaen beual datmen dyen cardenael soude vinden sine handen vp sinen rugghe, ende datmen hem so soude met eender coorde sine armen recken ouer eenen balcke. Ontrent sinte Michiels dach, die cardenalen, die te Fondes waren, coren agointelicken tot eenen paeuse Robrecht tsgrauen sone van Geneuen, cardenael vanden.xij.apostelen, die welcke eerst gheweest hadde bisscop van theerenburch, ende daer naer bisschop van Camerijcke, ende men gaf hem den name in sine consecracie Clemens die.vij. ¶ Item vp alder heleghen dach was hi gheconsacreirt, ende corts daer naer quam hi nederwaerts, ende hilt sine siedge, ende sinen pauselicken stoel in die stede van Auengioen. Ende hem dede obediencie, als Paeus dese naeruolghende landen, Vranckerijcke spaengien, nauarre, arragon, ende schotlant Ende onder den paeus Vrbaen stonden dese naeruolgende landen, Roome, cecilien, Hongheryen, Bemen, Andernac, Noorweghen, Zweden, Inghelant, Poortingale, yerlant, ende al den Rijn, duytschelant, Beyeren, oosterlinghen, Zwauen, Elsaten, Zassen, Brandenburch, Lunenburch, Dueringhen, Cracomy, Prusen, Polen, Westualen, Vrieslant, Zeelandt, Ardenne, Ghelderlandt, Brabant, ende Vlaendren. {==lxvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Hier beghint die oerloghe ende discoort tusschen die van ghendt ende die van Brugghe, twelc gheduerde wel vi.iaer lanck. INt Iaer.xiijc.ende.lxxix.dat occusoen vander oerloghe, tusschen Brugge ende ghendt, was omme dat die graue Lodewijc vele te Brugghe was, ende te male, daer hi gheboren was, ende dat hi seer selden te ghendt was Ende omdat hi hem niet en liet regieren van edelen noch van wijsen mannen, maer nam te sinen rade ende maecte sine ghenouchte met ionghers die songhen ende speelden in musijcken, ende andere diueersche ghenouchten, die der sinlicheyt bequame waren. Ende ooc eestwel te bemoedene dat der menschen sonden ende ouerdaet, waren cause vanden verdriete ende oerloge diere vp rees. Want sinte Gregorius seyt. Nulla nocebit aduersitas si nulla dominetur iniquitas. Dats te verstane den menschen of den landen en sal gheene aduersiteyt ofte teghenspoet commen, vp datter gheene sonde of aerchede eerst en regneirt, maer in Vlaendren regneirden als doe vele ende grote sonden, iae in allen staten vanden lieden. Als van die edele heeren, ende van haren ouerspele willen wi swijghen. Alder eerst soe regeneirder ende domineirde die coninginne van allen sonden, als houeerdicheyt, inden ghewaden alder eerst, want dye pompuesheyt vanden volcke was sonder ghetal, ofte mate, alsoe wel te landewaerts, als in die steden, was tvolck so rijckelicken ghecleet, iae het ghemeene volc ghinc costelijcker dan Rudders of grote heren deden, in Vranckerijcke, ende in meer andere landen, want die slichte lieden droughen ondersneden coussen, ende die schoens huyt ghehauwen met langhen pollanen, riemen van seluere, wegende drie of.iiij.marcken, mantelen costelic gheuoedert met fijnen lakene totter hielen toe, caproenen ende rocx met bordueren gewrocht beneden, hoeden oft al princhen of edele lieden gheweest hadden. Dye vrauwen te lande waerts, hadden.iij.of.iiij.frocx, seer costelicke faelgien voren gheuoert met rooden sindale of met groende semyte. Ende als sy ter brulocht ghinghen, si droughen surcoten gheuoedert met langhen steerten. Inden somere vp feestelicke daghen, so droughen si frocx, diemen hiet quenen, voren ghecnopt met amauzen totter eerden, oft som met peerlen knopen, ende beneden gheuoert met costelicke voeringhen, ende scaerlakenen capproenen met gheamalgierde knopen van seluere, ende van amauzen Aldus was grote houeerdye ende huytwendicheyt inden ghewaden ende inden abijten. Ende inwendelic in blasphemien te gode waert, sweerende, ende versweerende den name gods, in ouerspele, in roof, diefte, dobbelen, tuysschen, moordaet, ende manslacht, want alsmen voor yement seyde, hier of daer es een versleghen of vermoort, nauw een seyder yement god hebbe die siele, neyement of lettel yement wasser beroert tot compassien, ende sonderlinghe so regneirden grote sonden in ghendt, ende in die casselrye van ghendt, want int iaer van.xiijc.ende.lxxix.vanden midwinter tot des anders iaers, te.s.Maertens messe, waren binnen Ghendt, so in bordeelen, in dobbelscholen, ende in taueernen versleghen ende doot ghesteken, bet dan.xiiijc.menschen. Ende die clergye wort so ouerdadich van abytuacien, van spraken, ende in haerlieder affeere, costelic, lecker, ende excessijf, in etene ende in drinckene, ghierich ende vul symoenyen, in vindinghe van ongheordonneirde practijcken, beuelende den volcke te gheuene bouen den biechtpenninc. Als messault, dwaleghelt, aultepaesghelt, pardoen ghelt, busse ghelt. ¶ Item in oncuysheden met concubijnen, ende in allen staten was grote ouerdadicheyt, ende ongeregeltheyt. Ende aldus was Vlaendren om der sonden wille in diueerschen plaetsen gheplaecht metten viere grotelic, als ghi hier voren wel hebt ghehoort, ende ooc met groter zeevloet Item oock met dieren tijde, ende met groter oerloghe. ¶ Hier rees die oerloghe omme tghedelf vander leye. DIe grave Lodewijc metsgaders dat hi seer eerlic ende costelic was in tonderhouden van sinen state, hy dede ordonneren diueersche settinghen, maer het verdroot die van ghendt, {==lxvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} sy gauense twee of drye reysen. Maer int iaer.M.iijc.ende.lxxix.doen seyden si goet ront dat sijse niet meer betalen en wouden, maer die van Brugge gauent hem gheerne, als die voorseyde graue Lodewijc yet aen hem lieden begeerde, si gauent hem, ende si sercoursdene, huyt den welcken hi wordt die stede van Brugghe beminnende, belouende ooc die van Brugghe, in dien dat si yet begeerden aen hem, hi soudt hem lieden doen ende consenteren. Ende daer omme so begheerden si aen hem, ende versochten omme te doen makene een ghedelf, van Brugge tot deinsen, maer sine edele ende sinen raet, ende dye van Ghendt en wildent niet consenteren. Die graue Lodewijc quam naer den Sinxene te Ghendt, ende beriep daer een ioustement vp den cooruaert, het welcke costede seere veel goets, ende die meeste edele van alle den lande, ontrent Ghendt gheleghen, dye waren alle daer, ende vele edele huyt Brabant, Holland, ende Henegauwe. Ende die graue begheerde weder eene grote settinghe ende sekeren tacx, vp elc ghemet lants al Vlaendren duere. Ende een poorter van Ghendt gheheeten Goosin mulaert dye wederseydet, als tghebodt ghedaen was, ende seyde. In ghendt noch in al thgendtsche, men weinschede den prinche niet een mijte te gheuen, om sine wellustigheit ende ghenouchte mede te voedene, ende om den cost die hi doet int ioustementen, in danssene, ende in reyene met vrauwen, met pijpers met sangers, ende met alle manieren van ionghe ende wulpschen ionghen volcke, die welcke hi rijcke maecte, ende seere aen hem profiteirden. Hi claechde sinen noot die van brugghe, die welcke hem gauen een groote somme van penninghen, vp dat si deluen mochten, van Brugghe tot Deinsen, want si hadde al dat lant ende den gront ghecocht, tot Deinsen toe. Ende elc mochte wel deluen ende stichten vp sinen gront, ende die graue Lodewijc seyde dat si stoutelic deluen souden die vaert, so wijdt ende so diepe datter al tiaer duere die pleyten varen ende keeren mochten, ende ontboot alle baliuwen ende officiers, dat so wie die van Brugghe eenich belet dade int deluen vander seluer vaert, datmen die in vanghenesse legghen soude yegen den prinche. Doe deden die van Brugghe ghebieden dat alle die ghene die metter spade wercken consten, dat si ten ghedelue souden gaen, men soudtse wel betalen. Ende als si ghedoluen hadden tot sint Ioris in Distele, ende si in ghendtsche deluen souden, dye van Ghendt ordineirden.C.ende.xx.witte capproenen stercke vrome mannen, ende si maecten twee capiteynen, Aernout die clerc, ende Symoen colpaert, diese gheleeden souden ende verbieden dat deluen. Ende waert bi also datter yement dolue naer tverbodt, datmen hem sine spade, ende andere alaem nemen soude, ende daer naer in dien sijt niet en lieten, dat mense doot slaen soude. Dese voornoemde witte capproenen quamen daer, ende verboden den deluers dat si niet langer deluen en souden, ende si lieten twerc staen, ende seydent dye van Brugghe, twelck die prinche vernam, die welcke weder omme gheboodt dat si deluen souden, ende sandt daer sine officiers mede, omme die beletters vanden deluene te vanghene. Maer als si daer quamen, so vonden sy doot ghesleghen dat meeste deel vanden deluers. Dit vernam wouter van hauterijne, die hooch baliu van Ghendt was, ende hy beual een sheeren knape, wiemen hiet Pieter coene, so waer datmen vonde eeneghe witte capproenen binnen Ghendt, dat mense vanghen soude ende leeden in sgrauen steen, die welcke voorseyde pieter vinc een wit capproen, dye welcke so seere riep dat vele lieden quamen huut haren huysen ghelopen, om den witte capproen te helpen dat hi ontghinge, maer die voornoemde pieter de coene bi sijnder vromicheyt dede so vele dat hi den witten caproen leede in die vangheness Des anderen daechs snuchtens, die capiteynen van den witte capproenen gauent te kennene den deken vanden weuers, dye welcke beual den ambochten dat si net wercken en souden voor dat die witte capproenen huyter vanghenesse ghedaen souden sijn, ende Pieter die sheeren knape ghepuniert. Ende hier omme waren alle die van Ghendt beroert, ende liepen alle ghewapent tot coutre, ende riepen dat si wilden blijuen bi hare vryheit, ende so wie dat beweeren wilde, hi soudt becoopen. Ende daer quamen vele ambachten met vele bannieren. Wouter van hauterijne die hoochste Baliu, metsgaders dye {==lxvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} vander wet nam sgrauen banniere van vlaendren ende seyde, so wie den prinche helpen wilde ende met hem wesen, dat si hem volghen souden ende den standaert vanden prinche. Ende daer waren.iij.ambachten metsgaders den vleeschauwers dye des princhen banniere volchden, ende dit was vp den eersten maendach naer sint gillis dach. Ende die weuers metsgaders dat ghemeente sloughen doot den hooch baliu, ende al tghemeente bleef in die wapene staende. Ende dye weuers ende die witte capproenen te samen coren eenen capiteyn gheheeten Ian Lyoens, ende die ghinc met twee duysent mannen te Deinse, ende ooc in alle smalle steden, als Taelst, te Denremonde, te Nyneue, ende int wechgaen, si verbarnden tcasteel van wondreghem, ende alle die huysen die daer ontrent stonden, dat vier was soe groot datment sach ouer vijf mijlen. Ende dit was vp onser vrauwen dach in pietmaent als Ian Lyoens hadde een maent huyt gheweest van stede te stede binnen der casselrye van Ghendt, ende hadde tvolc ghedaen sweeren goet te blijuene met der stede van Ghendt. Ende commende ouer Eeclo daer sterf hy, dyes was in ghendt groten rauwe. Ende daer naer vp den xvi.dach in Octobre, omme dat die van Oudenaerde niet sweren en wilden met dye van Ghendt, daer omme beleyden die van ghendt die stede van Oudenaerde, ende bleuen daer ligghende tot vp sinte Barbelen auent in den aduent, ontrent.vij.weken tijts. Ende midts der groter coude diet begonste te sijne, so schieden si van daer ende trocken thuysewaert. Ende ooc die heren die in Oudenaerde waren met haren volcke, hadden meneghe sprincreyse ghedaen vp dye van ghendt voor Oudenaerde ligghende, so dat haer lieder ghetal van haren volcke seer ghemindert was. ¶ Hoe dye van Ghendt met subtijlicheden wonnen dye stede van Oudenaerde. [Sinte Pieters dach in Sporcle en den vierden dach in Meye] {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==lxvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem daer naer vp Sinte Pieters dach in Sporcle, dye van Ghendt quamen ende gherochten subtijlicken in Oudenaerde byder onvoorsienicheyt vanden ghenen dye dat awet ter poorten hilden, ende si quamen ter marct ende wonnen die stede, ende sloughen vele edele van sprinchen volcke doot, die binnen Oudenaerde laghen. Dit was al binnen tselue iaer van.xiijc.ende.lxxix.dye van Ghendt trocken huyt Ghendt den vierden dach in Meye. Anno.xiijc.ende.lxxx.ende ghinghen te Tielt, te deinsen, te Aeltre, ende van daer weder te Aelst, ende te Denremonde, ende also keerden si weder te ghendt. Ende vp den.xiij.dach van Meye, so quamen die van ghendt in brugge, ende gherochten tot vp die vrydachs marckt. Daer was seer gheuochten, ende daer bleuen vele van dye van Ghendt versleghen, ende ooc sommeghe van Brugghe, ende daer warer ooc vele vanden ghentenaers ghevanghen. Ende die van Ghendt hadden die meeste schade. Ende die van Ghendt treckende buyten der bouuerye poorte om te gane naer Dixmude, als si quamen ontrent sinte Michiels, siende dat si vele vromer lieden ghemisten, omme die te wrekene, soe keerden si weder omme in Brugghe tot vp die vrydachs marct. Nv es te wetene dat als doe dye van Ghendt hadden voor haerlieder parruere vp dye mauwen Liebaerts claeuwen, ende die paruere van die van Brugghe waren lelyen, ende vp die vrydachs marct vergaderden meest alle die van Brugge. Daer was seer gheuochten, ende daer waren meest alle die van Ghendt versleghen, die wederomme in Brugghe ghekeert waren. Ende omme dat die van Brugghen die victorie hadden, men sanckere een liedeken in deser manieren. Claeuwaert claeuwaert Hoet hu vanden lelyaert☩ Gaet ghi niet thuysewaert Ghi laetter huwen tabbaert Al waerdy noch so seere ghebaert Sullen hu maken veruaert. [Den eersten dach in Wedemaent, den achsten dach in Ougstmaent en den xxvi.dach in Ougst] ¶ Item daer naer vp den eersten dach in Wedemaent was Denremonde ghewonnen ende verbarnt. Vp den anderen dach in Wedemaent waren vele lieden van Brugghe ende vanden vryen ghevanghen, ende binnen Ghendt ghebrocht in sgrauen steen, ende waren som ghewisselt voor dye van ghendt, die te Brugghe daer te voren gheuanghen laghen. Voort die van Ghendt trocken huyte met tenten ende met pauwelioenen ter waelpoorte, ende meenden te commen naer Brugge. Dit verhorende die graue Lodewijc, hi versochte aen die van ghendt dat si met paeyse weder thuys keeren wilden. Ende daer was eenen paeys ghemaect, ende die graue Lodewijc quam binnen ghendt, ende men ghinc yeghens hem met processien, ende men ontfinckene met grooter weerdichede. Maer dien paeys en gheduerde niet langhe, maer spleet weder huyte, vp den achsten dach in Ougstmaent, omme dat die weuers tonder ghedaen waren, ouermits dat si den heeren van sprinchen weghe ghestelt, veronweerdt hadden, ende doot ghesleghen den hooch baliu van Ghendt. Hier omme die van Ghendt bereedden weder een groot heercracht van volcke, ende quamen te Dixmude, ende deden daer eenen grooten roof van beesten ende van andere goeden. Dit vernemende die van Brugge ende vanden vryen, quamen hemlieden bespringhen. Ende dit was vp den xxvi.dach in Ougst vp eenen maendach. Daer wort seere gheuochten, ende dye van ghendt worden daer meest al versleghen, ende die van Brugghe, metsgaders dye vanden vryen voornoemt namen al dien roof die die van ghendt te dixmude gherooft hadden, ende si brochtense te Brugge ter marct, men gaf eenen goeden wedre om.v.groten. Item een osse om.ij.schellingen. groten, ende een coe oft een veerse om.x.of xij.groten. Ende die capiteynen van Ghendt die desen roof hadden ghehaelt, waren voor desen strijt inden laetsten paeys rudders ghesleghen, omme dat sy vrome mannen van wapenen waren, als Boudin die vos, ende Mattheus van schathille, ende meer andere. ¶ Item vp den anderen dach in Septembre doe ghinc die graue Lodewijc met die van brugghe ende vanden vryen, ende meestal vlaendren volchde hem lieden, ende beleyden die stede van Ghendt.x.weken lanc. Ende nochtans duer al dat Ghendt beleyt was, die van ghendt sonden huyt soe vele volcx van wapenen dat sy beleyden Aelst ende Denremonde. {==lxviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} [In Octobre den.xxi.dach, in Nouembre den v.dach, de.xxviij.dach van Sporcle] ¶ Item in Octobre den.xxi.dach lachmen te swalmen, ende daer was een groot gheuecht ter langher brugghe, ende vp alder heleghen auent weder ter seluer brugge was seere gheuochten, daer vele brugghelinghen versleghen bleuen. ¶ Item vp alder sielen dach ende sdaechs daer naer, soe waren dye van Ghendt voor Gheerdtsberghe, twelcke si ghecreghen. ¶ Item in Nouembre den v.dach soe bleuen vele vanden vryen, ende ooc van die van Brugghe versleghen voor euerghem, ende die van Ghendt vinghen die sommeghe met haren standaerden, ende die voerden si binnen Ghendt, ende staken se daer ter veynsteren huyte, ter cleenichede van die van Brugghe, ende vanden vryen Ende vp sinte Maertins auent daer naer so wort den paeys ghemaect, ende die graue Lodewijck, ende alle die met hem voor Ghendt gheleghen hadden, trocken elck thuysewaert. Ende die paeys gheduerde ontrent.xv.weken, ende dat quam om tgheroofde goet dat te Ghendt stont te coope. Die van Brugghe ende van anderen steden ende dorpen, daer dat gherooft was, sy dedent arresteren met den here vp den.xxviij.dach van Sporcle, ende daer omme daden die van Ghendt eene nyeuwe wapenloopinghe, ende trocken weder huyte met eenen grooten heercrachte in vier ambachten, vp den.viij.dach in Meye. ¶ Item anno domini.xiijc.ende.lxxxi.vp den.xij.dach in Meye, quamen die van Ghendt voor Cortrijcke, ende verbarnden die baelien, ende alle die huysen vanden voorboughen. [Vp sinte Seruaes dach en vp den.xxij.dach in Wedemaen,] ¶ Item vp sinte Seruaes dach trocken die van Ghendt huyt met.v.heercrachten, dat een voer na Gheertsberghe, dat andere te denremonde, dat derde te cortijcke, dat vierde in vierambachten, dat vijfste te Deynsen ende te Neuele. Ende dit ordonneeirde haerlieder capiteyn Phelips van eerdtuelde, die welcke nyeuwelincx ghecoren was. Ende dye in die vier ambachten waren, die roofden al dat coorne dat syere vonden, ende si brochtent te Ghendt waert, ende die te Deynsen, ende te Neuele waren, die keerden weder omme te Neuele, daer si gheschoffiert waren vanden heeren, dye gheleghen hadden te Oudenaerde. Ende daer wort doot ghesleghen Raesse van Lyekercke. Ende daer omme die van ghendt in wederwrake, verbarndent al waer dat si quamen, Deynsen, neuele, Tielt, Aeltre, Vrsele, Eeclo, ende Maldeghem tot Brugghe toe. Ende in haerlieder wederkeeren, soe wordt Malen oock verbrandt, ende sy vinghen in haerlieder wech.xxvi.eerlijcke lieden, ende brochtense in Ghendt gheleet vp die marckt, ende daer waren sy met hamers ende met stocken doot ghesleghen vp den.xxij.dach in Wedemaent, twelck was een onredelick feyt sulcke verwonnen lieden, also doot te slane. [Vp den.xxv.dach vander seluer maent en Vp den.xiij.dach van Ougst ] ¶ Item vp den.xxv.dach vander seluer maent doe was dat edel kijnt ende dat soete ionghelinck, dat commen was vanden bloede vanden coninck van Vranckerijcke, ende vanden graue van Vlaendren, dwelcke men hiet tkint van Adeghem, oock te Ghendt doot gheslegen. Vp den.xiij.dach van Ougst quamen vele vanden heren van Ghendt buyten der keyser poorte met sint Ioris banniere, ende riepen luyde Vlaendren ende den leeu, ende si bleuen aldaer ligghende.iiij.daghen lanc. [Vp den xviij.dach van Ougstmaent en vp den.xvi.dach van Nouembre] ¶ Item vp den xviij.dach van Ougstmaent vp eenen sondach, so sachmen tsheren banniere ter marct, ende corts daer naer die van Ghendt trocken in vier ambachten om coorne, ende brochtens meneghen waghen wel gheladen, ende elck die brochte noch vele te halve ghedreghen. Ende hier naer vp den.xvi.dach van Nouembre quamen die van Ghendt Taxele, ende daer haelden sy oock veil corens, ende brochtent te Ghendt waert. [Sdaechs voor sinte Andries auent] ¶ Item sdaechs voor sinte Andries auent was te Ghendt weder een groote wapeninghe, ende si ghinghen in vier ambochten, ende brochten vele wijns in Ghendt, dye si daer vonden, ende men riep den wijn met beckenen te Ghendt om twee groot den stoop, want diene brochten en haddender gheen quaet ghelt voren ghegheuen. [Vp den.xix.dach in Decembre en Pauwels dach voor lichtmisse] ¶ Item vp den.xix.dach in Decembre, soe verloren theerschip ardenburch. Ende naer dat die van Ghendt die stede hadden gherooft, soe staken si tvier in die stede tallen houcken, ende verbarndense. Vp den anderen dach van Laumaent, soe was Gillis die vuldere, dye vpperste capiteyn van Ghendt doot ghesleghen. Ende vp sinte {==lxviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Pauwels dach voor lichtmisse, doe was phelips van eerdtuelde die onder capiteyn gheweist hadde gemaect vpper capiteyn, ende rewaert van Vlaendren. Ende des vrydaechs daer naer doe swoeren die.iij.hooftmannen die met hem ghecoren waren. Ende tsondaechs daer naer ten elf hueren was die voorschepene vanden kuere heer Symoen bette doot ghesleghen, ende des dysendaechs daer naer so was Ghijsebrecht die gruutere doot ghesleghen vp dye collatie camere. [Vp den.xxix.dach van sporcle] ¶ Item vp den.xxix.dach van sporcle, twelck was doe den asschewoensdach, doe was dat pas vanden.vij.eecken verloren. ¶ Hier volcht den wijch te Beuerhout op tvelt. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} INt iaer ons heren.xiijc.ende.lxxxij.omtrent Paesschen, dye van Ghendt en hadden gheen coorne, ende bi gebreke van vitaelgien si hadden gheerne aenden prinche ootmoedelijcken paeys begheert. Ende daer omme Phelips van eerdtuelde die vpper rewaert beual dat sy hem volgen wilden, om te Brugghe te treckene by den graue Lodewijc, ende stelden vp huerlieder mauwe, helpt God ende al sijn ghesinde, ende quamen vp den derden dach in Meye seere vrouch vp tvoorseyde velt. Ende naer der noene dye van Brugghe gauent te kennene den Graue Lodewijck van Vlaendren. Ende si wilden haestelicken huyte gaen hemlieden te ghemoete, ende omme te beuechtene. Maer mer Huelaert van poucke, ende meer andere van Sprinchen rade ontriedent, metsgaders dat tvolc seer vermoeyt was metter processie vanden heleghen bloede, ende midts datter vele vreimts volcx was binnen der {==lxix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} stede, ende dat si oock som wel ghedroncken hadden, ende seyden datmen beyden soude tot des anderen daechs daer naer, ende dan soude die graue Lodewijc selue met die van Brugghe die van Ghendt bestrijden, want hi soude dan te velde commen, met alle die ghene die hem wel wilden. Desen raet en ghenouchde die van Brugghe nyet, maer sonder aduijs, ende sonder eenege hoofden, dye hemlieden bestieren mochten, liepen si sonder eeneghe ordonnancie ter Ghendt poorte huyt (by tropkins van.xij.of.xvi.oft.xx.te gadere, som meer som min als onbestierde dronckaerts, so si meughelic som waren, ende worden also altemet vanden ghentenaers doot ghesleghen, ghelijck kiekenen sonder eenege vroeschepe ofte weere, want die van Ghendt omringdense altemet met sulcken hoopkins als si te gader huyt liepen. Ende die van Ghendt quamen ende genaecten altemet lancx so naerder Brugghe. Ontrent den clooster vespertijt, so trac huyte mer Heulaert van poucke met sgrauen banniere tot Assebrouc. Ende daer wort gheuochten metdallen seere, ende heyndelic wort daer die heere van poucke versleghen, ende meest alle die hem volchden, so dat in die donckerhede vanden auende die van Ghendt in Brugge quamen ter ghendt poorten inne, dye slopene vonden, ende so ghinghen si totter marct, nyement hem lieden wederstaende. Ende aldaer deelden si hem in twee deelen, deene helft bleef die marct verwarende, ende dandere helft trac van straten te straten, maer Phelips van eertuelde hilt hem vp die marckt voor tbeelfroot, dandere ghinghen ter buerse, in die graeuwerckers strate, in sinte Iacobs strate, ende inden houden sack, ende aldaer slougen si al doot dat si in haren weghe vonden, als die makelaers, dye graeuwerckers, metten vleeschhauwers, die welcke meenden den ghentenaers te wederstane, maer sy vielen te cranck, omme dat si vanden anderen Brugghelinghen niet ghesercourst en waren. Dit ouermerckende die weuers ende die smeden, met heer Symoen cokermoes, dye welcke quamen ter marct bi die van Ghendt, ende si hilden hem met hem lieden. Ende die contrarie den ghentenaers waren, ofte in voorleden tijden eenich quaet van hemlieden ghesproken hadden, men slouchse doot Die graue Lodewijck hadde wel naer selue ooc doot ghesleghen gheweest, in sinte Amants strate van heer Symoens cokermoes knapen, haddent eeneghe nyet belet. Ende daer omme die Graue Lodewijc vloot huyt Brugghe, ende hy was met een cleen bootkin bi die minne water brugge ouer ghestelt tot buyten der veste, ende daer sadt hy vp een merye, ende reedt daer mede tot Roeselare, ende also voort tot Rijssele. Vp den sondach naer der processie, ende ooc des maendaechs, die van Ghendt roofden die stede van Brugghe, ende alle dye wethouders die si vonden, of die in die wet, of in sheeren dienst gheweest hadden, edele of onedele, die sloughense doot. Ende si ghinghen in sprinchen hof, ende nament al dat sy daer vonden, ende voerdent al te Ghendt waert, sonder die wijnen dye in sprinchen kelder waren, bet dan veertich vaten roots wijns, die sloughen si den boom huyte. Vp den vierden dach nader processie, twelcke was vp eenen dysendach, doe quamen dye ambochten van Ghendt met haren standaerden, staende ter marct, ende sy maecten doe eenen Pieter dye winter capiteyn van Brugghe. Ende tswoensdaechs so deden die van Ghendt vellen ende breken die drie poorten, dye welcke staen te Ghendt waert, te wetene die cruyspoorte, die Ghendtpoorte, ende sinte Kathelijnen poorte, ende men dede die vesten vullen metten steenen, so dat men vry commen mochte by daghe ende bi nachte in Brugghe, ende huyt gaen soemen wilde. Ende die van Ghendt namen te Brugghe in ghijsele vanden eerlijcsten vander stede, wel twee hondert persoonen, ende die hilden haer te Ghendt gheselschip. [Binnen der seluer maent van Meye vp assencioens auende] ¶ Binnen der seluer maent van Meye vp assencioens auende rechts vp dye noene, so wast een grote eertbeuinghe. Ende oock dyer ghelijcke, vp den.xx.dach in Meye, twelcke was den Sincxen auent, doen wast eene generale eertbeuinge al Vranckerijcke ende al Vlaenderen duere, soe dat vele edeficien braken, ende vielen ter eerden nedere. ¶ Item binnen deser maent ghecreghen die van Ghendt alle die steden van Vlaendren, sonder die stede van Oudenaerde ende {==lxix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Denremonde, daer sprinchen edelinghen ende dienaers in waren, ende daer omme die van Ghendt vergaderden een groote heercracht van Ghendt, van Brugghe, vander Stede van Ipre, ende vanden vryen, ende beleyden die stede van Oudenaerde Ende dit was al in die Meymaent, int iaer ons heeren.xiijc.ende.lxxxij. ¶ Hier beghint den wijch te Roosebeke. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem in dit iaer wast eene grote sterfte. Ende binnen den seluen iare ontrent alre heleghemesse, so quam die Coninck kaerle van Vranckerijcke vp den.xxvij.dach van Nouembre te Passchendale, vp den goudt berch met eenen groten heercrachte, ende Phelips van eerdtuelde quam te Roozebeke, ende daer naer quam hi yeghen den coninck ten goutberghe. Daer was eenen grooten wijch ende seere gheuochten. Ende Phelips van eertuelde wan die eerste bataelie, ende met den coninc van Vranckerijcke waren daer ghecommen sijne ooms, die hertoghe Ian van Berry, ende Phelips van Bourgoengien, ende sijn neue die Hertoghe van Bretaengien, ende noch vele andere princhen ende landtsheren. Ende in dese voorleden battaelie bleuen groote menichte van fransoysen. maer die graue Lodewijck quam in dye andere battaelie, ende daer was horribelijcke seere gheuochten, ende daer was Phelips van eerdtuelde seer ghequetst ende ter eerden gheworpen, ende gheuanghen, ende ghebrocht voor den coninck. Ende die coninc metsgaders sinen neue den graue Lodewijc waren ghenouch in dye nederlaghe, huyt den welcken dye {==lxx.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Coninck kaerle dede ontwinden dye olyflamme, midts den welcken dat hi daer naer die victorie behilt omme dat dye daer openbaerlicken ghetoocht was. Die van ghendt die voor Oudenaerde laghen horende dat Phelips van eerdtuelde doot was ghebleuen te Roosebeke, sy lichteden dat siege, ende trocken te Ghendtwaert. Ende daer naer coren si enen rewaert, wiemen hiet fransoys ackerman, die welcke metsgaders die van Ghendt screef aen den coninck van Inghelandt omme bystandicheyt. Vp dien seluen dach dat dye coninc den wijch wan te Roosebeke. Die van Brugghe dat verhorende vp den seluen auent, ontrent der schelletijt, Christoffel van schote nam te Brugghe sgrauen banniere, ende hy ghincker mede ter marckt, ende ooc die clergie van Brugghe metten cruyce ende met toortsen volchden hem haestelicken, ende bi eender corter tijt versaemder een groot volck vp die marckt, ende si riepen van blijschepen Vlaender die leeu, om dat haerlieder prinche commen was binnen den lande. [Vp den.xxvi dach in Lauw] ¶ Item ontrent sint Andries dach quamen in brugghe vele bortoenen lieden van wapenen, ende begonsten in Brugghe te rouene inder lieder huysen, maer byden beuele vanden Coninc van Vranckerijcke ende den graue Lodewijc, so was huyt gheroupen te brugghe, so wie dat yet meer roouede of name binnen Brugghe datmen dye sonder eenich verlaten hanghen soude. Dat nochtan niet yeghenstaende, dye bortoenen en lietens nyet sy en roofden, huyt den welcken dat si des anderen daechs bi.vi.of.bi.vij.te gader ghehangen waren vp die marct aen theynde vander nieuwer halle. Vp den.xxvi dach in Lauw quamen dye van Ghendt met Fronsoys ackermen, ende beleyden Artenburch, ende ten.v.daghe so ghecreghen sijt ende beroofdent, ende stakender wier inne, ende wierpen die poorten ter neder. [Vp den assencioens auent] ¶ Item anno domini.xiijc.ende.lxxxiij.vp den assencioens auent, dye welcke quam doe vp den.xxix.dach in April, dye van Ghendt quamen met eenen grooten heercrachte voor Brugghe, ende schoten met blyen ende met sprinchalen, ende met donderbussen in Brugghe, ende laghen byden drie coninghen, ende verbarnden alle die schoone herberghen dye stonden tusschen der poorte ende sinte cruys kercke, ende menich schoon huys in.s.cruys prochie, ende si staken tvier in sinte cruys kercke, soe dat den torre verbrande. Daer naer so keerden si weder te Ghendt waert. Ende binnen iij.weken daer naer so sandt die coninc van Inghelant ter begeerte van die van ghendt, in Vlaendren den bisschop van Noortwijck met eenen groten heercrachte. Maer eer desen bisschop ouer quam, die van ghendt int thusewaert reysen tusschen schelde ende der leye daer si waenden vycaelie te halen, ende ooc deden, mer wederkeerende te Deinsen, waren si bespronghen in die riergaerde van den heeren ende vanden volcke, dat als doe Toudenaerde lach, ende si weerden hem vromelicken, ende schoten vele heren doot, maer si lieten daer meneghen vromen man. Ende binnen deser tijt Willem van huytkercke dede sommeghe poorters van Brugghe aresteren ende legghen in den steen, als contrarie sijnde den graue van Vlaendren haren prinche, omme die te doen doodene, ende dat om haerlieder rijcdom ende goet te ghecrijghene. Ende hi dede iacob vander colue onthoofden, ende nam hem alsoo sijn goet, ende hi maecte sijn woonste in des selfs Iacobs huys, in dye ezelstrate. ¶ Nota de male conquestis: non gaudebit tertius heres. Ende dese voorseyde Willem van huytkercke meende noch wel sommeghe andere poorters te doen onthoofdene, als Iacob vander heict, Reynier vanden stichele, ende andere, maer dye graue Lodewijc belette dat. ¶ Item desen bisschop van Noorwijck daer wi te voren of roerden, ghesonden vanden Coninck van Inghelandt, quam in Vlaendren, ende commende bi Duynkercke, die van West vlaendren worden dat gheware, ende quamen deen voren, ende dander naer, so dat si eene groote quantiteyt versaemden, ende by Duynkercke was eenen groten slach ghesleghen ende seer vreeselicken gheuochten, Maer die Inghelschen hilden die victorie. Ende ghecreghen Borburch, duynkercke, Berghen, Veurne, ende Nyeupoorte. Ende dit ghecreghen si bi rade vanden poorters ende inghesetene ander stede van Ghendt, ende oock van Fransoys acker- {==lxx.v==} {>>pagina-aanduiding<<} man, die welcke dede den bisscop van noorwijc met sijnen Inghelschen die stede van Ipre belegghen. Ende dit verhorende die Coninck van Vranckerijcke Kaerle, die welcke groot vrient was vanden graue Lodewijc, hi quam met eenen groten heercrachte te vlaendre waert. Ende als dye Coninck Atrecht leden was, die bisschop van Noorwijc die voor Ipre neghen weken gheleghen hadde, ende oock Fransoys ackerman, met die van Ghendt, si vertrocken van voor Ipre, ende voeren in Westvlaendren. Die coninc kaerle verhoorende dat die Inghelschen waren in Barburch, hy quam in Westvlaendren, ende ghecreech Berghen, ende daer naer duynkercke. Dit siende die bisschop van Noorwijck met sinen Inghelschen, hi keerde weder omme naer Inghelandt. [Van sinte Bauen daghe tot den vijfthiensten dach van Meye en vp den neghensten dach van Laumaent] ¶ Item vp desen tijt vp Sinte Lambrechts dach, Fransoys ackerman met die van Ghendt ghecreghen, ende namen inne met groter behendighede die stede van Oudenaerde, ende si verdreuen alle die rijcste poorters, ende ooc alle dye edele huyter stede. Vp sinte Morissis dach commende binnen der seluer maent, quamen te Lilleghem bi Calis die boden ende ambassaduers vanden twee Coninghen, als vanden coninc kaerle van Vranckerijcke ende vanden coninck van Inghelant, ende daer was ghemaect een bestant, gheduerende van sinte Bauen daghe tot den vijfthiensten dach van Meye. Ende in dit bestant waren mede besloten die van Ghendt, ende die van Vlaendren. Ende al desen tijt duere so bleef die graue Lodewijck in sinte Bertins cloostere te Sinte Omaers. Die Hertoghe Ian van Berry, dye welcke te wijue hadde tsgrauen dochtere van Buenen, metter welcker hem tgraefschip van Buenen aencommen was, die was schuldich manschap te doene den graue Lodewijck van malen, dye welcke was Graue van Artoys, alsoe wel als van Vlaendren. Ende omme dat dye graue Lodewijc wilde, dat hi hem manschip doen soude vanden graefschepe van Buenen, eer datmen den voorseyde Hertoghe van Berry eeneghe demaynen betalen soude of eenich recht vanden graefschepe van Buenen. Daeromme die Hertoghe van Berry dede den graue Lodewijc in een camere daer si versaemt waren droomen tusschen een bedsponde ende eenen weech, soe dat hy binnen den derden daghe daer naer starf, ende word aldaer begrauen int voorseyde cloostere van sinte Bertins, vp den neghensten dach van Laumaent. Anno domini xiijc.ende lxxxiij.ende daer naer was hi begrauen tsinte Pieters te Rijssele ter traelie. Hi was graue.xxxvi.iaer, ende ouermidts dat Phelips le hardy Hertoghe van Borgoengien, des conincx van Vranckerijcke sone hadde te wijue die eeneghe ghetrauwede dochtere vanden voorseyde graue Lodewijck van Malen, hier by so quam hem toe dat Graefschip van Vlaendren, van Artoys, van Nyueers, van Retheers, metten anderen singroien ende heerlicheden diere aen clauen ende toebehoorden, die die voornoemde graue Lodewijck beseten hadde. [Vp den.xiij.dach in Sporcle en vp den derden dach van Meye] ¶ Item vp den.xiij.dach in Sporcle, so was huyt gheroupen een nyeu bestant tusschen den twee Coninghen, ende den hertoghe van Borgoengien, ende die van ghendt. ¶ Item het es te wetene dat vp den derden dach van Meye als die van Ghendt Brugghe ghecreghen ende in namen, datter vp beuerhouts velt, daer mer Huelaert van poucke dye capiteyn van Brugghe doot bleef, wel bleuen versleghen.vi.duysent mannen, ende mer Huelaert van poucke worde begrauen ten Iacopijnen inden choor. Ende binnen der stede van Brugghe waren doot ghesleghen, wel byden drye duysent persoonen. Maer ghy sult weten dat dese princepale moort deden die knapen van den poorters, die welcke waren alle vreimde ende huytlandtsche lieden, als Hollanders, ghelderschen ende brabanders, ende Westualinghen. Dese siende datter so toe ghinck, sy sloughen selue hare meesters doot, ende namen haer lieder goet, also wel als die van Ghendt deden. ¶ Item te Brugghe waren vele carnieren ghemaect, daer men die doode lichamen in begrouf, als ten Iacopijnen, bi tspoortiers huys was eene, daer inne dat gheworpen waren wel hondert ende.xvi.mannen, ende een byder braenberch poorte, darer in gheworpen waren wel.lxv.twelcke som waren vanden eerlicksten poorters vander stede, som in sijden {==lxxi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} wambaysen, som int hemde, ende waren mannen die som in die wet gheweest hadden, als Schepenen ende Raden, ende ooc dye naers vander wet, ende sommeghe dekens van ambochten. Ende specialijcken was in desen pit gheworpen heere Ian Boonin, burchmeester, ende Wouter Boonin sijn broeder, ende noch vele andere die in Sprinchen dienst gheweest hadden. Ende byden houden kerchoue was oock een camere darer bet dan hondert in gheworpen waren, ende vp dat velt van beuerhout worder wel begrauen.iij.duysent, bi.x.of bi.xij.tsamen in eenen pit. Requiescant in pace. ¶ Van Phelips le Hardy, des Conincx Ians sone van Vranckerijcke, dye xxvij.Graue van Vlaendren. Dat.xxxiij.capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} PHelips le hardy des Conincx Ians sone van Vranckerijcke, van sijns wijfs weghe des grauen Lodewijcx dochtere Margriete, die hi ghetraut hadde, wort graue van Vlaendren, van Artoys, van Bourgoengien, van Retheers, van Nyueers, here van Salines, Pallatijn, here van Mechelen, ende van Antwerpen, ende verbeydere van Brabant, inder manieren hier naer volgende. etc. Phelips le hardy des Conincx Ians sone van Vranckerijcke, Hertoghe van Borgoengien, Graue van Vlaendren. etc. Ende wi Margriete Hertoghinne ende Graefnede, vrauwe vanden landen ende steden voornoemt, huyte dyen dat naer dye doot van onsen gheduchten here ende vadere Lodewijck Graue van Vlaendren, wiens siele god ghedencke, Tgraefschap van Vlaendren metten anderen landen ende heerlicheden daer tot behorende, toecommen ende verschenen sijn ons Phelips voorseyde by causen van onser voorseyde hertoghinne onse gheselnede. Ende ons Margriete voornoemt als dochtere ende erfachtich hoir van onsen voorseyde heere. Ende wy vp den dach van hedent, als vp den.xxvi.dach van deser yeghenwoordegher maent van April commen sijn in onse eyghenwoordeghe stede van Brugghe, waer in dat onse poorters ende dye ghemeene subgijten van onser voorseyde stede van Brugghe ons den behoorlicken {==lxxi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} eedt ghedaen hebben als goede ghetrauwe, ende onderdaneghe subgijten schuldich sijn van doene hueren here, ende vrauwe schuldich sijn van doene, so eest dat wi doen te wetene allen lieden, die nv sijn ende hier naer wesen sullen, dat wi vp den yeghenwoordeghen dach van heden gheloeft hebben ende ghesworen in trauwen ende waer heden te houden, ende te doen houdene huer lieder preuilegien, vryheden, goede costumen, ende vsancien, beede houde ende nyeuwe, ende inder manieren datter ghecostumeirt es, die welcke preuilegien die waren inden handen van onsen voorseyde here ende vadere, ten tijden dat hy leuede, die wy vp den dach van heden weder ghegheuen hebben den voorseyde poorters habitanten ende den ghemeente van onser voorseyde stede, bi speciale gracie ende te haerlieder suplicatie, die welcke'preuilegien, vryheden, ende goede costumen, ende vsagien. Wi phelips ende Margriete voornoemt, al noch belouen deser onser letteren, loyalijcke ende ter goeder trauwen, te houdene ende te doen houdene goet vast ende van weerden, van pointe te pointe, als oft hier gheschreuen ende verclaert ware. Ende niet daer yeghen te commene of te doen commene, in eenegher manieren, behouden twee pointen. Te wetene dat al tghemeente van Brugge vander seluer stede ghegouuerneirt ende gheregiert si bi sesse connestablen, ende hoofmannen vanden.vi.sesten deelen vander seluer stede. Tandere, dat al tgoet vanden misdoenders, die bi wetten ende bi vanghenessen vander voorseyde stede ende bi schepenen verwonnen sullen worden van huerlieder meuten ende mesgrijpen by hem lieder ghedaen, yeghen den here ende heerschappye van ons, Phelips ende Margriete voorseyde, ende van onsen naercommers, grauen ende graefneden van Vlaendren, dat ons dit ghelieft ende ghelieuen sal den ghenen, die sake van ons hebben sullen, ende van onsen naercommende grauen ende graefneden toe behoren sal, ende gheconfisquiert sijn tonsen behouue, ende tonser tafelen gheleyt worden, sonder eenege dissumulacie ofte verdrach, ende nyet andersins. Vant welcke ons die voorseyde stede van Brugghe, ende dinghesetene van diere ghegheuen hebben hare letteren. Ende omme dat dit blijuen sal goet, vast ende ghestade, ten eeweghen daghen, so hebben wy dese letteren ghedaen seghelen, behouden in allen anderen saken onse rechten. Dit was ghedaen binnen onser stede van Brugghe, den xxvi.dach in April. Int iaer ons heren.xiijc.ende.lxxxiiij. ¶ Dit sijn die preuilegien dye wy ooc besweeren den lieden van Brugghe, aengaende tstick vander coopmanschepe ende vanden zwijne. ITem aldat goet commende binnen den zwine, hoedanich dattet si, eerment vercoopt of coopt, sal moeten commen te Brugghe tot sinen rechten stapel, ende nyeuwers el. Ten ware goet datmen vp doen mach ten Damme, ende bi also si, dat die cooplieden daer lieuer vp hebben te doene dan te Brugghe. Dats te wetene wijnen, nyeuwe pene waerden, als assche, vleesch in tonnen, harinck in tonnen, ende in meezen commende, peerden, ossen, vetteware, dats te weten, botre, roet, ende noten in tonnen, ende al dat comt in houten banden, huyte ghesteken eeneghe olye ofte syropen ende azijn, dat sal al moeten te Brugghe commen. Ende ghelijckerwijs salmen vp moghen doen binnen den schependomme vanden Damme, ten Houcke ooc, ende te Munickereede van drooghen visschen, peck, tarre, masten crom hout, van schepen, ende al dat toe behoort ter ghereetschepe van schepen, ende boorden van schepen, ende alle maniere van zee visschen, ende coorne, ende sout mach sijne vente hebben te scheips boorde. ¶ Item datmen ter sluys gheene stapel houden en mach van lakene noch van snede, noch ghetauwe, noch commen, noch ramen stellen en sal, noch varwen gheenderhande varwe. ¶ Item dat men ter Sluys gheen ghewichten houden en sal bouen den.lx.ponden, sonder eenich malengien. ¶ Item datmen ter Sluys gheene wissel houden en sal, noch smelinghe van seluere. ¶ Item dat elc ambacht ter sluys sal worden ghedaen naer den kueren ende ordonnancien vanden ambachten van Brugghe. ¶ Item datmen gheenderhande am {==lxxij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} bachten binnen der Sluys vpstellen noch ghebruycken en sal, dan dyemen daer plach te doene voor die date van deser preuilegien. ¶ Item dat gheen vreimt man noch poorter binen der sluys gheen hout vp setten en mach te Sluys om stapel te houden, maer al thout moet commen, te Brugge te sinen rechten stapele. ¶ Item datmen gheen mate ter sluys useren en sal noch oock in watere, dan van gheproufder mate vanden Damme. ¶ Item datter nyement meten en sal, dan die ghesworen meters vanden Damme, van Muenickereede, ende van den Houcke. ¶ Item dat die vander Sluys gheene poorten oprechten en sullen, noch doen maken eenege weerachteghe huysen, ende dade yement ter contrarie vanden voorseyde articulen, dye es dye Graue van Vlaendren schuldich tachteruolchene, ende te punierene by vanghenessen ende andersins, naer dye qualiteyt vanden sticke, als transgressuers, ende ouerterders van sijnder ordonancien ende beuele ¶ Item waert dat die graue van Vlaendren sinen stedehoudere of sijn ontfanghere daden of deden eenich onghelijc contrarie den voorseyde preuilegien, ende daer of mijn here van Vlaendren, of sine stedehouder, of ontfanghere vermaent wierde omme dat te beteren, ende dye cause hem ghetoocht ware, hy es dat schuldich te beteren binnen.x.daghen naer dat hy die kennesse van dien ontfanghen heift. Ende in dien dat hi dat niet en dade, so mach die wet cesseren binnen der stede van al den saken daer des heren profijt aen hangt. ¶ Dit was ghegheuen inden iare ons heren.xiijc.ende.xxiij.smaendaechs naer Palmesondach. ¶ Item datmen nyet meer usere marct of dachmarct te houdene van lakene, noch snede van lakene, of van eenghe draperye int vrye, vp eene boete van vijftich ponden parezysen, ende tgoet verbuert also dicwils alsment beuonde. Ende dit salmen den baliu ende den bereyders by haren eede stellen te besouckene, alsoe dicwils als sijs versocht sullen worden vanden Burchmeester vander stede van Brugghe, ofte yement huyt sijnen name. Ende waer sijs in faulte waren, ende clachte quame voor mijnen here van Vlaendren, of sijnen stedehoudere, dat hy dat schuldich es te beteren binnen den derden daghen ende, en waert dan nyet ghebetert, dat een vanden tween burchmeesters machtich sal sijn dit te besoucken, ende macht hebben al daer te doene, dat mijn here van Vlaendren of sijn baliu daer in soude moghen doen, behouden altoos die boere tot mijns heeren behouf. Voort om dat dye vanden vryen gheuoucht souden sijn, soe mach in elcke prochye daer thenden dat dit huyter Preuilegien ghegheuen was een ghetauwe, eenen com, ende een rame blijuen staende, omme daer mede te reedene van haerliederwulle van haren schapen, lakene met eender lijste, ende dat te harer selfs orbore te dragene ende huysghesinne behouf, sonder vente daer mede te houdene, of te vercoopene sonder fraude ofte malengien daer in te doene. Ende waert dat yement vanden vryen eeneghe nootsaken toe quamen, als si dit laken tsy lanc of cort stick ghemaect souden hebben also voorseyde es, so soudent si moghen vercopen sonder malengien, bi al dien dat si bi twee van hueren ghebueren ende gheloouelicke personen dorsten veruanghen by eede, dat sijt meenden te orborene ende selue te slijtene, vp den tijt dat sijt bereedden, ende dattet hem lieden grooten noot doet dat sijt vercoopen moeten van armoede, ende behouden dyes dat sy gheen en marcktstal, noch openbaer vente daer mede houden en sullen, maer simpelijcke vercoopen haren ghebueren. Ende dat midts desen alle hare ghetauwen commen enderamen die yewers binnen den vryen sijn, meeer dan voorseyt es, of endete nyeuten sullen worden ghedaen, ende nemmermeer gheene te vserene meer dant voorseyt es, ende daer toe gheene verwerye in tvrye te stellen noch oock te userene, behouden ende huytghesteken dye sayen van Ghistele, ende andere vryheden ghegheuen ende ooc mede gheuseirt voor desen tijt, by consente ende ottroye van onsen goeden lieden vander stede van Brugghe, daermen kueren of draperye houdt. Voort dat nyement vander stede van Brugghe, noch oock nyement vanden vryen, tot gheender ghewijder {==lxxij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} stede, noch vp andere steden, ende roupen Brugghe Brugghe, of vrye vrye, ende soe wiet dade ende daer mede beuonden ware, ende daer twist of quame, sulc datter yement door of bleue, so soudemen hem sijn hooft of doen slaen waer hy poorter of vrylaet, vp dat hy gheuangen ware. Ende worde hy niet gheuanghen, soe soudemen bannen hondert iaer huyten lande vp sijn hooft. Ende gheuieler ooc twist sonder yement doot te blijuene, so soudemen hem diet gheroupen hadde die vuyst of slaen, vp dat hi gheuanghen ware, ende worde hi niet gheuanghen, so soudemen hem bannen.x.iaer huyten lande vp sijn vuyst. Voort dat nyement clocke noch schelle en slae intvrye vp die van brugghe. Ende so wiet dade ende daer of beuonden worde, men soudene bannen huyten lande.x.iaren vp sijn vuyst. Voordt quamer noot, ende men waghenen aresteren moeste om ter orloghe te beseghene, so sal die wet van Brugge, ordonneren lieden die die waghenen aresteren sullen, ende dat met sekere licteekenen, ende nyement el, ende die sullen dye peerden prijsen, ende stellen int pampier vander stede die namen vanden ghenen diese orboren, ende ooc van diese doe behooren, ende waert dat si storuen ofte qualic voeren, datmen hem lieden betalen soude naer die weerde, also dat behooren soude, ende voort hem lieden hare vracht betalen, alsoomen voren ende naer gheploghen heift. etc. ¶ Item Phelips voorseyde int beghinsele van sijnen graefschepe, hi dede alle neerstichede omme dye twee conincrijcken Vranckerijcke ende Inghelant in vreden te houdene ende sonder orloghe. Hi was een prinche van grooter discretie ende weerdichede, wijs, ende van goeden rade, alle saken van varren ouermerckende, ende dat eynde van dien. Ende huyt sijnder wijsheyt ende voorsienicheyt was vranckerijcke lange tijt wel gheregiert. als dan tbestant ende die vrede van Bamesse tot Meye ghemaect huyt was, die van ghendt die in Oudenaerde waren, verwaerden qualicken hare poorten, want mijn here van scoors ordonneirde viere waghenen met hoye, ende het scheen of si vul hoys gheweest hadden, maer in elcken waghene waren.vij.of.viij.mannen wel voorsien, ende met elcken waghene soe quamen drie of vier lieden oft lantslieden gheweest hadden. Die poortier dede die poorte opene, ende liet die waghenen in commen. Ende als den laetsten waghene in die poorte was, die waghenare nam den marteel ende wierpene in die veste, ende die lieden spronghen huyten hoye, ende sloughen den poortier doot, ende dye ghene dye dat awet ter poorten hilden, ende hilden also die poorte opene. Ende mijn heere van scoors quam haestelic ghereden metten heyre van heyne in Oudenaerde. Ende si die int hoy gheleghen hadden, liepen haestelicken ter marct waert al roupende Vlaendre die leeu. Ende dye heere van scoors ende van heyne brochten met hem lieden twee standaerden van Vlaendren, ende vanden nieuwen prinche, metter wapene van Borgoengien. Ende alle dye hem ter weere stelden yeghens die voornoemde heeren, dye slouchmen doot, ende dandere hietmen te Ghendt waert gaen. Die goede poorters ende inghesetene van Oudenaerde die veriaecht hadden gheweest van den ghentenaers, die quamen weder in haer wuensten ende huysen also si die vonden. Dit ghebuerde int iaer ons heeren M.CCC.ende.lxxxiiij.in die maent van Meye vp sinte Vrbaens dach. ¶ Item in Hoymaent daer naer was eene grote wapenlopinghe binnen der stede van Ghendt, vp den.viij.dach van der voorseyde maent, ende al tvolc quam ter marct, ende stelden daer den standaert van Inghelant. Ende mijn here van Eerzele hadt gheerne beledt, ende hi quam ter marct segghende dat die coninck van Vranckerijcke ouerheere was vanden lande van Vlaendren, ende daer omme was hi gheuanghen ende gheleet int chastelet, ende corts daer naer weder huyt ghebrocht, ende hi moestet metter doot becoopen. ¶ Item vp den.xiiij.dach van Hoymaent, die capiteyn van ghendt Fransoys ackerman dede al Ghendt duere dat trompet slaen, ende dede ghebieden alle dye ghene die te peerde rijden mochten, dat si hem volghen souden. Ende ter marct commende hi dede die artsiers van Inghelant bi hem commen, wel tot een duyst toe, die die coninc van Inghelant hem lieden ghesonden hadde, ende ooc een menichte van ghentoysen te peerde, ende te voete, ende Fransoys ackerman reedt {==lxxiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} altijt voren den pas, ende alle dandere die volchden hem, ende si quamen bi nachte voor den Damme, ende si reden ouer dye veste, ende quamen totter marckt, ende nyement en wederstont hem lieden. Ende also ghecreech Fransoys ackerman den Dam, ende hy beroofde die stede. Die coninck kaerle van Vranckerijcke ter bede van sinen oom Phelips hertoge van Borgoengien, ende graue van Vlaendren, hi quam met eenen groten heyrcrachte in Vlaendren, ende sijn broedere dye Hertoghe Lodewijc van Orlyens ende van Valoys, ende dese beleyden den Dam ontrent half Ougst. Ende die van Ghendt dalter principaelste, ende die Inghelschen stalen hem huyte, ende vloden huyt den Damme bi nachte. Ende die selue ghentoysen ende Inghelschen die inden Dam bleuen ontrent sinte Barthemeeus dach, hem lieden ghebrac broot, ende ander vitaelgie Si deden opene die poorten, ende dye meesten hoop van den ghetoysen ende vanden Inghelschen vloden huyt den Dam, ende des anderen daechs quamen si in Ghendt onghequetst. Ende des anderen daechs naer Sinte Berthelmeeus dach, doe wartmen gheware dat Fransoys ackerman, ende dat meeste deel van sinen gheselschepe den Dam gheruymt hadden. Ende die coninc Kaerle quam inden Dam sonder eenich vechten of eeneghen wederstoot, want daer en was nyement die hem wederstont. Ende inden Dam mochten blijuen ontrent.CC.ende lx.ghentenaers ende Inghelschen, die welcke nyet en wisten dat Fransoys ackerman metten notabelsten gheuloden was huyt den Damme. Dese waren handen en voeten ghebonden, ende met schepen te brugghe gheuoert, bi.xx.of bi.xxv.te gadere, ende waren te Brugghe in dye vanghenesse gheleydt. ¶ Item heer Ian Waukier die capiteyn was van brugghe, ondersochte dye gheuanghene ghentenaers of si ballinghen waren oft dat si in sommege strijden of wijghen gheweest hadden, ende eeneghe steden hadden gheholpen winnen, als Oudenaerde of Ardenburch, want sulcke dede hy alle onthoofden inden Burch, voor den steen. Ende die lichamen dede hi voeren by waghenen vul, tot achter der Magdaleene, daer waren si begrauen int sant. ¶ Item voor desen tijt, als vp den.xij.dach van Ougst, die van ghendt verhoorden dat Fransoys ackerman, ende dye met hem inden Dam waren, dat sy ghebrec hadden van vitaelgien ende van broode. Ende si coren eenen capiteyn Boudin die rijcke, een vroom man van wapenen, dye welcke den heeren seer leedt hadde, het was in sijnen tijden seer vreeselicken te sine te ghendt, want een groote menichte van dye binnen Ghendt waren wilden hem vp gheuen, in die ghenadichede vanden coninc van Vranckerijcke, ende vanden nyeuwen prinche den Hertoghe Phelips van Borgoengien. Ende daer omme die capiteyn Boudin die rijcke deder vele vanghen ende onthoofden. Des anderen daechs naer sinte Lodewijcx dach, die Coninc kaerle track in vier ambochten, ende hy ghinc dat lant beroouen, ende al tvolc te nieuten doen, die niet in tijts en vloden, ende si verbarnden dye huysen. Ende vp den.x.dach van Septembre, doe vertrac die coninc.K.huyt vier ambochten tot onder ghendt, ende verbarndet al dat hi vant, kercken huysen, want si en lieten niet staen, ende sloughen al tvolck doot tot voor Ghendt aen die poorte. ¶ Van een wonderlicke planete inder lucht. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==lxxiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem int selue iaer vp den.xxvij.dach in Septembre, was ghesien een wonderlijcke planete in die lucht vlieghende van diueersche varwen, ghelu, root, groen, ende swart. ¶ ITem te wijle dat die coninc voor Ghendt lach, die van Ghendt quamen dicwils huyte omme te schermutsene, ende somwijlen so bleuen sy doot, ende somtijt slougen si ooc hare vianden, Ende binnen deser tijt die coninc van Vranckerijcke ende die graue phelips van vlaendren sonden heymelicke brieuen aen eeneghe binnen Ghendt, maer sommeghe andere sloughent omme. Ende die coninc vernam dat die stede ghenouch gheuitaelgiert was voor een half iaer, ende so langhe en stont hem niet aen daer te blijuene, ende hy liet die steden ende casteelen wel ghemant ende besedt, omme tander iaer weder te commene. Ende als hi ontrent.xiiij.daghen gheleghen hadde voor Ghendt, so brac hi vp, ende voer naer vranckerijcke. Ende die coninc liet sine brieuen te Ghendt vanden vrede, als behouden lijf ende goet sonder arghelist, omme te besiene of si hem bedencken souden, want die graue Lodewijc vergaft hem lieden in sijne doot, ende hi badter voren sinen sone den hertoghe van Borgoengien, ende sijnder gheselnede. Dit was ontrent sinte Maertins messe. Int iaer.xiijc.ende.lxxxv. Ende dese voorseyde brieuen waren in Ghendt onder sommeghe, maer men dorstes niet openbaren, want dye sommighe waren metten coninc van Vranckerijcke, ende sommeghe andere waren metten coninc van Inghelant. Ende dye coninc kaerle ende Phelips die hertoghe van Borgoengien, ende die hertoghinne, graefnede van Vlaendren, si belasten eenen rudder daer mede, om dat haer lieder brieuen te Ghendt voor tcommuyn gelesen souden worden, ende die hiet Ian van Heyle. Ende hi seynde aen hem een sheren knape van ghendt, dat hi yeghen hem soude commen spreken, ende hi hiet Iacob van Eerdtbuer. Maer die knape ghinck tot meester Martin vander galeyde, ende hi riet dat si souden gaen totten Rewaert. Ende byden Rewaert commende, hi consenteirde dat die knape ghinck tot den Ruddere. Ende die Ruddere sandt den knape weder totten Rewaert, ende vraechde hem of hi hem wilde bescriuen ende beseghelen Nyneue ende Roesselare, ende duysent francken ghewichtich van goude, hy soude hem daer voren eens maken die.iij.steden van Vlaendren, ende voort al tghemeene landt. Die meester Martin vander galeyde, ende Pieter van adijnghen ghinghen met den knape voor den Rewaert, ende spraken so metten Rewaert in secrete onder hem lieden, soe dat hy den Rudder consenteirde al sine begheerte, in dien dat hi sine belofte vuldade. Ende swoeren te gadere die Ruddere ende dye Rewaert vander stede van Ghendt, ende meester Martin vander galeyde, ende Pieter van adijnghen, dat sijt in secrete houden souden, tghene dat sy onder handen hadden. Ende si belasten eenen priester, ende dye Rewaert gaf hem eenen brief van saufconduyt eenen termijn gheduerende weder binnen der stede te sine, omme te treckene byden ruddere. Ende dese ruddere midts den priester reysden naer Oudenaerde, ende van daer naer Rijssele, ende van daer te Parijs. Ende desen voornoemden ruddere liet den priestere in sijne herberghe. Ende hi track byden coninck ende byden hertoghe van Borgoengien, ende hi gaf al daer sijne saken te kennene. Ende die priester was ghehaelt in des conincx hof daer in dat hi seere beschaemt was. Ende byden coninck van Vranckerijcke waren als doe grote personaegien, als den machteghen coninc van Hongheryen, ende menich ander edel baroen. Ende die coninck van Vranckerijcke ende die Hertoghe Phelips siende die diligentie van desen Ruddere, ende hoorende den sin vanden Rewaert vander stede van Ghendt ende van sinen medepleghers, sy screuen brieuen ende beseghelden daer inne, daer by dat si wilden blijuen. Die Rudder metten priester beloefden daer dat si souden doen soe vele dat dye brieuen souden ghelesen worden voor tcommuyn vander stede van Ghendt. Ende dye brieuen ghelesen sijnde, dat was naer den dach van Sinte Symoen ende Sinte Iude, Iacob van Eerdtbuer dye Rewaert van ghendt dede tvolck vergaderen in dye wapene met dye van der wet, ende met meester Maertin van {==lxxiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} der galeyde voornoemt. Des hilden den vrede ghewapender hant, ofter yement aldaer den paeys hadde willen beletten. Daer waren lieden ghecoren om Toudenaerde te treckene, omme saufconduyt metten voorseyde priestere, ende meester Maertin voer mede. Ende sy brochten van daer een saufconduyt vanden edelen vanden rade, die als doe Toudenaerde laghen, twelck gheduerde totten nyeuwen iare. Ende daer was eenen dach gheleyt te Doornicke, daer alle die steden van Vlaendren vergaderen souden, inder welcker men tracteren soude van paeyse. Ende dit was sdaechs naer sinte Andries dach, ende in dese selue tijt vp sinte Kathelijnen dach ontboden die van Ghendt bi hem lieden, om rekeninghe ende bewijs te doene. Ende hi brochte brieuen van Inghelant maer si en wildender niet naer horen, maer emmere sy accordeirden metten Rewaert, ende met sijnder rekeninghe. Ende als Pieter vanden bussche vernam dat dye dachuaert ouer gaen soude, hi vloot huyter stede van ghendt, want hi hadde een vanden vpsetters gheweest. Ende dye van Ghendt sonden haer ghedeputeirde te Doornicke ter voorseyde dachuaert. ¶ Dit naer volghende, es tinhouden vanden paeyse tusschen den Prinche ende die van Ghendt. PHelips des conincx Ians sone van Vranckerijcke, Hertoghe van Borgoengien, graue van Vlaendren, van Artoys, van Borgoengien, Palatijn, Graue van Nyueers, van Retheers, heere van Salynes, ende van Mechelen. Ende wi Margriete Hertoghinne ende Graefnede vanden landen ende steden voornoemt, alle den ghenen die dese letteren sullen sien ofte horen lesen saluyt Wi doen te wetene dat onse wel gheminde subgijten, Schepenen, Dekenen, raet, ende al tghemeente van onser stede van ghendt, hebben ootmoedelic ghesupplieert, onsen here den coninck, ende ons dat wy van hem lieden wilden hebben, ontfarmenesse ende ghenade. Ende dat onse voorseyde here, ende wi hem lieden alle offensien ende mesdaden bi hem lieden, ende haren medepleghers ghedaen ende gheperpetreirt, yeghen onsen voorseyde heere ende ons vergheven wilden, ende van dyen in gracien ende in submissien ontfanghen. Ende onse voorseyde heere ende wi hebbende ontfarmenesse ende compassie van onsen voorseyde subgijten, byden anderen letteren ons voorseyde sheren ende die onse, ende die causen ende articulen daer inne begrepen, hebben vergheuen onsen voorseyde subgijten van Ghendt, ende haren medepleghers die voorseyde offensien ende mesdaden. Ende oock hem lieden gheconfirmeirt hare preuilegien, vryheden, goede oude costumen, ende vsaegien in tstick daer sy vulcommelick souden commen ter onderdanicheyt van onsen voorseyde heere ende ons, die welcke gracie die van Ghendt ende hare medepleghers ootmoedelick ontfanghen van onsen voorseyde heere ende van ons, ende bi haren letteren ende boden eerlicken ende in groten nombre die si ghesonden hebben bi onsen voorseyde heere ende ons, binnen der stede van Doornicke, hebben ghedanckt onsen voorseyde heere ende ons, vander gracie ende vergheuenesse voorseyt. Ende sijn weder ghekeert ter rechter onderdanichede van onsen voorseyde heere ende ons, belouende ons dat sy van nv voort aen sijn sullen goede ende onderdanighe subgijten ons voorseyde heren sconincx, als haren souuerain heere ende ons hertoghe, als haer lieder natuerlicke here ende prinche, bi causen van Margriete onser gheselnede, als haerlieder natuerlicke ende warachteghe erfachteghe vrauwe. Waer omme wi coninck ende Hertoghe voorseyde, onse voorseyde subgijten van Ghendt, ende hare medepleghers, hebben ontfaen in onse gracie, vergheuenesse ende verlatenesse, puerlic ende gheheelicken, ende huyterlicke metsgaders die restitucie van haren preuilegien, costumen, vsaegien, ghelijc dat dese dinghen bet ende claerlicker blijcken byden inhoudene vanden letteren, die onsen voorseyde subgijten van Ghendt naer alle verlatenesse ons ouer ghegheuen hebben, in sekere supplicatie, die welcke wi hebben ontfaen, ende ghedaen ouersien, ende neerstelicke visenteren bi onsen raetslieden, bi groter ende rijper deliberacie, dye welcke {==lxxiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ouersien, omme tghemeene profijt vanden lande, ende om te schuwene alle gheschillen die daer huyte voort mochten spruyten van onser gracie, ende om die minne ende complacentie van onsen voorseyde subgijten, hebben gherordonneirt vp die voorseyde supplicatie, inder manieren als hier naer volcht. Eerst vp tghene dat si ons ghesupplieert hebben, dat wi wilden confirmeren die preuilegien vander stede van Cortrijcke, van Oudenaerde, ende van Gheertsberghe, Denremonde, Repelmonde, Aelst, Hulst, Bieruliet, Deynse, ende generalic alle casselrye, ende tplatte landt vander seluer stede gheordonneirt, dat die habitanten vander voorseyde stede commen sullen ende bringhen hare preuilegien, die welcke wi sullen doen visenteren ende ouersien bi die van onsen rade. Ende dye ouersien sijnde, wy sullen daer nae daer soe in doen, dat onse voorseyde goede subgijten van ghendt daer inne met goeden redenen wel sullen ghepaeyt sijn. Ende warender eeneghe vanden voorseyde preuilegien verloren bi quader auentueren of andersins, wy sullen daer of doen goede informacie. Ende die gesien, wi sullen daer inne voorsien alst voorseyde es. ¶ Item vp tghene dat si ons ghesupplieert hebben, aengaende tfaeyt vander coopmanschepe. Wi hebben gheconsenteirt ende willen dat die coopmanscepe loop ende cours heift vrylic ende al omme binnen onsen lande ende graefscip van Vlaendren, iae betalende die rechte costumen vanden voorseyde lande ¶ Item vp tghene dat si supplieren waert dat eenich van onsen habitanten van onsen voorseyde stede van Ghendt of van haren medeplegers in toecommende tijden worden ghelet ofte ghemolesteirt in eenich landtschip, buyten onsen landen van Vlaendren om eenich occusoen vanden gheschille voorseyde, wi hebben hemlieden ghewillecuert, dat waert so dat yement ghearresteirt worde ter causen als bouen, dat wy die daer of souden beschudden, helpen ende conforteren naer onser machte, yeghen alle den ghenen die wi bi eeneghen weghen of faeiten hemlieden eenich grief of belet wilden doen, also een goet here schuldich es te doene sijne goede ende ghetrauwe ondersaten. ¶ Item vp tghene dat si ons supplieren, dat alle die gheuanghene die ghehouden hebben haerlieder sijde, die welcke bi ons of onsen ondersaten ghehouden sijn, dat wi die souden doen reliuereren. Wi ordonneren daer vp dat die gheuanghenen, vp dat si hem ghestelt hebben te rentsoene, betalende die rentsoenen ende redelicke costen sullen ghedeliuereirt worden. Ende waert dat eenege gheuanghene of vrienden of maghen van haren wege eenich huystaen hilden of secreit, dat sy dat keeren sullen in onsen handen. Ende des ghelijcx sullen sijn ghedeliuereirt die gheuanghenen ghehouden by onse voorseyde ondersaten van Ghendt oft van haren medepleghers. ¶ Item vermeersende ende verbreedende onse gracie, hebben gheordonneirt ende ordonneren dat alle dieghene die omme toccusoen ende ter causen vanden gheschille die laestwarf hebben gheweest in onsen lande van Vlaendren ghebannen sijn van onser goeter stede van Brugghe, van Ipre, of van anderen steden, of yeghenoden van onsen voorseyde lande van Vlaendren, sijn weder ghestelt ende gherestitueirt in die vryheden ende ghebruyc vanden steden ende plaetsen, daer si huyt ghebannen ende huytgheseyt waren. Ende ooc alle die ghene die ghebannen hebben gheweest by iusticien ende wetten van onser voorseyde stede van ghendt, of wetteloos ghewijst, ofte die hemlieden gheabsenteirt hebben, worden gherestitueirt ende sullen weder moghen commen, ende blijuen in onse voorseyde van Ghendt, behouden dies, dat die ghene die ghehouden hebben die sijde vander stede van Ghendt en de yeghenoode vanden lande, alst voorseyde es, sullen in onse voorseyde stede van ghendt doen eedt inden handen van onsen officiers, als hier naer volcht. Also saen als si binnen der stede commen sullen. Dats dat si sullen verwaren ende onderhouden den paeys ende sekerhede vander voorseyde steden, ende vanden habitanten van diere, ende niet en sullen prochathieren by eenegen weghen direct of indirectelic eenege scade der voorseyde stede ofte haren habitanten te doene. Ende des ghelijcx sullen sweeren alle die ghene die weder commen sullen binnen onser stede van ghendt, die ghebruycken ende obedieren sullen dye gracie van onsen voorseyde heren ende der onsere, ende yeghenwoordelicke commen tonser onderdanichede, of vanden ghenen die absent sijn, binnen der tijt die hier naer wort gheordonneirt, {==lxxv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} sullen sijn gherestitueirt thaerlieder leenhuysen, ende renten, ende eruen, in so wat steden dat si sijn, niet yegenstaende alle ofwinninghen of verbuerten toeghecommen byden occusoene vanden gheschille voorseyde, ghelijc ende inder manieren dat sise hilden voor die date vanden voorseyde gheschille. ¶ Item eest dat eeneghe van die van Ghendt of haerlieder medeplegers sijn huyt der voorseyde stede huyten lande van Brabant, van Hollant, Zeelant, Henegauwe, van camersijs, ende vanden bisschopdomme van luydeke, ende si commen ter onderdanicheyt van onsen heere, ende van ons, ende doen den eedt dye hier naer verclaerst sal sijn, ons oft den ghenen dye wy daer toe committeren sullen binnen twee maenden naer thuytroupen vanden voorseyde paeyse, si sullen ghebruycken vanden seluer, gracie, ende vergheuenesse voorseyde Ende die ghene die sijn in Ingelant, in Vrieslant, in Almaengien, ende in andere landen aen dese sijde der groter zee, ende commen sullen ter onderdanichede binen.iiij.maenden naer tvoorseyde huytroupen sonder fraude, ende sweeren als voren gheseyt es, si sullen ghebruycken die gracie ende vergheuenesse voorseyde. Ende oock die ghene die hebben ghebannen gheweest, wetteloos, of absent omme toccusoen vanden gheschille buyten onser stede van Ghendt, dye sullen wesen gherestitueirt te haerlieder leenen, renten, huysen, ende eruen, so wanneer dattet hem lieden ghelieuen sal. ¶ Item dan vanden catteylen diemen draghen mach, dye ghenomen hebben gheweest, aen deen side noch aen dander side en sal gedaen worden gheene restitucie, maer sullen daer of quijte blijuen alle dye ghene diese ghenomen hebben, ende ooc vander obligacie ghemaect huyten occusoene van sulcken cattheylen, het en ware dat eeneghe om haerlieder conscientie te quijtene, dat wilden weder gheuen. ¶ Item dat die besittere of onthoudere van sulcken huysen of eruen die gherestitueirt sullen sijn also wel vander eender partye als vander andere, niet en sullen moghen of doen noch verminderen eeneghe materien vanden voorseyde huysen, als loot of ysere, of yet dat nageluast es. Maer die voorseyde besitters der voornoemder huysen sullen moeten ruymen binnen eender maent naer den huytroupene van deser presente letteren. ¶ Item al thgene dat ontfanghen es gheweest van huyshueren, vruchten, renten, eruen, ende van sulcken reuenuen sal blijuen sonder restitucie, ende tghene datmer of schuldich es. Ende ooc die renten, vruchten, reuenuen sullen ghegheuen sijn ende ontfanghen paeysiuelicke by den ghenen die si toebehooren, ende schuldigh sijn tontfanghene ¶ Item al eest dat eeneghe van onsen ondersaten van Ghendt, ofte hare medeplegers hebben manschip ghedaen vanden leenen die si hilden, aen andere heren dan diese toebehoorde, ende bi dien huere leenen hebben verbuert. Dit niet yeghenstaende wi willen van onser gracie, dat die leenen hem by blijuen, ouermidts ons manschip doende, ende van ons ghehouden worde sonder middel, ende van onsen vassalen inder ghelijcke, van wien men die schuldich es van houdene Ende wi ooc auctoriseren bi speciaelder gracien die onteruenessen ende eruenessen, ende kennessen ghedaen by wetten, tusschen partyen yeghenwoordich. ¶ Item dat onse voorseyde ondersaten van Ghent, Schepenen, Dekenen, raet, ende tghemeente van onser voorseyde stede van Ghendt ende hare medepleghers, bi onser onderdanichede ende haren goeden wille, hebben wederroupen ende wederroupen alle alyancien, eeden verbanden, trauwen, ende manschepen, die si of eenich van hem lieden hadden ghedaen den coninck van Inghelant ofte eeneghe van sinen ghecommitteirden huyt sijnder name, ende alle andere die niet en souden sijn welwillende onsen voorseyde heeren ende die onse. Ende ons ghedaen hebben eedt te wesene voort aen eewelicke goede, ghetrauwe, ende warachteghe ondersaten, ende onderhooreghe subgijten ons voorseyde sheeren, ende haren souuerain here den coninck van Vranckerijcke, ende sinen naercommers, ende ons als haerlieder gherechte heere ende vrauwe, ende onsen naercommers grauen ende graefneden van vlaendren, ende ons te doene alsulcken dienst, ende onsen naercommers, als goede ondersaten schuldich sijn te doene haren goeden heere ende vrauwe, ende te verwaren onsen lichame, eere, erue, renten, ende rechten te betalene. Alle dye ghene die contrarie souden willen toebringhen, dat {==lxxv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} die te wetten voor ons ende onse officiers commen sullen, behoudende haerlieder preuilegien ende vryheden. ¶ Item te dien heynde dat onse voorseyde goede ondersaten van onser stede van Ghendt tallen daghen blijuen in goeden paeyse, ende in warachtegher onderdanichede van onsen voorseyde heere den coninck, ende van ons, ende van onsen hoyrs, ende naercommers grauen van Vlaendren, omme te schuwene alle debaten ende gheschillen, dye gheuallen souden moghen. Wi willen ende ordonneren dat die pointen ende artijclen voorseyde ghehouden ende ghewacht sullen worden sonder breken. Ende verbieden al onsen ondersaten vp al dat si mesdoen moghen yeghen ons, dat si om toccusoen vanden gheschille datter gheweest heeft deen den anderen niet en mesdoen, noch en doen misdoen, bi eeneghen weghe direct of indirect, in daden, noch in woorden, noch dye van Ghendt of haren medepleghers te seggene eenich lachtere, of verwijt, of onrechten. ¶ Item waert dat yement der contrarie dade, ende yement veronrechte of schade dede ter cause vanden occusoene vanden gheschillen voorseyde, dat wi ofte onse officiers huyt onser name ouer alsulcke persoonen iusticie ende correctie doen sullen, naer tfaeyt gheleghen, tsy cryminael ofte anders, als ouer soendijnbrekers, in haren lijue ende goede naer den stijlen ende wetten vanden plaetsen daert ghebueren soude. Ende redelicke beteringhe ghedaen sijnde de partye ghequetst, vanden goede vanden quaetdoenders dat het remenant gheappliquiert worde tot ons, ofte ten heeren daert behoren sal, behouden den preuilegien vander stede ende yeghenoode. Ende waert dat eeneghe vanden poorters van onser voorseyde stede van Ghendt waren ghemaect wetteloos of ghebannen om brekinghe vanden seluen paeyse, al eest dat byden preuilegien vander voorseyder stede, voor die pointen van desen niet en souden verliesen haerlieder goet. Nyet yeghenstaende datte, omme desen paeys te bet tonderhoudene, sullen dat nochtan verliesen, ende van dien goede sal beteringhe ghedaen worden der ghequetstere partye, alsoot voorseyt es, ende dat remenant sal commen ten gherechten hoyre daert behoort van hem lieden, ghelijck of si verstoruen waren, behouden in allen anderen saken dye preuilegien vander voorseyde stede. Ende waert sulcke quaetdoenders niet en mochten worden gheuanghen, men soudse bannen ende maken wetteloos, ende van haren goede soude sijn gheordonneirt alst bouen verclaerst es. Ende voort so ordonneren wi dat in die absentie vanden officiers of dienaers van iusticien, elc sal moghen vanghen alsulcke mesdoenders, ende die bringhen inden handen vanden wethouders ende iusticiers daer dat behooren sal. ¶ Item waert dat yement bi woorden of anders mesdade yeghen onse voorseyde ordonnancie, ende dat quame ter kennesse van onsen iusticiers of wethouders van eeneghen steden of plaetsen, wy willen dat die ghepunieert worde arbitralijck, soe, ende in sulcker manieren, dattet allen anderen een exempel sy, naer rechten ende wetten van sulcken steden als dat behoort, behouden elcx preuilegien ende vryheden. ¶ Item waert dat eenich gheestelijck persoon quame, of dade yeghen den voorseyde paeys, hi soude sijn ghedeliuereit sinen ordinaris, ende die soude daer of punicie doen als vanden soendijnchbrake naer ghelegentheyt der saken. ¶ Item dat desen goeden ende warachteghen paeys tusschen ons ende onsen goeden ondersaten, ghepublieert, ende huytgheroupen sal sijn binnen onser voorseyder stede van Ghendt, ende in allen anderen van onsen goeden steden van onsen lande van Vlaendren. ¶ Item waert dat eeneghe donckerhede of twijfele toe quame in toecommenden tijden vp die articulen, poenten, circumstancien, of appendanten daer toe behoorende, wy souden die verclaersen ende doen verclaersen, ende interpreteren in onsen raet redelick, ende in sulcker manieren, soe dat alle dye ghene diet aengaen mochte sullen sijn ghepaeyt. Ende wy Schepenen, Dekenen, ende Raedt, ende ghemeente vander stede van ghendt ouer ons ende ouer onse medepleghers, wie si sijn, hebben ontfaen ende ontfanghen ootmoedelicke die gracie, vergheuenessen ende goedertierenheyt, ons ghedaen byden coninc Kaerle onsen souuerain here, ende byden voorseyde Hertoghe ende Herto {==lxxvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ghinne, Graue, ende Graefnede van Vlaendren onse gherechte natuerlijcke heere ende vrauwe. Ende vander voorseyde gracie ende vergheuenesse bedancken hemlieden met goeder herten also vele als wy moghen. Ende belouen den coninck onsen souuereyn here, onsen here ende vrauwe, loyalijcken ouer ons ende onse medepleghers vp die peynen bouen verclaerst te houdene, te vulcommene, ende te vuldoene ghestadelic ende sonder verbreken, alle die articulen ende pointen inden voorseyde paeys ghenarreirt, die welcke wy alle ende elc sonderlinghe, danckelic, bequamelick, ende ooc moedelick ontfaen hebben. Ende indien daer yement yeghens of ter contrarie dade, so belouen wi te helpene ende te veruolghene naer onser macht, dat die ghepuniert sullen worden so dat behoren sal, ende ghestelt in warachteghe onderdanichede vanden coninc ende van onsen gherechten here ende vrauwe alst voorseyde es. Ende als van allen alyancien, eeden trauwen, verbonden, of manschepen, die wi of eenich van ons lieden ghedaen hadden, of hebben ghedaen den coninc van Ingelant, sine ghecommitteirde of ghedeputeirde lieden of officiers, ende allen anderen die niet en souden sijn met onsen voorseyde souuereynen here, ende met onsen natuerlicken here ende vrauwe, die renuncieren wy ende gaen te buyten. Ende hebben ghesworen ende sweeren in onser loyaelhede, dat van nv voort aen eewelicken ende tallen daghen wi sijn, ende sullen sijn goede ende ghetrauwe ondersaten des conincx onsen souuerain here, ende sinen naercommers, coninghen van Vranckerijcke, ende onsen gherechten natuerlijcken here ende vrauwe, ende haerlieder naercommers, grauen ende graefneden van Vlaendren, ende sullen doen die diensten die goede ende ghetrauwe ondersaten schuldich sijn te doene haren gherechten heere ende vrauwe, ende bewaren haerlieder lichame, eere, eruen, ende rechten, ende beweeren alle die ghene dye ter contrarie souden willen doen of veruolghen. Ende dit doen wi te wetene onsen natuerlicken heere ende vrauwe, ende haerlieder naercommers, ende allen haren officiers, inder manieren bouen verclaert, behouden allen onse preuilegien, vryheden, goede costumen, ende oude vsaegien. In orcondtschepen ende van welcken saken, wy Hertoghe ende Hertoghinne voorseyde, hebben onse seghelen ghedaen, hanghen aen dese letteren, ende wi Schepenen, Dekenen, ende raet, ende tghemeente vander stede van ghendt. Ende voor wi Hertoge ende Hertoghinne voorseyde hebben ghebeden ende versocht, bidden ende versoucken onser lieuer gheminde moye, der Hertoghinne van Lutcenburch ende van Brabandt, ende onsen gheminden broedere den Hertoghe Aelbrecht in Beyeren. Ende wi schepenen ende raet der stede van Ghendt, supplierender hoogher ende moghender princerssen der Hertoghinne van Lutcenburch ende van Brabant, ende hooghe ende moghende Prinche den Hertoge Aelbrecht van Beyeren bouen ghenoemt. Voort wi Hertoge ende Hertoghinne van Borgoengien, ende wi Schepenen, Dekenen, raet, ende alle tghemeene vander stede van Ghendt, versoucken ende bidden alle den Baroenen ende edelen vanden lande van Vlaenderen hier naer ghenoemt, ende der goeder stede van Brugghe, van Ipre, ende tlant vanden vryen, ende der stede van Mechelen, ende van Antwerpen, dat si omme dye duecht vanden paeyse, ende versekerthede, ende in oorconden der waerheyt van alle den dinghen voorseyde souden willen haerlieder seghelen hanghen aen dese letteren. Ende wi Iehanne byder gracien van gode, Hertoghinne van Lutcenburch ende van Brabant ende van Lymburch, wy Hertoghe Aelbrecht in Beyeren, Baliu ende gouuernuerende erfachtich vanden lande van Henegauwe, van Hollandt, van zeelant, ende vander heerschepye van Vrieslant, wi Willem oudtste sone Tsgrauen van Namen, heere vander Sluys, Hughe heere van Aurijnchburch, Graue van Ghendt, Ian heere van Ghistele ende van Arnes, Heyndrick van Beuere, heere van Dixmude ende van Auredam, Ian heere van Gheerdtsberghe ende vanden Gruythuse, Aernout van Gauere here van Scoresse, Phelips heere van Axele, Lodewijc gheseyt die hase bastaert van Vlaendren, Gheeraert van raseghem here van Baesseroode, Wouter heere van halewijn, Phelips heere van massemine, here van eecke, ian vileyn here {==lxxvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} van sint Ians te steene, Ian van outreburch graue van Ipre, Lodewijc here van boulaer, Rudders, wi burchmeesters, voocht, schepenen, ende raet vander stede van Brugghe, ende van Ipre, wi Phelips monfrant van eessene, ende Phelips van bueckemare vanden vryen ouer ende huyter name vanden seluen lande, twelc gheenen ghemeenen seghel en heift. Ende wy commuyn meestere, schepenen, ende raet der stede van Mechelen, ende van Antwerpen hebben ter bede ende begeerde voorseyde, omme tgoede vanden paeyse, ende meerder versekerhede ende oerconde der waerheyt van alle den saken voorseyde, ende van elcken besonderlinghe hebben ghehanghen ende ghedaen hanghen onse seghelen, ende die seghelen vanden steden voornoemt aen dese yeghewoordeghe letteren, ghemaect ende ghegheuen te Doornicke, den.xxviij.dach van Decembre. Int iaer ons heeren alsmen screef.M.iijc.ende.lxxxv. Ende corts daer naer so quam dye Hertoghe Phelips van Borgoengien, ende Margriete sijn wijf des grauen Lodewijcx van Malen dochtere binnen der stede van Ghendt, dat si met groter eeren ende weerdicheden ontfanghen waren, ontrent den Derthiendach. Ende die Graue swoer met die van Ghendt, ende die van Ghendt met hem, den princhen hemlieden een goet ghetrauwe here te sijne, ende si lieden hem te sijne goede ende ghetrauwe ondersaten, behouden hare rechten, vryheden, ende preuilegien. [Int iaer xiijc.ende.lxxxvi] ¶ Item dese paeys ghemaect sijnde, die coninck van Vranckerijcke dede versamen groote menichte van vitaelgien ende van aertilgerye, sulc als men ter oerloghe behoeft, ende quam ter Sluys daer hy vele schepen dede ghereet maken ende vitaelgieren om te treckene in Inghelandt. Ende daer waren schutters ghecoren in Vlaendren, ende hemlieden was ghegheuen ghelt ende laken. Binnen deser tijt dede die coninc van Vranckerijcke ter Sluys een basseye vp rechten, daer Tcasteel ter sluys vp wiert ghemaect vanden coninck ende daer souden walen vp woonen, omme dat te houdene yeghen die Inghelschen ende vianden vander croone. Dit was int iaer xiijc.ende.lxxxvi. Die coninc van Inghelandt was yegens desen comste wel voorsien, ende vp sijn hoede, so dat die coninc in sinen raet vandt dat hi naer Inghelant niet en reysde. Hier omme waren vele edelen van sinen volcke seere verstoort, dye haer goet ende lant gestelt hadden omme met hem te commene Ende des conincx volc begonste veil quaets te doene binnen den lande, ende beroofden die landtslieden die wat vergadert hadden, so dat si niet en behilden, maer moesten vlien te Ghendt, ende in andere steden, want sconincx volc en hil van niemende niet, maer begonsten ooc te rouene ter Sluys, ende te Brugghe in die herberghen, daer si ghelogiert waren. Ende te Brugghe worden al bedectelijcke vele fransoysen, bortoenen doot ghesleghen, metsgaders den ouerlaste dat si den volcke daden. Ende ooc die Hertoghe van Berry, des conincx van Vranckerijcke oom, die ooc broeder was van Phelips van Borgoengien die Graue van Vlaendren was, dese was vp dye carmers Brugghe so ghesleghen, dat hi moeste dalen van sijnen peerde, dat hijt wel een maent besief, want hi seere ghewont was. Dit was ontrent sinte Maertins messe. M.CCC.ende lxxxvi. [Vp den.xxvij.dach in April] ¶ Int iaer ons heren.M.CCC.ende lxxxvij.soe waren te Ghendt ghesleghen die Roosebekers guldenen, ende ooc selueren penninghen, die welcke was die munte van twee landen, van Vlaendren ende van Brabant. Ende vp den.xxvij.dach in April, twelc was den saterdach voor die brugge marct, wast gheboden datmen gheene andere munte bieden noch gheuen en soude in die Brugghe marct. Ende twas beuolen al Vlaendren duere datmen tsgrauen Lodewijcx munten yet bieden noch ontfanghen en soude, vp tghelt te verbuerene, ende ooc noch eenderhande boete daer toe, ende datmen dat ghelt soude bringhen ter wissele, als bilioen. [Int iaer.xiijc.ende.lxxxviij] ¶ Item int iaer.xiijc.ende.lxxxviij.die Hertoge van Ghulick ende sinen sone dye Hertoghe van Ghelre deden vele schaden in Brabant, si roofden, si branden, ende vinghen die lieden. Die Hertoge van Borgoengien die claechdet den coninc van Vranckerijcke, hoe dat men sijnder moeye sulcke schade ende ouerlast dede. Die Coninck haddet gheerne of gheleydt, maer hi en conste, ende wort vanden Hertoge Willem van Ghelre ontseyt. Ende die coninc vergaderede sijn volck, ende {==lxxvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} track darwaert met groter macht. Ende dye Hertoghe van Ghelre wasser wel vp voorsien, ende hadde groot herte den Coninc te beuechtene. Ende die coninck kaerle quam int lant van Ghulick, ende wan een stede dye den Hertoghe van Ghulick toe behoorde. Ende dye Hertoghe quam in des Conincx handen, ende die heeren ende die prelaten mede, ende daer was ghemaect een bestant tusschen der Hertoghinne van Brabandt ende den hertoghe van Ghulicke, ende sinen sone den hertoghe van Ghelre. [Int iaer.xiijc.ende.xcij] ¶ Item int iaer.xiijc.ende.xcij.die hertoghe Phelips dede so vele, ende dwanc so die van Vlaendren, dat si lieten dye obediencie vanden paeus Vrbaen van Roome, ende moesten commen ter obediencie vanden paeus van Auengioen, diemen hiet den paeus Clement. Ende vele priesters, canonicken, prochiepapen, cappellanen, beghijnen, ende vele leecke lieden, lieten te Brugghe haerlieder benefictien, huysen ende goeden, ende si voeren wonen te Kuelen, te Luydeke, ende in anderen steden, ende dat byder predicatie van eenen meester Ian van Waes, prochipape van sinte Ouburghen, die welcke liet sijn beneficie te Brugge, ende voer wonen te Ludeke, so dede oock eenen meester Iacob van Oostburch. Ende si preicten ende seyden dat alle die Clementijnen verwaten waren, ende vermalendijt, daer omme dat dye van Brugghe van meneghen menschen gheschuwet waren. Ende in brugghe quam een groote beroerte omme die.ij.paeusen bi sommeghe poorters. Ende daeromme die hertoghe Phelips dede een vanden principaelsten vanghen Pieter van Roesselare, ende was te Rijssele gheuoert, ende daer onthooft. Die van Ghendt bleuen altoos onder dobedientie vanden paeus Vrbaen, ende daer omme vele lieden van Brugge ghinghen int eynde vander vastene haerlieder biecht spreken te Ghendt, ende ontfinghen daer dat heylich sacrament. Dye kercken van Brugghe waren des sondaechs ende des heleghen daechs al ydele, want die lieden schuweden die kercken, om dat die priesters alle Clementijnen waren. [Int iaer ons heren.xiijc.ende.xciij.] ¶ Int iaer ons heren.xiijc.ende.xciij.die eerweerde vader in gode heer Lodewijck van Latrimoelge, Bisschop van Doornicke ghemaeckt, te Auengioen vanden Paeus Clement, dye quam ontrent Sinxen te Brugghe, in meeninghe die heleghe oordene te celebrerene in sine kercke te sinte Saluators te Brugghe, ende dat vp der Triniteyts auent, maer omme datter nyement vp den Sinxen dach tsinte Saluators ter kercken en quam, daer omme reedt hi des vrydaechs in die Sinxen weke ter Sluys waert, meenende sdaechs daer naer oordene te gheuene in onser lieuer vrouwen kercke ter Sluys. Maer wat gheuiel vp sinte Triniteyts auent, eer hy ter kercken quam om hem te bereedene, omme die oordene te celebrerene, tusschen den vij.ende.viij.hueren smorghens, soe rees eenen grooten brandt in onser Vrauwen prochye ter Sluys, als waer omme dat die bisschop moeste laten die oordene te celebrerene, ende tvolc ende dede den bisschop gheen eere noch weerdicheyt, omme dat hy clementijn was. Ende si seyden dat si te wers voeren ende dat si die schade vanden brande hadden, omme dat hi inder sluys was. In dit veers staet dat incarnacion. Arsit sublare sluys cum colitur trinus et vnus. [Int iaer ons heeren.xiijc.xciiij] ¶ Item int iaer ons heeren.xiijc.xciiij.Peter van der belle ende sijn gheselschap, hadden vp ghestelt datmen sdaechs naer sinte Gillis dach, alsmen te Brugghe die wet vermaken soude, datmen alle die heeren vander wet soude doot ghesleghen hebben. Maer Wouter vanden scake, ende een cupere gheheeten Pieter van sietseele, die gauent vp sinte Augustijns dach te kennen. Ende Pieter vander belle wordt gheuanghen, ende sommeghe van sinen medeghesellen dye volden huyter stede van Brugghe. Ende sdaechs naer sint Ians dach huytgaende Ougst, soe was Pieter van Belle vp dye marckt, voor tbeelfroot sijn achstere onthooft. [Int iaer ons heeren.xiijc.ende xcvi] ¶ Item int iaer ons heeren.xiijc.ende xcvi.dye graue van Oosteruanck was in Vrieslandt, ende verbarnde dye stadt van Stauere, ende sinte Benedictus clooster, ende beroofdet. [Vp den vierden dach in Nouembre] ¶ Int selue iaer vp den vierden dach in Nouembre. Die Coninck van Inghelandt ghenaemt Ridsaert, nam te wijue ende trauwede des machteghen conincx Karels dochtere van Vranckerijcke. [Anno domini.M.CCC.ende.xcvij.] ¶ Anno domini.M.CCC.ende.xcvij. {==lxxvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} die Sarasijnen ende die turcken deden vele iammers ende groote schade onder dye kerstenen, bi Hongheryen, ende byder stede Nycopolis, ende daer bleef menich kersten doot. Ende dye Sarasijnen vinghen Ian van Dygioen, des Hertoghen Phelips van Borgoengien oudtste sone, ende in thende vanden iare wart hi ghelost, yeghen den Amyrael Bakin. [Int iaer ons heeren alsmen screef.xiijc.ende.xcix] ¶ Item int iaer ons heeren alsmen screef.xiijc.ende.xcix.die Inghelschen versloughen ende dooden den coninck Ridtsaert, ende sy sonden wedere die coninghinne van Inghelandt des Conincx Ridtsaerts wedewe in Vranckerijcke, totten Coninck Kaerle haren vadere. [Int iaer van.xiiijc] ¶ Item int iaer van.xiiijc.soe was te Roome grooten aflaet, ende dat iaer van gracien, ende al die weerelt liep te Roome om te hebbene dat aflaet a pena et al culpa. Ende int selue iaer wast grote sterfte vander Epedimye ofte bootse. [Anno domini.iiijc.ende.iij en int iaer daer naer xiiijc ende.iiij] ¶ Anno domini.iiijc.ende.iij.soe quamen vp sinte Brictius nacht te Ooostende acht groote waluisschen, dye daer bleuen ligghende op tsandt. Ende elck van desen visschen was bet dan lxx.mans voeten lanck, die nuese gaten waren alsoe groot datmer in stack eens groots mans vuyst, die muyle was gheschepen als eenen Inghelschen wulle sack. Ende elc van desen visschen hadden inne wel.xxiiij.harinc tonnen smouts. Ende alsmen die visschen hauwen ende slijten soude, men moestere met leederen inne clemmen, van bouen inden buyck. Ende inden buyck van elcken vissche, so mochten staen.xiiij.of.xv.mannen, elc met eender schuetele omme tsmout ende bloet te vergaderene, ende sommeghe hadden haecxkens ende bijlen, omme die visschen in sticken te hauwene, ende dese lieden stonden inden buyck van dien visschen, of sy ghestaen hadden in eenen vloer. Dit es tincarnacion in latijne, nemende die ghetal letteren. Octo capit lete pre grandia flandria cete, elck d dye doet vc. Dit es tincarnacion in vlaemsche. Ende hier so maken.ij.dd oock een duyst. Oosthende weet dat Brictius nachten, gheuanghen waren waluisschen achte. Item int iaer daer naer xiiijc ende.iiij.vp den goeden vrydach, binnen der voornoene, binnen der tijt datmen te Duynkercke dye Passie preecte, tvolck liep al huyter kercken ter zee waert. Ende daer quam eenen grooten waluisch, dye daer met grooter pijne ende arbeyt gheuanghen wort, ende subtijlick ghecreghen ende hy was wel.lxxx.ghemeten voeten lanck. [Xxvi.dach van April] ¶ Anno domini.xiiijc.en.iiij.so starf die hertoghe Phelips van Borgoengien Graue van Vlaendren vp den.xxvi.dach van April, in Brabandt tonser vrauwen te Halle, ende was van daer gheuoert ende begrauen in tcloostere vanden Saertrucsen, buyten Dygioen in Borgoengien, welc cloostere hi hadde selue ghedaen stichten. Dese Hertoge Phelips voorseyde hadde bi Margrieten sijnen wijue, des Grauen Lodewijcx van Male dochtere.vi.kinderen.iij.sonen ende drie dochteren. Die outste sone hiet Ian, ende was hertoghe van Borgoengien, Graue van Vlaendren, Graue van Artoys, van Borgoengien, here van Salynes, ende vander stede van Mechelen. Dandere hiet Anthonis, Hertoghe van Brabant ende van Lymburch, Marcgraue des helichs rijcx. Die derde sone hiet Phelips, Graue van Nyueers, ende van Retheers. Doudtste dochtere hadde te manne, den hertoghe Lupold van Oostenrijcke, ende si starf sonder hoyr. Dander dochtere hadde te manne den Graue Willem van henegauwe, van Hollandt ende van Zeelandt, ende heere van Vrieslant, ende si hadder by eene dochtere, die hiet Iaquemijne, dye Graefnede van Henegauwe bleef naer dye doot van hueren vadere ende moedere, van Holland, van Zeelant, ende vrauwe van Vrieslandt. Ende si hadde.iij.mannen, eerst Sconincx sone van Vranckerijcke Ian Hertoghe van Tourayne, Dolphijn van Vyanen. Daer naer hadde si te manne Hertoghe Ian van Brabant. Die derde was, here Vrancke van Borssele graue van Oosteruanck, ende sy starf sonder hoyr van haren mans. Die derde dochtere vanden hertoge phelips le hardy voorseyde, die hadde te manne den Hertoghe van Sauoyen, ende si hadde by haren man. iij.sonen. Doudtste was here van Geneuren, dander Prinche van Beemont, dese twee storuen beede sonder hoyr. Die derde had- {==lxxviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} de te wijue tsconincx dochtere van Cips, hi hadde.ij.susteren, doudtste was coninghinne van Cecilien, dandere hadde te manne Galyast den Hertoghe van Mylanen, ende storuen beyde sonder hoyr. ¶ Item desen voornoemden hertoghe Phelips le Hardy huwede al sijne kinderen binnen sinen leuende lijue, ende bewees elck sijn goet, eer hi starf. Ende hi sprack met vrau Iannen sijns wijfs moeye Hertoghinne van Brabandt, ende met den lande van Brabandt soe, dat Anthonis sijn tweeste sone wardt ghemaeckt rewaert van Brabant, ende naer hare doot hare heerschapye te besittene, ende dat by consente van sijnen oudsten broedere. Ende Margriete sgrauen Lodewijcx van Male dochtere Hertoghinne van Borgoengien, graefnede van Vlaendren, van Artoys, van Borgoengien, Palatijne, vrauwe van Retheers, van Salines, ende van Antwerpen, ende van Mechlen die regneirde naer haren man. [Int selue iaer vp sinte Lijsbetten dach] ¶ Item int selue iaer vp sinte Lijsbetten dach was sulc een tempeest in die zee, so dat dye zeedijcken in braken, in vlaendren, in die vier ambochten, ontrent der Sluys, Ardenburch, Oostburch, ende ontrent Bouchoute, ende Biervliet, ende Hughensvliet, so datter vele beesten, ende ooc lieden verdroncken, ende vele schoons lants bedoruen wordt, alsmen noch hedent te dage sien mach. [Vp den.xxi.dach in maerte] ¶ Int selue iaer vp den.xxi.dach in maerte, doe starf vrauwe Margriete van Borgoengien des grauen Lodewijcx van Male dochtere, ende was begrauen te Rijssele, dye welcke wedewe was vanden Hertoghe Phelips le hardy voornoemt. Ende haer oudtste sone Ian van Dygioen hertoghe van Borgoengien die verstarf dat graefschap van Vlaendren, van Artoys, van Borgoengien, die heerlichede Palatijn, van Salines, van Antwerpen ende van Mechelen. etc. ¶ Van Ian van Dygioen die.xxviij.graue van Vlaendren, die welcke in Vranckerijcke iammerlijck vermoort wardt van des Dolphijns volcke. ¶ Dat.xxxiiij.capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} IAn van Dygioen oudtste sone van Phelips le hardy, die welcke was sone van Ian des Conincx van Vranckerijcke ioncxste sone, ende sone van vrau Margriete sgrauen Lodewijcx van Male dochtere, die welcke was die.xxviij.G.van Vlaendren, hi quam in alle die heerlicheden van sijnder moedere, ende hi quam naer paesschen in alle die steden van Vlaendren, daer hi seer eerlicken ontfanghen was. Ende hy swoer in allen steden die rechten, vryheden, ende preuilegien te onderhoudene naer costumen vanden lande, ende hi nam te wijue hertoge Aelbrechts dochtere in beyeren, verbeydere van henegauwe, van hollant ende zeelant, ende van Vrieslant. Ende hy hadde bi sinen wijue die hertoge phelips van borgoengien, ende.v.dochteren. Doudtste dochtere hadde te manne den Dolpijn van vyane, des.coninc.K.sone van Vranckerijcke. Daer naer hadde si te manne den graue Artur van Richemont des hertogen broeder van Bretaengien, ende si starf sonder hoyr. Dandere hadde te manne den hertoghe Adolf van Cleue. Die derde hadde te manne den.G.van penitencen. Die.iiij.hadde te manne Ian den hertoge van Betuoort, sconincx sone van Inghelandt, ende sy storuen {==lxxviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} beyde sonder hoyr. Die vijfste hadde te manne den hertoge Kaerle van Borbon. [Vp den.xxij.dach in Meye] ¶ Item int iaer.xiiijc.ende vijue, vp den.xxij.dach in Meye, so quam voor die Sluys met eene groote vlote van schepen vul Inghelschen, die hertoghe Thomaes van Clarensen tsconincx Heyndricx sone van Inghelandt, dye graue van pennebrouc, ende si quamen in carsant ende sint Annen ter Mude, daer si roofden ende verbranden vele huysen ontrent der Sluys, ende deden daer vele schaden. Ende sint Annen ter Mude beroofden si die kercke, ende namen mede die tafele van sint Annen outaer. Ende si stormden vp dye stede vander Sluys, maer dye vander Sluys schoten doot haerlieder principalen capiteyn, twelc was die graue van Pennebrouc. Die hertoghe Ian van Borgoengien met dye van Ghendt, ende met meer andere vlaminghen trac naer der Sluys, omme die Inghelschen te beuechtene. maer die Inghelschen vloden, ende trocken met haren rooue te Ingelant waert. Ende eer si gheleden der Nyeupoort, worden hem lieden.ij.schepen ghenomen, waer inne dat was die tafele van sint Annen ter Mude, ende meer andere yuweelen die si meenden in Inghelant te voerene. [Vp den derden dach in Nouembre] ¶ Item vp den derden dach in Nouembre. Int iaer.xiiijc.ende.vij.doe quam die hertoghe Ian in sint Omaers met eenen grote heyrcrachte van baenraetsen, rudders, ende vele edele mannen, huyt diueerschen landen, als Borgoengien, Berry, Langhedoc, Auerne, Borbon, Bar, lorayne, Sauoyen, Champaengien, Normandyen, Pycardyen, Henegauwe, ende Vlaendren. Alle dese voornoemde waren bereet omme te treckene voor Calis, ende dat te winnene. Vp den vi.dach in Nouembre wort van desen monstere ghedaen vanden lieden van wapenen, buyten sint Omaers, te Colijns muelene Ende binnen der stede van sint Omaers waren vele groter engienen, als blyen, bombaerden, ende cortauwen, ende groote prouanche van vitaelgien, om te voeren int voorseyde belech. Binnen deser tijt so quamen brieuen aen den hertoghe Ian van Borgoengien van des conincx van Vranckerijcke weghe, die welcke brieuen waren gheordonneirt byden Hertoghe van Berry, ende Lodewijck van Orlyens. Dat nyement en soude varen te Calis noch int lant van Guyse, vp die peyne vander galghe, ende oock mede al sijn goet gheconfisquiert te sijne, ter tafele vanden Coninck van Vranckerijcke. Ach wat rauwen ende spijt haddens die edele, die van varren ghecommen waren, ende grote moeyenessen ghedaen hadden te vergheifs, ende huere heerlicheden ende goedinghen daer omme belast, ende al om niet. Vp sinte Maertins auent snuchtens, elc vertrac huyter stede van sinte Omaers te sinen lande waert. Ende Sinte Maertins daghe des nachts quamen die.vi.capiteynen van Calis met menichte van Inghelschen, tot voor sint Omaers aen die stede, ende roofden die Bosselaer strate, ende vinghen al die rijcste lieden die in dye voorseyde strate woonden. ende si quamen int conuent vanden predicaren, ende meenden dat ooc gherooft te hebbene, maer die broeders gauen hem lieden te drinckene vanden besten wijne, die hem lieden ghegheuen hadde die Hertoge Ian, ende si daden hem lieden goede chiere, so dat sy bi dien tconuent lieten onghetrauelgiert, maer sonden daer naer noch selue den conuente aelmoesene, ende alle die strate lieten sy ter cause van dien ongherooft, dye si van te voren in wille waren te roouene ende te verbrandene. Des anderen daechs smorgens trocken si tijlicken wech met haren rooue ende met haren gheuanghenen te Calis, te Hoye ende te Marcke. [Binnen der seluer maent vp sinte Clements auent] ¶ Binnen der seluer maent vp sinte Clements auent, was die Hertoghe van Orlyens Lodewijck te Parijs doot ghesleghen van Raulijn doctonijle,, dye welcke hertoghe was des Conincx Kaerle van Vranckerijcke broedere. Dat incarnation van dien achteruolcht in dese naeruolghende woorden, nemende die ghetal letteren. Contere brachium peccatoris [Vp sinte Barbelen dach in Decembre] ¶ Item vp sinte Barbelen dach in Decembre was binnen Brugghe, so groot watere wel.xi.daghen lanc gheduerende, so dat dye lieden som moesten met groten leersen achter straten gaen ten freminueren, ten wijngaerde, sinte Claren, het scheen al oft een zee gheweest hadde, ende in vele plaetsen binnen der stede moesten die lieden haerlieder spijse reeden vp solders. [Int iaer xiiijc.ende.viij en vp den.xxiij.dach in April] ¶ Item int iaer {==lxxix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} xiiijc.ende.viij.so waren sommeghe poorters in Brugghe dye douerhant ende dominancie sochten te hebbene binnen Brugghe, ende dese waren Ian byese, Claeys dye soutre, Ian bortoen, ende Lieuin Sceutelare, sy beloefden den Hertoghe Ian van Borgoengien den.vij.penninc van al den incommen den goedinghen vander stede van Brugghe. Ende vp den.xxiij.dach in April daden bannen ten beelfroot huyte.vi.vanden eerlicsten poorters die doe te Brugghe waren, ende al dat regement in Brugghe hadden ghehadt binnen des Hertoghen phelips tijden. Ende dese waren Ian camfijn, Ian hoonin, Claeys barbazaen, Zegher vanden walle, ende noch twee andere. Ende si waren ghebannen in die presentie vanden Hertoghe Ian, als contrarie den prinche ende den lande van Vlaendren sijnde, ende al haerlieder goet was gheconfisquiert ende gheleyt tot princhens tafele. Dander twee die hier voren niet ghenoemt en sijn, waren Gheeraert van sint Omaers, ende Victor van Lisseweghe. Dit ghebuerde vp sint Ioris dacht. ¶ Int selue iaer was Ian van Beyeren die ghecoren bisschop van Luydeke veriaecht huyt Luydeke, ende corts daer naer so waren oock sommeghe poorters huyt gheiaecht vanden commuyne, ende die van Luydeke maeckten des heeren van Parewijs sone bisschop van Luydeke. Daer omme so badt Ian van Beyeren sijnen neue den Hertoghe van Borgoengien dat hi wilde met lieden van wapenen by hem commen te Maestricht, want Maestricht hilt hem met Ian van Beyeren yeghen den heere van Parewijs, ende yeghen die van Luydeke. Dye hertoghe Ian van Borgoengien in Septembre vp sinte Teclas dach, quam by Luydeke met.vim.mannen, ende dye van Luydeke quamen yegens hem wel met.xxx.duysent vromer mannen. Daer was eenen groten wijch gheuochten. Ende in dyen wijch waren versleghen die heere van Parewijs ende die bisschop sijnen sone, ende al sine macht, met die edele van Ardanen. Ende daer bleuen daer toe versleghen wel.xx.duysent Luyckenaers. Ende die hertoghe Ian van Borgoengien behielt dat velt met victorien, ende die van Luydeke brochten den hertoghe Ian die slotelen van harer stede. Dat incarnacioen is in dit veers. Tecla bonos cernit felt legio quam leo sternic. [Int iaer.xiiijc.ende.xi] ¶ Item int iaer.xiiijc.ende.xi.Ian Hertoge van Borgoengien ende graue van Vlaendren vergaderde een groot heyrcracht van Vlaminghen, ende gaf den ambochten van Brugghe weder hare bannieren, die welcke die hertoge phelips hemlieden ghenomen hadde, omme dat die ambochten niet rijsen en souden, deen ambocht yeghen tandere, ghelijck dat die weuers vochten yegen dye vleeschauwers. Ende daer omme deelde die Hertoge Phelips die stede van Brugghe in ses sestendeelen. Die hertoge Ian leedde al theyr van Vlaendren in Vermandoys te Mondydier ende te haen, omme te beuechtene den hertoge van Orliens die in Haen was. Ende als die hertoghe van Orliens sach dye macht vanden hertoge Ian van Borgoengien, hi vloot huyt Haen met sinen edelen, ende die vlamingen wonnen Haen, ende beroofdent, ende staken tvier daer inne, ende keerden weder naer Vlaendren. Ende dye van Brugge bleuen voor brugge liggende, totter tijt dat dye caliote inden Braemberch staende ghebroken was ende te nyeuten ghedaen, want men moeste gheuen van elcken hoede corens.ij.groten. Desen vondt hadden gheuonden Ian biese ende Claeys die soutre. ¶ Item dat scalcke calfs vel bi foortsen gesegelt van alle den Dekens vanden ambochten in brugghe, ende si en wisten niet wat inden chaerter gheschreuen stont. Desen brief begheerden sy ghecasseirt te hebben, eer si in brugge quamen, ende lagen buyten te sinte Baefs, wel.xiiij.daghen met tenten ende pauwelioenen. Ende eer si in die stede quamen, si vercreghen haer.iij.begeerten. Deerste was die keliote, die wilden si of hebben vanden coorne, ende te nyeuten ghedaen. Ende dat calfs vel was gheschuert, maer den conter brief bleef te Rijssele. Ten derden so hadden die ambochten haerlieder maentghelt, ende doe velden si tenten ende paulioenen. Dit was ontrent sinte Denijs dach, ende quamen met paeyse binnen Brugge. En ontrent den Auent daer naer waren Ian biese ende sine medeghesellen dye den schalcken vont vonden vander caliote ende vanden calfs uelle te Brugge ghebannen. [Int iaer xiiijc.ende.xi] ¶ Item int iaer xiiijc.ende.xi.die coninc Heyndric van Inghe- {==lxxix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} lant bereedde een grote vlote van schepen met volcke van oerloghen, ende ariueirden in Normandyen, ende wonnen dye stede van Eerfluer int eynde van Ougstmaent. Ende daer naer quam hi te monstruellier, te diepen, te camp, te abbeuijle, in Pontieu. Ende in octobre den.xxv.dach was die coninc Heyndric te Blangy, ende alle die principaelste heeren ende edele van Vranckerijcke quamen te Blangy om den coninc Heyndric te beuechtene, ende huyter croone van Vranckerijcke te verdrijuene. Daer wort eenen groten wijch gheuochten, maer die coninc Heyndrick van Inghelant behilt die victorie, daer waren grote menichte van fransoysen versleghen, ende ooc vele edele princhen ende heeren, als Anthonis hertoge van Lottrijcke, van Brabant ende van Lymburch, ende phelips sijn broeder.G.van Nyueers ende van Retheers, die hertoge van Bar, die Hertoghe van Alenchon ende van Persen, Lodewijc die here van Ghistele, ende vele ander heren ende edele van Normandyen, van Artoys, van Henegauwe van Brabant, ende van Vlaendren, ende daer waren oock vele edele gheuanghen ende in Inghelandt gheuoert, als die hertoghe van Orliens, ende die graue Angoulesme sijn broedere, die graue van Vendomme, die hertoge van Borbon, ende vele andere heren ende edele mannen. Den dach ende date van dien wijghe staet Tincarnacioen in dit veers. Francos crispini mactat rex anglie blangy. ¶ Hoe die Hertoghe Ian van Borgoengien verradelick vermoort wart van des Dolphijns volcke. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} KAerle die dolphijn van Vyenne sconincx Karels sone van Vranckerijcke, ende Ian die Hertoghe van Borgoengien graue van Vlaendren vergaderden in Vranckerijcke te Montreu vp dye cheyne om te tracterene hoemen die Inghelschen huyter croone van Vranckerijcke soude moghen verdrijuen. Maer si die den Dolphijn hadden te regierene, dye sloughen den Hertoghe Ian verradelic doot in die presencie vanden Dolphijn, ende wierpen hem gheleerst ende ghespoort in eenen gracht in dye maent van Septembre den thienden dach. Tincarnacioen van dien staet in dit veers. Impie dolphine cur occubuit leo per te. Noch een ander Incarnacioen. Fit leo mactatus fictiua pace ligatus. [Anno.M.CCCC.ende xix.int selue iaer, ende ooc tsiaers te voren] ¶ Anno.M.CCCC.ende xix.int selue iaer, ende ooc tsiaers te voren doe quamen brantstichters huyt Inghelant, die ter bede ende ten versoucke vanden hertoghe van Orliens huerden lieden in Vlaendren omme dat vier te stekene in diueerschen plaetsen van Vlaendren. Ende midts dat die Hertoghe van Orliens daer gheuanghen lach te Lonnen, so wilde hy hem aldus wreken vp den hertoghe van Borgoengien. Ende sy staken tvier in Poperinge, in Weruijcke, in Dixmude, in Eeclo, in Oudenburch, in Brugghe, in Roesselare, ende in meer andere plaetsen, ende si maeckten meneghen armen mensche bi dien brande. Daer worden vele vanden voorseyde brantstichters gheuanghen, ende si waren al naect vp eenen waghene ghebonden, ende vp haerlieder lijf ghestreken met gloeyende ysers, ende daer theynden onthooft, ende ghestelt vp wielen, ende eenen vierpot daer aen ghehanghen. [Int selue iaer van.xiiijc.ende xix] ¶ Item int selue iaer van.xiiijc.ende xix.in die stadt van Bruessele quam een grote menichte van Rudders, ende van knechten van oorloghen, omme dat commyn vander stede te nyeuten te doene. Ende dat ghemeen te wardes gheware, ende si sloughen een deel vanden edelen doot, ende vinghen bet dan.xxx.edelen, die heere van Heynsberge, heer Eueraert boot, ende meer andere, van den welcken mer Eueraet boot sijn achtienstere was onthooft, maer dye heere van Heynsberghe ontghinckt schalckelick. {==lxxx.r==} {>>pagina-aanduiding<<} [Int iaer.xiiijc.ende.xx en Anno domini.xiiijc.ende.xxi] [¶ Item sygismundus die coninc van hongeryen was ghecoren coninck van Roome ende keyser van Almaengien] ¶ Item sygismundus die coninc van hongeryen was ghecoren coninck van Roome ende keyser van Almaengien, ende sandt al kerstenheyt duere eerlicke Ambassaduers aen allen kersten coninghen ende princhen, ende tot alle grote gheestelicke prelaten datse commen wilden, ofte eerlicke boden seynden binnen der stede van pysen, om te maken een eendrachticheyt in dye helege kercke, ende dat Scisma te nyeuten te doene vanden ij.Paeusen, twelc wel.xxx.iaer hadde gheduert. Alle die heren van kerstenrijcke vanden ij.staten gheestelic ende weerlic van allen conincrijcken, ende andere landtschepen versaemden daer in groter menichte. Ende daer wort ghetracteirt dat die.ij.paeusen of gaen souden, ende men verlietse van hare prelatuere. Int iaer.xiiijc.ende.xx.Ende die cardenalen die daer te pysen waren coren voor eenen paeus eenen meester Pieter van Candien van.s.Franciscus oerdene, ende was een groot doctuer ende een meester in Theologien vander vniuersiteyt van Parijs. Ende in sijne consecratie was hi geheeten Alexander dye.v. Anno domini.xiiijc.ende.xxi.als Alexander een iaer paeus gheweest hadde of daer ontrent, so wart hi vergheuen, ende starf te bolloengien. Corts naer den Asscencioens dach. Ende vp den Sinxen dach daer naer, die cardenalen dye daer te Bolloengien waren in conclaue besloten, coren den cardenael van Bolloengien voor eeenen paeus, ende hiet balthasar de la chansse, gheboren van Napels, ende in sine consecracie wort hi gheheeten Iohannes dye.xxiij. Anno domini xiiijc.ende.xxiiij.Sygismundus die keysere clachte horende vanden paeus Ian, hi dede vergaderen die prelaten van allen landen, ende hy dede houden een generael consilie te Constans vp den Rijn, ende daer was vele ghetracteirt van des paeus Ians leuene, ende van sinen quaden gouuernemente, ende hi wart verlaten ende of ghestelt van sinen paeuschepe, ende was te staffenhuyse int casteel in vangenesse gheleyt Ende die cardenalen die in tvoorseyde consilie waren, die coren eenen Romeyn dye cardenael was, ende hiet Odo de calumpna. ende in sine consecracie wort hi gheheeten Martinus die.v.hi was ghecoren int iaer.xiiijc.ende.xxvij. ¶ Van Phelips van Chaerlois des hertoghen Ians sone, die.xxix.Graue van Vlaendren. Dat.xxxv.capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} PHelips van Chaerlois des hertoghen Ians sone, hi hadde alle dye signorien ende heerlicheden van sinen vadere, te weten. Eerst dat theroochdom van Borgoengien, tgraefschip van Vlaendren, Borgoengien, Artoys, here van Mechelen ende van Antwerpen, hi hadde te wijue des conincx karels van gonnesse dochtere coninck van Vranckerijcke gheheeten vrauwe michiele. Dese phelips quam in Vraendren vp den.xx.dach in Septembre Ende hi swoer te ypre, daer naer te ghendt, ende doen quam hy te Brugge waert, maer als hi in Brugghe commen soude, hi wilde den Burchmeestere vanden vryen Robrechts.f.Boudins. Ende.vi.schepenen vanden sietseelschen die te Brugghe met rechte ghebannen waren in die stede bringhen, ende badt seere daer voren, ende bleef lange te Male verbeydende antwoorde van die van die van Brugge, maer hi en conste dat niet vercrijghen, ende men stont buyten der cruyspoorte bouen den.iij.conin- {==lxxx.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ghen met alle die collegien vander stede bet dan.iiij.hueren lanc ende een halue. Ende hi quam van Male te Brugghe, daer hi eerlicken ontfanghen was, maer dye ballinghen vanden vryen bleuen buyten. Ende hi swoer te brugghe haere rechten, wetten, preuilegien te houdene ende te doen houdene, ende oock te beschermene. ¶ Hoe die Hertoghe Phelips track met eender grooter heyrcrachte te Muylijn vp die Cheyne, ende wan die stede. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem int iaer.xiiijc.ende.xx.Dye hertoghe Phelips voer met eenen grooten heyrcrachte te Muylijn vp die Cheyne, ende wan die stede. Ende hi vandt daer inne vele edele die te sijns vaders doot gheweest hadden, die welcke som daer versleghen waren, ende sommeghe vloden. Ende daer was heer Robrecht van Massemijne Rudder ghemaect. [Vp den.xxx.dach in Ougstmaent] ¶ Int iaer M.CCCC.ende xxi.vp den.xxx.dach in Ougstmaent, soe was eenen groten strijt bi sinte Rykiers in Pontieu, ende daer was die Hertoghe Phelips een wijle tijts gheuanghen vanden Hermaniacx, maer haestelic so was hi vanden Vlaminghen weder omme verlost ende ghecregen. Daer bleuen bouen maten vele hermaniacx doot, ende vele vlamingen waren daer Rudders ghemaect van mer Ian van Lutcenborch. Eerst ende al te voren ons prinche Phelips van chaerloys hertoghe van Borgoengien Graue van Vlaendren, Ian here van steenhuyse, Adriaen van Vylain, ende veel meer andere. Ende daer behilt onse prinche die victorie ende dat velt byden groten bystand vanden heere van Comeneenn vanden vlaminghen. Daer vloon doe vele walen te Pykengy. ¶ In dit selue iaer al kerstenhede was in roere, omme die van Praghen wille, die welcke hilden ende sustineerden vele quade ende valsche opinien die contrarie waren onse kerstenen ghelooue, ende menich mensche track dar waert ghewapent, ende wel voorsien omme hem lieden te beuechtene ende te nyeuten te doene, maer het was alte vergheifs, want dye keyser sygismundus belettet al. Dir veers vanden Soutere, dat maect tincarnacioen vander pragheuaert. Nouacula acuta fecit dolum. [Vp den achtsten dach van Hoymaent] ¶ Int iaer.M.CCCC.ende.xxij.vp den achtsten dach van Hoymaent, soe starf die vrauwe Michiele van Vranckerijcke dye Hertoghinne van Borgoengien, {==lxxxi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ende graefnede van Vlaendren des conincx Karels dochtere van Vranckerijcke binnen der stede van Ghendt ter posterne, ende si was begrauen in sinte Baefs cloostere. In tselue iaer starf haer vader die coninc Kaerle van Vranckerijcke, die welcke coninc van Vranckerijcke gheweest hadde.xlij.iaer, hi was drieweruen in Vlaendren ghewapender hant, ende hi was die ghene die den strijt wan te Roozebeke vp die vlaminghen. Anno domini.xiijc.ende.lxxxij.vp den.xvij.dach in Nouembre. [Int iaer.xiijc.lxxxiiij] ¶ Item hi ghecreech den Dam int iaer.xiijc.lxxxiiij. Hy was ter sluys om te varene in Inghelant, ende doe deden dye walen veil quaets in Brugge, maer daer wasser vele in haerlieder herbergen al heymelijc doot ghesleghen. in die maent van Octobre ¶ Int iaer.xiiijc ende xxiij.in die maent van Octobre wasser groot water in Vlaendren, ende dede grote schade, want men en mochte in vele plaetsen nyet saeyen, ende daer verdroncken vele beesten. Dit es tincarnacioen van dien. Schoonen dike dranck den wijn coel, doe twater had de meneghen poel.M.CCCC.ende.xxiij. ¶ Hoe die Hertoghe Phelips vergaderde een grote vlote van schepen ter Sluys met vele volcx van wapenen, omme te varene in Hollant. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem in die maent van Septembre hier te voren die Hertoghe Phelips vergaderde eene grote vlote van schepen ter Sluys met vele volcx van wapenen huyt Borgoengien, huyt Vlaendren, huyt Artoys, ende huyt Pycaerdyen, om daer mede te varene in Hollant, omme te besittene sine orye, die hem verstoruen was vanden Hertoghe Ian van Beyeren, die oom was vanden Hertoge Phelips voorseyde, die welcke Ian hertoghe van Beyeren heere was van Hollant, Zeelant, van Vrieslant, ende van Henegauwe, die welcke cortelinghe ghestoruen was in Sgrauenhaghe, in Hollandt, ende daer begrauen was, ten predicaren. Ende daer omme die van Holland, ende sonderlinghe die van Dordrecht begheerden den Hertoghe phelips Hertoghe van Borgoengien graue van Vlaendren te ontfanghene ende te huldene als recht hoyr vanden lande, ende als haren rechten landshere. Andere steden warender, ende vele edele lieden die den Hertoghe Phelips contrarie vielen, ende wilden {==lxxxi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ontfanghen ende hulden vrau Iacoba sgrauen Willems dochter die Hertoghinne van Brabant was, die welcke sadt in ouerspele in Inghelant byden hertoge Heynfroet van Glocestere des conincx van Ingelandts ioncste broedere. Ende die Hertoghe Phelips commende in Hollant ende in zeelant, hi was al omme heerlicken ontfanghen, sonder ter Gauwe, te Oudewatere, Vyane, ende te Schoonhoue, dese viere steden wildens hem houden met vrau Iacoba die hertoghinne van Brabant. ¶ Item in dit selue iaer warender vele ende machtighe lieden ghebannen huyt Holland, die den Hertoghe Ian van Beyeren contrarie gheweest hadden. Ende dese ballinghen pijnden seere ende daden grote diligencie om vrau Iacoba te ghecrijghen huyt Inghelandt, ende dat sy soude willen commen in Henegauwe, ende van daer in Brabant, ende also in zeelandt. [Int iaer.M.CCCC.ende.xxiiij] ¶ Int iaer.M.CCCC.ende.xxiiij.so quam die hertoghe Heynfroot van Glocestre huyt Inghelant te Calis ende te Aercke met vrau Iacoba, ende altoos rijdende buyten Vlaendren, so quam hi in henegauwe, ende was daer in sommege steden als heere ontfanghen huyten name van vrau Iacoba. Als dit vernamen die ballinghen van Hollant ende van zeelant, si quamen tot vrau Iacoba in Henegauwe, ende si gaf hem lieden haerlieder lant, ende si swoeren met haer, ende daden haer manschip van haren leenen ende goedinghen die si in Hollant ende in zeelant hadden ligghende, ende in Henegauwe. Ende die Hertoghe van Glocestre ende vrau Iacoba meenden wel van daer ghetrocken te hebbene in Holland, maer die hertoghe Ian van Brabant der vrauwen Iacoba wettelic man, metsgaders sijn rechtsweer dye hertoghe Phelips van Borgoengien wederstonden hem lieden dat voyaegie, so dat si weder keeren moesten in Henegauwe. Die hertoghe van glocestre siende dat hi niet wel van daer en conste ghecommen sonder grotelic in dangier te commen, ofte hi en moest met schalcken liste van daer gheraeken. Hy vant eenen schalcken vondt ende raet, als dat hi den hertoghe Phelips van Borgoengien boot den hantschoe, ende liet hem weten dat hijne wilde beuechten alleene ende te campe hebben, man yeghen man, omme te schuwene grote bloetstortinghe van hueren volcke. Ende die Hertoghe Phelips ontfaen hebbende den hantschoe vanden voorseyde hertoge van Glocestre, ende meenende te vulcommene tvoortstel ende den camp yeghen sinen aduersaris. Ende die tijt ende plaetse gheordonneirt sijne, so liet hi hem paeysiuelic vertrecken. Ende binnen deser tijt dat men hier mede besich was, vrau Iacoba met haren ballingen ende welwillende, quam met grooter macht in zeelandt, ende daer was si in sommeghe steden ontfanghen ende ghehult als een lantsvrauwe. [Vp den.xvi dach van Laumaent en van.s.Nicolaus voor midwintere tot vp.s.Aechten dach den.v.dach in Sporcle] ¶ Item int iaer xiiijc.ende.xxv.als den tijt ende dach ghecommen was dat dye.ij.hertoghen den camp souden doen eyghen malcanderen, Heynfroot die hertoghe van Glocestre die bleef in Inghelant, ende en quam ter voorseyde dachuaert niet om den camp te doene, niet yegenstaende dat hijt beloeft ende geseghelt hadde, den tijt vanden campe gheleden sijnde, die hertoghe Phelips van Borgoengien horende hoe dat sijn nichte vrau Iacoba begonste te regneirene in Hollant ende in zeelant, ende grotelic te dominerene. Dye van Dordrecht ontboden den hertoghe Phelips metsgaders dat si met hem ghehult waren. Ende die hertoghe Phelips track met eene menichte van Pycaerden ende van vlaminghen in zeelant, ende hi ghecreech dye steden te hemwaert die met vrau Iacoba ghesworen hadden. Ende daer naer quam hy te Rotterdamme, ende te Dordrecht, ende vrau Iacoba die hilt haer altijt in die stede vander Gauwe. Ende in alle die stede van hollant ende van zeelant daer die hertoghe phelips ontfanghen was daer vermaecte hy die wetten, ende deidtse alle van sinent weghe vernyeuwen, ende hi stelde al omme in die steden ende sloten walsche of vlaemsche capiteynen. Ende dat ghedaen sijnde, soe quam hi weder te Vlaendren. Ende in Vlaendren onlancx commen sijnde, brochtmen hem die nyeumare, dat die vander Gauwe, vanden Oudewatre, Vyane, ende dye van Schoonhoue, waren gheallegiert metter stadt van Vtrecht, ende metten bisschop Rodulf van Diephout. Ende vrau Iacoba ghecreech te haerwaert Camerlant ende Alkemare, ende hy screef aenden hertoghe van Clocestre om hulpe ende bystant te hebben, ende dat hi haer soude seyn {==lxxxij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} den.ij.duysent aertchiers, die welcke hertoghe van Glocestre, sandt.xvc.Inghelschen aertchiers. Ende die hertoghe Phelips ghereede hem om in Hollant te treckene. Ende commende bi brauwers hauene, soe quamen daer die.xvc.Inghelschen omme te treckene bi vrau Iacoba, maer die van Hollandt, ende sonderlinge die van Dordrecht, die van borssele, ende vander Vere wederstondense. Ende die hertoghe van Borgoengien quam te quade mayen bi Brauwers hauene vp den.xvi dach van Laumaent, ende daer was seere gheuochten, ende die voornoemde Inghelschen waren daer ghescoffiert ende meestendeel versleghen, ende die sommege vloot, maer si waren seere ghequetst, ende nauwe en bleefer iijc. te lijue vanden voorseyde Inghelschen, die weder omme in Inghelant gherochten, die welcke ontrochten noch met groter auentueren. In desen strijt waren vele rudders ghemaect om die vaeliandyse die si daer ghedaen hadden, eerst mijn here vander Vere, mij here van praet, mer Ian witten, Ian van hooghemont ende meer andere. Het was doe eenen harden couden wintere, want het hadde gheurosen van.s.Nicolaus voor midwintere tot vp.s.Aechten dach den.v.dach in Sporcle. Ende doe quam die hertoghe Phelips weder te vlaender waert. [Int iaer.xiiijc.ende.xxvi] ¶ Int iaer.xiiijc.ende.xxvi.midts dat vrau Iacoba vele iammers ende quaets dede ontrent Delft, dye dijcken in stekende, ende die huysen verbarnende, ende hadde ooc vele iammers ghedaen ontrent Harlem, als waer omme die hertoge Phelips reedde weder toe eene quantiteyt van schepen ter sluys, met volcke van oerloghen, ende trac weder in Hollant, ende ghecreech alle die steden in camerlant, ende in Westvrieslant. Ende te Delft waren vele lieden onthooft die metter sijde van vrau Iacoba waren, ende haerlieder hoofden waren ghestelt vp die poorten van der stede, als die yeghen hueren gherechten here waren. [Vp den.xi.dach van April] ¶ Item te Rotterdam vp die vesten warender vele ghehanghen ter waterpoorten byder barbacaninghen, die van vrau Iacoba side waren, ende te Dordrecht warender sommeghe ghequaertiert Ende midts dat dye stede van Seuenberghe vele quaets dede ter stede van Dordrecht, quam die hertoghe Phelips belegghen die stede van Seuenberghe, ende si gauen hem vp den.xi.dach van April, metsgaders dat die Hertoghe phelips daer vp ghestormt hadde. Dyt was int iaer.xiiijc.ende xxvij. Dat Incarnacioen van dien, weetmen bi desen veerse. Als leo quam te Aprille, haddi van Seuenberch sinen wille. [In die selue maent vp den.xvi.dach ] ¶ Item in dat selue iaer in die selue maent vp den.xvi.dach so starf die Hertoghe Ian van Brabandt vrau Iacoba ghetraude man. Ende die hertoghe van Glocestere dede doe groote neerstichede omme vrau Iacoba te hebbene te wijue, om heere te sijne van Hollant, zeelandt, ende van Henegauwe ende van Vrieslant. [Int selue iaer voor sinte Marien magdalenen dach] ¶ Item int selue iaer voor sinte Marien magdalenen dach, des sondaechs te voren was Kaerle van Valoys den Dolphijn te Riemen, ende hi was daer gheconsacreirt coninck van Vranckerijcke. [Int iaer.M.iiijc.ende.xxviij] ¶ Int iaer.M.iiijc.ende.xxviij.Phelips die graue van Saintpol wart Hertoghe van Brabandt, naer dye doot vanden hertoghe Ian van Brabant sijnen broedere. [Int selue iaer vp den achtsten dach in Wedemaent] ¶ Item int selue iaer vp den achtsten dach in Wedemaent, was den paeys ghemaect in Holland, tusschen den hertoghe Phelips van Borgoengien ende vrauwe Iacoba sine recht sweernede, in deser manieren, dat elc hebben ende besitten soude, tghene dat sijne was eer die oerloghe begonste. Ende dye Hertoghe Phelips van Borgoengien soude heere sijn van Holland, zeelandt, ende Henegauwe, ende heere van Vryeslandt. Ende vrau Iacoba soude vrauwe sijn van Suyd beuerlant, vanden Briele, ende vanden lande van vooren. [Sdijsendaechs naer sinte Bauen dach] ¶ Item sdijsendaechs naer sinte Bauen dach souden te Brugghe vp die marct hebben ghecampt die bastaert van Bulloys, ende een ionchere huyt Ghelre lant, gheheeten Ian van hecke, maer daer en quam niet of byder faulte vanden seluen Ian van hecke, die daer niet en quam, ende dander bleef sijns verbeydende alle den dach int parck daer toe gheordonneirt. ¶ Hoe die Hertoghe Phelips van Borgoengien te wijue nam vrau Ysabeele des Conincx Ians dochtere van Poortingale. {==lxxxij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem int selue iaer van.xiiijc.ende xxviij.so was ghemaeckt een huwelick vanden Hertoghe van Borgoengien ende van vrau Ysabeele des conincx Ians dochtere van poortingale, ende die voornoemde Ysabeele quam ter Sluys vp den kersdach, ende daer waren si ondertrauwe ghedaen. Ende ontrent den derthiendach so was die brulocht ghehouden te Brugge met groter tryumphe ende blijschepen. Ende dit es Tincarnacioen van dien in latijnsche woorden eerst, ende daer naer in vlaemsche. Ecce portingalea imuixit secum flandria. Tzwin ter Sluys so si eerst mochte, van poortingale Ysabeele besochte. ¶ Item vp sinte Anthonis dach daer naer waren dye Hertoghe Phelips ende Ysabeele eerlicken te ghendt ontfanghen. Int iaer.xiiijc.ende.xxix ¶ Int iaer.xiiijc.ende.xxix.was te cassele ende in die Casselrye van Cassele grote romoerte onder tghemeente yeghen den baliu van Cassele, want tghemeente rees yeghen den Baliu vp, ende yegen die wet, want de Baliu wilde meerder boeten hebben vanden ghenen die vochten of twisteden yeghen malcanderen dan haerlieder preuilegien, wetten, ende costumen in hilden. Ende om dat heer Colaert vanden Clyte den baliu hemlieden te hardt was ende onghelijc verchde, daer omme stichten si ende wierpen ter nedere sijn casteel ter Ruwerschuere in Casselambocht Ende ooc om dese groote rebellichede dye {==lxxxiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} die Casselaers deden, hem lieden stellende in die wapene, ende stonden te velde om des princhen lieden te beuechtene, so quam dye prinche daer selue in persone, int iaer daer naer vp sinte Anthonis dach met menichte van lieden van wapenen, ende brochtse te sijnder ghenaden, ende hi dede aldaer onthoofden die hoofden ende vpstelders vanden twiste, Aernoudt kyekin ende Iaecx lootin, ende meer andere te Cassele binnen der stede. Ende vp dien dach was gheboren sprinchen eerste sone Anthonis. ¶ Int iaer.xiiijc.ende.xxix.doe starf Phelips van saintpol hertoghe van Brabandt, van Lotrijcke, van Lymburch, marcgraue des heilichs rijcx, alle welcke heerschepyen quamen toe ende verstoruen den Hertoghe Phelips van Borgoengien sijnen rechtsweere, als sijn naeste hoyr. ¶ Item int selue iaer doen conquesteirde die hertoge Phelips dat graefschap van Namen. Ende aldoe roerden eene oorloghe die van Luydeke yeghen tlandt van Namen, omme den hooghen torren van Bouuyns, staende vp die mase binnen den lande van Namen, welcken torre so hoghe staet datmen van dien torre die lieden sach gaen vp die straten in de stede van Luydeke. Ende die luyckenaers begheerden dien torre ghenedert te hebbene, of si souden den selue commen nederen met crachte, ende raserene ende doen te nyeute. Ende om dat die van Namen dat nyet doen en wilden in gheender manieren, soe quamen die van Luydeke ghewapender hant int landt van Namen roouen, brant stichten, ende die lieden vanghende ende dootslaende, ende dedent so vele te meer, omme dat si noch spijt hadden dat die Hertoghe Ian van Borgoengien des Hertoghen hadde voor Luydeke van hueren volcke bet dan.xx.duysent mannen, ende dat sijn sone Hertoghe Phelips hemlieden so naer quam, ende meenden alsoe onder tdecsele van deser oorloghe altemet te wreken haerlieder toorne, ende bedecten nijt die si hadden vp den hertoghe Phelips, want het speet hem lieden seere dat hi graue van Namen was. Dye Hertoghe Phelips verhoorende die schade die dye luyckenaers ghedaen hadden in tgraefschip van Namen, twelc sijn lant was, hi versaemde veil volcx van wapenen, pycaerden, ende vlaminghen, ende sandtse in tlant van Luydeke daer si vele quaets deden, ende vele lants bedoruen ende destrueirden. [Int iaer.xiiijc.ende.xxx] ¶ Ende ontrent sint Ians dach midtsomers, int iaer.xiiijc.ende.xxx.soe daden onse lieden een sprincreyse yeghen die luyckenaers, ende daer bleef versleghen heer Ian van Ghistele, here van dudtzeele. ¶ Item binnen dien seluen iare was die maecht'die metten dolphijn Kaerle plach te rijdene ghewapent, buyten Parijs gheuanghen, ende gheuoert te Rouwaen in Normandyen, ende was daer verbarnt aen eenen stake. [Int selue iaer van.xiiijc.ende.xxx] ¶ In die maent van Meye vp den Sacraments auent int selue iaer van.xiiijc.ende.xxx.Die coninck Heyndric van Inghelant een ionc kint van.vij.iaren, commende duer Normandyen tot Parijs, was vp den derden sondach inden Aduent te parijs in onser vrauwen kercke ghecroont coninck van Vranckerijcke. Aldus waren doe in Vranckerijcke twee Coninghen, Kaerle die gheconsacreirt was te Ryemen, ende Heyndrick die te Parijs was ghecroont. ¶ In dit selue iaer was eene grote beroerte binnen der stede van Gheertsberghe, omme dat die wet vercocht hadden lijfrente vp die stede, tghemeente wasser yeghen, ende si en wilden nyet ghedooghen datmen die brieuen beseghelen soude. Ende si wilden der stede seghele van verbonde hebben met crachte, ende dien te nyeuten doen, ende casseren. Die wet van Gheerdtsberghe lietent weten die heeren vanden rade te Ghendt. Dye heeren vander stede van ghendt ontboden die Baliu die punyeren soude naer dye gheleghentheyt vander mesdaet. Mer Ghelein van halewijn, die doe baliu was deder vele onthoofden, ende daer mede cesseirdet, ende dye hoofden dede hy stellen vp die poorten vander stede. [Int iaer ons heren.xiiijc.ende.xxxij] ¶ Int iaer ons heren.xiiijc.ende.xxxij.in landt van Vlaendren was eene grote beroerte, omme die nyeuwe munte. Die heren stelden voort, in vlaendren, ende wilden heyndelijcken, dat men aen tgout verliesen soude den derden penninc, ende datmen aen tselueren ghelt verliesen soude den vierden penninc, ende {==lxxxiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} hier was tghemeente yegen, want si en wilden soe vele niet verliesen, maer si consenteirden wel te verliesene den.vi.penninc, maer anders niet. Ende hier omme so liep volc te ghendt in die wapene, ende die weuers lieten haer werc staen. Ende aldus in die wapen staende, so seyden si dat si wilden gaen soucken die vpstelders van desen. Ende daer sloughen sy doot den voorschepene van Ghendt Daniel van zeuerne, den ouerdekene van boele, ende Ioos hazebijt, ende doe ghinghen si soucken meester Heyndrick huyten houe, den thoonre van Gendt, ende Ian die graue, die welcke si niet thuys en vonden, maer waren ghevloden huyt ghendt. Doen ghinghen sy breken haerlieder huysen, ende namen haerlieder goet. Dit gheuiel in Ougst vp Sinte Claren dach, Dit es tincarnatioen van dyen In Ougst vp sinte claren dach, te Ghendt men vele rauwen sach. [Int iaer.xiiijc.ende xxxiiij] ¶ Int iaer.xiiijc.ende xxxiiij.te ghendt waren sommege vulders die beroerte ghemaect hadden onder tvolc yeghen die wethouders, ende waren in wille om brandt te stichtene in die vier houcken vander stede van ghendt. Men warts gheware, ende si waren ghecreghen, ende voor paesschen vp den schortel woensdach waren si onthooft. [¶ Hoe twee Cardenalen ghesonden waren van den Paeus Tatrecht, om den paeys te maken] ¶ Hoe twee Cardenalen ghesonden waren van den Paeus Tatrecht, om den paeys te maken tusschen den coninck van Vranckerijcke ende van Inghelant, ende den Dolphijn ende Hertoghe Phelips, om die doot van Hertoghe Ian. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [Int iaer.xiiijc.ende.xxxv en van sint Iacobs dach in Hoeymaent tot den eersten dach in Laumaent] Int iaer.xiiijc.ende.xxxv.ontrent sinte Marien magdalenen dach waren ghesonden.ij.Cardenalen vanden paeus Eugenius, ende ooc van den consilie generale datmen hilt te Basele, deen cardenael was den cardenael van cypers sconincx broedere van Cypers, dandere was een chaertrues, ende was gheheeten den cardenael van sinte Cruys. Dese quamen Tatrecht in Artois, ende waren ghesonden om den paeys te makene tusschen die.ij.coninghen, te wetene vanden coninc van vranckerijcke ende den coninc van Inghelant, ende tusschen den Dolphijn ende den hertoghe phelips om die doot vanden hertoghe Ian die die Dolphijn dede doot slaen verradelijck te Montrien vp die cheyne. Daer quamen vele notable Ambassaduers vanden Co- {==lxxxiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ninc van Vranckerijcke, ende vanden coninc van Ingelant. Item die hertoghe Phelips was daer selue in proberen persone, daer was lange ghetracteirt, ende dat segghen van den cardenalen was huyten monde vanden paeus, ende huyten sluyten vanden generalen consilie te Basele, dat die.ij.conincrijcken Vranckerijcke ende Inghelant, elc lant moeste eenen.coninc.hebben alsoot plach te sine. Die Inghelschen dat horende si en wildens niet ontfaen ouer danckelic, ende si seyden dat dye.coninc.Heyndric van Inghelant warachtich.coninc.van Vranckerijcke was, midts dat hi te Parijs ghecroont was. Voort dat Seggheschip gheseyt ende gheeynt sijnde, soe tracteirden die voornoemde cardenalen tusschen den.Coninc.van Vranckerijcke ende den hertoge phelips van borgoengien, van dat die.coninc.hadde ghedaen verradelicken doot slaen den Hertoge Ian int iaer xiiijc.ende.xix.Ende Chaerle die.coninc.van Vranckerijcke ende die hertoge Phelips van Borgoengien gauent beede ouere ter eeren van gode haer lieder questie ende gheschil inden handen vanden.ij.cardenalen huyten name vander heleger kercken, ende inden ghenen dye si daer toe te rade nemen souden met hemlieden. Ende dat seggen was dat ouer dye emende vander mesdaet vander doot vanden hertoge Ian, dat die.coninc.soude gheuen den hertoge phelips Amiens, vermandoys, ende dat oude Westvlaendren, te wetene Aryen, aerden metten sloten ende casteelen daer toe behoorende, ende dye regentsye van Parijs. Ende aldus ende vp dese condicien so was die paeys ghemaect tusschen den.coninc.K.van Vranckerijcke ende den hertoghe Phelips van Borgoengien. Ende als vanden sticke vanden.ij.coningen, so en was tseggherscip vanden cardenalen, midtsgaders dat si haer segghescip niet al voleynt en hadden, dat in dien den coninc van Inghelant den paeys aenghinghe, ende daer inne consenteirde, hy soude hebben ende behouden tgraefschip van guyenne, ende al Normandyen, ende tgraefschip van Guyse, ende dese landen soude hi houden in manscepe ende te leene vanden coninc van vranckerijcke, ende hi soude ghehouden sijn den coninc van Vranckerijcke daer of manschip te doene naar den ouden costumen ende rechten. Ende sy gauen den ambassaduers vanden coninck van Ingelant respijt om hemlieden daer vp te beradene, van sint Iacobs dach in Hoeymaent tot den eersten dach in Laumaent. Ende als den nyendach commen was, ende dat si antwoorde van dien souden gheuen, so vonden die Inghelschen eenen omme slach vanden paeyse, omme die tontgane segghende, dat die hertoghe van Borgoengien ne gheen paeys schuldich en was te makene metten Dolphijn van Vranckerijcke sonder tconsent vanden Inghelschen, want hy haddet beloeft ende ghesworen den coninc van Ingelant, ende midts dat hi sijne belofte nyet en hilt, soe was hy ontseyt vanden coninc van Inghelant. Ende die hertoge van Clocestre ende van Ioorc sonden brieuen aen den Hertoghe van Ghelre, aen die van Hollant, aen den bisschop van kuelen, ende van Luydeke, ende aenden keyser om bystandicheyt, ende dat om te cranckene den hertoghe van Borgoengien, als een meyneedich ende versworen man (also si seyden) Ende die Hertoge van Borgoengien ghecreech die Messagiers met haren brieuen dye si droughen. Ende aldus waren si ghescheeden die daer vergadert waren om den paeys te maken. etc. [Int selue iaer] ¶ Item die Inghelschen roofden inden vasten daer naer int selue iaer die vlote metten wijne commende te Vlaendren waert, die welcke vlote die castilianen weder namen den Inghelschen. Dat ghedaen sijnde, metsgaders dat dye Hertoghe Phelips dese boden metten brieuen ghecreghen hadde, so waren die Inghelschen ghescoffiert, ende en vernamen gheen sercours, noch antwoorde van dien. ¶ Item ontrent dye vastenauent quamen binnen der stede van Vtrecht vele ruters lieden van wapenen al in pelgryms abijten, ende si waren onder wel ghewapent ende voorsien, ende waren van sgrauen van Nyueers lieden, ende sy meenden den heere Walraue van Nyueers den bisschop van Vutrecht ghemaect byden concilie vander stadt van Vtrecht, ouer te gheuene, ende den postulaet Rodulf van diephout doot te slane. Die van Vtrecht wordens gheware vp den Vastenauent, maer dye ruters vloden meest huyter stadt maer daer wasser een deel ghecreghen binnen Vtrecht, ende die waren des maendaechs inden vastenauent alle onthooft. ¶ Hoe int iaer.xiiijc.ende.xxxv.grote haghel steenen vielen die tcoren al bedoruen. {==lxxxiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem int selue iaer van.xiiijc.ende xxxv.vp sinte dominicus dach so vielen ontrent Brugghe afgrijselicke grote haghelsteenen te oudelem, ende te sietseele. Sommege waren also groot als duuen eyeren, ende bedoruen in vele plaetsen die vruchten, dye noch vp tvelt stonden. ¶ Item vp dyen seluen dach die coninghinne van Arragoen ende van Nauarre, ende die groote meester van sinte Iacobs in Spaengien, ende die broeder vanden coninck van Nauarre voeren te Napels waert, met eene grote vlote van schepen, vul volcx van oorloghen, om dat landt van Napels metten sweerde te ghecrijghene, ende commende voor dye stede van Gayette, daer waren si ghescoffiert, ende verwonnen vanden Geneuoysen, ende seer vele gheuanghen. Dat Incarnacioen staet in desen veersen. Dominicus blasio dat reges equeore votos. Noch een andere. Aragon atqe nauar ianua leta capit. Noch tselue incarnacioen. Dominici festa gente colente sacra. [Int selue iaer in tbeghinsele vander vastene] ¶ Int selue iaer in tbeghinsele vander vastene die hertoghe van Borgoengien gaf te kennene die van Ghendt den schimp die ghedaen was vanden Inghelschen, ende ooc den lande van Vlaendren. Ende hi meendet te wrekene vp die Inghelschen met Calis te belegghene, ende tlant van Guysen dat die Inghelschen wel.lxxxix.iaren beseten hadden onrechtuaerdelic. Ende dye van Ghendt consenteirden den Hertoge bystandicheyt met lijue ende met goede, om Calis te bestokene sonder raet, oft aduijs te nemen met die van Brugghe, of van Ipre, of met dye vanden vryen. Ende daer naer so quam dye hertoge phelips te brugghe ontrent half vastene, omme oock secours te hebben van die van brugghe, ende soe voort Typre, ende aen die vanden vryen. Si consenteirdent alle met den prinche te auentuerene, lijf ende goet, ende men stac in allen steden binnen vlaendren des Princhen standaert huyte, ende men coos al omme volc om te Calis te varene. Int iaer.xiiijc.ende.xxxvi.smaendaechs in die cruys weke quamen bet dan duysent Inghelschen in Westvlaendren in Borburch, Ambocht, ende in Cassel ambocht. ende si roofden vele beesten ende brochtense bi Loo in Borburch ambocht. Ende doe ghinghen si seere stormen vp dye kercke van Loo, omme tgoet te hebben dat vp die kercke van Loo gheulucht was. Die vlaminghen dye vp den torre waren wierpen met groten steenen van bouen neder, ende wierpen eenen Inghelsman een baenraets here doot. Als die van Cassel ambocht, van Borburch ambocht, ende van Duynkercke gheware worden vanden rooue die die Inghelschen ghedaen hadden, sy sloughen in alle kercken die clocken aen een boort, ende tvolc vergaderde van allen canten ende quamen met groter menichte van volcke daer si die ynghelschen meenden te vindene. Die Inghelschen dat wetende, si staken tvier in die kercke van Loo, ende versmoorden ende verbarnden daer inne veil vrauwen ende kinderen, maer die mannen die vp den torre waren die behilden haer lijf. Ende die ynghelschen met haren rooue ghinghen ouer die riuiere. Dye vlaminghen bet dan.iij.duyst sterc sijnde, achterhaeldense ende beuochten se. Ende den Inghelschen quamen te hulpe noch wel.ij.duysent mannen Dat ouermerckende die capiteynen vanden vlaminghen Walraue van Huchijn, Ioris ghewedde, Phelips van Longpre, ende meer ander die {==lxxxv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} met hemlieden waren te peerde, metsgaders Dieric van hazebrouc, die rieden hemlieden dat sy vlien souden ende achterwaert trecken. Dinghelschen quamen hem lieden stranghelicken aen, ende schuerden die batalie vanden vlaminghen, ende redense omme ter eerden. Ende bet dan vc. vrome mannen van casselambocht die en wilden nyet vlyen, maer bleuen vechtende vromelic yeghen dye Inghelschen, maer si waren vermenicht, want die Inghelschen waren wel.iijm.sterc, ende in dien strijt bleuen ontrent.iijc.vlaminghen versleghen, ende.lxx.Inghelschen. Ende een Inghelschman een groot edel man van gheboorten die reedt sijn derdere te greuelinghe binnender stede, meenende dat hem dye Inghelschen gheuolcht souden hebben om die stede te winnene, ende hi wort daer gheuangen, ende hi gaf hem vp, maer een vlaminc quam daer ouere die hem doot slouch, haddy te lijue ghehouden gheweest, hi hadde gheerne duysent nobelen ghegeuen voor sijn rentsoen, want hi wasser wel toe ghegoet. ¶ Int selue iaer voor sinxen quam een Inghelschip met goede gheladen voor walcheren omme te varene Tantwerpen ter marct, die baliu van Middelburch die arresteirdet van sprinchen weghe, ende alle tvolc dat int schip was leede hi te Middelburch in die vanghenesse. Tcommuyn van Middelburch dat vernemende braken die vanghenessen, ende lieden dye Inghelschen vry ende los wech gaen, ende deden hem lieden haer schip weder gheuen, ende maecten groot parlement ende beroerte yeghen den abt van Middelburch ende yeghen den baliu, ende yeghen Ian Rijn den Rentmeester van Zeelant, ende ooc yeghen die heeren vander wet, maer die heer van Oosteruanc ende die here vander Vere dedense swichten, maer niet te min, die abt, dye baliu, ende sommeghe heeren van Walcheren vloden huyt zeelant van vreesen van doot gheslaghen te sijne vanden commune. [Vp den dach vander Tryniteyt] ¶ Int selue iaer vp den dach vander Tryniteyt, soe saten sommege Oosterlinghen ende droncken in een maleueseye taueerne, ontrent.vij.hueren inden aduent, ende daer quam een vlaminc bi hem lieden sitten, die welcke gheckende ende borderende was metten oosterlingen, ende si worden twistende ende gheschil crijgende. Die vlaminc alleene sijnde, ghinc van daer, ende haelde viere of.v.ghesellen te sijnder helpe, ende quam inder nacht tusschen den.x.ende xi.hueren met sine andere ghesellen voor die duere daer die princepale vanden oosterlinghen, die deerste gheschil yeghen hem hadde ghenomen, was gaen slapen bi sijn boel, daer ooc meer oosterlinghen binnen den huyse waren. Dese vlaminc cloppende vp die duere, ende dachuaerdende den oosterlinc huyte, ende groot remoer makende, die sommeghe van den oosterlinghen staken thooft ter veynsteren huyt, ende riepen slaet den croden vlaminck doot. Eens poorters clerc quam daer toe gheloopen ende wort daer doot ghesleghen. Ende tvolc vander stede midts dat si hooren roupen, slaet den vlaminc doot, si verstonden dat men riep, slaet al die vlaminghen doot, ende wordens hem moeyende, ende riepen, slaet alle die oosterlinghen doot. Daer wort seer gheuochten, ende men liep in alle dye herberghen daer oosterlinghen ghelogiert waren in dye hoochstrate ende elders, ende men slouchse alle doot die niet en vloden of nyet ghewaerschuwet en waren. Ende men seyde datter wel xl. oosterlinghen bleuen onder doot ende andere die totter doot ghewont waren. Die vander wet wordens terstont gheware, ende quamen daer met groter haeste int ghescheet maer qualic consten sy tghemeene volck te vreden ghestellen, maer ommere si beualen dat elck tuysewaert soude gaen in sijn ruste. Des anderen daechs die vander wet deden inquisicie wie dye ghene waren dye dese beroerte ghemaeckt hadden, ende si worden gheuanghen, ende des dysendaechs daer naer so wasser.iiij.onthooft, Gillis moens, meeus die keysere, Coppin pilse, ende Loy ioordaens die soudemen ooc onthooft hebben, sijn oghen waren verbonden, ende hi was gheknielt voor den hangman, ende hi aenriep theylich bloet van Wilsenaken ende beloefdet te versouckene mocht hi die doot ontgaen, wat ghebuerde. Daer quam een soe afgrijselic een gheruysch van winde ende dondere, in vormen van eender eertbeuinge, so dat die here, die wet ende die hangman metten sweerde in die hant al wech trocken, ende al tvolck liep wech, so dat hem dye selue Loy iordaens alleene vant, ende stad sijn scrode vppe, ende ghinc duer al tvolc dat daer was, tot in onser vrauwen {==lxxxv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} kercke daer hi sijn ghebet sprac, daer naer woede hy duer dye veste vander sluys ende reysde sonder letten ten heleghen bloede waert te Wilsenaken. Die vander wet ende die hangman alle te samen waren seere verwondert, want niement en wiste waer die voornoemde Ioy ioordaens beuaren was. Ende eeneghe personen hildent ouer myracule. [Des saterdaechs naer sacraments dach] ¶ Item des saterdaechs naer sacraments dach daer naer so trocken dye van Ghendt met harer casselrye met een schoon heyrcracht te calis waert wel.ixm. mannen sterc, ende namen haren wech altijts lancks die leye. Ende commende te Hasebrouc, so wierpen si omme thuys van Diederic van haesbrouc, ende sijne muelene neder ter eerden, omme dat hy in die cruysweke daer te voren daer hi capiteyn was vanden casselaers, ende men die Inghelschen wederstaen soude scalckelicken vloot huyt den heyre, ende liet vechten.vc. casselaers totter doot toe yeghen.iijm.Inghelschen. [Vp sinte Barnabas dach] ¶ Item die van Brugge trocken vp sinte Barnabas dach huyt Brugge te Calis met eenen schonen gheselschepe, ende hemlieden volchden dese naeruolgende steden, Damme, oostburch, ardenburch, thorout, Oostende, muenicreede, houcke, mude, blanckeberghe, ghistele Dixmude, met eene menichte van volcke Ende commende buyten brugge, si bleuen liggende by.s.Baefs tot svrydaechs, verbeydende die vander sluys, die die bruggelinghen nyet volgen en wilden. Maer emmer duer die bede vanden prinche si vertrocken svrydaechs te Calis waert. ¶ Nota, die vanden oostvryen quamen in Brugge met schonen state van volcke ende quamen liggen aen die noort side van die van Brugghe by.s.Baefs. Ende sdonderdaechs daer naer so trocken si te Calis waert. [Vp sinte Loys dach] ¶ Item vp sinte Loys dach quamen die van Mechelen in Brugge wel met.vc.vromer mannen [Vp sinte Ians baptisten] ¶ Item vp sinte Ians baptisten auent was die monstre van alle den vlaminghen ghedaen tusschen groeninghe ende Loon, in dye presencie vanden hertoghe Phelips. [Item vp.s.Pieters ende.s.Pauwels] ¶ Item vp.s.Pieters ende.s.Pauwels auent doe was Hoeye vanden vlaminghen beleit, ende vp s. Pieters dach wast van hem ghewonnen, ende die capiteyn was hem derder ghehouden te lijue {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ENde des ander daechs vp den saterdach daer naer waren in Hoeye ghecreghen ende gheuanghen.liiij.persoonen die alle tsamen aen eene galghe ghehanghen waren. Ende vp den sondach daer naer, so was tcasteel omme gheworpen, ende al heel gheraseirt vanden vlaminghen. Ende vp den maendach daer naer, twelck was die feeste van onser vrauwen visitacie, doe trocken die van vlaendren voor tcasteel van Maercke, twelc was drie daghen lanc bestormt, ende vp den donderdach doe wast ghewonnen, ende.C.ende.iiij.mannen Inghelschen die in maercke gheleghen hadden waren te Ghendt gheuoert gheuanghen als prysoeniers. Ende in Maercke waren gheuonden ballinghen van Hollant, van Brabant, ende van Vlaendren ontrent.xij.dye waren alle onthooft, omme dat si waren of ghegaen haren prinche. [Vp den.ix.dach van Hoymaent] ¶ Item vp den.ix.dach van Hoymaent was Ian Rijn die Rentmeestere van Zeelant Termuyen in Zeelant doot ghesleghen vanden schiplieden, vp eenen maendach tsauonts. ¶ Item ontrent sinte Margrieten dach, so ghecreghen die pycaerden tcasteel van santgate, ende ooc tcasteel van balegheem [Item vp den.is. dach van Hoymaent en vp sinte Alexis dach Vp den donderdach naer sinte Marien magdalenen dach in Hoymaent] ¶ Item vp den.is. dach van Hoymaent trackmen voort met den heyre om Calis te belegghene. ¶ Item vp sinte Alexis dach waren die Inghelschen in eene sprincreyse seere gheschoffiert vanden brugghelinghen ende vanden pycaerts. ¶ Item vp den donder- {==lxxxvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} dach sinte Margrieten auent, soe waren die van Brugghe ghescoffiert vanden Inghelschen, ende verloren wel.xxxvi.mannen, onder doot ghesleghen ende gheuanghen. Vp den donderdach naer sinte Marien magdalenen dach in Hoymaent, soe ghinc die Hertoghe van Borgoengien in sijn wambaeys spelen vp die dunen vander zee, onghewapent, ende daer hadde hy byna gheuanghen gheweist vanden Inghelschen, maer here Ian van platteels dye waerschuwede hem ende salueirdene dat hi ontghinc, maer in die schermutsinghe, so wort heyndelic die selue heere van platteels gheuanghen vanden Inghelschen ende in Calis gheuoert. [Den.xxviij.dach in Hoymaent en vp sinte Claren dach in Ougst, den.xij.dach.] ¶ Item tsaterdaechs naer.s.Marien magdalenen dach, welck was den.xxviij.dach in Hoymaent vp den noene quamen dinghelschen met een grote menichte van volcke ten bollewercke dat die van ghendt ghemaect hadden. Ende dye Inghelschen sloughen bet dan.C.ende.xx.mannen doot vanden ghendtschen heyre. Als waer omme dat dye van ghendt al heymelic des nachts daer naer velden hare tenten ende pauwelioenen, ende vertrocken van voor Calis naer Ghendt, ende si lieten achtere hare prouanchie van spijse ende van drancke. Ende die van Brugge, van ypre ende vanden vryen dit vernemende dat die van Ghendt vertrocken waren, elck track thuysewaert. Ende die prinche belouede die vanden vryen te gheuene sonderlinge preuilegien, ende dat si souden sijn dat vierde let van vlaendren, ende si souden hebben eenen seghele, ende dat sommeghe steden die onder Brugge sijn ende ambochten sijn vanden vryen, souden wesen apendanten vanden vryen, ende niet onder Brugghe behoorende. Die van Brugghe commende van voor Calis, si bleuen liggende met tenten ende met pauwelioenen, tusschen sinte Andries ende sinte Baefs. Ende si en wilden in brugghe niet commen, sy en souden sommeghe pointen vanden prinche beseghelt hebben, die si begheerden, ende si bleuen voor Brugghe ligghende tot vp sinte Claren dach in Ougst, den.xij.dach. ¶ Hoe een grote vlote van schepen vol volcx van oorloghen wt Inghelant quam in Vlaendren. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} BInnen deser tijt dat die van brugghe voor Brugghe laghen, quam een grote vlote van Inghelsche schepen wel tot.iijc.ende.lx.al vul volcx van oorloghen, daer of dat die capiteynen ende leedtsmannen waren, die hertoge van Glocestre, ende die Hertoge van Iorc, ende daer waren noch.xvi.princhen met hemlieden, ende si waren wel.xxiiijm.mannen sterc, ende si deelden hem lieden in drie partyen. Die sommege ver- {==lxxxvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} waerden Calis ende tlant van Guysen. Dye Hertoghe van Iorc was wel met.xijm.mannen, ende voer te Burburch, ende van danen te Duynkercke, te quaet ypre, te Bambeke, te Aringhe, ende also voort tot poperinghe, al omme tvolck roouende ende dootslaende, die hele of stekende, ende die huysen verbarnende, ooc kercken ende gods huysen. Ende in Poperinghe hilt die hertoghe van Glocestere hof ende een grote feeste, ende een ballinc van Poperinghe dye langhe saudenier hadde gheweist int lant van Guyse, die slouch hy Ruddere, ende gaf hem lant ende erue int lant van Guyse, ende oock in Inghelant. Ende als si Poperinghe te nyeuten ghedaen hadden, trocken si te Belle, ende in die drie prochien daer ontrent, ende si hadden vele leedtslieden, ballinghen ende fugityuen van Vlaendren, die hem lieden die weghen wijsden, ende wrouchden waer die rijcxste ende die notabelste lieden woonden van dier maertsen ende landen. Ende dye Inghelschen ghecreghen huyt Poperinghe ende die prochien daer ontrent gheleghen, wel xiic waghenen die si gheladen hadden met lakenen, ende ooc met anderen goeden. Ende als si Belle verbarnt ende berooft hadden, ende tlant daer ontrent, so trocken si met haren rooue suytwestwaert tot Aercken by.s.Omaers, ende si staken tvier al omme daer si passeirden Die Casselaers dit vernemende, si waren versaemt wel.vm.vromer mannen of meer, ende si meenden den roof vanden Ingelschen weder te nemene, ende den Inghelschen te wederstane, maer mer Colaert vanden Clyte die verboot hemlieden, ende also voeren si voort duere te Calis. Ende dye Inghelschen leeden met hem lieden wel vc.kinderen gheuanghen, die sy met haren rooue te calis voerden. [Den.vij.dach van Ougst] ¶ Item die derde schare vanden Inghelschen wel et.iiic.ende.lx.schepen, dese bleuen in die zee met cleene menichte van volcke, ende si waren vp eenen dijsendach, den.vij.dach van Ougstvoor Ostende, ende men slouch tallen kercken die clocken te storme, al tnoortvrye duere. Ende ontrent Ostende aen den zeecant vergaderden wel.iiij.duysent mannen. Het gheuiel dat die Amyrael vander zee heer Ian van huerne met.iij.of iiij.knapen vloot al heymelick huyt der sluys, ende quam om te vertroostene ende te sercoursene die van Veurne, ende vander Nyeupoort, ende andere daer vp die frontieren gheseten, midts dat hi hooft ende generael capiteyn was vanden westlande, ende om dat hy nyet bekent en wilde wesen, ende midts dat hi met so cleenen state huyt ghecommen was, so reedt hi al vermonselt ende onbekent. Ende commende bi Ostende, hi wart gheaenueert, ende hi en wilde niet segghen wie dat hi was, ende heyndelicke hi wart bekent van sommege van die vanden vryen, ende wort daer so ghesleghen ende ghequetst, so dat hi binnen.xiiij.daghen daer naer daer of starf. Ende een van sinen knapen die hem beschudden wilde, wort daer ooc so ghewont dat hi des anderen daechs daer naer starf. Ende die knape leedt eer hy starf, dat heer Ian van huerne here van hontscote sijn meester fauorabel was den Ingelschen, ende van hem lieden hadde ghiften ontfangen ¶ Item vp sinte Laureys auent doe quam dye vlote vanden Inghelschen int oostvrye, tusschen der groude ende der noort, ende si beroofden al tlant, Gaternesse, Scoondijcke, der groude, Steenkercke, ende staken tvier in die huysen [Vp sinte Laureys dach] ¶ Item vp sinte Laureys dach so quamen bet dan.iiij.duysent mannen darwaert huyt den Oostvrye, van Eeclo, Ardenburch, sinte Laureys te Heyle, sinte cruys, Cocsye, Oostburch, heynkewerue, ende si quamen in Britskins poldre, meenende dye Inghelschen te wederstane die in tvoorseyde Oostvrye roofden ende brant stichten, eer si tot haren schepen weder gheraken souden. Ende vander sluys quamen huyte met eene menichte van volcke om hem lieden te sercoursene. Ende als si saghen so vele ghewapender lieden, die haers verbeyden, si worden vliende, ende lieten haerlieder bannieren vallen van vare, meenende dat alle Inghelschen gheweist hadden, ende vloden alsoe weder ter Sluys waert. Ende Guy die visch capiteyn van cocsyde vloot ooc wech met sinen peerde, ende al dat volc vanden Oostvrye wart oock vliende, hadden si te gadere ghebleuen si hadden den Inghelschen alle ghescoffiert, die aent lant waren, want si in cleender menichte waren. Ende vp dien seluen sinte Laureys dach, so warender sommege vanden Inghelschen met haren scepen in Wulpen ende in Casant, twelc si berooft ende verbrant hadden, ende bleuender heymelijcke ligghende, wel.xiij. {==lxxxvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} daghen lanc omme dat hem lieden den wint al tijt contrarie was, ende daer nae vertrocken si vrylic met haren rooue. [Vp den.xij.dach van Ougst] ¶ Item vp den.xij.dach van Ougst, twelck was den sondach voor onser vrauwen dach, ter bede vander edelder vrauwe Hertoginne van Borgoengien ende graefnede van Vlaendren. Dat heyrcracht van Brugghe dat langhe tijt buyten Brugghe gheleghen hadde int weder commen van Calis, brac vp, ende velden huer tenten ende pauwelioenen, ende voeren met hueren carijnen ende volcke te Oostburch waert, omme den Inghelschen te wederstane, omme dat si Oostburch, Eerdenburch, ende ander prochyen daer ontrent gheleghen nyet beroouen noch verbarnen en souden. Vp onser vrauwen dach, so waren die van Brugge dye te Oostburch laghen versocht, omme eene quantiteyt van haren volcke te seyndene ter sluys, omme van daer te schepene ende den Inghelschen te schepe te beuechtene. Die van Brugghe sonden huyt elcke tente den.vi.man. Ende si lieden commende ter sluys voor die poorte, mijn heere van Steenhuyse capiteyn van den heyre van Brugghe, Claeys die calckere, ende meer ander Brugghelinghen tot ontrent.xl. persoonen waren inne ghelaten, ende alle dandere moesten blijuen voor die poorte buyten staende, duer aldat si ontboden waren daer te commene, ende stonden daer totten auent inden reghen, ende waren cout ende nat. als den nacht quam, so moesten si gaen logieren vp den oostdijc, ende som te Brugheers. Des onderen daechs quamen si weder, ende meenden wel datmense doe inne ghelaten soude hebben. Maer mer Roelant van huytkercke verboot datmen die poorten nyet open doen en soude, ende men seyde hem lieden dat si thuyswaert gaen souden. Daer en waren gheene schepen ghereet, omme yeghen den Inghelschen te varene. Die bruggelinghen dye binnen der Sluys waren, baden den poortwaerders, datmen huerlieder mede ghesellen in laten soude. Maer mer Roelant voorseyde nam dye slotelen selue vander poorte, ende en wildes niet ghedoogen, waer omme die brugghelingen die binnen der sluys waren, poochden omme tslot vander poorte of te brekene met crachte. Die ter poorten tawet deden gauent te kennene die vander wet, ende men slouch dye clocken, ende mer Roelant quam weder ter poorten met veel volcx, ende wort schietende ende slaende vp die van brugghe. Ende mer Roelant hietse verraders ende meutmakers, ende beual in wat huyse datmen brugghelinghen vonde, datmense ter solder veynster huytworpen soude. Ende die Dekene vanden sceppers van Brugge brac emmer met crachte dat slot vander poorte, ende ghecreech die poorte opene, ende dye van Brugge dye ghinghen weder Toostburch waert. Ende binnen den derden dach daer naer, so dede mer Roelant een ghebot doen binnen der stede vander sluys, dat so wat brugghelinc of inhabitant vander stede van brugghe, dat ware binnen der stede vander sluys, dat hi die stede ruymen soude binnen den derden daghe vp sijn hooft. Vp sinte Berthelmeeus auent ende vp sinen dach, so track die vlote vanden Inghelschen scepen dye.xiij.daghen lanc gheleghen hadde vp den noort tusschen Walcheren ende Gaternesse wech, ende voeren naer Calis. Ende tsondaechs vp die maeltijt, twelc was den.xxvi.dach in ougst, doe quamen die van Brugge die toostburch gheleghen hadden in die stede van Brugghe, ende quamen staen ter marct met haren standaerden die si binnen den auende stelden in die eerde, ende seyden ouerluyt dat si vander marct niet scheeden en souden noch huyt haerlieder wapene gaen, voor dat mer Roelandt van huytkercke capiteyn vander Sluys, openbaerlicken soude ghepuniert sijn, van dat hy hemlieden hadde gheheeten verraders ende meutmakers, ende van dat hi vp hem lieden hadde ghedaen schieten ende slaen schoffierlicken, ende dat alle die brugghelinghen bi sinen beuele, gheseyt waren der Sluys te ruymene binnen drie daghen, vp haer hooft te verliesene. Voort so begheerden si te siene drie preuilegien die si hadden vp die vander Sluys. Voort so begheerden si ghepuniert te hebbene alle die wethouders vander sluys omme datse rebel ende ouerhoorich gheweest hadden hem lieden in vele manieren van saken. Voort so beheerden si te wetene wie die wethouders waren in Brugge, in wiens rijden men ghedoochde dye stede vander Sluys so starc te makene yeghens brugghe contrarie den preuilegien ende vryheden {==lxxxvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} vander seluer stede. Voort so wilden si hebben ende begheerden in hueren handen dye slotelen vander stede, ende die slotelen vanden preuilegien vander stede, ende begheerden te siene, ende veel meer andere saken dye groot ende lastich waren. Doe quamen eeneghe van hem lieden tot den Schouteeten van Brugghe Tassaert bricx, die die slotelen van der stede hadde in sinen handen huyter name vanden prinche, ende begheerden van hem te hebbene die slotels. Ende hi sprac hem lieden schimpelijcken toe, segghende ghi meutmakers, waent ghi bi foortsen dye slotels van mi te ghecrijghene, hoe comdy aldus, waent ghi lieden die heren vander stede te sijne. Ende doe leeden si hem met foortsen vp die marct, ende tsauonts ontrent den.viij.hueren, sonder hem te hooren sprekene, was hi daer doot ghesleghen. Ende men seyde ooc dattet een occusoen van sijnder doot was, dat hi eer men te Calis trac, sommege ambochts lieden dye ghecoren waren om saudeniers te sijne, haerlieder wapenen wilde nemen, omme dat si ghewapent achter straten ghinghen, ende wildese daer omme doen leeden inden steen. ¶ Item des maendaechs daer naer was een ghebot ghedaen dat alle die wethouders waren, of gheweist hadden, als Burchmeesters, schepenen, hooftmannen, tresoriers, ofte der stede clercken binnen.xxx.iaren, dat si sachternoens souden commen ter marct. Als dat Gheeraert ruebs ende Dolin van Tielt hoorden, sie absenteirden hem ende vloden huyt Brugghe. Doen ghinc mense soucken in haerlieder huysen, ende als si hem lieden daer niet en vonden, so scelgierden si die voorseyde huysen, ende braken die glaesveinsteren, ende deden grote schade in dier tweer persoonen huysen. Ende den huyse van Gheraert ruebs sloughen si die vaten den bodem inne, so dat die wijnen vloeyden achter den kelnare. Voort so ghinghen si ten Iacopijnen int conuent, ende daer sochten si Gheeraert ruebs in alle die cameren ende cellen vanden conuente, ende inden carkere ende in allen plaetsen, maer si en vonden hem niet, noch ook Dolin van Tyelt, so dat si daden in thuys vanden voorseyde Gheeraert inden wijn ende int verderuen van sinen huyse, ouer de.lxxx.libra grooten schade. ¶ Item sdysendaechs, swoendaechs, sdonderdaechs, ende svrydaechs, so las men alle dage in die houde halle ende vp die marct voor alle die weerelt die preuilegien van Brugghe. [Vp sint Gillis dach] ¶ Item vp sint Gillis dach die doe quam vp den saterdach so sonden die van Brugghe diueersche brieuen te Ghendt aenden Hertoghe van Borgoengien, maer si en quamen niet te sijnder hant, ende dus en hadden si gheen antwoorde van dien, het welcke hem lieden seer verwonderder. Ende daer omme die.lij.Dekens vanden ambachten van Brugghe screuen brieuen aen alle dye Dekens van Ghendt, elck aenden sinen van ghelijcker neeringhe, ende baden hem lieden vriendelicke om hulpe ende bystandigheyt aen hem lieden te hebbene, omme haerlieder preuilegien ende rechten te helpen beschermene, ende te helpen corrigieren ende punyeren die vander Sluys, dye haerlieder medeghesellen sulcken schimp ghedaen hadden binnen der Sluys. Die van Ghendt die brieuen ghelesen ende verstaen hebbende, si ghinghen byden prinche, ende gauen hem alle dinghen te kennene hoe die ghebuert waren, ende baden hem ouer die van Brugge, ende dat hijse soude willen te vreden stellen. Als die prinche dit ghehoort hadde, hy gheliet hem al of hijs niet gheacht en hadde, maer seyde wel dat hi eens meende te doene correctie ouer den ghenen die sinen schouteeten Stasin bricx doot ghesleghen hadden. Ende dye van Ghendt dit horende, smaendaechs den derden dach in Pietmaent, so ghinghen alle die ambochten van ghendt met hueren standaerden ter vrydaechs marckt in die wapene. Daer bleuen st staende tot tsvrydaechs, twelck was onser vrauwen auent. Ende die Hertoghe doe daer sijnde binnen der stede van ghendt, si hilden hem ghearresteirt, totter tijt dat hi tlant van Vlaendren in paeyse ende in vreden ghestelt soude hebben, behoudende altijts die preuilegien ende rechten vander stede van Brugghe, ende die correctie ghedaen vp die vander sluys, die die van Brugge schimp ende cleynicheyt ghedaen hadden binnen der stede vander sluys. Ende die prinche seyde hemlieden dat hi altoos wel doen soude. ¶ Nota Vp den anderen dach naer sint Gillis dach mer Roelants van huytkercke wijf, dye capiteyn was vander Sluys, meende haer {==lxxxviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} met eender faelgie gaende te stellen huyt Brugghe. Ende commende in die smede poorte, so wort si bekent, ende wort ghearresteirt ende weder omme in dye stede gheleedt. [Smaendaechs naer sint Gillis dach ] ¶ Item smaendaechs naer sint Gillis dach was te Brugghe een ghebodt ghedaen, dat alle die ghene die burchmeesters, tresoriers hooftmannen, clercken vander stede gheweist hadden, ofte eeneghe officien der stede aengaende gehadt hadden binnen.xxx.iaren, dat si souden commen ter marct sachternoens ten ij.hueren. Ende daer commen sijnde, men deidse alle gaen vp die houde halle, ende daer bleuen si gheuanghen wel.vij.weken lanc, ende daer naer waren si vp den ghijstelsteen gheleyt in thuys vanden vryen. [Item sdijsendaechs vp den.iiij.dach van Septembre] Item sdijsendaechs vp den.iiij.dach van Septembre was te brugghe ter hallen huyt een ghebot ghedaen, dat alle die haghepoorters van brugghe commen souden binnen Brugghe binnen den derden daghe, vp die verbuerte van haren poorterschepe. Voort dat alle die steden van wetten onder Brugge gheleghen commen souden met haren standaerden ghewapent te Brugge, binnen den derden dage. Voort dat alle die vanden vryen die wilden wesen habitanten vander stede van Brugghe, dat si ooc commen souden te brugge vp die marct svrydaechs op onser vrauwen auende, met hueren bannieren in die wapene, ende met den standaerden van hueren ambochten, daer si onder behooren. Ende dit waren alle die steden ende dorpen die te Brugghe quamen in die wapene bi die van Brugghe, svrydaechs vp onser vrauwen auent Eerst Damme, Muenicreede, Houcke, mude, Oorscamp. Ende vp desen dach quamen die ghedeputeirde vanden.lij.ambochten, die gheweist hadden bi die van Ghendt, ende dese brochten dye nyeumare dat dye van Ghendt den lieden van Brugghe goede bystandicheyt doen souden, als ghetrauwe broeders, om hare vryheit ende preuilegien te helpene beschermen. [Vp den.x.dach van Septembre] ¶ Item smaendaechs vp den.x.dach van Septembre, quamen te Brugghe met haren standaerden, Oostburch, Ardenburch, Blanckeberghe, Torout, ende vanden vryen, Lisseweghe, ende Dudzeele, ende sy begheerden te sijne habitanten vander stede van Brugghe. ¶ Item vp dyen maendach waren ghebannen te Ghendt heer Colaert van rouene, heer Roelant van huytkercke, Ingelram hauweel, meester Gillis vander woestijne, ende Ian vanden Damme elc.C.iaer. Ende soe wie een van desen v.dootsloughe, of te Ghendt gheuanghen brochte, men soude dyen persoon gheuen iii.libra. parezysen. ¶ Item alder cruycen auent waren te Brugghe ghecoren serganten, ontrent iiic.ende haerlieder capiteynen waren Vincent die schuetelare, ende Iacob boonin Ende dese waren ghesonden Westwaert, beuelende den smallen steden die onder Brugge behooren, dat si met haren standaerden souden commen in die wapene te Brugghe vp die marct. Die sommege quamen te Brugghe, ende sommeghe bleuen thuys, si ghinghen int vrye ende clopten dye clocken aen een boort, ende vraechden of si wilden wesen habitanten onder brugghe of niet. Sommege prochyen quamen te Brugghe ter marckt om te sijne habitanten onder brugghe, ende waer die van Brugghe quamen vander nieu poort of van Ghistele westwaert, die van den Vryen hadden daer al van te voren gheweist, ende beualen den volcke van shertoghen weghe, dat nyement so coene en ware dat hi te Brugge trocke, nochtane quamen heyndelic te Brugghe, Oostende, ghistele, Lombaertschye, Oudenburch, ende Loo. Maer dye andere steden, als Nyeupoort, Dixmude, Veurne, Berghen, duynkercke, Burburch, Greuelinghe, dye sloten hare poorten yeghens die van Brugge, ende en wilden te Brugghe niet commen. ¶ Item onder desen tijt, sdijsendaechs naer onser vrauwen dach, so trocken mer Colaert van comene, Souuerein baliu van vlaendren, ende met Roelant van Huytkercke te schepe huyter sluys, ende voeren te Seuenberghe waert met groter menichte vangheselscepe. ¶ Item daer quamen ooc sommege prochien, omme te wesene habitanten onder Brugghe, als Iabeke, Vassenare, Straten. [Vp sinte Berthelmeeus dach] ¶ Item int Oostvrye waren oock ghesonden ontrent vi.warf.xx.mannen vanden Serganten, omme te vraghene sommeghe prochyen of sy wilden habitanten sijn van Brugghe, {==lxxxviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ende commen met hueren standaerden ter marct ofte niet. Ende vp sinte Berthelmeeus dach so quamen Ysendijcambocht, Oostburchambocht, Moerkercke, Ranscappelle, coolkercke, oostkercke, Heys, vijncambocht, ende ooc vele vanden proosschen, als Weyndune, Cleymskercke, nieumusire, meetkercke, Houtaenuwe, zuwenkercke, ende noch meer andere prochyen. Omme dat die van Brugge grotelijc mesdadich waren yeghen die hoocheit vanden prinche, als vooren ghenoopt ende gheroert staet. Eerst dat si stasin bricx sinen schouteeten doot ghesleghen hadden, ende om die poorte vander Sluys die sy open braken, ende bouen dien dat si mer vrauwe die Hertoghinne van Borgoengien met haren ionghen sone den graue van Chaerloys in die Cruyspoorte areessteirden, ende namen me vrauwe mer Roelants van huytkercke wijf huyten waghene vander princersse, die inden reghen thuyswaert gaen moeste [Vp eenen sondach den laetsten dach van Septembre en vp den vierden dach van Octobre ¶ Item die van Ghendt, van Ipre, ende vanden vryen, te weetene, dye.iij.leden slants baden daghelicx voor die van Brugge aenden prinche om remissie ende vergheuenesse van alle tghene des si yeghen sijnder hoocheyt mesdaen hadden als voorseyde es. Ende voort dat hem belieuen soude hem lieden te beseghelen ende te confirmerene haerlieder vryheden ende preuilegien, also si hadden vp dye vander Sluys, ende vp tlant vanden vryen. Ende sprinchen antwoorde was, so wanneer dat die van Brugghe vander maerct ghescheeden waren, ende huyter wapene, dan soude hi doen al dat si begheerden. By wijlen die van brugge sonden te diueerscher tijt byden prinche te Ghendt oft elders daer hi was, eenen Burchmeester, ende.v.of.vi.vanden notabelsten wethouders, ende met sommeghe van den principaelsten vanden.ix.swaer Dekens, omme die remissie ende beseghelthede van haren preuilegien te vercrijghene, maer wat si deden, si en consten ter sprake vanden prinche niet gheraken, sy deden grote cost ende grote moeytenesse, maer ten halp al niet, so dat tsegghen was te Brugghe telcken als die ghedeputeirde quamen, want sy gheen bescheet en brochten, so datmen seyde. Thuenis ghinc thuenis quam. Heyndelic vp sint Mattheus dach, so waren eeneghe notable dye metten Prinche bekent waren, als heer Ian vanden Gruythuyse Capiteyn vander stede van Brugghe, die burchmeester Lodewijck vanden Walle, met sommeghe wethouders, ende met eeneghe vanden eerlicsten ende principaelsten Dekenen ghedeputeirt, om een eynde te hebbene vander remissie, ende ooc van haren preuilegien vander Sluys ende vanden vryen, omme te treckene byden prinche, als si daden. Ende die van sprinchen raet ende die vanden vryen belettent wel.vi.of vij.daghen, so dat die van Brugghe noch toeganck, noch audientie en consten ghecrijghen byden prinche te compareirene. Heyndelic die here Ian van Gruythuyse dede so vele dat die van brugghe ghecreghen toeganck ende audientie by den Prinche. Die vanden vryen stonden ende bordeirden met die van Brugghe, ende stonden ghedroomt in die alleye, so dat die van Brugghe in sprinchen camere nyet gaen en mochten. Ende daer omme so was beuolen die vanden vryen dat si souden die alleye ruymen, ende van voor sprinchen camere gaen, ende dat si souden harer vaerde gaen. Ende daer was so ghetracteirt, ende so ghesloten, als dat die Hertoghe Phelips soude commen ten Damme, ende daer soudemen alle dye pointen ende articulen vanden gheschille handelen. Ende heer Ian vanden Gruythuyse bleef.v.daghen byden prinche te ghendt, ende bi hem waren.v.notable van Brugge, van hem lieden die te Brugge vp die halle hadden ghearresteirt gheweest. Ende vp eenen sondach den laetsten dach van Septembre, doe quam die Prinche inden Dam met alle die ghedeputeirde van Brugghe, ende daer wast ghesloten vp den vierden dach van Octobre, dat die prinche soude beseghelen die preuilegien, ende alle dinghen te pointe, maer die van Brugghe moesten gaen huyter wapene, ende haer bannieren vander marct doen, ende elk thuysewaert trecken, ende doen sijn ambocht, also hy van te voren gheseyt hadde, ende heyndelic die marct ruymen. Hier vp hilden die van Brugghe raet met malcanderen, ende den raet hielt inne dat sijt vp dyen tijt niet doen en wilden, maer beloefden malcanderen bi te stane totter doot, ende daer vp gauen sy malcanderen beseghelde brieuen {==lxxxix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} met der ambochten seghelen, ende met den seghele vander stede. ¶ Item twas bi hemlieden gheordonneirt, dat elck ambocht soude hebben een rabaudekin ende eenen voghelare. Ende omme den prinche te paeyene, so soude elck ambocht draghen sine banniere vp die houde halle, ende al sghelijcx souden doen alle die smalle steden ende prochien, die te Brugghe met hem lieden ter marct stonden, ende bi elcken standaert souden twee lieden blijuen wakende bi daghe ende bi nachte, ten coste vander stede van Brugghe. Ende alle die doe van buyten quamen, men ontfincse als poorters, of als habitanten vander stede van Brugghe. [Smaendaechs naer sinte Denijsdach] ¶ Item smaendaechs naer sinte Denijsdach waren alle dye bannieren ghebrocht vp die houde halle. Eerste die banniere vanden prinche, vander poorterye, vanden ambochten, ende vanden.xiij.smalle steden, ende ooc vanden dorpen vanden vryen, ende daer souden sijse waken ende bewaren, als voorseyde es, tot dat sy vanden prinche hebben souden remissie van haerlieder mesdaet, ende haerlieder preuilegien beseghelt, ende vanden conterbrieue vanden groten calfs velle, die te Rijssele was, dye soudemen wederroupen ende casseren. Ende dit beloefde die Prinche al te beseghelene, ende binnen den derden daghe so soudemen die brieuen ten Damme halen. ¶ Item des dysendaechs, swoensdaechs, ende donderdaechs die wijle datmen tracteirde vander sake, ende dat die bannieren vander marct waren, soe dede die prinche den Dam mannen met sinen edelen, ende daer waren ghedaen commen fransoysen ende pycarden, ende hollanders. Ende die here van Lyledam was ghemaect capiteyn vanden Damme, ende sine hulpers waren die here van praet, die here van lichteruelde, ende die here vander Vere quam met vele hollanders ende zeelanders om brugghe te schepe te beuechtene, ende sy deden tusschen Brugghe ende den Damme stakitsen, om dat te Brugghe huyten swijne ende huyter zee gheen goet commen en soude. Ende die van Brugghe dat merckende, sdonderdaechs naer der clooster vespertijt, ende ooc om datmen dye beseghelthede vanden preuilegien vanden prinche niet ghecrijgen en conste, die.iiij.neeringhen namen hare bannieren weder vp dye halle, ende quamen staen weder ter marct in oordene also si hier onder ghescreuen sijn. Ende vp dien seluen donderdach auent, so sonden si wel.C.mannen in die huysen vanden vrylaten die binnen der stede woonden, en waren som schepenen vanden vryen, te Heyndricx van meetkercke, te Iacob Boudins sone, te Ians alyzen, te gheereaerts van meetkercke, ende si slougen die dueren open, ende namen die boghen ende andere wapenen, diemen dat vant, ende waren alle ghedreghen in tghyselhuys. Ende omdat die goede altoos met paeyse souden wesen, so was als doe gheordonneirt dat twee notabelicke gheestelicke persoonen huyt elcker collegie trecken soude ten Damme byden prinche, om den prinche ootmoedelic te biddene vander stede weghe van Brugghe, dat hi hem lieden wilde gheuen remissie van haerlieder mesdaet, ende beseghelthede van haren preuilegien, ende als hi hem dat vergheuen hadde so souden si terstont vander marct gaen. Tsvrydaechs ten.ij.hueren naer der noene, vergaderden huyt elcke collegie.ij.of iij.notable heren, ende ooc vanden.iiij.oordenen also vele. Daer was ghesloten datment also doen soude, ende die vreimde cooplieden dye wilden ooc den prinche bidden om sijn gracie. Ende meester Ian vijndegoet, prioor vanden Iacoppijnen in brugge, dese was ghelast vander clergye weghe twoort te doen voor den Prinche ouer alle tghemeente van Brugge. Ende als dese notabele gheestelicke heren quamen ten Damme byden prinche, si vonden daer die nobele vanden vreimden nacien, die welcke den prinche vriendelicke ghebeden hadden ouer die van Brugghe, dat hi hem lieden wilde nemen in gracie, ende vergheuen haerlieder mesdaet ende mesusen. Doe soe viel dye clergye te voet voor den prinche, ende meester Ian voornoemt die sprac twoort, biddende ootmoedelicke dat hi wilde vergheuen dye van Brugghe haerlieder mesdaet, die si yeghen sijne hoocheyt mesdaen hadden, ende daer of hem lieden gheuen remisse, ende ooc te hebbene beseghelt haerlieder preuilegien, ende vryheden, die welcke saken waren huyt ghestelt tot tsanderdaechs, saterdach sijnde. ¶ Item in deser naeruolghender manieren stonden dye bannieren in oordene ter marckt. Alder eerst voor tbeelfroot stont {==lxxxix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} des Grauen van Vlaendren banniere met den swarten leeu, aen die Westside van sgrauen banniere stont die poortrye die.vi.sesten deelen, ende die.iiij.neeringhen, streckende also naer groeneuoorde. ¶ Item aen die oostside van des grauen standaert voor tbeelfroot tot den.iij.staken, stonden die wijntappers die.xvij.neeringhen.ij.bannieren, die temmerlieden, metsenaers, tegheldeckers, saghers, schilders, sadelaers, cupers, draeyers, boghemakers, wielmakers, scrijnewerckers, coordemakers, stroodeckers, plaesteraers, ende eerden pottemakers, lootghieters. etc. Vanden.iij.staken Noordtwaert tot der vlamincstrate streckende lancx die nyeuwe halle, daer stonden.Eerst dye smeden.ij.standaerden, die seluer smeden, die wapenmakers, dye tynnen stoopmakers, die backers, die muelenaers, die hoemakers, dye lijzecleeweuers, dye tijckweuers, die riemmakers, spellemakers, nastelinckmakers, die cattoen slaghers, dye cokermakers, barbiers, fruteniers, keersghieters, schiplieden. Dye makelaers.ij.bannieren, van groenvoorde Noortwaert Eerst beginnende tambocht vanden vleeschhauwers, ende vischcoopers, met datter onder behoort. Daer naer voor dye catte den cordewanier met.ij.standaerden, den swarten leirtauwere, dye huydevettere, die dobbeirders, die buersemakers, ende die hantschoewerckers. Voor dye mane dye scheppers met.ij.bannieren, die cousscheppers met een pinioen, die oude cleercopers, die pourpointstickers, die wiltwerckers, die oude graeuwerckers. ¶ Item noch stont daer by sint Ioris banniere, die scotters van den ouden boghe. ¶ Item vander vlamincstrate streckende naer die vischmarct, stonden die.xiij.smalle steden hier naer ghenoemt, maer die.viij.steden en warender niet ghecommen, te wetene, Sluys, Nyeupoort, dixmuyde, Veurne, Berghen, Duynkercke, Borborch, Greuelinghe. Dit waren dandere dier stonden, Damme, Muenicreede, houcke, Oostburch, Ardenburch, Demude, Blanckeberghe, Thorout, Oudenburch, Oostende, Ghistele, Lombaerdchye, ende Loo. Vander vischmarct tot sint Ioris steeghere stonden die standaerden vanden vryen, Ysendijcambocht, Ooostburchambocht, Moerkercambocht, Oostkercambocht, Ramscappelle, Westcappelle, Dudzeele, Lisseweghe, Coolkercke, Heys, huytkercke, Zuwenkercke, Meetkercke, Outaeuwe, Weyndune, Nyeumuestre, vlisseghen, Clemskercke Vijnckambocht, Camerlincxambocht, Tproossche, Ghistelambocht, Iabbekeamboch, Varssenare, Straten, coukelare ambocht, Leke, vlaerdsloo, snelleghem, Lophem, Ziedzeele, Oorscampambocht, Ruddervoorde, Waerdamme, Beernem, sint Ioris in distele. [Int iaer.xiiijc.ende.vij.] ¶ Item tvoor noemde collegie ende die ghedeputeirde van dien, commende weder byden prinche vp den saterdach, twelc was sinte Donaes auent, alsoot hem lieden gheseyt was, so was hem lieden daer vertoocht, hoe dat meester Anthonis kyen, ende meester Niclaes lancbaert te Brugghe commen souden van sprinchen weghe, metter copye vander remissie ende van der confirmacie vanden preuilegien, ende van den conterbrieue vanden calfs velle dye te Rijssele lach, die Ian byese met sijnen medepleghers gaf den Hertoghe Ian van Borgoengien. Int iaer.xiiijc.ende.vij.ende dat men die openbaerlic lesen soude in platten vlaemsche ghescreuen, voor die wet, die.vi.hooftmannen ende die.lij.Dekens ende voor alle tghemeente, eermen die seghelen soude, omme te wetene oft hem lieden alsoe goet dochte, dat mense dan seghelen soude met sprinchen seghel, behouden dies, dat si alle vander marct gaen souden met haren bannieren ende standaerden, ende huyter wapene eermen den voorseyde brief seghelen soude. Ende dit hadden gheprocureirt aenden prinche ende vriendelick ghetracteirt.v.edele persoonen van des princhen rade, die welcke ghehoort ende verstaen hadden die causen ende redenen waeromme dat die van Brugghe vp die marckt stonden ghewapent met hueren bannieren. Ende dit waren die v.personen. Eerst die Archedyaken van Rouwaen, die Proost van sint Omaers, die here van Robays, dye welcke ghehoort ende verstaen hebbende alle die condicien ende causen van dye van Brugghe, beloefden den ghedeputeirden van Brugghe dat sy goede middelaers daer inne sijn souden tusschen den {==xc.r==} {>>pagina-aanduiding<<} prinche ende hem lieden, so si waren, als hier naer blijct. Ende dies als desen brief hemlieden vertoocht soude sijn, so soude die prinche vanden Damme vertrecken te Ghendt, want dye prinche wilde raet ende aduijs nemen met die van Ghendt, ende met sekere ghedeputeirde van Ipre die hi beuolen hadde te ghendt bi hem te sijne. Ende dye van Brugghe, te wetene den buchtmeester met sommege wethouders, ende die.vi.hooftmannen met den.lij.Dekens souden commen te Ghendt byden prinche, ende hem daer te voet vallen, hem biddende ootmoedelicke vergheuenesse van alle der mesdaet die si yeghen sine hoocheit mochten mesdaen hebben. Ende desen brief onghesegelt ghelesen sijnde voor alle tghemeente van Brugghe in die presencie vanden voornoemden.v.heeren van sprinchen rade, doen spraken die van Brugghe dat elc Deken soude te rade gaen met sijnen ambachte, ende elc hooftman met die van sijnen sestendeele, want si duchtede als si te ghendt commen souden inden wal, datmense letten mochte ende vanghen, ende ooc tlijf nemen alsoe die felle graefnede Rychilt, die dye wet van Oudenaerde dede onthoofden, ende.lxii notabele van Ipre dede dootslaen te meessene, int iaer ons heren.M.ende.lxxij. Ende dye van Brugghe hier vp raet ghenomen hebbende, si en dorsten nyet bestaen te Ghendt te gane, het en ware dat dese voorseyde.v.heren wilden blijuen te Brugge in ostaegien voor die ghene die van Brugghe te Ghendt trecken souden. Ende dese voorseyde heeren ghinghen ten Damme, ende informeirden den prinche van den quaden regemente van dat die vanden vryen vp die halle hilden van eeneghe personen die si daer gheuanghen ende ghearresteirt hilden, ende vanden foortsen ende exactien die si deden, daer si nochtans gheen let van Vlaendren en behoorden te sine, maer appendanten vander stede van Brugge, ende dier ghelijcke vander sluys, ende meer andere causen. etc. Ende met deser antwoorde ten Damme, ende dit int langhe vertoocht sijnde, dye voornoemde heren makeden eenen brief huyt hanghende besegelt met haerlieder seghelen, ende die.ij.gheestelicke prelaten beloefden vp haerlieder priesterschap, ende die weerlicke heeren bi haren Rudderschepe ende vp haer lieder trauwe, ende si stelden haer lijf ende goet ten wille van die van Brugghe, als dat si te Ghendt vry gaen ende keeren souden, ende in sprinchen hof in sijn sale, welc hof datmen heet ten Walle, ende datmen hem lieden niet mesverghen noch mesdoen en soude. Ende als sy haren voetual ghedaen souden hebben te Ghendt voor den prinche, dat si dan souden hebben gracie ende remissie vander mesdaet die si mesdaen hadden, yeghen den prinche ende sinen wijue, ende van dat si oock mesdaen hadden yeghen den ionghen Kaerle sinen sone die si lieten staen voor die cruyspoorte inden reghen vp den woensdach voor onser vrauwen dach in Pietmaent. ¶ Item si souden ooc hebben die vernyeuwinghe van haren preuilegien, ende oock dye cassacie vanden conterbrieue van Rijssele. Ende desen certificatie brief was ghetoocht ten Damme vp sinte Donaes dach. Ende het was doe beuolen datmen tsanderdaechs naer sinte Donaes dach wercken soude in allen ambochten, want van sinte Berthelmeeus daghe inden Ougst, so en hadden gheene ambochten in Brugghe ghewrocht tot sinte Donaes dach toe, anders dan backers, ende brauwers, vleeschauwers, vischcoopers, ende barbiers, ende muelenaers. Ende desen seluen certificatie brief vanden voorseyde v.heeren met haren seghelen gheseghelt, was te Brugge ghetoocht ende ghelesen tsmaendaechs naer Sinte Donaes dach. Ende ontrent den.iij.heuren naer der noenen waren alle die bannieren vander marckt ghedreghen vp die houde halle, alsoe wel die bannieren vanden vryen ende vanden anderen smallen steden, als die bannieren van Brugghe, ende bi elcker banniere bleuen.ij.mannen wakende bi daghe ende bi nachte, ende hadden elc.xij.groten sdaechs, ten coste vander stede van Brugghe. [Den.xvi.dach in Octobre] ¶ Item sdysendaechs, twelc was den.xvi.dach in Octobre, doen reedt die Burchmeester van Brugghe met sommeghe wethouders, hoofmannen, ende Dekenen ende andere persoonen daer toe gheordonneirt te Ghendt waert met eene menichte van.ijc.ende.l.mannen vanden eerlicsten vander stede. Ende des anderen daechs als die van Brugghe gaen souden inden Wal byden eerweerdighen prinche, so {==xc.v==} {>>pagina-aanduiding<<} laghen daer eeneghe vanden vryen vp die alleye, ende sy cokermuylden ende grenen als of si wilden ghecken met dye van Brugge, huyt den welcken hem lieden beuolen was van sprinchen weghe van daer te vertreckene ende die plaetse te ruymene, vp dat die van brugghe toeganck hebben mochten om te commene byden prinche. ¶ Item dye van Brugghe commende voor den prinche, si vielen hem ootmoedelic te voete, biddende hem om gracie ende vergheuenesse van al dies sie yeghen sijnder hoocheyt mesdaen hadden, ende hare preuilegien te hebbene beseghelt, ende den conterbrief van Rijssele te hebben gheschuert ende te nyeuten ghedaen als voorseyde es. Die prinche ter gods eere, ende omme tbehout van sinen lande, hy vergaf hem lieden haerlieder mesdaet, ende hy vulquam alle tandere ter bede van sinen neue den ionchere Ian van Cleue, ter bede van sinen edelen rade, vanden gheestelicken persoonen, ende ooc ter bede vanden cooplieden van Almaengien, vanden.iij.conincrijcken van Spaengien, van Arragoen, ende schotlant, ende ooc die nacie vanden Lombaerden, geneuoysen, venesianen luyccoysen, melanoysen, placentijnen, florentijnen, ende ooc ter bede van die van Ghendt, ende ghedeputeirde van Ipre, die als doe byden beuele vanden prinche by hem te Ghendt waren. Ende den voetual aldus ghedaen sijnde voor den prinche, hi was ghepaeyt van dye van Brugghe ter bede vanden voornoemden heren ende steden. Ende des anderen daechs soe wast sinte Luycx dach, doe gaf die prinche die van Brugghe haere beseghelde brieuen, ende si quamen te Brugghe ende brochten met hem lieden eenen Schouteeten, ghenaemt Berthelmeeus dye voocht. Ende tsvrydaechs naer.s.Luycx dach, twelck was den.xix.dach in Octobre, doe quam dye Schouteeten in die schepen camere, ende ontfinc die roede als Schouteeten, ende dede daer sijnen eedt. Ende ontrent den twee hueren naer dye noene, soe slouchmen dye clocke vp die halle, ende daer was gheboden. Eerst soe wye ghebannen was van penninck boeten yeghen den here, dat hi hadde vry gheleede.xl. daghen omme binnen diere tijt te makene paeys metten Schoutheeten. ¶ Item so wie dat ghepant was van huys hueren ende renten dat hy betalen mochte ofte composicie maken binnen.xl.daghen. ¶ Item dat elck vrylaet woonende int vrye, die begheerde poorter te sine, dat hi quame binnen.xiiij.daghen men soude hem ontfanghen ende poorter maken. Tghebodt ghedaen, men las daer.ij.brieuen, deen was den brief vander remissie, dye welcke verclaersde hoe die prinche die van Brugghe al vergaf van dies si yeghens hem mesdaen hadden ter bede van sijnen neue van Cleuen, ende den heren, ende nacien, ende steden bouen ghenoemt. Ende voort gaf hy hem lieden hare preuilegien ende vryheden, omme recht, et, ende vonnesse te doene, also sy ghecostumeirt waren te doene, ende desen brief was ooc gheseghelt in groenen wasse met sydene coorden, met den minsten seghele vanden Hertoghe van Borgoengien, metsgaders, datte dier seluer tijt, sijnen meesten seghele was in Borgoengien, ghelijc den brief vander remissie. Ende daer naer was ghelesen den conterbrief van Rijssele, die welcke al te nieuten ghedaen was, ende ghecasseirt, den welcken brief Claeys die soutre, Ian byeze, Lieuin schuetelare, ende Ian bortoen deden maken te half Meye. [Int iaer.M.CCCC.ende.vij] ¶ Int iaer.M.CCCC.ende.vij.naer dat si Ian Camphin, Ian hoonin, Claeys barbazaen ende Zegher vanden Walle hadden ghedaen bannen. Ende als dese brieuen ghelesen waren, so was beuolen dat elck sijnen standaert huyter halle draghen soude, huytghenomen den standaert vanden prinche, dye was ghedreghen ten huyse vanden Scoutheetene in die looue ¶ Item den standaert vander stede was besteyt in tbeelfroot, den standaert van sint Ioris vanden cruysboghe was ghedreghen in sinte Pieters cappelle inden Choor, ende elc standaert vanden.vi.sestendeelen, waren ghedreghen elc in sijn hooftmans huys, ende die standaerden vanden ambochten waren ghedreghen elc in sijns Dekens huys, die bannieren vanden smalle steden drouch elc hooftman in sine herberghe, ende die standaerden vanden vryen waren ghedreghen vp tschepen huys, ende daer besteit, die welcke waren in ghetale tot.xxxiij.toe. [Vp den dach vanden.xi.duysent maechden] ¶ Item des sondaechs voor dye noene, twelc was vp den dach vanden.xi.duysent maechden, {==xci.r==} {>>pagina-aanduiding<<} so drouchmen te Brugghe een schoon processie generael, metten fierter van sinte Donaes om god te louene ende te danckene, dat tvolck vander marckt ende huyter wapene was, ende dat si paeys hadden met haren natuerlicken here ende prinche. Ende men drouch die processie ouer die marct, ouer die plaetse maelberch, ende also weder te sinte Donaes. ¶ Item vp den seluen dach tsachternoens, so waren ghedachuaert die heren om smaendaechs te Brugghe te rechte ende te wette te stane voor burchmeesters ende schepenen ter vierschare van Brugghe, ende omme dat sy ne gheene van hem lieden en compareirden voor iusticie, so waren si ghebannen elc.l. iaren huyten lande van Vlaendren vp haerlieder hooft. Ende dit waren die persoonen, so si hier naer ghenoemt staen. Eerst. Mer Roelant van Huytkercke Mer Colaert vanden Clyte Ian de baenst Lodewijck buyc Laureys vanden moere Ian van sevencote paridaen wouters sone Willem carre Guy de baenst Iacob van roesselare Pieter Ermy Pieter van penaghen Ioris leutack Ian vanden slotele Wouter die grote Ian reylof de temmerman Rogier Dauids Ioos tsherenknape. Somme.xviij.persoonen. ¶ Item vp den seluen achternoene dat die voornoemde persoonen ghebannen waren, die notabele ende goede mannen, die wethouders, Tresoriers, ende secretarisen gheweist hadden binnen.xxx.iaren binnen Brugge, ende in die houde halle gheuanghen hadden gheleghen van smaendaechs naer sint Gillis dach tot smaendaechs nae die.xim. maechden dach, twelc was wel.vij.weken, si ghinghen vander halle ende moesten gaen vp den steen in tghyselhuys, ende in die vangenisse van die vanden vryen, ende moesten daer blijuen tot tsanderdaechs, ende doe waren si verborcht ende ghinghen thuyswaert in haer lieder huysen elck daer hi wuende. ¶ Item tsdonderdaechs so quamen weder die.iiij.neeringhen ghewapent in den burch, ende versochten ende begheerden in alder manieren dat die notabele poorters dye gheuanghen gheweist hadden, souden weder gaen in vanghessen vp den ghysel steen, ende noch.v.ander daer toe, duer al dat si goede sekere ende souffisan te borghen ghestelt hadden. Dit waren die.v.andere notabele die si ooc gheuanghen begheerden te hebben, te wetene Iacob byese Iacob Reubs, Iacob haghelsteen, Cornelis van meerendre, ende Pieter dye cuer, ende omme dat si alle poorters waren, ende waren gheuanghen sonder wet of vonnesse vp hem lieden ghewesen te sijne, twelcke was contrarie den preuilegien vander stede, so versochten si ontsleghen te sijne, ende dattet so behoorde te sijne, so waren si heyndelicken ontsleghen, ende elck ghinc in sijn huys. ¶ Item omme dat die van Brugghe ghebannen hadden die voornoemde heren vander sluys, soe vergramde hem huyter maten seere die prinche vp dye van Brugghe, ende hier omme rees eene meerder rommelinghe ende discoort tusschen die vander Sluys ende die van Brugge. Ende die vander Sluys claechdent den prinche ende sijnen rade, ende hem lieden was gheraden dat die ghebannen personen binnen der Sluys blijuen souden, midts dat si som wethouders waren ende in sprinchen dienst, vp den welcken dat si gheen kennesse en behoorden te nemene. Ende met deser beroerte soe ghinghen die vander sluys ten schimpe van die van brugge het swijn doen stakijtsen, so nauwe datter nauwe.ij.schepen duere varen en mochten. ¶ Item die vander Sluys spraken schimpelijc toe den visschers van Muenicreede, ende beletten dat si niet visschen en mochten. Doen quamen si ten houcke, ende te Muenickereede, ende verioughen tvolc, ende quamen ooc bi Ardenburch, ende by Keyle, ende namen sommeghe lantslieden haer vytaelie, maer si vreesden sommege haghepoorters die te Brugghe nyeuwelincx poorters gheworden waren, ende sy quetseden eenen van dien buter maten seere. Dit verhorende die van Brugghe vp auentuere of den prinche in sijnder gramschap inghenomen mochte hebben die stede van den Damme, ende dat bi dien gheene coopmanschap en soude moghen commen te Brugghe, oock mede vp auentuere of die vander Sluys ghenomen mochte hebben die stede van Ardenburch, so coren dye van Brugghe.vc.serganten, ende sonden dye ten Damme ende Tardenburch omme die te houde {==xci.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ne ende te bewarene, ten behouue vander stede van Brugghe. ¶ Item vp den seluen maendach naer sinte Symoen ende sint Iuden dach, als dese serganten trocken naer Ardenburch ende naer den Damme, so quam te Brugghe die nyeumare, dat mer Ian van Huytkercke capiteyn vander Nyeupoort gheuanghen ende ghenomen hadde een schip met groter coopmanschepe commende huyt Castijlgen, ende datter int schip sommeghe vlaminghen waren, ende hi soude een vanden castilyanen hebben ghedaen onthoofden binnen der Nyeupoort, daer omme dat die nacie vanden spaengiaerden quamen claghen in dye camere van Brugghe. Ende als doe was by auentueren te Brugghe die vrauwe van Ghistele, die welcke ghearresteirt was ende versproken van die van Brugghe omme dieswille dat si den vlaemschen stroom niet vry en hilt vanden roouers, want si hadde den tol van brugghe, daer voren dat sy behoorde tswijn ende den vlaemschen stroom veyl ende suyver te houdene vanden roouers ende quaetdoenders, ende die van Brugghe begheerden aen haer dat sijt doen soude, of si soudender selue in voorsien tot haren coste. ¶ Item vp dien seluen maendach namen die vander sluys vier vaten wijns huyt eenen schepe dat ter sluys lach ende wilden wesen te Brugghe. ¶ Item des dysendaechs voor alder heleghen dach, die notable poorters die inden ghyselsteen gheleghen hadden waren ghetauxeirt te gheuene elc een somme van penninghen, ende si stelden som daer voren borghe, ende doe ghinghen sy thuysewaert, sonder twee, Iacob van buerse ende Iacob remgoot, die bleuen daer liggende, ende en wilden niet ghetauxeirt sijn, ende seyden dat si nyet en meenden te gheuene, want si meynteneirden dat si net mesdaen en hadden. ¶ Item die serganten die Tardenburch laghen, die sommeghe die ghinghen byder sluys ten huyse van Guy de baenst, ende sloughen die glaesveynsteren ende vele andere dinghen in sticken, ende daden daer grote schade. Ende als dese.vic.serganten.xiiij.daghen huyt gheweist hadden, men moeste hem lieden gheuen xij.groten sdaechs. Het coste der stede van brugghe bijden.iij.duysent rijders. Dese serganten quamen te Brugghe waert van Ardenburch, ende commende bi moerkercke brugghe, Coppin edelijnc, bernaert mahieu, ende Daneel reyniers, si roofden den bastaerde van Moerkercke van.xij.schilden. ¶ Item als si den Dam gheleden waren vp sinte Maertins dach, ende alle die serganten van Ardenburch ende vanden Damme tsamen gaende te brugge waert, ende commende bi sint Adriaens cappelle, doen riepen dese.iij.Coppin edelinc ende sijn.ij.ghesellen. Alle die ghene die die stede van Brugge liefhebben die volghen ons. Ende sy ghinghen int huys van Lieuin reubs, dat hem vader ende moeder hadden ghegheuen in huwelicke, te wetene Gheeraerts reubs, ende clommen bouen vp thuys, ende ghinghent al ontdecken van bouen nederwaert, ende braken dueren ende veynsteren, ende wiepen die bedden, coetsen, tafelen, scraghen, ende anderen huysraet in die gracht, ende braken al datter wel stont. [Swoensdaechs naer sinte Maertins dach] ¶ Item swoensdaechs naer sinte Maertins dach, quam Coppin edelijnc inden burch byder schole van sinte Donaes, om sijn ouermoedighe woorden die quaet, aerch ende schimpelic waren, ende omme dat hi drie reysen of meer den raet van Burchmeesters, schepenen, ende hoofmannen verstorbeirt hadde in dye schapen camere van Brugghe, daer omme wordt hy daer ghesleghen ende seere ghequetst. Hi ontliept ende vloodt in die kercke van sinte Donaes, ende barch hem achter den choor, men volchdene scharpelijc, ende men souden daer doot ghesleghen hebben, en hadden hem die canonicken niet beschudt, die welcke hem deden vpnemen ende legghen in haerlieder vangenesse. Ende niet yegenstaende dat hi daer beschudt was van doot ghesleghen te sijne, ende noch gheuanghen was, beroemde hi hem van soe vele quaets ghedaen hebbende, ende noch vermat te doene, dattet een wonder was, met vele mede ghesellen die hi wel wiste. Dit wetende dye vander wet, hoofmannen ende Dekenen, sy ordonneirden datmen Morissis van varsenare, die Burchmeester doe was van brugghe, tallen tijden dat hy int schepen huys quame, of van daer thuys ghinghen, datmen hem gheleeden soude met.xxx.vromer mannen ofte meer. Voort was gheordonneirt dat elck ambocht soude hebben alle nachte {==xcij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} x.of xij.persoonen wakende in haerlieder ambochts huys, of int huys van haren Dekene. [Svrydaechs naer sinte Maertins dach] ¶ Item svrydaechs naer sinte Maertins dach waren te Brugge vergadert die iij.staten van Vlaendren, die prelaten, die edele, ende die heren vander wet van Ghendt ende van Ipre, ende den schout ende burchmeester van Brugghe. Ende dese versaemde staten ouersaghen wat preuilegien ende vryheden dat dye van Brugge hadden vp die vander sluys. Ende dese voorseyde vanden.iij.staten ouersaghen ooc die preuilegien vander sluys, omme te makene eenen goeden gheduerighen paeys tusschen die.ij.steden, ende ooc den prinche. [Vp den ij.maendach inden aduent] ¶ Item vp den ij.maendach inden aduent, begheerde die Schouteeten vierscare te vergaderen ende te dinghene van Coppin edelijnc die doe gheuanghen was ende vp sine medeghesellen, maer die Dekens en wildent niet ghedooghen, omme dieswille dat laetste vonnesse, dat die schepenen van Brugge wijsden vp die vander Sluys, die welcke ghebannen waren bi haren vonnesse huyten lande van Vlaendren niet vulcommen en was, want si noyt sindert huyt den lande van Vlaendren en quamen. Ende waert so dat si van nieus ghinghen dinghen eer dat die ballinghen tvonnesse obedierden, si souden verliesen haerlieder preuilegien. Die Schoutheeten sprac ouermoedelic hem lieden alle toe ende seyde. Ick sal die vierschare openen ende dinghen wien dat lief of leet van hu lieden, ende omme dier woorden wille was hi in vreesen van doot ghesleghen te sijn, maer emmere met vriendelicken woorden was verstelt. [Des donderdaechs daer naer vp sinte Lucyen dach] ¶ Item des donderdaechs daer naer vp sinte Lucyen dach quam die prinche in dye stede van Brugghe met.vijc.pycaerden, ende elc hadde aen een iacke, ende eenen hantboghe met gheschotte, alle die collegien van Brugghe ghinghen yegen hem met processien, buyten der smede poorte, ende die wethouders stonden binnen der smedepoorte, die hoofmannen ende die dekenen stonden bi sinte loys huys. Ende als die prinche was binnen der poorte, dye capiteyn van brugge Vincent die schuetelare, die schoutheeten ende die wet ghemeenlic, vielen hem te voet, ende wellecomden hem met groter reuerencien ende weerdicheden. Ende doen sprac meester Ian die mil, bi laste vanden capiteyn, Scouteeten, ende der wet, ende den ghemeenten vander stede aldus. Ghenadighe here ende prinche, gode moet ghi wellecomme sijn ende al huwen subdijten vander stede van Brugge, mijn heren mijn meesters die ghi hier yegenwoordich siet, bidden huwer princhelicker weerdicheyt ootmoedelic, dat ghi hem lieden paeysiuelic wilt laten ghebruycken dye preuilegien, rechten, ende vryheden die hem lieden hier voortijts verleent ende ghegheuen sijn bi huwen voorders, ende bi hu edele heere beseghelt, sonderlinge yeghens dye vander sluys, die welcke ons ouerlastich ende moeyelic sijn, brekende onse preuilegien, ende ons recht onthoudende. Dye Prinche dit ghehoort hebbende, antwoorde met bedructen sinne seere swaermoedichlic. Ick ben daer omme hier ghecommen te Brugghe, om hu lieden in paeyse ende in vreden te stellene. ¶ Item des vrydaechs in dye quatertempre voor kersdach, ontrent den.x.heuren inden aduent, men brochte den prinche die nyeumare, dat die vier neeringhen stonden in die wapene vp die marct, ende daer omme die prinche ontboot in allen herberghen om sijn volc dat si ghewapent ende wel voorsien by hem souden commen, so datter terstont waren bi hem wel.vc. mannen welvoorsien ende ghewapent. Ende die prinche ontboot bi hem Vincent die scuetelare den capiteyn van Brugge, ende vraechde hem waer omme dat die van Brugge in die wapene waren, ende Vincent was seere verwondert want hi nyeuwers of en wiste, ende hi nam met hem van sprinchens huysghesinne sommeghe personen, ende si ghinghen ter marct besien oft so was, ende si en vondender nyement. Ende omme dat die prinche qualic gheinformeirt was, daer omme quamen des anderen daechs die hoofmannen ende die lij.Dekenen hem lieden voor den prinche excuserende, ende deden hem vriendelicke bidden dat si mochten weten wie hem lieden also beloghen hadde, sy soudense doen punieren. ¶ Nota, hier naer volghen die pointen ende articulen waer of dat hem dye Prinche beclaechde ouer die van Brugghe Eerst dat si ghemaect hadden een bedecte alianchie die poorters yegen die ambochtslieden. Ten.tweden dat si sijne edele lieden van sinen vppersten rade, sine wethouders ende officieren binnen sijnder stede vander Sluys {==xcij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ghebannen hadden huyt ten lande van vlaendren. ¶ Ten.iij.dat si maeckten diueersche wapenloopinghe sonder consent van hem als prinche. Ten.iiij.omme dat si dye vanden vryen hadden ghenomen haerlieder vrylaten ende hadden die poorters ghemaect, ende vele meer andere pointen daer si hem inne mesgaen hadden yeghen sine hoocheyt. Ende om hem lieden dese saken te kennen te gheuene, so lastede ende beual hi eenen meester Ian vijndegoet dat hijt hem lieden segghen soude. Ende ten beueilene vanden prinche, so verhaelde hi hem lieden alle die voorseyde pointen int langhe, ende begeerde alle die te nyeuten ghedaen te hebbene, ende die brieuen die daer of ghemaect waren te hebbene ghecasseirt in sijn presencie. Voort so begheerde hy drye steden te hebben te hem waert, te wetene Oudenaerde, Sluys ende Nieupoort. Ende dat si noch eeneghe andere steden noch amboch- bochten vp dye ambochten ende neeringhen die men in eeneghe vanden.iij.steden doen soude, eenich besouck souden hebben. Vp die voorseyde clachten ende begheerten was lange ende veil tijts ghetracteirt, ende vp sinte steuens dach soe wast gheapointeirt aldus. Eerst dat die vnye ende eendrachticheit vanden poorters ende vanden ambochten blijuen sal ¶ Item den ban ghedaen vp die vander sluys, dye wort van weerden, maer ter bede vanden prinche mogen si blijuen in Vlaendren, maer te Brugghe nyet commen. ¶ Item van desen soude hemlieden die prinche gheuen letteren dat dit appointement nyet preiudicieren noch quetsen en soude in toecommenden tijden den preuilegien, rechten, ende vryheden vander stede van Brugghe. ¶ Item vanden haghepoorters die daer in ghecommen waren, souden betalen haerlieder yssue ter plaetsen daer si gheseten waren. Voort datmen die stakijtsen ter sluys huyten swijne doen soude. ¶ Item dat die van Brugghe haerlieder preuilegien die si hebben vp die stede vander Sluys, dat si dye ghebruycken ende behouden sullen, maer poorten, vesten, mueren diere ghemaect sijn die sullen blijuen in wesene so si sijn. Ende daer waren notabele heren toe gheordonneirt die van sprinchen weghe ouersien ende visenteren souden die preuilegien, rechten, ende vryheden, beede vander stede van Brugghe ende vander sluys, ende elc soude tsijne gebruycken. Ende als vanden sticke van die vanden vryen dat si wilden sijn tvierde let van vlaendren, ende dat si begheerden te hebbene eenen seghele ende een banniere met meer andere pointen, dat soude blijuen staende tot dat taccoort ghemaect soude zijn tusschen die van brugghe ende die vander sluys. Ende dit gedaen sijnde die Prinche trac te Rijssele, ende hi liet die van Brugge beseghelde brieuen met sinen seghele vanden voorseyde apointemente. ¶ Item vp.s.Ians dach in die kersdaghen waren te brugghe ghebannen Coppin edelinc, Bernaert mathieu, ende Daniel reyniers elc.l. iaer huyt den lande van Vlaendren vp sijn hooft, [Up.s.Vincents auent in Laumaent ¶ Item up.s.Vincents auent in Laumaent, mer Ioos van haelwijn om dye grote foortse ende exactie die hi dede doen, ende menich iaer ghedoochde dat sijn muelenare thuytkercke nam dat seste deel vanden multre, daer hi maer het.xiij.en behoorde te hebbene by gracien. Ende dat hi bedwanc die van Blanckeberge dat si te brugge niet een witte broot en mochten coopen om haerlieder kinderen pap medete makene. Hier omme was hi ghecondempneirt by der wet van Brugghe die van blanckeberghe te gheuene in restoireten profijte vander stede, die somme van.iijc.libra parezysen. Ende dat die van Blanckeberghe ende van huytkercke souden moghen broot coopen waer si wilden, ende van dier tijt voort souden gheuen van malene van haerlieder coorne het twaelfste vat ende nyet meer. ¶ Item was voort ghecondempneirt te Brugge te doen makene aen die veste.v.roeden muers, tsijnen coste. [Tsaterdaechs naer.s.Pauwels dach in Lauwe] ¶ Item tsaterdaechs naer.s.Pauwels dach in Lauwe, die ambachten vergaderden te vespertijde al ghewapent vp dye marct, ende si begheerden te wetene wie si waren die ten hertoge gheinformeirt hadden svrydaechs voor kersdach van dat die vier neeringhen ter marct ghewapent stonden, twelc soe niet en was, waer omme die prinche seer tonvreden was vp dye.iiij.neeringhen, ende dede sijn volc vergaderen ende wapenen. Eenege vander stede hadden suspicie vp Vincent die scuetelare die capiteyn van brugge ende Ian parlant, si waren beede ghehaelt ende gebrocht vp die halle, ende men soudse gheworpen hebben ter hallen huyt vp die marct, maer Ian parlant dye {==xciij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} excuseirde hem so wel ende so bescheedelic, dat tvolc in hem ghepaeyt was, maer dexcusacie van Vincent die schuetelare en was soe claer niet, hi en bleef gheuangen, ende in handen vander ghemeente. Tusschen onser vrauwen dach lichtmisse ende paesschen, Morissis van Varsenare burchmeester van Brugge, omme dat hy duchte ende vreese hadde dat hem die prinche weder vergrammen mochte vp die stede van Brugge ter cause van deser laetster wapenlopinge, so reedt hi ghetijdelicke bi den prinche, als nv tatrecht, als nv te Rijssele. Ende om dat tcommuyn sine meeninghe niet en wiste, si hadden vp hem quade suspicie als dat hy pijnde datmen tcommuyn tonder houden soude. ¶ Item swoensdaechs in die quatertempere in die vasten, eenen Robrecht de greyl des grauen van Antholien dochter sone in Schotlant, omme sijnder quaetheyt ende ouerdaets wille was ghebannen huyt schotlant. Dese Robrecht de greyl nam met hem sesthiene vrome ghesellen, ende hem was ghelaten weten van eenen camerlinc vanden coninc Iacob van Schotlant, als dat die coninc tmeeste deel vander vastene soude wesen te parc in tconuent vanden predicaren. Dese voornoemde ballinc met sinen vromen ghesellen quam in tvoorseyde tconuent vp den seluen woensdach bi nachte ontrent.iij.hueren voor der middernacht. Die.coninc.was in sijn wambeys onghenastelt meenende te gaen slapene, ende ter middernacht weder vp te stane om te gane ter mattene. Wesende aldus maer sijn derdere in sine camere, so es ghecommen dese voorseyde Robrecht vp toeuerlaet vanden camerlinc voorseyde in die camere vanden coninc.ende heift hem daer met sinen ghesellen ghebrocht vanden lijue ter doot ende deerlijcken vermoort. Dese robrecht met sinen gesellen dese moort ghedaen hebbende, meenden wel te vliene eewelic huyt den lande, maer si waren soe scherp gheuolcht dat si emmer gheuanghen ende al ghecregen waren. Dese voorseyde robrecht was gheexamineirt of yement van deser moort wiste meer dan sijn ghesellen. Ende hi bekende hoe die Graue van Acholien daer of wiste, die oom was vanden seluen.coninc.ende die naeste om.coninc.van schotlant te sine, hadde die selue.coninc.gheen hoyr ghelaten van sinen lijue commende, ende dat die voorseyde Graue van Acholien dat versweech, die wel meende by sinen heilene noch selue coninc van Schotlant te sijne, huyten welcken hi oock gheuanghen wort ende ghesleipt te peerts steerte, ende daer naer onthooft ende ghequaertiert, ende dlichame vp een wiel ghesedt, ende thooft was bouen trat ghesteken vp eender glauie schacht, ende onder trat was ghescreuen in een bardekin met groten letteren. Hic est rex traditorum scocie, ende vp thooft was ghestelt een croone vul dagghen. Robrecht sijnder dochter sone was ooc ghequaertiert, ende alle sijn ghesellen waren onthooft tot.xvi.toe, ende dye lichamen vp raden ghestelt. ¶ Item vp onser vrauwen dach annunciacie in die Maerte, so was des conincx oudtste sone ghecroont coninc van Schotlant, een kint van.viij.iaren. ¶ Item svrydaechs voor palmen sondach waren te Parijs gheuanghen meester Pieter maugherry Canonick van onser vrauwen kercke van Parijs, ende met hem drie andere poorters van Parijs. Ende dese viere waren gheaccuseirt dat si souden hebben ghelaten in commen heymelicken die Inghelschen met machte van volcke binnen der stede van Parijs, vp den palme sondach in dye hoochmesse. Ende swoensdaechs daer naer in dye passie weke, waren die drie parizienen onthooft, ende meester Pieter maugherry dye wordt ghecarckert. [Des maendaechs in die paessche daghen enden.xv.dach van April] ¶ Int.iaer.M.iiijc.ende xxxvij.des maendaechs in die paessche daghen, twelc was den eersten dach van April, so waren vergadert te Brugghe die wet, hooftmannen ende Dekens om dye stede te houdene in paeyse ende in vreden. Daer was een scepper die hoorde dat den hooftman van tskaermers sestendeel altijt sprac ten paeyse, ende hadde ghedaen tbeschut van andere hi soudene daer omme ghesleghen hebben. Des maendaechs naer den anderen sondach naer paesschen, twelck was den.xv.dach van April, was te Ghendt een grote wapenloopinge van tghemeente yeghen den heren, ende dat om tgrote verwijt dat tghemeente dagelicx hoorde van den heren, twelck was, hadden dye van ghendt niet deerste gheweist dye vloden ende vp braken van voor Calis, die Prinche soude wel Calis eerlanc ghecregen hebben. Sy quamen voor tschepen huys, ende sloughen dueren ende veinsteren in sticken, ende si braken sommege scrij {==xciij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} nen ende andere sloten, ende sochten sommeghe schepenen, ende den Deken vander groter neeringhen. Voor tscepenhuys was seere gheuochten, ende daer waren vele lieden seere ghequetst, ende daer bleuender.iij.of.iiij.doot in tgheuecht. Ende heyndelicken so wort ghewroucht Ghyselbrecht patteyt die Dekene vander groter neeringhe, die daer bi in een huysekin gheuloden was. Si liepen darwaerts ende sloughene daer doot, omme dieswille dat hy een was vanden principaelsten die den roup ende beuel gaf by nachte dat theyr vp breken soude van voor Calis, ende dat si thuysewaert trecken souden. ¶ Item in die selue weke des donderdaechs voor die brugghemarct, so quam tambacht vanden smeden tsauonts te Brugghe vp die marckt al in die wapene, ende alle dandere ambochten die volchden hemlieden. Ende tsauonts tusschen den viij.ende den.ix.hueren inden auent quam den Burchmeester van brugge bi Morissis van varsenare bi hemlieden, ende men vraechde hem waer omme dat hi so dicwijle ende so simpelic by den prinche trac, ende sonder tweten vanden ghemeenen rade vander stede, ende sonder hem te horene verantwoorden, sy wildene ghesleghen hebben, maer Iacob van varsenare die doe vpper hooftman was van Brugghe, die beschuddene, ende halp den Burchmeester dat hi ontghinc, ende vloodt in Groeneuoorde. Ende Iacob van varsenare die versprac tcommuyn, omme dat si den Burchmeester so rudelic toe spraken, ende daer omme was hi vp die stede daer doot ghesleghen, ende Iacob adoorne, hooftman in skaermers sestendeel slouch naer den ghenen die iacob van varsenare doot slouch. hi wart van sommege vrienden huyt ghedroomt, ende hi ontquam onghequetst van danen. Die burchmeester wort gewroucht dat hi was in Groenuoorde, ende wort daer ghesocht ende ghecreghen, ende wort gheleet voor die halle, ende wort daer doot gheslegen bi sinen broeder Iacob. Tvrydaechs ende tsaterdaechs daer naer vele poorters ruymden huyt Brugge met lijue ende met goede also verre als si consten, want si saghen wel datter wonderlic begonste te gane, daer en bleef niement vander wet weghe dan den burchmeestere vanden courpse. Die capiteyn, Scoutheeten, baliu, ende die.v.hooftmannen vanden v.sestendeelen waren alle wech. ¶ Hoe die Hertoghe Phelips quam te Brugghe met een grote quantiteyt van volcke, ende meende die Stadt in te nemene. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==xciiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem int iaer.xiiijc.ende.xxxvij. Des woensdaechs in die sinxen weke quam die prinche te Brugghewaert wel met.iij.duysent lieden van wapenen, onder pycaerden ende andere, omme met sinen lieden (ommer den meesten hoop) te trecken van buyten der stede omme naer der sluys, soe die mare ghinc, ende van daer soudy varen in Hollant metten voorseyde walen, maer hi soude met sinen raet, ende met sinen huysghesinne commen in Brugghe, vp den voorseyde woensdach ende blijuen in Brugghe.iij.of.iiij.daghen om recht ende vonnesse te wijsene, ouer den ghenen dye Morissis van Varsenare den Burchmeester, ende Iacob sinen broeder doot ghesleghen hadden. Ende Lodewijc vanden walle die Burchmeestere (die als doe gheweist hadde byden prinche te Rijssel) die quam voren, ende toochde der wet ende den Dekens eenen brief gheteekent met des princhen signet, dat hi gheene walen in Brugghe bringhen en soude, maer soudtse buyten omme doen passeren als voorseyt es, huyt den welcken die van Brugghe ter eerbaerheyt vanden prinche, sonden te male om tvolc te spijsen een kuewe wijns.vij.tonnen biers.x.hoet broots, ende eene cuype bueters, ende meer andere prouande. ¶ Nota ontrent den.iij.hueren naer der noenen soe quam die Hertoghe van Borgoengien in die bouuerye poorte. Ende alle die collegien van der stede die ghinghen yeghens hem met processien, ende hem volchden sine.iij.duysent lieden, ende brochten met hem lieden wel.vi.of.vij.standaerden ende bannieren. Die prinche sandt.vi.of.vij.van sinen edele lieden bouen vp die bouuerye poorte, omme tscofher vp te houdene tot dat sijn volck binnen ware. Die wet ende dye Dekens ghinghen yeghen hem ter poorte, ende baden hem dat hi incommen wilde met also vele volcx als hy beloeft hadde, ende hem lieden beseghelt. Ende si ghinghen hem yeghen met groter weerdicheyt, onghewapent ende bloots hoofts. Dye Prinche bleef in dye bouuerye poorte staende, seggende hi en wilde in dye stede niet commen voor al sijn volck binnen ware, hi wilde selue dye laetste sijn. Die wet ende die Dekens seere beschaemt sijnde, si consenteirden datmen iij.of.iiij.hondert lieden in laten soude. Ende si sonden bouen die poorte sommeghe ambochtslieden dat si alser ontrent drye hondert in waren ende die prinche, dat si schofhec neder souden laten vallen. Men liet die walen ende pycaerden in commen. Tsprinchen lieden die bouen vp die poorte waren, hadden tscofhec so onderstelt, soe datment niet neder laten en mochte, ende in die stede warender wel ghecommen.xi.hondert, ende doe quam die prinche, ende van desen waren den meestendeel walen. Die dekens ende die wet waren alle onghewapent, ende al tcommyn van Brugghe. Die Dekens deden met groter pijnen ommer die poorte sluyten, metsgaders dat scofhec nyet neder en mochte. Ende die bouen vp die poorte waren seyden hoe dat die edele mannen die vp dye poorte oock waren tscofhec onderstelt hadden, ende dat sy hem lieden dreechden in dye veste te worpene omme dat si tscofhec wilden neder laten vallen. Die prinche rijdende naer die vrydaechs marckt, die walen hadden elck eenen hantboghe ghespannen ende schoten naer volck in die bouuerye strate, ende sommeghe saghen ter veynsteren huyten omme den prinche te siene ende hem te wellecommene. Die walen schoten daer, ende quetsten vele lieden. Die hertoghe van Borgoengien ter vrydaechs marct commende met sijnen edelen, dye heere van Lyledam, die bastaert van Saintpol, dye heere van lichteruelde, ende vele andere edele heren ghinghen maken bataelgie byder beeste marct. Ende die Prinche hadde een naect sweert in sijn hant, het gheuiel dat een hout patroon een backere stont byden prinche, ende dede sinen capproen of, ende nijchdene toe segghende. Willecomme ghenadighe here ende prinche, ende dye prinche nam sijn sweert ende slouch dyen houden patroon doot. Voort quammer bi auentueren noch een man byden prinche ende was een cupere, die hi ooc doot slouch. Tcommuyn dit siende, elck liep thuysewaert ende si ghinghen hem wapenen, ende quamen met rabaudekins ende met voghelaers. Die here van lichteruelde was vanden prinche ter marct ghesonden, omme te besiene of tcommuyn ter marckt was, ende hy en vandt daer {==xciiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} gheen volc ter marct. Hi sprac tot een van sinen knechten, wy willen den prinche ter marct doen commen, want hier en es gheen volc ghewapent. Doen seyde een bruggelinc die dat hoorde. Here behouwen huwer weerde, ghi en weit niet wat in dese twee hallen es, daer mach wel veil volcx in wesen. Die heere van lichteruelde dat horende ende wat veruaert sijnde, ghinc weder ter vrydaechs marct tot den Prinche, dye welcke met sinen walen naer tvolc so gheschoten hadden, dat dye huysen ront omme die vrydaechs maerct steken vul schichten vanden gheschotte, ende hadden meneghen mensche ghequetst, ende.xi.persoonen van Brugghe ghedoot. Ende si riepen met luyder stemme, la vyle gaingnie, tue tout tue tout, ende sy riepen dit met soe luyden voyse dattet dye walen ende andere dye buyten der bouuerye poorte waren wel horen mochte. Dye van Brugghe quamen ter vrydaechs marct met haren voghelaers nae die walen. ende die prinche met sinen walen vloden alle naer die bouuerye poorte, metsgaders dat si saghen het volc vander stede van diueerschen houcken ende straten vp hem lieden commende, hauwende ende keruende, ende schietende met haren rabauden ende voghelaers. Ende die bouuerye poorte was ghesloten, soe dat hem lieden nyement meer van buyten ten sercourse en quam. Daer was in die bouuerye strate schoffierlicken seere gheuochten die van Brugghe sloughender bet dan.lxx.personen doot van Tsprinchen volcke bi Sinte Iuliaens cappelle, daer bleef ooc verslegen die edele vrome Ruddere die heere van Lyledam. Ende die Prinche ende sijn volck dat bi hem was hadden gheerne huyt gheweist, maer die poorte was ghesloten. Die prinche seer beducht sijnde, sandt ten huyse van eenen smet om hamers, beetels ende trectanghen, om tslot vander poorte met crachte of te brekene. Ende al die wijle dat hy in die poorte stont, die van Brugghe quetsten noch vele vanden walen, so datter sommeghe vloden in die veste omme ouer te swemmen, daer of datter vele verdroncken. Heyndelick so quam die hooftman vanden schadebeletters Iacob van hardoye, ende hadde ghehaelt sulcke instrumenten in eens smeets huys daer mede datmen die sloten vander bouuerye poorte in sticken slouch Men dede die poorte open, ende die prinche met den ghenen die bi hem waren, sijn walen die in cleender menichte waren, ende met mer Colaert vanden Clyte, heer Roelant van huytkercke, ende sommege poorters dye huyt Brugghe gheuloden waren, ende eeneghe vanden vryen, ende Lodewijc van den walle, sy vloden alle te Rijssele waert seere gheschoffiert. ¶ Nota, dat vander fonteyne in die bouuerye strate tot den tolhuyse aen die bouuerye poorte die grippen aen beeden sijden vander straten laghen noch tsanderdaechs, twelck was sdonderdaechs in die Sinxen weke noch al vol bloets, ende die straten waren al root gheuerwet vanden bloede van sprinchen lieden. ¶ Item vp dien dach warender.lxx.of bet in sint Ianshuys begrauen van diere versleghen waren. Daer wasser ooc vele seere ghequetst die te lijue bleuen, ende waren soetelic ghehantiert. ¶ Item vp den donderdach waren wel.lxxx.walen gheuanghen, die sommeghe waren van sprinchen huysgesinne, die confessuer van mevrauwe die princersse ende sanghers van sprinchen cappelle. Dese waren wel.xl. persoonen dye van Sprinchen huysghesinne waren, ende ter weerdicheyt vanden prinche liet men alle dese gaen, ende daer bleuen gheuanghen wel C.walen of bet, dye in diueersche herbergen gheuanghen waren, vanden welcken datter svrydaechs in die Sinxen weke vp die marct te Brugge vp een schauot.xxij.onthooft waren. ¶ Item om dat Iacob van hardoye hooftman vanden schabeletters hadde gheweist, ter bede vanden burchmeester teens smets huys halen instrumenten omme dye slotelen vander bouuerye poorte of te brekene, ende die poorte opene te doene, daer omme wordt hi swoensdaechs voor die octaue van Sacraments dach onthooft, ende ghequaertiert. Dat incarnacioen dat brugghe vanden pycaerden niet verdoruen en was es dit. Brugge die picaerden in Meye velde, doe Schoonedijke die twee en twintich telden. ¶ Tusschen sinxen ende sinte Barnabas dach die vander Sluys deden tswijn {==xcv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} stakijtsen, soe datter gheen goet noch ten Damme noch te Brugghe commen en mochte ¶ Item des donderdaechs naer sinte Barnabas dach, soe deden dye vander Sluys een ghebodt van sprinchen weghe, dat elc coopman van wat steden oft lande dat hy ware, dat hi sijn goet mochte bringhen in der Sluys, ende vp doen, coopen, ende vercoopen, sonder van dien begrepen te sijne van dye van Brugghe. ¶ Item van sinte Triniteyts daghe tot sint Ians baptisten vigilie, waren die drie staten vanden lande vergadert te Ghendt, omme metter hulpe van die heeren vanden rade die manieren te vindene hoe dat si tlant in payse ende in vrede mochten stellen. Ende alle die nacien vanden cooplieden waren drie warmen te ghendt, biddende voor die stede van brugghe dat si daer haerlieder coopmanschepen vredelic mochten bringhen, coopen ende vercoopen, soe si ghecostumeirt waren, ende haerlieder goet int swijn bringhen mochten, ende huyt voeren sonder belet, of si souden Vlaendren moeten laten ende van noode eldere trecken. maer wat men den prinche badt ten mochte al niet baten, omme die groote schoffierichede die si hem ghedaen hadden als voren verhaelt staet, so en was sijne meeninghe anders niet dan die stede te verderuene ende te verhongherene. Ende in teekene van dien, so dede hi beuelen ter Nieupoort, te Dixmude, ende al westlant duere, datmen te Brugghe gheen vitaelgie noch andere prouande bringhen en soude, vp die peyne van te commene in sijne indignacie. Die van Brugghe dit vernemende, omme dat si lettel corens hadden, ende datter seere diere was, daer laghen voor tswijn vele oostersche schepen gheladen met coorne, die gheerne daer mede te Brugge ghecommen hadden, maer sy en mochten nyet duere omme dye staken dye in tswijn stonden. Ende daer omme die van Brugghe vp den eersten dach van Hoymaent sonden ter Sluys waert wel.v.duysent mannen seer wel ghewapent, omme Sluys te belegghene ende tselue coorne te ghecrijghene, want dye van Ghendt hadden ontboden die vander Sluys die staken huyt den swijne te doene, maer si seyden si en souden dat om nyements wille doen, ter ware dat sy expres beuel hadden vanden prinche. Des anderdaechs was den lieden van Brugghe die voorder sluys laghen gheseyt dat tcoorne ontladen was, ende was ter ware buyten ardenburch vp waghenen gheleyt, wel tot vi.duysent hoeden ende gheuoert te Brugghe. Ende si laghen voor die Sluys.xviij.daghen, si schoten met groten engienen dye westpoorte in sticken, ende dadender grote schade, binnen der tijt dat si daer laghen. Die heeren ende sommeghe Dekens van Ghendt quamen te Brugghe, omme met hemlieden te sprekene, ende een goet middel te helpen vinden om den Prinche te paeyene, ende om den coopman te houdene binnen den lande, dye heyndelicken vertrecken wilde, ende sy begheerden die preuilegien te siene die si hadden vp die vander sluys, ende ooc vp die vanden vryen, ende den brief vanden paeyse van Vlaendren die te Doornicke ghemaeckt was, in iaer ons heeren M.CCC.ende.lxxxvi.in die maent van December. Ende als si alle dinghen ouerghesien ende wel verstaen hadden, sy gauen hem lieden ghelijc, ende die vanden vryen ende vander Sluys groot onghelijc. Dye van Ghendt die hem seluen seer pijnden ende moeyden omme tlandt te helpen stellene in paeyse, ende in vreden, ende den coopman te houdene binnen den lande, alsoe dat hi al omme vry varen ende keeren mochte, daer hy te doene hadde, si trocken metsgaders andere notabele huyt den lande van Vlaendren byden prinche haren wettelicken here, ende baden hem ootmoedelick dat hi ontfaermenis hebben wilde vp sijne goede stede van Brugghe, ende dat hi inden lande van Vlaendren gheene pycaerden meer seynden en woude. Die Prinche en gaf hem lieden gheen antwoorde. ¶ Item svrydaechs op sinte Margrieten auent, so brac theyr van Brugghe vp, dat.xviij.daghen voor der stede vander Sluys gheleghen hadde, ende tsanderdaechs quamen sy inder stede van Brugghe. ¶ Item int beghintsele van Ougstmaent die drie staten quamen te Cortrijcke, omme te tracteirene met den Prinche haren heere ouer dye van Brugghe, als dat si mochten commen thueren {==xcv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} paeyse ende te sijnder ghenaden. Maer dye prinche en quam selue daer doe niet, hi dede beuelen al Vlaendren duere, datmen te brugghe gheenderhande vitalie bringhen en soude. Die vander Sluys trocken ghetijdelijc huyt om vitalie ende andere prouande, te Heyle, te Maldeghem, te Moerkercke te Ramscappelle, Toostkercke, ende in meer andere plaetsen, ende vinghen al omme die haghepoorters van Brugghe, ende leedense ter Sluys, ende namen haer lieder prouande. Ende mer Ian van huytkercke capiteyn van der nyeupoort dede der ghelijcke ontrent Ghistele. Ende Pieter die bul ende Trijstram dye crane, ende sommeghe andere poorters van Brugghe die huyt Brugghe gheuloden waren die wachteden den suuel coopers van Brugghe die te Dixmude, te Veurne, ende elders gheweist hadden om suuel te coopene ten behouue vander stede van Brugge, ende vinghense, ende namen tselue dat si hadden, ende brochtense ter Nyeupoorte gheuanghen. Ontrent sint Ians messe deden dye van Brugghe vellen alle die hooghe bomen dye binnen den palen van Brugghe stonden, ende sonderlinghe vanden poorters goedinghen dye huyt Brugghe gheulucht waren, ende men maecte daer mede die bollewercken die buyten der poorten ende vp die vesten stonden. ¶ Item in die Ougstmaent, so was of ghehauwen den busch van Tilleghem, ende tcasteel of ghebroken omme dat die heeren vanden vryen daer inne niet en souden logieren. Ende in die selue maent ende in septembre daer naer waren by wijlen bestanden ghemaeckt, ende binnen dien so hadden die van Brugghe saufconduyt vanden prinche te cortrijcke te commene, om te tracteirene vanden paeyse. Ende als dye van Brugghe daer waren, die prinche en quammer niet. Daer naer so waren andere diueersche dachuaerden gheordineirt te houdene vp tselue te Denremonde, daer naer Taelst, ende in meer andere plaetsen, maer alsmen den prinche daer of ghewaechde, hy en wilder in gheender manieren naer horen, ende in dyen staet so bleeft een wijle tijts staende. [Den.v.dach van Octobre] ¶ Item vp den saterdach naer sinte Bauen dach, twelc was den.v.dach van Octobre, doe quam mer Ian van Huytkercke, ben dan met.C.ende.xxx.peerden smorghens met den daghe tsinte Baefs buyten Brugghe, ende hy met sinen gheselschepe hadden ghenomen den lieden dye te Brugghe waert dreuen, coeyen, schapen, calueren om te vercoopene, ende andere vitaelien, al haerlieder goet dat si daerwaert brochten. Ende die van brugghe wordens gheware, ende trocken terstont huyt wel xijc. sterck, ende volchden mer Ian voorseyde met sijnen gheselschepe, ende als si quamen voor tcasteelkin te couckelare daer Pieter van belle plach te wonene, daer waren inne heer Heyndrick van Reingheertsvliete prochiepape van Couckelare ende Deken van kerstenhede, van Oudenburch, die bastaert van belle, ende noch.x.ghesellen tot hem lieden, die welcke hem lieden schoffierlic toe spraken, ende schoten naer hem lieden so dat die van Brugghe hem lieden vergramden, ende bestormden tcasteelkin, ende vulden die grachten met rijsen, ende wonnent, ende roofdent al datter inne was, ende stakender tvier inne, ende si vinghen den dekene ende den bastaert ende alle dandere, ende brochtense te Brugghe inden steen, ende si ghecreghen ende achterhaelden vele vanden rooue die mer Ian, mer Ioos die brune, Phelips van longpre den lieden die te Brugghe waert quamen ghenomen hadden [Vp den.x.dach van Octobre] ¶ Item vp den.x.dach van Octobre so hadden die van Brugghe weder sauueconduyt vanden Prinche.xiiij.daghen lanc, om met hem te sprekene, ende si trocken te Rijssele daer hy als doe ghecommen soude hebben, mer he en quammer niet, ende bleef altijts Tatrecht, dus keerden si weder sonder met hem te sprekene, in eenich traytiet van paeyse. [Vp den.xx.dach vander seluer maent] ¶ Item vp den.xx.dach vander seluer maent, so trocken die van Gendt huyte met eenen groten heyrcrachte, ende met.lxxij.banieren, ende ooc met sprinchen banniere, ende sloughen tenten ende pauwelioenen buyten Gendt by sinte Marien kercke, ende si hadden ontboden al haer ondersaten dat si daer bi hemlieden commen souden ghewapent, ende met hueren bannieren. Daer quammer vele by hem lieden, ende sy waren doe sterck.vi.duysent mannen of meer. [Vp sinte Symon ende sint Iuden dach] ¶ Item vp sinte Symon ende sint Iuden dach, die vander Sluys ghinghen roouen in sinte Laureys prochie by {==xcvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Benthille. Ende die van dier prochie dye vinghender.viij.vanden sluysenaers, ende voerdense int ghendtsche heyr, daer waren si alle onthooft. ¶ Item binnen der seluer tijt, so quam die here vander Vere ter sluys, ende hi trac met den volcke vander sluys te Oostkercke, en daer ontrent, ende sloughen die lieden doot, ende roofden haerlieder goet ende brochtent inder Sluys. [Des dysendaechs naer sinte Symoen ende sint Iuden dach] ¶ Item des dysendaechs naer sinte Symoen ende sint Iuden dach trocken die van Brugge te Lisseweghe, ende deden dier ghelijcke. Daer was seer gheuochten, ende daer bleuen.xviij.mannen van dye van Brugghe doot ghesleghen. [Vp alder sielen dach ] ¶ Item vp alder sielen dach snuchtens trocken die van der Sluys te Heyst, ende te Blanckeberghe, ende beroofden tvolc, ende deden daer grote schade. Als die van Brugghe dat verhoorden, sy deden een ghebodt dat alle dye ghene dye Brugghe lief hadden, dat si souden trecken by hueren capiteyn. Ende dese capiteyn track met sinen brugghelinghen daer die sluysenaers haren roof van haren beesten hadden ter weede gaende, ende si namen weder alle dien roof ende brochtense te Brugghe waert. [Tsondaechs naer alder sielen dach] ¶ Item tsondaechs naer alder sielen dach, die vanden Damme metsgaders den serganten van Brugghe dye inden Dam laghen, trocken bi nachte te laepschuere, te hannekin werue, te meerkercke, ende eldere daer si wisten dat yemant woonde die den lieden vander sluys ghewone waren te sustenteirene van eeneghen vitaelien, daer beroofden sijt ende [maectenter] al schone van beesten ende alderhande prouanchie, ende brochtent inden Dam. [Ssdysendaechs naer alder sielen dach] ¶ Item sdysendaechs naer alder sielen dach, vertrac theyr [van] Ghendt dat.xv.daghen ghelegen hadde buyten ghendt, verbeydende huere ondersaten, ende quamen sdonderdaechs logieren Teeclo. Die van Brugghe dat wetend[e, si quamen met] sommeghe Dekenen tot hem [lieden te Eeclo]. Ende die van ghendt ende die [ghedeputeirde] van brugge ghinghen tsamen te rade teeclo [in] die kercke. Daer was gheoordonneirt [dat].xvi.notabele van dye van Brugghe die [daer] ghecommen waren, dat die daer blijuen [souden] int heyr van Ghendt, in ostaegien, ende [men] soude seynden.xvi.notabele personen van [dye] van Ghendt te brugghe, die welcke souden [te] kennen gheuen den ghemeenen volcke van brugghe, die begheerte ende die meeninghe van die van ghendt. Ende die van Ghendt te brugghe commende, ende haerlieder last ontdect hebbende, die van Brugge en wildender in gheender manieren in consenteren. Doe trocken dye van ghendt weder Teeclo, ende gauent daer te kennene, daer omme dat sy die.xvi.notable dye daer in oestaegien laghen hilden gheuanghen, ende dedense seere nauwe wachten ende bewaren. [Swoensdaechs naer.s.Maertins dach] ¶ Item swoensdaechs naer.s.Maertins dach vertrack theyr van ghendt, ende quamen Tardenburch, ende brochten daer met hem lieden die.xvi.poorters van brugghe, als gheuanghen lieden, te wetene een wethoudere van brugge.vij.dekens, ende.viij.andere notable mannen vander poorterye. Ende die van ghendt bleuen daer met hueren standaerden.xiiij.dagen lanc. Ende binnen dier tijt so braken si thuys van Pieter bladelin gheseyt leestmakere, dat bi soetendale staet, ende thuys van Clays vanden velde bi Ardenburch, ende ghinghen voor te Malleghem, ende te heyle, te moerkercke, ende in andere plaetsen, ende waer dat si vonden eenege hagepoorters van brugge ofte haerlieder goet, dat namen si ende drougent met hem lieden. ¶ Item Race onredene haerlieder capiteyn dede doen een gebodt dat nyement die van brugge eenge prouanchie of vitaelgie voeren noch bringhen en soude, vp die verbuerte van lijue ende van goede. Ende doe dede hi met die van ghendt onthoofden drie poorters van brugge. [Swoensdaechs naer s. Kathelijnen dach] ¶ Item swoensdaechs naer s. Kathelijnen dach, schieden dye van ghendt huyt Ardenburch, ende quamen snoenens te Eeclo, ende si leedden dye voorseyde.xvi.poorters van Brugge gheuangen met hem lieden, ende het was vp dien tijt een harde cout wedere, daer omme sommege vander weuerye van ghendt braken in sticken die glenden ende die tuynen die dye lieden hadden ghemaect ontrent haerlieder houen, ende verbrandense, ende die ghene diere gram om waren of daer toe seyden, die slougense noch toe. ¶ Item die vander Casselrye van ghendt, ende sonderlinge die van Cortrijcke ende die van oudenaerde begrepen die van ghendt daer omme, ende seyden met vromen sinne aldus. Wi zijn bi hu heden ghecommen thuwen beueilene om hu lieden bystant te doene, om dat tlant mocht ghestelt worden in paeyse ende in {==xcvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} vreden, ende wi waenden dat ghy daer omme huyt ghetrocken waert, maer ons lieden dunckt al die contrarie. Ende dat ghi ghewapent aldus huyt ghecommen sijt, es yeghen den wille van onsen gheduchten here ende prinche, ende en doet anders niet dan dat ghi lieden pijnt te roouene, te moorden, te steilene, ende tvolck vanden lande te veriaghene ende bystier te makene. Ende hier omme wierden si gram ende trocken Teeclo vp dye marct, ende maecten battaelie. Die van Cortrijcke ende van Oudenaerde quamer vrolicke yegens hem lieden. Daer was seere gheuochten, so datter van die van Ghendt.iij.doot bleuen, ende vele seere ghequetst. [Vp den.xviij.dach van Nouembre] ¶ Item die.xvi.gheuanghen poorters van Brugghe, siende dat die van Ghendt ter marckt liepen, si pijnen hem van achter huyt te commene, ende liepen duer busschen ende duer haghen, ende doolden ij.daghen lanc eer sy thuys commen consten, ende vp den.xviij.dach van Nouembre quamen si te Brugge. [Vp den.xij.dach van Nouembre] ¶ Nota, van sommege dinghen die gheuielen in die selue maent van Nouembre. Eerst vp den.xij.dach van Nouembre so waren die van Brugghe in dye wapene omme.xx.sacken Inghelscher wulle, toebehorende Anthonis fransoys, die die brugghelinghen die te Weyndune laghen gheaenueert hadden, ende seyden dat sy toe behoorden Parent fauen, ende vp dat soe vercochten sijse, ende gauen den sack om iiij.libra groten. Ende midts dat claerlicken beuonden was dat si onrecht hadden, so en was den coop van gheender weerden, ende Anthonis fransoys behilt sijn wulle. [Vp den.xiij.dach vander seluer maent] ¶ Item vp den.xiij.dach vander seluer maent, beseghelden die sommeghe van Brugghe, dat tlandt vanden vryen een let blijuen soude alsoot gheweist hadde van houden tijden, ende vp dat beloefden die van Ghendt hem lieden bystadicheyt te doene ende te helpene te haren rechten, ende si souden haerlieder beste doen dat tlandt soude moghen ghestelt worden in paeyse, ende in vreden, maer dye ghemeene poorterye en wilde niet gedooghen datmen die voorseyde beseghelden brief seghelen soude met der stede seghelen. ¶ Item vp den seluen dach was ghemaect een bestant van.viij.daghen tusschen die van brugghe ende die vander sluys, by den toe doene van die van Gendt, maer die principaelste van Brugghe dedent seere noode, daer omme dat dye van Ghendt seere mespaeyt ende tonvreden waren. [Vp den.xvi.dach vander seluer maent] ¶ Item vp den.xvi.dach vander seluer maent, die van Ghendt ontboden die van Brugghe dat si wel wilden met hem spreken vp dye materie van dat sommeghe poorters ende Dekens van Brugge die Teeclo gheweist hadden, ende hem lieden besegheltheden ghegeuen hadden, twelc si sonder consent vanden ghemeenen volcke vander stede ghedaen hadden, want sy en waren nyet ghelast vander ghemeender poorterye eenege beseghelthede te consenteirene, ende si dedens hem lieden gheheelicken of, ende en wilden met hem lieden niet spreken noch eenich traytiet houden. Dese saken commende ter kennisse vanden prinche, so ontboot hi die van Brugghe dat si gheen traytiet houden en souden, noch eeneghe aliancie maken met die van Ghent, want dat si also ghewapent ende met bannieren huyt ghetrocken waren, ende was hem niet danckelick. Als die van Brugghe dat hoorden, so deden si terstont vanghen die ghene die Teeclo tsaterdaechs voor.s.Maertins auent, dye van Ghendt gheconsentiert ende beseghelt hadden haerlieder voortstellen te helpen vulcommene, als die vanden vryen een let te makene, ende oock sommeghe andere pointen, aengaende den sticke tusschen dye van Brugghe ende die vander Sluys. Ende alder eerst so waren gheuanghen Ian die payere Die Deken vanden varwers Die Deken vanden temmerlieden Die Deken vanden smeden Marck van haricourt Die Deken vanden backers Die Deken [vanden cordewaniers] Die Deken [vanden schiplieden] Die Deken vanden [keersghieters] Die Deken vanden leirtauwers Ian die swarte scheerere Coppin die mesmakere. Ende vp den seluen dach eer si ghevanghen waren, soe quamen inden burch Coppin die mesmakere, Ian dye swarte, ende Ian bryelman, ende maecten een groote roupinghe, ende wilden heymelicken dat dye van {==xcvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Brugghe wtghetrocken hadden ghewapender hant tot die van Ghendt, ende die smeden ende dye vulders waren al ghereet, ende hadden haer carijnen gheladen, maer hadden die van Brugge doe huyt ghetrocken, si hadden alte seere bedroghen gheweest. Ende dye princersse die Brugghe seer lief hadde, die hadde noch eenen brief ghesonden aen dye van Brugghe, als dat si in gheender manieren traytiet noch alianchie maken en souden met dye van Ghendt, si hoepte dat si te bet souden commen ten paeyse ende ter ghenade van haren prinche haren heere. Ende vp den troost vander princersse, so sonden die van Brugge bi saufconduyte vanden prinche vier notable persoonen van haren poorters byden prinche te Atrecht. Te wetene Willem gheerolf, Pieter dye burchgraue, Iacob die sweertvaghere, ende Boudin vanden leene, omme met hem te tracteirene van paeyse ouer dye stede van Brugghe, daer bleuen si een wijle tijts liggende. Sdonderdaechs den xxix.dach van Nouembre ¶ Item sdonderdaechs den xxix.dach van Nouembre, doe schieden die casselryen van Ghendt huyt Eeclo ende loeden huer carijnen, ende elc trac thuyswaert. Ende tsanderdaechs trocken die van Ghendt ooc thuyswaert met cleender eeren, want si en hadden nyet dan quaet ghedaen, ende den aermen lieden thare ghenomen, ende te Eeclo der lieden glenden ende thuynen verbarnt. [Vp den tweeden dach van Decembre ¶ Item vp den tweeden dach van Decembre waren te Brugghe ouergheleet ende ghepijnt die Dekene vanden varwers, Ian die payere poortere, die Deken vanden smeden die Deken vanden temmerlieden, Ian dye swarte scheerere, Coppin die mesmakere ende Ian Brielman, omme dat si Teeclo traytiet ende alianchie ghemaect hadden met die van Ghendt, ende gheconsenteirt hadden dat tvrye een let sijn soude, ende meer andere diueersche pointen, ende van dien hem lieden ghegheuen huere besegelthede, sonder consent ende wille vanden ghemeenen volcke vander stede van Brugghe, om die welcke mesdaet si vp den seuensten dach vander seluer maent te Brugghe inden burch onthooft waren tsachternoens naer die maeltijt, te wetene Ian wel ghereet Deken vanden smeden, ende Adriaen van Zechbrouc Deken vanden varwers. Ende vp den seluen achternoene, soe waren daer onthooft Ian dye swarte scheerer ende coppin dye mesmakere, omme die roupinghe ende beroerte dye sy ghemaect hadden inden burch vp den dach dat si gheuanghen waren, als dat si heyndelick wilden dat die van Brugghe huytghetrocken souden hebben tot die van Ghendt. [Vp den.viij.dach van December] ¶ Item vp den.viij.dach van December so waren gheuanghen bi Oorscamp Alyor die bastaert van Halewijn, ende die baliu van Deynsen, ende noch vier ghesellen met hem lieden. Daer warer veel meer die wech liepen, als Alyor haerlieder meester gheuanghen was. Ende die cause was omme dat si gherooft hadden eenen waghene met groten goede gheladen, toebehorende eenen coopman huyt Lombaerdyen, ende si waren gheleet te Brugghe inden steen. ¶ Item vp den seluen dach so quamen in Brugghe die iiij.notabele persoonen die by laste vanden ghemeenen volcke vander stede van Brugghe hadden gheweist te Atrecht byden prinche, omme met hem te tracteirene van paeyse Ende sy toochden daer.xiij.pointen die dye prinche begheerde, souden si paeys met hem hebben, ende.xl. persoonen te hebbene, die buyten den paeyse blijuen souden, dye souden staen te sijnder wille. Maer als vanden xl. persoonen die die Prinche te hemwaert hebben soude, die en waren niet ghenoemt int openbare, huyt vreesen van groter beroeringhe voor vp den.xij.dach van Lauwe alsoot hier naer blijcken sal. [Vp den.xij.dach van deser maent van Decembre] ¶ Item vp den.xij.dach van deser maent van Decembre, so waren te Brugghe huyt den steen ghedaen. vij.persoonen dye langhe gheuanghen gheleghen hadden bi sekere condicien, dat si elc stelden twee notabele borghen omme ouer hem lieden te betalene, vp dat in hem lieden eenich ghebreck ware van tghene diesmen ouer hem lieden wijsen soude, vp dat si mesdadich beuonden waren. Ende waren dese persoonen Marc van Haricourt, die Deken vanden backers, die Deken vanden cordewaniers, die Deken vanden kersghieters, die Deken vanden schiplieden, ende den Deken vanden ledertauwers. ¶ Item des ander daechs so was Alyor die bastaert van Halewijn ghepijnt, ende twee van sijnen ghesellen. Ende vp den.xix.dach van De- {==xcvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} cembre waren die.ij.ghesellen, ende noch een ander roouere achter der Magdalenen onthooft, ende begrauen int sandt. [Vp den xxiiij.sten dach vander seluer maent] ¶ Item vp den xxiiij.sten dach vander seluer maent quam een schip gheuaren vander Nieupoort geladen met haringe ende met suuele ende ander vp taelgie, ende wilder mede sijn ter sluys, ende daer waren inne.xiiij.sluysenaers, Ian vanden weilde capiteyn van.lvi.bruggelinghen, vinc tschip ende al datter in was, ende voerdet al te Brugge, vanden welcken sluysenaers Ian van stillebeke ontfanger vander sluys een was, dye welcke alleene gherentsoeneirt was.C.ende.xvi.libra groten, ende alle dandere naer haren state waren hoghe ghenouch gherensoeneirt. [Den.xiij.dach in Lauwe] ¶ Item die.xvi.persoonen die dye van Ghendt Teeclo hadden in ostaegien, ende hemlieden ontghinghen als die van ghendt vochten Teeclo vp dye marct yeghen huer ondersaten, dye moesten vp sinte Steuens dach alle inden steen gaen of vanghenesse houden in haerlieder huysen, ende daer bleuen sy tot den.xiij.dach in Lauwe, ende doen waren si ontboden, ende ouer haerlieder mesdaet moesten si gheuen der stede sekere somme van penninghen. [Op den.vij.dach van Lauwe] ¶ Item op den.vij.dach van Lauwe doe was meester Ian van Borgoengien Proost ghemaect van sinte Donaes in Brugge. ¶ Item omme dieswille in dien seluen tijt dattet den Dekens van der neeringhen in Brugghe te lastelijc viel ende te moeyelijck was alle daghe te rade te gane vp tschepenhuys, ende dat si bi dien verletteden hare ambochten ende neeringhen te doene, ende haerlieder broot te winnene. So waren gheordonneirt.xiij.notabele personen die in die stede vanden wethouders sijn souden, die huyter stede gheuloden waren. Ende dat waren dese. Iacob blandereel Jan baue Ghuyde brune Stafin vander brugge Alaert van sinte Maertins. Ian die brune huydenetter Ian baeruoet Ian die deckere Ian die muntere Ian de baenst Ioris gremme Marten de naghelmakere Jan die Heict. ¶ Somme.xiij. ¶ Ende bouen dese voorseyde.xiij.wethouders waren noch gheordonneirt.xxiiij.notable persoonen dye hem lieden raet gheuen souden, ende bystandicheyt doen als sijs van noode souden hebben. ende staen hier naer ghenoemt. Eerst. huyter poorterye. huyt den vleeschauwers Loy reynaert Ioos die ruwe. Heyndric die lange Huyten vischcoopers Iacob vander hecke Ian volkaert Boudin van Heertsberghe. Ioos die muntere Huyten.xvij.neeringen Ionis vanden berghe Rijcquaert heyns ¶ Huyten smeden. Ian daghele Anthonis coen Huyten makelaers Aernout standaert Lieuin pultin ¶ Huyten ledere. Ian smeeckaert Ioos die teldere Huyt den schiplieden. Cornelis van meerendre. Daneel de coots. ¶ Huyter naelde. Huyter cleender neeringen Ioris cornuwaelge Iacob vanden peerboom Pieter miman Daneel die muelenaer Ende Ian hardegaerne ¶ Somme.xxiiij.personen. [Vp den x.dach van Lauwe ¶ Item vp den x.dach van Lauwe waren ghecoren.xiiij.notable personen die trecken souden Tatrecht byden prinche, ende byder princersse, omme te tracteirene van paeyse. Ende dit waren die personen, Iacob die sweert vaghere, Iacob van basseuelde, Iacob blandereel, Loy reynaert, gillis lauwereins, Ian volkaert, Ian baeruoet, michiel van theymsekin, Iacob dye wilde, Ioseph reysin, Rijcquaert heins, Ian van steenburch, Anthonis coen, ende Boudin vanden leene. [Vp den.xij.dach vander maent van Lauwe] ¶ Item vp den.xij.dach vander maent van Lauwe, so was open ghedaen ende ghelesen den beslotenen brief die ghesonden was vanden prinche, daer inne dat stont ghescreuen die.xl.personen bi namen ende bi toe namen dye buyten paeyse waren, ende die die prinche hebben wilde te sinen wille. ¶ Dit sijn die namen vanden voorseyde personen. Victor wouters Vincent die scuetelare. Ian wel ghereet Ioos vanden walle Ioris minne Coppin de mesmaker Adriaen van zegbrouc. Ioris muyl. Pieter wouters Ian taerwijn Cornelis wouters Pieter tente Willem moerman Een freminuer Lansin metten ghelde Cornelis van sarren meester Ian die scaerslijper. Ian monfloen Iacob Noyts Pieter christiaens Victor die wale Ian berouts {==xcviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Loy vander creke Coppin van lakin Mentin vanden beckene. Thoen cordey Heer ian vander matte. boudin gaderpenninc Ian van thyelt Gillis euerdey Lodewijc vanden walle. Ian brielman Gheertruyd sijn wijf. Lodewijc hughe Iacob van rooden Iooris vander baede Denijs de vos Jooris wouters. ¶ Somme.xxxviij.persoonen. [Vp den.xxiiij.sten dach van Lauwe ITem vp den.xxiiij.sten dach van Lauwe waren onthooft voor den Steen te Brugghe vijf ghesellen, deen was die Capiteyn van den Roode capproenen, die hadde een cleyn meyskin vercracht, dander vyere hadden vele gherooft in Brugghe ende der buyten. [Vp den derden dach in Sporcle] ¶ Item vp den derden dach in Sporcle was ten Damme een zeelandere onthooft omme dat hi in vele plaetsen gherooft hadde met die vander sluys. [Vp de sesten dach van Sporcle] ¶ Item vp den sesten dach van Sporcle quamen die.xiiij.ghedeputeirde in Brugghe, die Tatrecht biden Prinche ende byder Princesse hadden gheweist, omme den paeys te tracterene ende te makene. Ende si brochten ouere in ghescriften vele diuersche pointen ende articulen die de prinche begheerde, dat gheschien souden, soude hi consenteren den paeys. Ende niet yeghenstaende datter vele pointen waren die de stede van Brugghe grootelicke contrarieerden, sy begheerden nochtans paeys, ende si consenteirden daer inne, vp hopen dat in toecommende tijden dye Prinche wat gracien doen soude. Ende al tghemeene vander stede, begheerde dat die ghedeputeirde weder trecken souden byden prinche, ende tracteren met hem ten vriendelicsten dat sy mochten, vp dat sy sine gracie ende vrientschap mochten vercrijghen. Ende dat den coopman mochte varen ende keeren binnen den lande met vreden al Vlaendren duere. [Vp den xij.sten dach van Sporcle] ¶ Item vp den xij.sten dach van Sporcle, so waren ontslegen ende huyter vanghenesse ghedaen.xxxvij.Pycaerden, die van des woensdaechs inde Sincxen weke daer ghelegen hadden, twelc was ontrent.xxxviij.weken, die stede van Brugghe gaf elcken een doncker groen habijt van vier ellen lakens, een ryeme, ende eenen graeuwen hoet, die costen.xx.groten tstick, voort so gaf die stede eenen Ian rantsaert een.libra groten. ouer dat hijse leeden soude Tatrecht, ende.iij.libra groten. hadde hy voor hare teercosten tot daer. Ende eer si huyt Brugghe ghinghen si ghinghen tot der vrauwe van den gruythuyse haer bedanckende van harer aelmoesene, want si hadde ghegeuen alle woensdage elcken.ij.groten. alle die tijt die si gheuanghen gheleghen hadden, het welcke bedrouch wel.xxxviij.nobelen, ende si bleuen daer haer maeltijt doende, ende als si vertrocken, si gaf elcken een paer nyeuwe lijnen cleedren, als si Tatrecht quamen, si trocken byden prinche, ende bijder princesse, ende bedancten hem grotelic vander stede van Brugghe, ende vander vrauwe vanden gruythuyse, ende vertrocken hoe si ghehantiert hadden gheweist van hem lieden, twelcke die prinche ende die princesse seere wel namen, ende danckelic. ¶ Item die voorseyde ghedeputeirde trocken weder bi saufconduyte te Atrecht byden prinche, ende baden.vi.prelaten ende.vi.rudders met hem lieden te gane voor den prinche omme te biddene ouer de stede van Brugghe, daer quamen vyere prelaten, dander twee en wilden niet commen [Vp den.xiij.dach van Sporcle] ¶ Item vp den.xiij.dach van Sporcle, liepen huyt Brugghe ontrent.C.ende x.ghesellen, tot byder Sluys, ende si waren beleyt van die vander Sluys, ten drien plaetsen, ende si vergaderden, daer was seere gheuochten, ende daer waren.xi. Sluysenaers doot ghesleghen, ende xxij.gheuanghen onder sluysenaers ende landtslieden, die met hemlieden toe vielen ende si brochtense alle te Brugghewaert, ende leydense inden Steen. ¶ Den voetual die Tatrecht gedaen was. VP den.xvij.sten dach van Sporcle deden.xxxviij.persoonen van Brugghe Tatrecht den voetual voor den Prinche, te wetene.iiij.prelaten, den Abdt van oudenburch, den Abdt van sinte Andries, den Abdt vanden doest, ende den Abdt vanden eechoute. Ende voordt die xiiij.ghedeputeirde van Brugghe die omme tselue daer ghecommen waren, ende.xx.personen notabele mannen vanden ghenen die huyt Brugghe gheuloden waren. Ende die Prinche die vergaeft vp tghene dat daer naer gheschien soude, ende van daer vertrocken die selue persoonen, ende deden alle sghelijcx voor die Princesse, ende voor den Ionghen Prinche {==xcviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Kaerle ende die Ioncheere van Cleuen, ende si vergauent oock. Ende als dat ghedaen was doe ghinghen die Princesse, den ionghen Prinche, ende den ioncheere van Cleuen alle drye te samen, ende vyelen ouer hare knyen voor den Hertoghe Phelips, ende baden hem ouer sine goede stede van Brugghe, dat hijse wilde ontfaen in sine gracie, ende ghenadichede. Ende hi steldet int segghen vander Princesse, ende van dye van sinen Rade. Vp den seluen dach naer dye noene, so quamen noch voor den Prinche dye Clergye vander stede van Atrecht, ende die notabele vander poorterye vander seluer stede, ende diuersche cooplieden ende vyelen ouer haer knyen biddende hem ootmoedelick ouer sine goede stede van Brugghe dat hijse wilde ontfanghen in sijnder gracie ende ghenade, ende hy vergaft hem lieden, midts twee hondert duysent Rijders, dye si hem gheuen souden in emenden. Ende vele van haren preuilegien ende costumen souden si moeten verliesen endete buyten gaen. Ende die stede vander Sluys soude voordt aen een stede blijuen vp haer seluen. Ende dye.xl. persoonen die in tbrieuekin staen, die souden buyten den paeyse blijuen. Ende men soudese alomme vanghen ende arresteren, al so varre als si crijghelic waren, om sinen wille daer mede te doene. Ende die voorseyde xiiij.ghedeputeirde van Brugghe consenteirden voor hem allen die pointen, want si hadden last dat te doene vander Wet van Brugghe vanden.xxiiij.notabele, ende vanden ghemeenen volcke vander stede. Ende die Prinche gaf dye van Brugghe Iacob scaeck te haren Schouteetene te sine. Ende de voorseyde Iacob scaeck trac metten ghedeputeirden te Brugghewaert. [Vp den derden dach van Maerte en vp den xx.sten dach in Sporcle] ¶ Item vp den derden dach van Maerte, so soude den paeys in commen. Ende het soude sijn eenen generalen paeys al Vlaendren duere. Vp den xx.sten dach in Sporcle quamen sommeghe Spaengiaerden in Brugghe, die Tatrecht gheweist hadden ten voetvalle, die welcke seyden ouerwaer dat die van Brugghe sekeren paeys hadden, ende dat den drayboom ter Sluys opene gaen soude, ende dat den coopman vry varen ende keeren soude, also hi hadde gheploghen te doen, daer omme dat hem menich mensche seere verblijde. Ende vp dien seluen dach waren te Brugghe drie vrome ghesellen onthooft van rooue. Tsanderdaechs quamen die.xiiij.ghedeputeirde in Brugghe, die welcke te kennene gauen, hoe dat die voetual ghedaen was, ende dattet al paeys was, ende dat den paeys incommen soude vp den derden dach in Maerte so voorseyde is, aldoe was gheordonneirt bider wet, ende bi den.xxiiij.notabele van Brugghe, datmen den visch, ende twaermoes, ende tfruyt, ende alle sulcke dinghen vercoopen souden vp die Maerckt, ende tcoorne inden braemberch. alsomen plach te doene. [Vp den saterdach den.xxij.sten in Sporcle] ¶ Item vp den saterdach den.xxij.sten in Sporcle was huyt gheroupen dye voorseyde ordonnanchye ende die beuolen tonderhoudene. Ende men gaf daer doe openbaerlic te kennene, hoe dat die Prinche hadde ghenomen die stede van Brugghe van alle haren mesdaden in gracien ende in ghenaden. Altijdt huyt ghenomen die.xl.persoonen die int brieuekijn staen. ende als dat ghebodt ghedaen was, so ghinghen die hooftmannen in, ende ontrent Brugghe omme die voorghenomde.xl. personen te pooghen te vanghene. Ende si vijnghender tot.xv.van diere ghevloon waren, ende daer te voren in den aduent, so warer.iiij.onthooft te brugghe. [Vp den xxiiij.sten dach in Sporcle] ¶ Item Iacob scaeck dede sinen eedt, als Schoutheeten van Brugghe, vp den xxiiij.sten dach in Sporcle voor die vander wet, ende die.xxiiij.notable des auents, ten vi.hueren. Ende des anderen daechs dede hy een ghebodt doen ter hallen huyt, dat alle mannyere van schiplieden vry varen ende keeren mochten tusschen Brugghe ende den swijne vander Sluys. Ende hy beual van Sprinchen weghe dat neyement eeneghe schimpege woorden gheuen en soude, noch eenich verwijt doen in gheender manyeren, ter cause vanden gheschille datter gheweist hadde ¶ Item vp den seluen dach, track dye voorseyde Scoutheetene ten Damme met meester Anthonis michiels sectretaris vanden Prinche, ende van daer voordt ter Sluys, ende dede daer tselue gebodt. Ende tsauens quamen in brugghe vele poorters en poorterssen, die huyt Brugghe geuloon waren. Ende elck trac weder in sijn huys ende woonste. {==xcix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Dyt sijn sommeghe pointen den paeys aengaende. [VP den elfsten dach in Maerte] VP den elfsten dach in Maerte, quamen die.xiiij.ghedeputeirde binnen Brugghe. Ende brochten tseggheschip vanden paeyse in ghescrifte. ¶ Eerst dat alle die ghene die wt Brugghe gheuloden waren ende weder thuys quamen dat si haer lieder huysen ende woonsten aenveerden souden in sulcker maniere als si die vonden. ¶ Item die ghene dye de.C.Rijders betaelt hadden die souden betaelt blijuen. Ende diese noch niet betaelt en hadde dye en soudense nyet gheuen. ¶ Item die Prinche soude hebben inemen den twee hondert duysent Rijders, dyes so soude hy betalen dye schade, dye si mer Roelant van huytkercke ende meer andere ghedaen hadden. ¶ Item dat die van Brugghe gheene heerlicke dijnghedaghen meer houden en souden, vp die vander Sluys, noch met duergaende waryde, ten ware dat sy mesdaen hadden binnen der stede van Brugghe. ¶ Item die vander Sluys sullen hebben, den vpslach van houte, van picke van tarre, van stockvissche, van asschen, van byere, ende van meer andere dinghen, behouden dat so es dat den coopman eeneghe vanden voorseyde coopmanschepen ter Sluys nyet vpslaen en wille, maer wil daer mede wesen ten Damme, of te Brugghe, het moet hem wel gheschien, sonder die vander Sluys yet daer yeghen te moghen segghene. [Vp den twalefsten dach van Maerte] ¶ Item vp den twalefsten dach van Maerte, was te Brugghe gheordonneirt, datmen ter poorten vander stede niet meer waken en soude, noch inden burch, noch int ghijselhuys, daer plaghen alle nachte te wakene.C.mannen, sichtent dat die van Ghendt ghewapent wt trocken, maer men soude blijuen wakende in groenevoorde ter maerct, ende doen drooghe aweyt in allen straten met twee lieden ende nyet meer. [Vp den.xiij.sten dach van Maerte] ¶ Item vp den.xiij.sten dach van Maerte was den Paeys te Brugghe ter Hallen huyt gheroupen, om twelcke daer groote blijschap was binnen der stede. Tsanderdaechs waren ontsleghen ende huyter vanghenesse gedaen Laureins van belle, heer Heyndric van Reyngheersvliete Deken van Oudenburch ende haer lieder ghesellen die met hemlieden te couckelare gheuanghen waren. ¶ Item tsaterdaechs voor den sondach alsmen singhet Letare Iherusalem bet dan hondert Pycaerden trocken te Ghijsen. Ende vier van haren ghesellen beclommen by nachte met leederen den torre byden casteele van Guysen. Ende in dien torre waren twee Inghelschen om den torre te wachtene, ende si vondense beede slapende, hadden die pycaerden dauentuere ghehadt, dat si die twee Inghelschen doodt ghesleghen hadden, si hadden lichtelic ende sonder grote pijn tcasteel van Ghijsen wel ghecreghen, maer inden torre waren twee honden ede die worden bassende, so dat met dien de twee Inghelschen ontwyeken. Ende si maeckten so groot ghescal ende ryepen so luyde dat ment in Tcasteel gheware werdt, ende si quamen haestelicke gheloopen ten torre ter hulpe den twee Inghelschen, so dat dye pycaerden moesten nemen die vluchte. [Vp onser Vrauwen auent inden Maerte] ¶ Item vp onser Vrauwen auent inden Maerte svoornoens, so waren huyten steen gheleedt inde looue, Lamsin metten ghelde Willem moerman, Ioris wouters, ende Ian brielman. Ende ouermidts dat dese.iiij.persoonen stonden in sprinchen brieuekin, so en wasser den Burchmeester niet bi dat mense examyneirde ende pijnde, maer sy waren ghepijndt ter presencie van Sprinchen Raedtslieden. Te wetene die heere van Roubays, die heere vanden gruuthuyse, die heer van steenhuyse, heer Gheerart van Ghistele, die Baliu van Lens in Artois, meester Willem die zadelare, meester Anthonis michiels, den Schout van brugghe Iacob scaeck, ende Modaert dael procureur generael van Vlaendren. ¶ Item tsachternoens waren ooc ouergeleet Iacob noyts een smet, die hooftman was vanden scabeletters, ende Denijs die Vos een kethelare, die welcke ooc gheexamyneirt waren biden voorseyden heren. [Vp onser Vrauwen dach Annunciatie] ¶ Item vp onser Vrauwen dach Annunciatie voor die noene, soe ghinghen alle die collegien van Brugghe met processyen ter bouuerye poorte yeghen den nyeuwen Bisschop van Doornicke, die welc {==xcix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ke quam met groten state van vele edele lieden. Ende hy beetede van sinen peerde, ende ghinc te voet vander Bouuerye poorte, tot in sinte Donaes kercke, ende hy bleef al dye weke duere te Brugghe, den kijnderen vermende ende crune gheuende, ende hi celebreirde dye heleghe oordene in sinte saluators kercke. Item vp den seluen onser Vrauwen dach die Graue van estampes, messyre Anthoine de Croy, met alle den vaeliantsten ende vroomsten edelen ende mannen van wapenen van Aertoys ende van Boulonoys wel vijf duysent mannen sterck quamen bi Calis int landt van ghijsen ende braken ende wierpen ter neder Tcasteel van Zantgate, van daer trocken si bi Calis, ende zaegheden de pylaren insticx vander grooter brugghe, ende si braken se meer dan half of, so dat dye sticx metter hebbe vloten ter zeewaert in, met.iiic. waghenen en hadmen thout niet gheuoerdt dat vander brugghe ghebroken was. Ende doe staken si tvier in alle die huysen, die sy vonden tusschen Ghijsen ende Calis, ende ten drie plaetsen staken si den groten dijck in, om dat nyement trecken en soude tusschen Ghijsen ende Calis. [Vp den.xxvij.dach van Maerte] ¶ Item vp den.xxvij.dach van Maerte, waren te Brugghe ouergheleedt, om texaminerene biden voorseyde Sprincen, commissaresen ende Raedtslieden, meester Ian de schaerslijpere, Ian tarwijn, Ioos vanden walle, ende Ian vanden Ryede, dese vier persoonen waren svoornoens gheexamyneirt Ende tsachternoens waren ouergeleedt heer Ian vander matte priester, ende gheertruydt twijf Lodewijcx vanden walle, ende weder die voorseyde vier die tsvoornoens gheexamineirt waren, ende snauens so brochtmense weder vp den steen. [Vp den.vij.sten dach van April, int iaer.xxxvij.die warent wedere, ende soudent blijuen tot sint Gillis dage int iaer xxxviij] ¶ Vp den.vij.sten dach van April twelc was doe Palme maendach die here van Roubays, die heere vanden gruythuyse, ende dander heeren bouen ghenoomt, commissaresen gheordonneirt van Sprinchen weghen die Wet ende die.xxiiij.notabele svoornoens vergadert sijnde int schepen huys, bedancten hem lieden van Sprinchen weghen vanden dienste die si hem ghedaen hadden, ende si verlieten die wet Ende maeckten daer terstondt Gillis vander vlamijnck poorte Burchmeester, van schepenen, ende Gillis Lauwereins burchmeester vanden Courpse, ende si maecten twee nyeuwe Schepenen ouer dese twee die schepenen gheweist hadden ouer Gillis vander vlamijnck poorte so wordt voor schepene Ian van eertrijcke, ende ouer Ioos vanden walle, so wordt schepen Iacob Blandereel, ende alle dandere die schepenen ende Raden gheweist hadden int iaer.xxxvij.die warent wedere, ende soudent blijuen tot sint Gillis dage int iaer xxxviij.ende dan soudemen die Wet vernieuwen [Int iaer.M.iiijc. ene xxxviij] ¶ Item int iaer.M.iiijc. ende xxxviij.sdijsendages inde paessche dagen, so trac die scouteten van Brugghe Iacob scaec ter Sluys beuelende die vander sluys van Sprinchen wegen dat si die staken huyt den swijne doen souden, si seyden dat sijn niet doen en souden, want si en haddenser niet in gedaen, mer die prinche hadser selue in gedaen stellen, doen dat die scouteeten hoorde, hi deidser vp den versworen maendach huyte doen, daer omme dat die van der sluys seere toornich ende spijtich waren. Nota dat doe de taerwe te brugge galt.xx schellingen.groten.thoet, ende tsaterdaechs voor den helegen bloet dach, so galtse.xxvi.schellingen. groten.de beste, ende den rugge.xxij.schellingen. [Int voorseyde iaer, twelc was doe den laetsten dach van April ¶ Tswoensdaechs voor die Brugghe maerct int voorseyde iaer, twelc was doe den laetsten dach van April, so was te Brugghe vp de marckt ghemaect een schauot wel.xij.voeten hooge, ende wel.xvi.voeten lanc ende also wijt. Ende vp dien seluen dach snuchtens ontrent den.ix.hueren, waren huyt den steene gebrocht by twee te gadere vp tvoorseyde scauot.xij.personen, daer of dat die.xi.onthooft waren, ter presencie vanden Ioncheere Ian van Cleuen, ende vanden heren vanden Rade, diese gheexamyneirt hadden. Eerst Ioos vanden Walle, Willem moerman, Ioris van den ryede Denijs de vos, Cornelis van zarren, Lamsin mettengelde, meester Ian die scaerslijppere Ian tarwin, Pieter tente, Ian brielman, ende Ian wouters, somme.xi.onthooft. Ende die xij ste was Iacob noyts hooftman vanden scabeletters, sijn oghen waren verbonden, cleederen huyt gedaen, ende hi was geknyelt ende die hangman soude sijn officie ghedaen hebben, doe was gheuraecht oft dat was Iacob noyts, men seyde iaet, doen seyde die ionckheere van cleuen, men doe hem vpstaen, ic gheue hem sijn lijf, doe dedene die Souuerein Baliu van Vlaendren vpstaen, ende hi wierp sinen frock ouer sine scou- {==C.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} deren, twelc den lieden groot wonder dochte. Doen seyde die ionchere van Cleuen so lude, dat elc hoorde Ilya Ichy bon pleyge pour luy. ende Iacob was doen weder inden steen gheleedt. ¶ Nota als Ioos vanden walle onthooft was, die Augustijnen droughen bi consente den lichame ende thooft in haer lieder cloostere, ende wordt daer begrauen. Ende vanden andere thienen waren die lichamen al vp raden gheleyt, ende die hoofden ter poorten vander steden huyt ghesteken vp hooghe schachten. [Den tweesten dach van meye] ¶ Item svrydaechs daer naer, twelcke was den tweesten dach van meye, doen was gheleedt vp tselue schauot Vincent die schuetelare, capiteyn van Brugghe, int iaer daer te voren, ende daer was hi snuchtens onthooft, ende den lichame ende thooft was bi consente ooc ten Augustijnen ghedreghen ende daer begrauen. ¶ Item tsachternoens ghinghen alle dye collegien van Brugghe met processien ter sinede poorte yeghen die Princersse, die doe eerst in Brugghe quam naer den Paeys metharen grooten state. [Vp den vierden dach van Meye en vp den donderdach daer] ¶ Item vp den vierden dach van Meye, dede die Souuerayn baliu van Vlaendren onthoofden tersteenbrugghe, tusschen Brugghe ende Oorscamp, Wouter bets, ende hi dede den lichame stellen vp een Radt, ende thooft vp een schacht, ende hi dede vp thooft stellen eenen roosen hoet, diemen bant met nastelingen aen die hooren. Ende dat was omme dat hy deerste te Brugghe, vp die marct inde wapene, ende hi brochte den standaert van oorscamp ambocht Ende doe stelden si hem den roosen hoet vpt hooft {==C.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Item vp den donderdach daer naer soe quam inne ende dede sine incomste Meester Ian van Bourgoengien, den nyeuwen proost van sinte Donaes kercke ter presencie vander eerweerdigher Princesse, ende vanden groten heeren die als doe te Brugghe met haer waren. Nota, dat tsaterdaechs daer naer, de taerwe ghalt te brugghe thoedt.xxxij.schellingen groten. ende dye beste wel.xxxiiij.schellingen. oft meer. ¶ Item vp den sondach naer die Brugghemaerct, ghinghen tsachternoens alle die collegien van Brugghe met processyen in sinte Ians huys, daer was dat lichame vanden eerweerden here van Lyledam ontgrauen, ende ghebrocht tsinte Donaes, ende was daer met grooter weerdicheyt begrauen. Ende tsanderdaechs was daer die huytuaert ghedaen inde presencie vander Princhesse, ende van vele edele. ¶ Item tsondaechs naer den assencioens dach, doe waren die Wet ende die Dekenen van alle den Ambochten ende neerijnghen vergadert sachternoens te sinte Donaes inden choor. Ende daer was ghesonghen vygelye ouer tiaerghetijde van alle den Pycaerden, die des iaers te voren te brugghe versleghen waren, verdroncken ende ooc onthooft. Ende des maendaechs daer naer so wasser ghesonghen een messe van Requiem ouer die sielen van allen den voorseyde dooden Ende daer offerte die wet, die hooftmannen, ende alle die Dekenen ende notable vander stede Ende die stede betaelde alle die costen vander huytuaert vanden voorseyde here van Lyledam Ende vanden pycaerden voornomt. Int iaer.M.CCCC.ende xxxvi en int iaer.xiiijc.ende.xxxviij Nota, dat doe dye taerwe ghalt.xxiiij.schellingen thoedt. Ende swoensdaechs voor die Cruce weke ghalt die taerwe thoedt vier rijders maer die wet nammer prouysye vp so datse binnen corter tijt seere ghenedert wardt ende gheslaect. Ende doe was in Brugghe, ende in meer andere plaetsen groote sterfte vander Epidymye, vander bootse ende van brandege cortsen, die lieden waren des eens daechs ghesondt, ende des anderen daechs doot. Ende dese sterfte gheduerde van Sijnxen tot sinte Maertinsmesse toe, omme dies wille dat die oosterlinghen qualic ende scoffierlic ghehantiert waren ter Sluys, vp den Tryniteyts dach des auents, Int iaer.M.CCCC.ende xxxvi.ende van hueren lieden bet dan.lx.doodt ghesleghen waren. Ende om dat in tselue iaer het swijn ghestakijtst was so trocken si met haren coopmanschepen in andere landen, ende schuweden tlandt van Vlaendren, die van Vlaendren beseffende dattet hemlieden grootelic contrarieerde, si trocken int iaer.xiiijc.ende.xxxviij.ende tracteirden so byden Prinche so dat bi middel van hem ende die vier leden slandts van Vlaendren, ende die oosterlinghen so dat si wierden van accoorde ende eens van haren gheschille, ende die Prinche beseghelde den paeys. Ende doe quamen si wedere met haren coopmanschepen in Vlaendren, so si gheploghen hadden te doene. ¶ Item die heeren vanden vryen deden ontrent alder heleghen dach allomme arresteren ende vanghen die vrijlaten die hem te Brugghe hadden doen bescrijuen omme poorters te sijne sonder consent van hemlieden als haer lieder wetten. Ende si waren daer omme ghecondempneirt ende ghewesen den Prinche te gheuen hondert duysent Rijders, daer of sy die hem hadden ghedaen bescrijuen poorters moesten gheuen wel naer tvyerendeel van haren goeden, Deene gaf.xl.libra. groten. Dandere.lx.libra.groten. Die derde, hondert, Die alder minste die gaf.xxx.libra groten. Ende daer waren.xxi.persoonen vrylaten, die die prinche hadde in een brieuekin ghescreuen, die welcke hi hendelicken begheerde te hebbene themwaert om sinen wille daer mede te doene. Ende aldus moesten die vrylaten also wel om huere mesdaet ghepuniert sijn als die van Brugghe waren. Die Princesse quam te Brugghe svrydaechs voor sinte Kathellijnen dach, ende si begheerde te hebbene die twee hondert duysent Rijders, dye sy den Prinche schuldich waren, ter Cause vanden Paeyse, maer omme dye groote sterfte die gheweist hadde, ende omme die poorters die huyt Brugghe gheuloden waren, ende omme die beroerte dye onder die poorterye gheweist hadde, ende om den dieren tijt, daer omme so was den dach vander betalinghe verlanghet, ende huytghestelt eenen sekeren tijt. Ende daer was byden consente vanden Prinche gheordonneirt ende ghestelt eene calioote binnen der stede van brugghe, omme die penninghen daer of te ghecrijchene, ende den {==C.i.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Prinche daer mede te betalen die voornomde penninghen, te weten sine twee hondert duysent Rijders. Ende dese calioote soude beghinnen inden Aduent, Eerst datmen gheuen soude vier iaer lanc gheduerende dobbel wijn assyze, ende datmen meersen soude dassyze vanden byere ter ordonnanchye van die vander wet. Item datmen stellen soude inden braemberch een calioothuysekin omme daer tontfanghene vier iaer lanck, die calioote vanden graue, van allen manieren te wetene, van een hoedt tarwen.viij.groten.van een hoedt aerweten.viij.groten.van een hoedt souts viij.groten.van een hoedt rugghe.vi.groten.van een hoedt gheersten.iiij.groten.van een hoedt euenen.ij.groten.van een hoedt vitsen.iiij.groten.van een hoedt boonen.iiij.groten.van een hoedt lijnsaets.iiij.groten.van een hoedt Raepsaets iiij.groten.van een hoedt mostaerdt saet.iiij.groten. ¶ Item van coeyen, van calueren, schapen swijnen, van houte, van turuen, van vissche, van haringhe, ende van alle maniere van coopmanschepe moestmen gheuen van elcken schilde xij.miten. [Tsaterdaechs naer derthien dach] ¶ Item tsaterdaechs naer derthien dach ghaldt dye tarwe te Brugghe, xix.schellingen.groten.thoedt, ende van diere tijdt voordt, so lichtese tot paesschen toe. Ende van Paesschen tot sint Ians messe bleefse geldene ontrent den xii.schellingen.groten. [Int iaer.M.CCCC.ende.xxxix] ¶ Int iaer.M.CCCC.ende.xxxix.ontrendt sint Ians daghe midzomers quam te Calis die Cardenael van Inghelandt, hi dede maken tusschen Greuenijnghe ende Calis een huys van triumphen, daermen dat traytiet ghehouden soude hebben, omme den paeys te maken tusschen die twee coninghen, te weten van Vranckerijcke, ende van Inghelant, ende ooc tusschen den lande van Inghelandt, ende van Vlaendren. Ende vrauwe Ysabeele van Vlaendren, dede ooc maken een huys, daer de ghedeputeirde van Vlaendren, haer lieder traytiet met den Cardenael in houden souden Als die cardenael te Calis quam, hi quammer met.xxix.schepen. Ende met hem so quamen die Eerdtsbisscop van Iorc, die Bisscop van noorwijck, ende van sinte Dauid, ende vier Princhen, te wetene, die Hertoghe van Orlyens, die xxiiij.iaer in Inghelandt gheuanghen hadde gheweist, die Hertoghe van noordtvolc, die Graue van stafuoorde, ende die Graue van oxeuoorde. [Vp sinte Alexius dach] ¶ Item vp sinte Alexius dach, ende alle dye weke daer naer, het Reghende so seere in Vlaendren, ende sonderlinghe int Noortvrye, dat gheen mensche doe houdt sijnde.lxxx.of.xc.iaer inde merschen so grote water binnen haren leuene niet ghesien en hadden, met en mochte vanden groten water noch te waghene varen, noch te voet gaen, tusschen Brugghe ende oudenburch. ¶ Item ontrent sint Ians daghe voorseyde, die Cardenael van aerle, ende al dat consilie van Basele, die verweten den Paeus Eugenius, dat hi was een destrueirdere der helegher kercken ende daer toe als een symoenyaec onprofijtelic ende ongheloouich. Ende si daechden hem ter consilie te commene, vp dye peyne van te sine ghepriueirt, ende ofgeset van sinen Paeusscepe ¶ Item vp dien tijt so quamen vele eerlicke boden ende Prelaten, ende vele edele lieden ende andere notabele huyt Grieckenlande, inde stede van Florenchen, bi den paeus Eugenius die doe daer was. Ende vp sinte Pieter ende sinte Pauwels dach, vyelen si hem te voete, ende te ghenaden, ende begheerden absolucie van hem van dat sy bet dan vijf hondert iaer hadden gheweest heretijcken, ende ghedoolt in dat helich kersten ghelooue. Ende die Paeus namse in ghenaden, ende si beloofden voordt aen den Paeus van Roome onderdanich te sine, ende te houdene die pointen ende die Articulen vanden heleghen kersten ghelooue, Ende van groter blijscap, so drouchmen vp der voorseyder Apostelen dach processyen generael inde stede van Florencen, ende die Paeus ghinc mede inde processye met den Patriarcke van Gryecken ende van Constantinobele, Ende binnen.xiiij.daghen daer naer, so starf die patryarcke binnen der stede van Florencen, Ontrent dese selue tijdt so starf die nyeuwe Keyser by Noorenberghe. Ende in dat selue iaer, so starf ooc dye Heere vander Vere Amirael van Hollant, ende van Zeelandt, hy hadde eene groote vlote van schepen vul ballijnghen, roouers ende manslachteghe bouuen huyt diueerschen lande ende steden, dye welcke roofden by der zee die cooplieden, van allen nacyen, ende sonderlinghe die Oosterlinghen, ende die Spaengiaerden, Dese Roouers quamen byder Sluys, te Blanckeberghe, {==C.i.v==} {>>pagina-aanduiding<<} te Heys, Toostende, ende in meer andere plaetsen, ende beroofden die zeelieden, ende namen hare schepen, ende tghewant van haren schepen, daer naer ontrent sint Matheus dach quamen die Zeelanders in Casant ende roofden daer bet dan drie hondert scapen, ende braken der lieder huysen, ende sloughen hare schrijnen vp, ende nament aldat sy daer inne vonden en voerdent mede in zeelandt. Binnen desen seluen iare tsvrijdaechs voor alder heleghen dach, tconsylie van Basele stelde den Paeus Eugenius of van sinen Paeusschepe als onprofijtelick ende onbequam omme paeus of om eenich prelaet te sine, want hi was een symoenyaeck, eene woukenare, ende een ongheloouich hereticke, ende verlieten hem. Ende vp dyen seluen dach die Cardenael van Aerlelyblanc president vanden consilie generaele in Basele, nam met hem.xxxij.prelaten onder Bisscoppen, Abdten, ende Proosten, ende ghinghen onder hemlieden in een Conclaue besloten.vij.daghen lanck, daer deden si den Paeus Eugenius alte male of van sinen Paeusscepe Ende si vermalendijdene daer, ende condempneirden hem in eeuwelicker verderuenesse. Ende si coren den heere Amedeus, die welcke vij.iaer lanck Heremijte gheweist hadde, ende te voren hadde hy gheweist Hertoghe van Sauoyen, dese voorseyde Amedeus was eendrachtelic vanden Cardenalen, ende van den.xxxij.Prelaten voor eenen Paeus ghecoren, ende si gauen hem den name Felix. Dit gheschiede vp den donderdach naer alle heleghen dach, twelc was een sake seer onghesien, ende was een disposicie omme te makene Scisma inde heleghe kercke, ende dolijnghe. ¶ Item tsaterdaechs naer sinte Nyclaeus dach quamen.xv.Spaensche schepen gheladen met fruyte, met olyen, met ysere, ende met anderen goeden, omme te comen in Vlaendren. Ende als sy quamen voor Blanckeberghe, die Roouers van zeelandt quamen hem lieden te ghemoete omme hem lieden te beroouene, sy stelden hem lieden daer yeghen vromelic ter weere, ende vochten medallen seer, daer warer vele versleghen aen beeden syden, maer die Zeelanders bleuen te bouen, ende namen den Castyliaenen.vi.scepen, ende al tgoedt datter in was ende si stelden die leuende castylianen aen tlant die welcke alle den wijnter duer ghinghen te Brugghe ende eldere voor der lieder dueren om haer broodt. ¶ Item die Princesse die quam te Brugghe vp den vastenauent, omme te hebbene die reste vanden twee hondert duysent rijders, die vp die calioote gheset waren, Maer omme die groote sterfte diet gheweist hadde, ende omme dat vele lieden huyt Brugghe gheuloden waren van aermoeden, ende dat si neerijngloos waren, soe en constemen die pennijnghen dyemen haer noch tachter was vp die calioote niet ghecrijghen. Ende daer omme so was gheordonneirt dat elck huys soude gheuen weickghelt elc persoon naer teere, naer neere, ende naer state van goede totter tijdt dat die reste betaelt soude wesen. [Int iaer.M.CCCC.ende.xl.vp sint Ians dach midzomers] ¶ Item int iaer.M.CCCC.ende.xl.vp sint Ians dach midzomers, so quam Felix dye nyeuwe Paeus, met grooten state van Prelaten, van Princhen, ende van vele notabele lieden in groten ghetale, in de stadt van Basele, ende voor hem quam een wit corssier, twelck hadde vp hem theleghe sacrament, ende hy sanck selue dye hooghmesse in Paeusschen habijte. ¶ Item vp sinte Pieter ende sinte Pauwels dach daer naer dheer Nycole pisselijn, een quaet tyrant, vander helegher kercke, die welcke der heleghe kercke, vele Landen, Steden, ende Casteelen bi foortsen ende bi crachte of ghewonnen hadde, Ende specialicke dye Stadt van Boulloengien, dese heer Nicole pisselijn was vpper Capiteyn vanden Hertoghe Phelips van mylanen. Ende hi meende te winnene die stadt van Florenchen daer die Paeus Eugenius in was, ende hy was wel sterck van vijf duysent vromer mannen wel gewapent, onder te peerde ende te voet, die van Florencen wordent gheware, si baden den Venecianen om hulpe ende secours dese partyen vergaderden vp sinte Pieter ende sinte Pauwels dach, si vochten bet dan thien hueren lanck. Ende die Florentijnen met den Venecyanen behielden tvelt, ende hadden die victorie. Ende si ghecreghen wel drie duysent peerden, ende onder diere versleghen ende gheuanghen waren, daer wasser wel vier duysent. Ende die Florentijnen ghecreghen weder sommeghe Steden en fortressen die {==C.ij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} dese here Nicole pisselijn ghewonnen hadde [Op den.xij.sten dach van hoymaent] ¶ Item op den.xij.sten dach van hoymaent daer naer, doe begonste Taken tgrote aflaet, daer was een ontallic volck ghecommen totten voorseyden aflaten huyt dyueerschen plecken ende landen. Ende vp den dach datmen die Relijcquien tooghde, die pelgrimmen clommen vp die huysen omme die Relijcquien te siene. Daer was een groot huys dat so beclommen was vanden lieden so dat ter neder sanck en viel ter eerden, ende daer bleuen xix.lieden doot, ende bed dan.lxxx.ghequetst, die sommeghe hadden die beenen ghebroken, sommeghe die armen, andere die handen, ende voeten, te borsten gheuallen. [Vp den xix.sten dach vander seluer maent] ¶ Item vp den xix.sten dach vander seluer maent, yeghen den auent so was in Werueke eenen groten schadeliken ende afgrijselicken brandt, in welcken brandt verbarnden meer dan.M.huysen. ¶ Item sdaechs daer naer quam in die stede van Brugghe naer die noene, die aerdtsbisschop van Ryemen, ende al die stede ghinck yeghens hem in processye. ¶ Hoe dye Coninck Kaerle van Vranckerijcke sandt Vrau Kathelijne sine dochtere, by den Hertoghe Phelips van Bourgoengien, om te vulcommen thuwelic van huer, ende van Kaerle sinen sone, heere van Charloys. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [Inde maent van Wedemaent] ITem int iaer.xxxviij.hier te voren so es te weten, hoe die Coninc Kaerle van Vranckerijcke sandt Vrau Kathelijne sine dochtere naer sine belofte, bi den Hertoghe Phelips van Bourgoengien, omme te vulcommene thuwelic van huer ende van Kaerle sinen sone here van charloys, ende dit gheschiede inde maent van Wedemaent. Ende die Coninc voorseyde sandt sine dochtere Vrau Kathelijne met seer hooghe mogende ende edele gheselscepe gheacompaingiert, Te wetene dye eerdtsbisscop van Ryemen, die graue van vendomme ende die ionghelinck vanden hertoghe van Borbon, ende meer andere groote edele heren die huer conuoyeerden, ende met mer vrauwe van Rutsefoort, ende vele meer andere vrauwen ende ionckfrauwen, ende quamen binnen der stede van Camerijcke daer si eerlicke ghefesteirt ende ontfanghen waren van den notable vander seluer stede. Ende es te wetene dat ghesonden waren van den Hertoghe van Borgoengien om haer tontfane sekere menichte van groten perso- {==C.ij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} naegien, te wetene die graue van Niueers ende van stampes, ende die Cancellier van Borgoengien, ende meer andere groote heeren ende vrauwen, dye graue van Namen, me vrauwe van Cryeuecuer, me vrauwe van Hauboudijn, ende meer andere edele vrauwen. Ende dese twee gheselschepen van edelen ende ioncfrauwen deden malcanderen grote touf ende groote eere int ontfanghen van deen den anderen. Ende principalicken omme vrauwe Kathelijnen wille sconincx dochtere van Vranckerijcke, daer omme dattet al was ghedaen, die welcke als doe out was ontrent.x.iaren, ende was ghebrocht in eenen osbare seere rijckelic verchiert ende vercleet, als sulck eens Conincx dochtere ooc wel betaemde. Ende in wat steden datse quam, soe beetteden.x.of.xij.edele mannen altoos in tincommen vander poorte, van huer lieder peerden, ende hilden huerlieder handen aen den osbare daer si in sadt, ende alsoe daer aen gaende tot dat si of ghebeet was voor huer logijs. ¶ Hier beghint hoe die Hertoghe Phelips ontfinck Vrau Kathelijne, Sconincx dochtere van Vranckerijcke, omme te hebbene in huwelijcke den Graue Kaerle van Charloys sine sone. Ende hoe hi een steecspel dede beroepen. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem die hertoghe phelips van Borgoengien hilt sinen staet als doe binnen der stede van Sint Omaers, ende trac met groten state van edelen heren ende rudders buyten der voorseyde stede van sint Omaers, ende ontfincse met groter eeren, huer also conuoyerende tot binnen der voorseyde stede tot hueren logijste, in welcke thuwelic fynabelijc ghesloten was van den here van Chaerloys sinen sone ende van mer vrauwe kathelijne svoorseyde conincx van Vranckerijcke dochtere. Ende daer was gro- {==C.iij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} te ghenouchte ende triumphe bedreuen ter causen van danssinghen ende ooc van steicspelen, ten coste vanden Hertoghe Phelips. Ende waren beroupers vanden voorseyde steicspele huyter name vanden Hertoghe Phelips, die here van crichy yeghen alle dandere dye commen wilden ten voorseyde steicspele. Ende daer was me vrauwe Kathelijne mede present byden vrauwen ende ioncfrauwen dye den danc gauen. ¶ Item in dese selue tijt so sandt die coninc van Nauarre eerlicke ambassadeurs aen den Hertoghe Phelips van Borgoengien omme te hebbene in huwelicke die ioncfrauwe van Cleuen, vander welcker dat Hertoghe Phelips oom was, ende quamen vp den seluen tijt byden Hertoghe van Borgoengien in sine stede van Douway met schonen state, te wetene met wel.xxx.peerden heerlicke personaegien omme te tracteirene vanden voorseyde huwelicke van mijns heren nichte, ende den erfachteghen sone van Auernen welck tractiet was beleet, ende gheduerde een wijle tijts, ende wort int eynde gheexpedieert, ende quam teenen goeden effecte, want het huwelic wordt gheconsenteirt van den voorseyde Hertoghe Phelips. ¶ Ende corts daer naer was die ioncfrauwe van Cleuen ghesonden met schoonen staste ende eerlicken gheselschepe onder die bewaernesse van hueren broedere, daer si seer eerlicken ontfanghen was vanden voorseyde Coninck van Nauarre. ¶ Hier naer volcht hoe dye Hertoghe van Orliens wart ontsleghen, ende ghedeliuereirt huyten handen vanden Coninc van Inghelant. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem ontrent den seluen tijt hadden diueersche Ambassaduers also wel vanden Coninck van vranckerijcke, als van des hertoghen van Borgoengien weghe ten diueerschen stonden ghesonden geweest byden lieden vanden coninc van Inghelant, vp meeninghe van te tracteirene van paeyse tusschen den tween conincrijcken, ende oock mede om die ontslaynge van Kaerle den Hertoghe van Orliens, die welcke Ambassaduers seer luttel hadden ghebesongiert, want men van {==C.iij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} dien niet en conste ghecrijghen eenege antwoorde, vander welcker men mochte hebben eeneghe hope, omme te commene teenen tractiete van paeyse ofte ontslaynghe vanden voornoemden Hertoghe van Orliens, ten hadde gheweest grotelic ter preiudicie vanden coninck van Vranckerijcke ende sijnder heerlicheden. Ende die Inghelschen en wilden niet commen noch verstaen te gheenen apointemente, ten ware dat alle die questien die si hadden ghehadt in Vranckerijcke, ende sonderlinghe in thertochdom van guyenne ende van Normandyen hem lieden bleue vry ende vranck, sonder die te houdene van den coninc van Vranckerijcke. Ende hier of was die coninc van Vranckerijcke wel beraden, ende sinen raet ooc daer of gheinformeirt, of andersins en souden si nyet hebben gheaccoordeirt. Ende als aengaende het stic vanden Hertoghe van Orliens, so en waren die Inghelschen nyet seere gheneghen omme dat te expedierene, ende dat omme die grote profijten die si hadden voor sijn costen, want sy seer wel betaelt waren, ende dat was eens deels die cause dat si hem so langhe hilden prysoenier, also wel eeneghe Inghelschen openbaerden dye wel wat vanden secrete wisten. Ende voorwaer die coninc van Vranckerijcke ende oock die ghene die tgouuernement hadden vander heerlichede van Orliens si hadden ghedacht van langhe tijt hier te voren den Hertoghe van Orlyens niet te seyndene die voornoemde penninghen, want het es wel te bemoedene, haddet soe ghebuert dat hi vele te eer ontslegen soude hebben gheweist dan hi was, want die Ingelschen sijn van dier maniere, dat wanneer si moeten sijn in een groot verlech van daer ducht of vreese in sy, dat weder te vercrijghene, si doen dat seer noode, of niet. Maer niet te min ic ghelooue al twelcke datmen dede, het was al tot eender goeder meeninghe, omme te onderhoudene die heeren aen beeden siden. ¶ Item gheduerende dit tractiet, ende inden seluen tijt die Hertoghe van Borgoengien altijt hebbende grote begheerte omme te helpen verlossen den Hertoge van Orliens, also vele om die maechschip vanden bloede dat si malcanderen bestonden, als tot dier causen, want bi also dat hi weder quame in Vranckerijcke, dat si souden moghen blijuen goede ende getrauwe warachteghe vrienden deene metten anderen. Ende dat alle die oorloghe ende die wreethede die gheweist hadde in voorledenen tijden, ter cause van huerlieder beeder vaders begrauen sijnde, soude blijuen tondere en vergheten, sonder daer teenegher tijt meer of te vermanene. ¶ Item dit dede die Hertoge van Borgoengien ten vele stonden blijcken, ende dese materie voor oghen legghen sommeghe heren van Orliens, ende ooc sommeghe andere personen, die welcke wel moghende waren den voorseyde hertoghe van Orlyens te helpene omme te commene huyter vanghenesse daer hi inne was biden coninck van Inghelant. ¶ Item die Hertoghe Phelips van Borgoengien dede vernemen aen sommeghe personen die den voorseyde hertoghe hadden te bewarene, dat hy mochte weten hoe ende in was manieren dat dese saken souden moghen commen tot eenen goeden eynde. Ende dede ooc vertooghen voor den Hertoghe van Orlyens oft hi soude willen nemen te huwelicke, een sijn nichte, dochtere van sijnder sustere die Hertoghinne van Cleuen, die welcke hy hadde binnen sijnen huyse. Ende ooc oft soe ware datmen conste tracteren van sijnder ontslaynghe vander vanghenesse ende dat hi ontquame, of hi dan soude willen content ende te vreden sijn hem te accoordeirene ende te alligeirene van als mettten voorseyde Hertoghe Phelips van Borgoengien, sonder te eeneger stont te maken of te doen makene eenich verhael tegens den Hertoghe Phelips van Borgoengien of den sijnen in eenegher manieren, omme die questien bouen verhaelt, van tijden voor leden, bewarende in al die eere vanden coninck van Vranckerijcke, ende sinen sone den Dolphijn. ¶ Item die eersame Hertoghe van Orlyens ouermerckende ende ouerpeysende dye groote seruitude daer in dat hy so langhe tijt gheweest hadde, ende oock dat groote dangier dat hi hadde ghehadt, ende oock noch wel mochte hebben, so wort hi ghe- {==C.iiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} neghen daer toe, ende daer beloefde hi terstont bi sprake vanden prinche, in dien dat so gheschiede, ende dat hem die Hertoghe Phelips mochte ende wilde helpen dat hi ghedeliuereirt ware huyt dier seruitude ende vanghenisse daer hi in was, dat hi te wijue nemen ende trauwen soude teenen wijue die voornoemde nichte vanden hertoghe Phelips voorseyde, ende vanden anderen questien also te doene met den hertoghe phelips dat in als te vreden soude sijn. ¶ Item naer dese voorseyde belofte so begonstemen weder van nyeus te tracteirene neerstelijcke metten coninck van Inghelant ende met eeneghe van sinen rade, so dat si doe al ghesaemder hant te vreden waren aen beeden siden, ende accoordeerden bi middele ende in deser manieren, dat die Hertoghe Phelips van Borgoengien gaf sinen seghele den coninc van Inghelant voor de somme van Ende die traytieten ghemaect ende gheaccoordeirt inder manieren als bouen int lange verhaelt. Ende die hertoge van Orlyens was ghestelt in sine lyberteyt ende vp sine vrye voeten ontsleghen van alle vangenessen. Ende daer naer midts dat hi hem hadde hooghelicken beloeft te voughene in also vele als hi vermochte inden paeys fynael, tusschen beede die coninghen ende haerlieder conincrijcke. Ende also aen den coninc oorlof nemende vertrac vander stadt van Lonnen totter stede van Calis, wel voorsien van goeden ende sekeren saufconduyte. Ende van daer was hy gheconuoyeert tot Greuelinghen. Ende daer waren omme hem te gheleedene die Hertoghe van cornewaelge, ende mijn heer Robert du Ros, ende meer andere edelen huyt Inghelant. Ende onder weghe Greuelinghe soe quam yeghens hem die hertoge Phelips van Borgoengien met seer schonen state. Daer maecten si grote blijschap ende toochden malcanderen grote minne ende vrientscap als si daer versaemt waren, ende die hertoghe van Orlyens was seer blijde dat hy verlost was huyter vanghenesse, ende die hertoghinne van Borgoengien was ooc seer verblijt van sijnder comste, ende toochde hem ooc blijde chiere. Ende daer was so seere ghewillecomt van vrauwen ende ioncfrauwen ende van alle den edelen, so dat si som van blijschepen nauwe ghespreken en consten binnen een langhe wijle. Svrydaechs voor alder heleghen dach Anno.M.CCCC.ende.xv.tot in die maent van Nouembre Anno.M.CCCC ende.xl.] ¶ Item corts daer naer die hertoghe van Orlyens seyde te menegher stont, schoon broeder, schoon neue ick behoore hu te beminnen bouen alle ander princhen van desen Conincrijcke, ende mijnder schoonder nichte huwe gheselnede, want ten ware ghi ende si, ic ware ghebleuen tallen daghen in die vanghenesse ende in die seruitude van mijne vyanden ende wederpartyen, ende aldus ick en hebbe gheen meedere vrienden in dye weerelt dan hu beeden. Vp twelcke die hertoghe van Borgoengien antwoorde dattet hem seere leet was dat hi hem niet eer en hadde connen ghehelpen, want hy ouer langhe tijt grote begheerte ghehadt hadde omme hem te verlossene, sulcke ende vele ghelijcke redenen waren dicwijle verhaelt vanden voorseyde princhen, waer omme tvolck seer blijde was, ende specialic om die comste vanden Hertoghe van Orlyens die so langhe tijt prysoenier gheweest hadde vanden Inghelschen. Ende es te wetene dat die voorseydede Hertoghe van Orlyens prysoenier gheweist hadde van svrydaechs voor alder heleghen dach Anno.M.CCCC.ende.xv.tot in die maent van Nouembre Anno.M.CCCC ende.xl. Ende aldaer so waren voor oghen dye ambassaduers vanden coninck van Vranckerijcke. Ende waren eerst dye eertsbisscop van Ryemen groot Cancellier van Vranckerijcke, die eerdtsbisschop van Verbone, die graue van Dunoys, ende meer andere edelen, die welcke personaegien elc naer sijnder hoocheit ende bi ghebuerte den voorseyde Hertoghe daer vijndende ghekeert van sijnder vanghenesse, daden hem alle daer seer blijden ontfanck, ende sonderlinghe die bastaert van Orlyens sijnen broedere Ende van danen quamen sy sint Omaers te watere, ende waren ghelogiert in die Abdye van sinte Bertins. Dye Hertoghe van Orlyens ende die Inghelsche heeren dye met hem quamen, elck nae sinen staet seer eerlicken. Ende naer dien was hi noch van den Hertoghe van Borgoengien ende van sijnen lieden in dye voorseyde stede weder eerlick ontfaen, ende hem waren ghedaen van die vander stede vele schoone presentacien Ende alle daghe soe quamen daer vele di {==C.iiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ueersche persoonen, also wel huyt Vranckerijcke als huyt den lande van Pycaerdyen, omme hem te siene, ende oock vele lieden van sijnder heerschepye, die welcke seer verblijt waren van sijnder comste ende wederkeerene. ¶ Hier naer volcht hoe die Hertoghe van Orliens was versocht vanden Hertoghe Phelips van Borgoengien, omme dat hem soude ghelieuen te besweerene den paeys van Atrecht. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [Int iaer.M.CCCC.ende xl] ITem int iaer.M.CCCC.ende xl.so versochte die hertoghe van Orliens aen den Hertoghe Phelips van Borgoengien, metsgaders dattet die hertoge Phelips hem ghebeden hadde omme te nemene in huwelicke die ioncfrauwe van Cleuen, nichte vanden voorseyde Hertoghe Phelips, also ende inder manieren alst was ghetracteirt by huerlieden rade, waer vp die Hertoghe van Orlyens antwoorde ende seyde. Alle tghene datter gheseyt ende gheaccoordeirt was inden tijden dat ic prysoenier was, dat wil ic onderhouden. Ende als dese saken alsdus gheconcludeirt ende ghesloten waren, so ghinghen die voorseyde.ij.Hertoghen met haerlieder volc in den choor vander kercke van sinte Bertins, in welcke kercke was ghebrocht het voorseyde tractiet in ghescrifte, in fransoyse ende oock in vlaemsche, ende eerst in latijne, ende was daer ghelesen ouerluyt. Eerst in latijne, ende daer naer in fransoyse by eenen meester Ian tronchon eerdtschdyaken van Bruessel in Brabant present beede die Hertoghen, ende ooc eerdtssche bisschoppen ende ioncheren, ende heerlicke persoonen van poorters, ende andere officiers. Ende alle dinck ghelesen sijnde, die Hertoghe van Orlyens beloefde aldaer, ende swoer seer hooghelijck vp eenen bouck, daer in dat stont een cruycifix, twelcke hilt in sijne handen den eertsbisscop van Reymen van alle saken voorleden wel ende ghetrauwelicke te houdene het voorseyde tractiet, in alle sijne pointen, gheweert het articule, het welcke sprac vanden doot vander Hertoghe Ian van Borgoengien, want hy seyde dat hy daer inne behoorde gheexcuseirt te sijne van dier doot, ende swoer by sijnder siele dat hi daer inne noyt gheconsenteirt en hadde, maer twas hem seer leedt alst hem ter kennesse quam, aensiende ende merckende dat Tconinckrijcke van Vranckerijcke worde in {==C.v.r==} {>>pagina-aanduiding<<} meerdere dangiere dant was van te voren Ende die Hertoghe van Orlyens dit aldus gheseyt hebbende, so was gheroupen die graue van Dunoys bastaert van Orliens om te doene den eedt voorscreuen, die welcke delaeyeerde een lettel tijts. Maer terstont byden beuele van sijnen broeder die Hertoghe van Orliens hy dede oock den eedt. Ende dat ghedaen sijne, die voorseyde hertoghe van Orliens beloofde aldaer te trauwene die ioncfrauwe van Cleuen voorseyt Ende terstont daden sy daer ondertrauwe, deene met den anderen inden handen vanden eerdtsbisschop van Verbone. ¶ Hier naer volcht die feeste vanden Hertoghe van Orliens, ende vander ioncfrauwen van Cleue. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} DIe Hertoghe Phelips van Borgoengien sandt bi sinen lieden alle maniere van prouisie om te fornierene dye feeste vander brulocht. Ende dye prinche voorseyde betaelde alle dye costen vanden heere van Orlyens ende van sinen lieden. Ende daer naer tsaterdaechs voor sinte Andries dach, soe trauwede dye Hertoghe van Orliens die voorseyde ioncfrauwe van Cleuen. Ende des ander daechs, twelcke was sondach, soe was ghehouden dye feeste, ende dye weerdicheyt vander kercke, seer solempnelijc ende chierlic, twelcke was seer schoone om sien. Ende die Hertoghe phelips selue in persone leede die bruyt, huer houdende aenden slinckeren arme. Ende aen dye rechter syde, soe leedese mijn heer Ian die bastaert van Simpol here van haubourdijn, die welcke hilt die mauwe vander bruyt, ende een groote vrauwe drouch den steert vanden tabbaert vander bruyt van achtere. Ende daer naer quam die Hertoghe van Orliens, die welcke leede die hertoghinne van Borgoengien. Ende daer naer so volchden vele edele heren ende vrauwen, ende daer was seer grote triumphe ghemaect wel. viij.daghen lanck van houeringhe, ende van danssen, ende steicspelen, ende alderhande ghenouchten, soe in sulcke feeste betaemt. {==C.v.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Men moet weten dat als doe een ghetal van notabele persoonen ghedeputeerde van der Stede van Brugghe quamen te sinte Omaers binnen der stede, Ende versochten aen den Hertoghe haer lieder Prinche, mitds dat sy noch nyet wel in gracien met hem en waren, hem ootmoedelicke biddende dat hem soude ghelieuen te commene in sine stede van Brugghe, niet yeghenstaende, dat si waren gheaccordeert met hem, nochtan had hi gheseyt dat hi nemmermeer inde voorseyde stede commen en soude, ten ware dat een meerdere heere dan hi, hem daer in soude leeden. Ende dit aensiende dat die notable van Brugghe versochten aen den hooghen ende moghende Prinche den Hertoghe van Orliens, dat hem soude ghelieuen te doene dese begheerte aen die hertoghe Phelips, dat hi te Brugghe in sine stede soude willen commen, so was hy te vreden inde voorseyde begheerte ter bede vanden voornomden Hertoghe van Orlyens, vanden welcken die van Brugghe hem grotelic bedancten van sijnder diligencie, die hy voor hemlieden ghedaen hadde aenden hertoghe Phelips voorseyde, Ende ghinghen corts daer naer ordonneren haer lieder staet, ende quamen binnen corten daghen te Brugghe, daer sy blijdelic ontfanghen waren. Ende die van brugghe die toochden grote eere ende reuerencie den Hertoghe van orlyens ende sijnder Hertoghinne met alle hueren geselschepe, ende sulcke chierheyt dat noeyt nyet vele Prinche sulcke chierheyt gedaen en was noch ghetoocht, also men hyer naer noch int lange verclaren sal, aengaende den schoonen personagien, ende spelen, ende hystorien, die elck ambocht ende neeringhe dede ter blijder incomste vanden hertoghe Phelips met den Hertoghe van Orlyens, binnen der stede van Brugghe. [¶ Die maniere hoe onse edele Heere ende Prinche ontfanghen was] ¶ Die maniere hoe onse edele Heere ende Prinche ontfanghen was, binnen der stede van Brugghe tsijnder incomste, den xi.dach in Decembre. anno.M.CCCC.ende.xl. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==C.vi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} EErst so trocken yegens hem buten der stede van brugghe die wet van brugge, als burchmeesters Schepenen, ende Raden, ende tresoriers met alle den dienaers vander stede, als pensyoenaresen, clercken, serganten, scadebeletters, met hueren knapen. ¶ Item voort dye vi.hooftmannen vander poorterye, ende die dekenen, ende ghesworene van allen ambochten ende neeringhen. Ende elc hooftman ende Deken waren ghestelt met.x.personen, die welcke daer toe ghecoren waren, dye notabelste van elcken hooftmanschepe ende vanden ambochten, ende trocken vp een velt buyten der pale van brugghe byden drie coninghen, ende waren vergadert alte samen tot.xiiijc. mannen, of meer verbeydende daer die comste van onsen geduchten here ¶ Item yegens die comste vanden prinche stelden si hemlieden al in schoonder ordonancien, alle baruoets ende bloots hoofts, sonder capproen ende onghegort. Ende in dien staet sijnde, als si vernamen dat die prinche hem lieden begonste te nakene, soe vielen si vp huerlieder knyen ende leyden haer handen te gadere. Ende dit was aldaer ghedaen voor my gheduchte here, ter presencie vanden hertoge van Orliens ende der hertoghinne van Orlyens, ende vele andere grote heeren, te wetene, Eerst die graue van niueers Mijnheer de cancelier De.G.van stampes. die bisscop van doornicke Die ioncheer van cleue. Die.G.van Linguy Die.G.van simpol, ende meer andere edelen. ¶ Ende ter presencie van alle dese voornoemde was hem daer vergheuenesse ghebeden van alle voorleden saken, naer den inhoudene van den paeyse ende woorden daer in begrepen bi den voorseyde onsen gheduchten here verleent der voorseyde stede. ¶ Item dit ghedaen sijnde, so presenteirden hem die vander wet dye slotelen vander stede. Ende onse gheduchte here vergheuen hebbende alle saken met soeten ende vriendelicken sinne ende manieren, so stonden die vander stede vppe ende vertrocken aen deen side, om hemlieden te schoeyene, ende weder te ghereedene omme naer hem in dye stede te commene. Ende dit gheschiet sijnde, so stonden aen deene side alle die processien van Brugge die yegens hem huyt ghecommen waren. Eerst die beghijnen vanden wijngaerde, die religieusen vanden eechoute, die vier oordenen, ende al die collegien van alle die prochiekercken, met al haerlieder beste habijten ende cappen aen, ende met den reliquien ende helichdommen in die handen. In welcker processien waren.iij.prelaten mede, te wetene dye Abt vander Doest, die Abt vanden eechoute, ende die Abt van soetendale. Ende terstont die vergeuenesse ghedaen sijnde, so songhen die voorseyde collegien met luyden voyse. Te deum laudamus, weder keerende voor onsen prinche tot der poorten toe. ¶ Item daer reden ooc huyt der stede van brugghe yeghen den prinche die Baliu van Brugghe, ende die Scoutheeten, elc met haren state, ende vele diueersche heren ende Rudders ooc met haren state, ende daer naer vele diueersche nacien van cooplieden met schonen state. Eerst die cooplieden vander duytscher hanse, alle ghecleet in rooden habijten ende swarte capproenen ghehackelt ende ghecapt, ende swarte velten hoeden, ende die al nyeuwe daer toe ghemaect tot den ghetale van.C.ende.xvi.peerden. Ende voor hemlieden reet meester Herman ooc ghecleet met rooden lakene, ende sijn peert verdect totter eerden metter wapene vanden keyser, tusschen.ij.messagiers vercleet metter voorseyde wapenen, ende achter den voorseyde meester Herman reden.iiij.paegekins ghecleet al int roode, ghelijck die andere voorseyde. ¶ Item die cooplieden van spaengien waren alle ghecleet met ondersneden cleederen root ende groene al nyeu ghemaect totten ghetale van.xlviij.peerden, ende achter hem lieden.viij.cleene paegien, dye welcke waren ghecleet met sijden cleederen vander ghelijcke root, ende groen al ondersneden als dandere. ¶ Item dye cooplieden van Mylanen waren alle ghecleet met nieuwen cleederen van Roseyden ghegreinden laken, ende haer knapen met peerschen laken, ende voor hem hebbende eenen heraut metter wapen vanden hertoge van Mylanen. ¶ Item dye cooplieden van Venegien waren alle ghecleet met sijden cleederen, lakenen van Damast peersch coluer, ende huerlider knapen waren ghecleet met nieuwen peerschen lakene, tot den ghetale van.xl.peerden. ¶ Item die cooplieden van Luyc dyemen heet Luycoysen ghinghen te voet yeghen onsen gheduchten here al met nieuwe cleederen van graeuwen laken van Damast tot den ghetale van.xij.personen, ende haerlieder knapen hadden al {==C.vi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} keerels van nieuwen graeuwen lakene, ende nieuwe hoeden, die welcke cooplieden weder in commende achter onsen prinche, quaemen doe te peerde, ende haerlieder knapen bi hem lieden te voet, ende hadden voor hem lieden haer lieder loodgier, ghecleet al met graeuwen lakene, ende eenen capproen bouen wit ende beneden root naer die wapene van Luyck. ¶ Item die cooplieden van geneueren die ghinghen te voet yeghen onsen gheduchten heere ende Prinche alle ghecleet met graeuwen lakene van Damast, al nieuwe hier toe ghemaeckt totten ghetale van.xxxvi.personen, ende haerlieder knapen met nieuwen grauwen lakene. ¶ Item die cooplieden van florencen, ghinghen ooc te voet yeghen onse gheduchten here, al ghecleet met nieuwen blaeuwen sijden lakene totten ghetale van.xxij.ende huerlieder knapen ghecleet al met blaeuwen lakene, ende graeu capproenen met nieuwe velten hoeden ¶ Item die cooplieden van catheloene waren alle ghecleet met roseyde, cramozijnen, wullen cleederen, ende huerlieder knapen met nieuwen peersschen lakenen cleederen, ende eenen moriaen gaende voor hem lieden ghelijc een heraut, gecleet met een nyeu sijden habijt ondersneden graeu ende peersch ende blaeu, ende drouch voor hemlieden die wapene van Aragoen, ende ghinghen also wandelen achter straten totter comsten van onsen gheduchten here. Ende doe ghinghen si in een huys vp die marckt, daer dye wapene van aragoen chierlic ghemaect in een root laken voren hinck in drie parcken. ¶ Item die cooplieden van Poortingale waren neffens den catheloenen in een ander huys, daer voren dat stont die wapene van poortegale seer chierlick ghemaeckt van schoonder schilderye, ende waren int incommen deerste byder muelen brugghe, daer si noch een huys vercleet hadden, al becleet met rooden lakene, ende daer aen ghestelt dye voorseyde wapen van poortegale in drie parcken. ¶ Item die cooplieden van Florencen int wederkeeren naer dat sy langhe te voet gheweist hadden yeghen onsen gheduchten here bleuen staende voor een huys in die hoochstrate, heetende casselberch, in seer schoonder ordonnancien. ¶ Item cooplieden van Geneueren daden insghelijc verchieren het huys bouen, daer die poortegaloysen haerlieder staet beneden hilden, ende hadden voor hem een cleet voor twelcke dat hinc sint Ioris van schilderye, seer rijckelic verchiert ende gentelick ghestoffeirt. ¶ Item die cooplieden vander duytscher hanse, ende die spaengiaerden int wedercommen als si waren ter marct, bleuen staende met haren peerden in schoonder ordonnancien aen beeden sijden vander marct, te wetene die Oosterlinghen aen die noortsijde vander marct yeghen die huysen. Ende dye spaengiaerden aen die suytsijde ter ouder halle waert, beghinnende vanden houcke vander vlamincstrate naer tsprinchen hof, ende bleuen daer also staende tot dat onse gheduchte heere met alle sinen state ghepasseirt was. ¶ Item alle die huysen vander cruyspoorte tot mijns heren houe toe, waren behanghen met rooden lakene oft met tapijtserye. Ende die nieuwe ende houde halle waren beede behanghen met gheheelen lakenen, root, blaeu ende wit. ¶ Item alle dye clocken vander stede luyden ende beyaerden hoghelijc ende chierlic, van dat ons gheduchte here began der poorten te ghenakene, tot dat hi in sijn hof was, ende heerlicken daer ontfanghen was. ¶ Item bouen vp die cruyspoorte waren wel lxxx.trompers al met selueren trompetten ende claroenen, die welcke van dat si onsen geduchten here sien mochten, begonsten dye trompetten ende claroenen te slae, met groten chierlicken gheluyde, tot dat hy die poorte lange gheleden was, ende van daer quamensi door die sijt straten, so dat si als die prinche ter marckt quam, waren weder daer voor hem, ende waren bouen vp die nyeuwe halle, daer si weder als ons geduchte heere ter marct leet, bliesen haer lieder trompetten ende claroenen ghelijc als si ter cruyspoorte int incommen ghedaen hadden, ende bleuen daer also trompende tot onse geduchte here met al sijn gheselscap gheleden was ¶ Item vander cruyspoorte tot den houe toe waren ghestelt ende ghetoocht tot allen houcken vander straten seer chierlicke ende schoone personaegien aen beeden siden van der straten inder manieren hier naer volgende ¶ Item alder eerst was gheordonneirt ter cruyspoorte een foreest, staende ghetemmert {==C.vij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} vp.iiij.wielen ghelijc een busch al groene daer inne dat stont een personaegie van sint Ian baptiste, ghecleeet met eenen ruden velle, den aerme bloot, ende ghegort als daer toe diende. Ende dit wort voor die processie gheuoert tot den houe toe vanden prinche, ende voor den busch so stont ghescreuen. Ego vox clamantis in deserto, parate viam domini. Ende was een bediet dat onse gheduchte heere quam, ende dat hem elck bereet soude maken om hem te ontfanghene. ¶ Item voor die poorte was die hystorie van Iob in leuende personen, sittende vp eenen messinck al naeckt in sijn keytijuichede, ende by hem drie van sijnen vrienden aen deen side, ende sijn wijf aen dander side hem begrijpende. Ende Iob altoos themwaert hebbende paciencie, ende loefde gode van al, ende voor die staegie daer stont ghescreuen. Dominus dedit dominus abstulit sicut domino placuit ita factum est. Ende was een beteekenesse dat die stede van Brugghe was in grooter keytiuicheyt, ende en hadde vp nyement huer betrauwen dan in die gracie van haren Prinche. ¶ Item daer naer ten heynde vander peper strate waren vp eene staegie vier propheten elc hebbende in sijn hant een rolle, daer inne dat in die eerste stont ghescreuen. Plebs tua letabitur in te. Ende in dandere rolle stont Princeps dei est apud nos. In die derde rolle stont. Oia que locutus ende dominus faciemus Ende in die vierde rolle stont. Uenite et reuertemur ad dominum. Ende dese propheten waren vreimdelick ghecleet ende toe ghemaect van habijten, ende hoeden vp thooft so als propheten betaemt, die welcke propheten altemet alsser eenege grote heren leden, songhen seer soetelicken, ende voor huerlieder staegie stont ghescreuen. Hec est dies quam fecit dominus exultemus et letemur in ea. ¶ Item daer naer voor tgodshuys van sint Obrechts was die historie van Abraham, hoe dat hi byden beuele van gode offeren soude sinen sone ysaac, ende soude hem met eenen sweerde thooft of ghesleghen hebben. Ende een Inghel achter hem staende houdende het sweert, ende segghende die woorden die voor die staegie ghescreuen stonden, ende waren dese. Nunc cognouimus quer times dominum. Beteekende dat die stede van Brugge ghewillich was, ende gheobediert hadde hueren here ende prinche. Ende vp die staegie waren.iij.speillieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. ¶ Item daer naer theynden der roosstrate waren vp eene staegie vier propheten, elck hebbende een rolle in dye hant. Ende in die eerste rolle stont ghescreuen tnaeruolghende. Miserationes eius super omnia opera eius. In dander stont. Iratus est dominus et misericors. In die derde stont ghescreuen. Qui pronus est misericordiam benedicetur. Ende in die vierde rolle stont ghescreuen. Miserationum recordabor Ende dese waren vreimdelic ghecleet ghelijck dander propheten, ende voor die staegie stont tselue woort dat voor teerste staegie stont, ende was dit naeruolghende. Hec est dies quam fecit dominus, exultemus et letemur in ea. ¶ Item daer naer theynden sheer zeghers strate so was den boom van yesse. Te wetene een persoon liggende te bedde, ende huyt hem spruytende eenen groten boom vp elcken tack sittende een cleen kindekin in witte ghecleet ende met een crone vp thooft, ende Maria inden middel, soe elck dat wel verstaet, ende daer voren stont. Dits dye roede van yesse. ¶ Item daer naer theynden vander vulderstrate waren ooc vp een staegie vier propheten, elc met eender rolle, ende in deerste stont. Diligite iusticiam qui iudicatis terram. In dander rolle stont. Eacta est leticia magna in populo. In die derde rolle stont. Letus moriam quia vidi faciem tuam. In dye vierde rolle stont. Comuerte faciem eius semper Ende waren alle vreimdelic ghecleet als dandere, ende voor die staegie stont tselue als voren Hec est dies quam fecit dominus. Exultemus et letemur in ea. Ende songhen als voren, ende dese propheten waren alle die beste sanghers ghenomen huyt alle die kercken van brugge. ¶ Item daer naer theynden vanden kersseboom straetkin was een staegie rijckelijc gheordonneirt, ende daer vp was die hystorie van Hester, hoe dat Hester ghecoren was bouen allen anderen maechden. Ende daer was ghescreuen voor die staegie. Amauit eam plusquibus omnes mulieres. Ende was een beteekenesse dat onse gheduchte here vercoren hadde onse gheuchtege vrauwe bouen alle andere vrauwen, ende vp die staegie waren drie speellieden, een orghele, een harpe, een luyte. {==C.vij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Item daer naer theynden vanden beilke was noch een staegie, daer was getoocht hoe dye coninghinne Hester haer verstoute te commene voor den coninc Assuerus, ende verbadt al tvolc van Iudea, twelck in grooter vreesen was. Ende midts der minne die hy tot haer hadde vraechde haer. Que est peticio tua hester vt detur tibi. Dit stont daer voor die staegie ghescreuen. Ende Hester badt voor die verlossinghe vanden volcke van Iudea, sprekende dese woorden. Da mihi populum meum pro quo obsecro Ende dit was al ghedaen met leuende persoonen staende in goeder ordonancie oft beilden gheweist hadden. Ende was die beteekenesse hoe onse gheduchteghe vrauwe dye stede van Brugghe ende al tvolck verbeden hadde yeghen onsen gheduchtegen here ende prinche. Ende vp die staegie waren oock drie speellieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. ¶ Item daer naer theynde vander gansstrate was vp eene staegie die hystorie van Magdaleene, hoe dat si in Symoens huys viel ten voeten van onsen here, om dat hi al hare mesdaden vergheuen hadde, ende daer stont gescreuen. Dimittuntur ei peccata multa quam dilexit multum. Ende was een beteekenenesse dat onse gheduchte heere die stede van Brugghe al hare mesdaet vergheuen hadde. Ende vp die staegie waren ooc.iij.speellieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. ¶ Item daer naer byder fonteyne vanden Iacopijnen soe was vp eene staegie ghemaect die hystorie vander gheboorte ons heren Ihesu christi, in ghelijcke personen als beilden. Te wetene eerst Maria ende Ioseph, ende daer by eenen Inghel die den herderkins die bootschap dede vander gheboorte ons heren, ende die herderkins hadden een rolle in die hant daer in ghescreuen stont. Annuncio vobis gaudium magnum quia hodie scietis quia venit dominus. ende bouen in die voye vanden Iacopijnen torre was ghemaect eenen croon hemel wijs, daer groot licht inne was ende claerheyt huyt gaf als blixem, ende daer waren kinderkins inne die songhen als Inghelkins. Gloria in excelsis deo. Ende die herderkins van beneden maecten eene contenanchie, die aerdich was, beteekenende die blijscepe vander comste van onsen gheduchteghen here ende prinche, ende vp dye staegie waren ooc drie speellieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. ¶ Item daer naer vp den muer vanden Iacopijnen was gheordonneirt een hystorie van onser vrauwe ende sinte Dominicus hoe sy eens verbaden aen onsen here die de weerelt plagen wilde, ende daer waren ooc.iij.speellieden. ¶ Item vp den seluen muer was noch gheordonneirt dye hystorie van Zacheus, hoe dat onse heere eens quam met sine Apostelen naer Ierico, daer Zacheus clam vp eenen boom, ende als ons here hem sach seyde hi. Zachee festinams descende quia hodie in domo tua oportet me manere. Ende Zacheus neder commende, nam hem in sinen aerme, ende ghinghen also te samen in een huys daer toe gheordonneirt, ende daer stont ghescreuen. Hodie huic domui salus facta es. Ende beteekende dat die comste van onsen gheduchten here grotelic was ter blijschap ende weluaert van onser stede van Brugghe. ¶ Item ter muelenbrugghe was ghemaect een stede van schilderye, die welcke beteekende die stede van Brugge. Ende daer in sadt die coninck Dauid spelende vp een harpe, ende daer stont ghescreuen bouen sijnen hoofde. Misericordias domini in eternum cantabo Ende huyter stede quamen vele maechdekens chierlick toe ghemaect, roupende yeghen onsen gheduchtegen here ende prinche. Noel, noel noel, ende bouen der stede stont ghescreuen. Letetur cor querentium dominum. Ende binnen der stede waren speellieden vp diueersche instrumenten seer excellentelic spelende. ¶ Item voort theynden der bogaertstrate, Rudderstrate, ende noch.ij.straten bet voort, waren ghemaect vier staegien. Deerste hadde.iij.paercken, waer in dat ghetoocht waren die.iij.wercken van ontfaermherticheden. Eerst een rijc man die spijsde den aermen honghereghen menschen, ende daer stont bouen ghescreuen. Esuriui et dedisti mihi manducare. Ten anderen een rijck man die te drincken gaf den dorsteghen, ende daer stont ghescreuen. Sitiui et dedisti mihi bibere. Ten derden dat een rijc man den aermen naecten cleede, ende daer bouen stont ghescreuen Nudus eram et cooperuisti me. ¶ Item in dander staegie waren ooc drye {==C.viij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} parcken daer in dat ooc ghetoocht waren drie wercken van ontfermherticheden. Eerst dat een rijc man eenen aermen man ontfinc te gaste, ende daer stont ghescreuen. Hospes eram et collegisti me. Ten tweeden hoe dat een rijc man verloste den aermen gheuanghene, ende daer bouen so stont ghescreuen. Incarcere eram et visitastis me. Ten derden dat een rijc man visiteirde den aermen siecken, ende daer stont gescreuen. Infirmus sum et visitasti me. ¶ Item die derde staegie hadde een parck daer inne dat getoocht was in schoonder ordonancie het seuenste werc van ontfermherticheden, hoe dat een rijc man dede den aermen dooden begrauen, ende ter aerden doen, ende daer stont ghescreuen. Dum orabas et sepeliebas obtuli orationem tuam coram domino. ¶ Item die vierde staegie hadde oock een parc daer dat van ghelijcke personen stonden als dye de.vij.wercken der ontfermherticheden ghedaen hadden, voor hem knielende. Ende een vrauwe presenteirde een rolle daer in dat stont ghescreuen. Uenite benedicti patris mei, quibus diu hec vni ex hijs fratribus meis minimis fecistis mihi fecistis. Het welcke beteekende die ontfermhertichede die onse hertoghe der stede van Brugghe ghedaen hadde. Ende daer waren diueersche speellieden met schoone instrumenten. ¶ Item daer naer byder Burchpoorte was een staegie ghemaect, waer vp ghetoocht was hoe Ioachim vanden tempele versteken was, ende een Inghel quam Ioachim bootschepen dese woorden. Noli timere ioachim Anna vxor tua concepit et pariet tibi filiam. Et hoc tibi signo cum veneris ad portam auream eam habebis tibi obuiam. Ende die burchpoorte was vergout van bouen tot beneden ende dat was die gulden poorte daer ioachim ende Anna malcanderen ghemoeteden. Ende bouender poorte waren vele kinderen dye chierlic ende seer wel songhen, ende oock spelende met harpen, orghelen ende luyten, welcke hystorie beteekende die conceptie van onser vrauwe, midts dat hi dien dach in ghecommen soude hebben, ende was oock ten propooste dat die stede van Brugghe die versteken ende huyter gracie gheweest hadde van onsen gheduchten here ende prinche weder ghecommen was in sijnder ghenade ende gracie. ¶ Item in dye selue burch stont eenen pylaer ghemaeckt van steene, ende daer vp stont een proper casteelkin, ende voor dat casteelkin stont een naect kindekin seer chierlick ghemaect. Ende dat kindekin piste meestal dien dach ende dien auent ypocras. ¶ Item voor die vanghenesse was ooc ghemaect een staegie, in dye maniere van eenen karckere, presenterende dye vanghenesse van sinte Pieter, ende daer voren waren ruyters den seluen karcker wachtende ende bewarende, ende eenen Inghele die leede sinte Pieter daer huyte. Ende hy daer huyt sijnde, soe spronghen hem sine ketenen of, ende hy sanc met luyder stemme, ende daer bouen stont ghescreuen. Nunc scio vere quia misit deus angelum suum et eripuit me. Twelck ghedaen was ter eeren vanden Hertoghe van Orliens die langhe tijt in Inghelandt gheuanghen gheweist hadde, ende als doe verlost was. Ende was oock wel ten propooste vander stede van Brugghe die oock langhe in verdriete gheweest hadde, ende nv byder comste van hueren gheduchten here daer of verlost was ¶ Item vp die marct voor die halle was ghemaect eene chierlicke fonteyne met eenen driecanten pylaer daer inne staende, daer vp stont een vraukin seer frisch in hare keurs, die welcke huyt huer borstkins melc was gheuende. Ende aenden anderen cant vanden pylaer stont een sotkin, twelck huyt sijn pijpkin gaf rooden wijn. Ende aenden derden cant van den voorseyde pylaer so stont eenen wilden man. Ende huyt sijnder codde liep witten wijn, daer alle die lieden of droncken, te wetene, elc diet gheliefde, of daer of drincken wilde, ende dit gheduerde al den dach, ende meesten deel al den nacht ¶ Item int watere vander seluer fonteyne waren vlietende drie zeerudders, ende.iij.Mareminnen, ende in die voorseyde fonteyne stonden.vi cleen staegekens bouen bedect met barderen ende dese waren vul gaten gheboort, ende daer inne waren cleene kinderkins die seere wel songhen, al die wijle dat onse gheduchte here ouer die marct passeirde. Dese voorseyde fonteyne was achtcantich, ende vp elcken cant stont eenen leeu metter wapene van vlaenderen aenden hals hanghende, ende elck in sinen claeu eenen standaert metter wapene vander stede van Brugghe. Ende bouen vp {==C.viij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} den pylaer die inden middel stont vander fonteyne daer vp stont ghemaect een schoon vreimt mannekin met een sweert in sijn een hant, ende in die ander hant eenen buekelare, staende altoos schermende. ¶ Item voor tcaeshuys was een staegie, daer vp dat ghetoocht was die resurrectie van onsen here in leuende personen, aerdich toe ghemaect, ende daer stont ghescreuen. Ecco ego vobiscum sum vsquis ad consummationem seculi. Twelcke beteekende dat onse ghenadighe here, midts sijnder ghenade ende ontfermherticheyt metter stede van Brugghe wesen wilde ende blijuen teeweghen daghen. ¶ Item daer naer voor een lootghieters huys stont een proper springende fonteyne, gheuende huyt goeden wijn, ende altemet met.ij.conduyten springhende tot inden middele vander strate. ¶ Item daer theynde vanden muer van ons gheduchts heeren hof daer was ghemaect een schoone poorte, casteelwijs van houte al ghestoffeirt met schilderyen bouen ghecroont, ende vp die houcken bouen ende vp dye appelen al met bannierkins metter wapene van Brugghe. Ende aen dese poorte waren xiiij.carteelen, ende vp elc van dien carteelen in dye vpperste staegie stont een banniere rijckelic verchiert metten wapenen vanden landen van onsen gheduchten here ende prinche, ende ooc sine tijttele. Te wetene aen elck carteel die wapene van eenen lande. ¶ Item aen teerste die wapene van Thertochdom van Borgoengien. Aen tweeste die wapene van Lotrijcke. Aen tderde die wapene van Brabant. Aen tvierde die wapene van Lymburch. Aen tvijfste die wapene van Vlaendren. Aen tseste die wapene van Arthoys. Aen tseuenste die wapene vanden Graefschepe van Borgoengien. ¶ Ende aen die ander.vij.carteelen aen dander side stonden Aen teerste die wapene van Henegauwe Aen tandere die wapene van Hollant. Aen tderde die wapene van Zeelant Aen tvierde die wapene van Namen Aen tvijfste die wapene van Vrieslant. Aen tseste die wapen van Salijnes. Aen tseuenste die wapene van Mechelen. ¶ Ende vp die nederste staegie bouen der poorte aen beede die siden stonden.ij.grote leeuwen. Deene hadde in sinen claeu een banniere metter vulder wapene soose onsen gheduchten heere voerde aen beeden siden. Ende den leeu aan dander side hadde in sijn banniere die wapene van onse gheduchteghe vrauwe ende princersse. ¶ Ende vp dese poorte waren ten incommene van onsen Prinche voorseyde vele diueersche speellieden, als pijpers trompers, ende hooch gheluyt, ende andere instrumenten, die welcke altijt speelde by ghebuerten, als nv deene, als nv dandere, soe dat si niet vp en hilden van dat den staet in began te conmene, tot ons gheduchte heere in sijn hof was, twelcke gheduerde van die clocke.ij.naer der doene tot den.v.hueren vanden auende eer dat al tgheselscap ghepasseirt ende gheleden was. ¶ Item voor die poorte van sprinchen hof was ghemaect eenen groten kemele, ende daer vp sittende een vreimt mannekin ghecleet vp sijn sarazijnsche, ende hadde in die handt een flasschelkin, daer huyt dat liep meest alle dyen dach goeden soeten wijn vanden welcken drincken mochten alle diet gheliefde ¶ Item daer by was noch ghetoocht vp eene staegie die transfiguracie van onsen here, hoe dat hi was vp den berch van Thabor, daer Moyses ende Elyas hem vertooghende waren drie waeruen den apostelen. Te wetene.s.Pieter.s.Ian.s.Iacob. Ende daer voren stont gheschruen die woorden die sinte pieter seide, te wetene. Domine bonum est nos hic esse. Ende was een memorie ende een vermaen dat onse gheduchte here hier ghelieuen wilde te wonen ende sijn hof te houdene hier in sine stede van Brugghe. Ende vp dese staegie waren diueersche speillieden van musijcken, ende dese personagien waren so yentelick ghetoocht, ende soe goet in contenanchien dat syer alle seer grote ghenouchte in namen diet saghen. ¶ Item die wet van Brugghe met allen hueren dienaers ende officiers die volchden onsen gheduchten here tot in sijn hof in schoonder ordonanchien, omme hem te wellecommene. Ende onse gheduchte here ghemoette die {==C.ix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} voornoemde vander wet in die grote sale, dye hem yegens hem lieden seer vriendelic toochde Ende die vander wet hem ghewillecomt hebbende, soot wel betaemde, so dede ons gheduchte here byden souuerain baliu van vlaendren terstont weder gheuen den burchmeester van Brugghe dye slotelen vander seluer stede, die si hem buyten der poorte ghepresenteirt hadden, seggende dat hy goet betrauwen in hem lieden hadde, ende was wel vrolick ende blijde. Ende doe was gheroupen al die sale duere met blijden voyse. Noel, noel, noel. Item sauents so waren achter die straten van Brugghe vele ende schone vieren ghemaect, ende eeneghe waren ghemaect casteelwijs in den middele ende vp die.iiij.houcken, ende hadden staende bouen een prieel al groene. Andere maecten vieren vp wielen, ende in andere manieren. Ende dye huysen waren behanghen met laken ende met tappijserye, ende met wapenen daer voren van schilderyen vanden Prinche ende vander princesse, ende voor elc huys waren toortsen of wassen keerssen met pypers ende met trompers. Ende in allen ghebuerschepen dansten en houeirden ioncfrauwen ende vrauwen ¶ Item so wasser noch in diueersche plaetsen ende voor anderhuysen chierlic ende eerlic gheuiert met vele toortsen, ende andersins, als vp die buerse, aen sconincx brugge, vp die marct, inden burch, inden braemberch, in doude burch, in die huydeuetters plaetse, ende te hooye, twelc ghenouchlic was om sien. ¶ Item ons gheduchte heere ende vrauwe, ende die hertoghe van Orliens reden tsavents achter strate, ouersiende die blijschepe ende dye heerlicheden vanden vierene, ende esbatementen. Ende daer waren vander stede weghe ghestelt.ij.prysen voor die straten ende gheselschepen die schoonst ende eerlicxt vieren souden, ende blijdtste chiere maken, daer of dat deerste prijs was een selueren scale van een Vlaemsch marc, die welcke hadden die van sconincx brugge. Ende dander prijs was een scale van een troys marc, ende die hadden die vander buersse ¶ Item bouen desen, so waren bouen vp die torrens, te wetene van onser vrauwen kercke, van.s.Saluators, van sint Iacob, van.s.Wouburghen, van.s.Christoffels, van.s.Gillis, ende vander halle alle die wederhanen ende die vaenkins of ghedaen, ende in elcke plaetse van dien waren ghestelt grote lanteernen daer vppe, met groote keersen daer inne, dye welcke barnden byna al den nacht ouere, twelck seer vreimt ende eerlijck was om te siene. ¶ Item smaendaechs daer naer, soe was te Brugghe vp die marct een eerlijc steicspel ghehouden in hoghen sadelen van vele diueersche heren, ende ioncheren, ende poorters van brugghe. Ende hadde den danc van buten die here van wauerijn, ende van binnen die ionchere van cleue, die welcke onse gheduchte here altoos ghedient hadde vander speere. Ende een grote triumphe van danssene ende van houeirene was tsauens ghehouden in mijns heeren hof, daer vele maechden ende ioncfrauwen van Brugge toe ontboden waren huyt diueersche huysen. ¶ Item sdysendaechs so wasser noch gehouden vp die marct een eerlic steicspel in sadelen van orloghen van diueersche heren ende ioncheren, ende poorters van brugge. Ende hadde den danc van buyten Percheuael mijns heren sone van halewijn. Ende van binnen een schiltknape Ardenoys, wiens roup was Bertezoon. Ende tsauens was een rijckelic hof ghehouden int ghyselhuys, daer onse gheduchte here ende vrauwe, ende die hertoge van orliens metter hertoghinne waren, ende meer andere heren ende vrauwen, dye daer triumpheirden al den nacht. ¶ Item swoensdaechs daer naer wasser noch een eerlic steicspel gehouden in platte sadelen van heren ende ioncheren, ende poorters van brugge Ende hadde den danc van buyten ende van binnen Guillame doutines, sone vanden cancellier. ¶ Item sdonderdaechs daer naer, so reet die here van Orlyens, ende vele andere heren ende ioncheren, metsgaders die wet van Brugghe, elc met sinen state yegens den graue van chaerloys, ons gheduchts heren sone, ende mer vrauwen sijn gheselnede, sconincx dochtere van Vranckerijcke, die welcke doe van bruessel quamen. Ende daer waren weder ghetoocht, alle die selue spelen als voren verhaelt es, vander cruyspoorte tot tsprinchen hof toe. ¶ Item tsondaechs daer naer was noch vp die marct ghehouden een steicspel in hoghen sadelen. Ende alle die lanteernen, als voorseyde es bleuen staende vp alle dye torrens, ende waren weder alle ontsteken met nieuwen keersen, sonder die vp onser vrauwen torre stont, die welcke ghebroken was metten groten winde, {==C.ix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} diet gheweist hadde. ¶ Item smaendaechs daer naer so vertrac die hertoge van Orliens met der hertoghinne sijn gheselnede, dochtere vanden hertoge van Cleue, van brugge, die onlancx daer te voren huyt ghecommen was als gheuanghen gheweist hebbende vanden.coninc.van Inghelant, ende sichtent getrauwet hebbende die ioncfrauwe van cleue binnen der stede van sint Omaers als voren blijct. Die welcke Ioncfrauwe ende princersse van Orlyens onse gheduchte vrauwe brochte gheleet van bouen der grote sale van haren houe byder hant tot beneden, ende sie hielpse in haren waghene setten, ende waren malcanderen vriendelic cussende, ende namen also oorlof aen malcanderen met weenenden oghen, twelcke seer deerlicke was omme te siene, in welc scheeden menegen traen ghelaten was van vele vrauwen ende ioncfrauwen, ende van vele andere diet saghen. Ende onse gheduchte here conuoyeerdese tot binnen sijnder stede van Ghendt, daer si eerlicken ende minnelicken ontfanghen waren. Ende wat tijts daer gheweest hebbende, so vertrocken si naer die stede van Doornicke, ende onse geduchte here conuoyeerdese buyten sijnder stede van ghendt, ontrent een mijle weechs, ende daer namen si oorlof aen malcanderen. Ende onder hembeeden namen daer aen te doene van nu voort aen al dat mogelic ware van doen deen voor den anderen ¶ Item van daer so vertrac die Hertoge van Orlyens met sinen state tot der stede van Doornicke, daer hy eerlicke ontfanghen was van vele edele mannen ende vrauwen, ende oock wel vij.paegekins edele lieder kinderen waren daer ontfanghen te sijnen dienste, ende deden hem grote bede dat si in sijnen dienst ontfanghen mochten sijn. ¶ Item voort waren hem ghepresenteirt.xxiiij.mannen van bollonois wel gheacoutreirt ende wel te peerde, die welcke souden sijn sijne artchiers ende bewaerders van sinen lichame. Dese ende al dandere die bouen ghenoemt sijn, waren alle ontfaen om te sijne van sinen huyse. Ende aldus so multiplieerden sijn dienaers, soe dat hi als hi van Doornicke schiet dat hy wel hadde te houdene.iijc.peerden. Ende vele edele begheerden sijn oordene te draghene, specialicke in Pycaerdyen, ende vele begheerden hem te dienene, ende dat vp hope, dat als hy commen soude byden coninck van vranckerijcke dat si hebben souden groot regement in sconincx lant van Vranckerijcke, byden welcken si meende te sijne versien ende gheuordert in vele diueersche manieren Ende die hertoge van Orliens liet hem seluen al so dincken, ende twas ooc wel sijn meeninge, nochtan hier waren vele wijse mannen int lant, die wel bemoedden dat so niet commen en soude, also sijt schicten, alst ooc en dede. Daer omme comt dickwijle die prouerbie te passe diemen secht in walsche. Tel cuyde qui fault. ¶ Weit ooc datter eeneghe waren die welcke den hertoge van Orliens rieden, dat hi vele eer ghetrocken soude hebben byden coninck van Vranckerijcke dan hi dede. Maer anderwarf so dochten wel eenege dat die ghene die den coninc.regierden, ende lange gheregiert hadden te voren, gheduerende den tijt van sijnder oorloghe, dat si niet ghedooghen en souden, in also verre als si vermochten, datter yement anders soude hebben het regement, dan sy lieden, maer souden maniere vinden om hemlieden te onderhoudene in hueren eersten staet, ende gouuernement, so si van te voren gheweist hadden. Ende al wast so dat die hertoge van Orlyens hem was naerder maechscap dan alle dandere, ende dat hi vele gheleden hadde om der croone wille, nyet te min, het heift ouer lanck ghesien gheweist dat in sulcke grote heren seer haer ende nijt regneert, ende sonderlinge als si deen omme danders wille ghestelt worden huyt regemente, ende gheuen dicwijls deen den anderen van traueers (dats te verstane) malcanderen tooghende dat si niet en meenen. [Int voorseyde iaer van.xl] ¶ Item die hertoghe van Orlyens treckende int voorseyde iaer van.xl.naer Valenchiene, ende van daer te Kennoit, daer ghinck hy besien sijn schoon nichte Margriete duwagiereghe van henegauwe, die welcke hem seer blijdelicke feestierde, ende gaf hem een schoone ghifte. Daer naer trac hi van daer naer Camerijcke, ende daer was hi ooc eerlic ontfanghen, ende beghift met vele schoone ghiften. Ende bouen dien dye stede schanc hem in ghifte.v.hondert gouden croonen. Ende van daer soude hy ghetrocken hebben Tsinte Quintens, maer eeneghe van sijnen lieden deden hem te verstane ende te wetene datter vreese in stad daer te trecken, wantet onderweghen al veroorloocht was, ende {==C.x.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ooc mede dat sy souden moeten passeren byden fortressen van mijn heer van Lutcenburch graue van Linguy, die welcke noch niet en hadde ghedaen den eedt, als te besweerene den paeys van Atrecht. Ende ook omme die cause dat hy te bet versekert soude sijn, ontboot hi een ghedeel edel mannen vander maertse van camersijs, omme te helpen conuoyeren den hertoghe van Orliens, ende en was nochtan niet van noode te duchtene voor den here van Lutcenburch, ende dat omme.ij.redenen. Deerste was dat hi wel te vullen van desen beraden was met den Hertoghe van Borgoengien. Ende die here van Lutcenburch hadde te brugghe geweist byden hertoge phelips, binnen der tijt dat dye Hertoghe van Orlyens daer gheweist hadde, ende hadden te gadere vele minnelijcker conuersacien ghehadt. Aldus so en hadde hem die here van Lutcenburch in gheender manieren eenich belet of schade of schande willen doen. Dye tweede redene was, dat binnen der tijt dat die Hertoge van Orlyens was te Camerijcke, soe lach dye voorseyde heer Ian van Lutcenburch in sijn casteel van Guyse seere cranck van groter siecte, van welcker siecte hi ouerleet ende schiet van deser weerelt. Ende den hertoghe van Orlyens was ghebrocht die mare van sijnder doot in die stede van camerijcke, omme twelcke hy daer noch bleef twee daghen langere dan hijer meende te blijuene, ende dede den gouverneurs vander stede bidden dat si hem wouden kiesen tot eenen verweerere van huerlieder stede, in die stede van mijn heere van Lutcenburch, die welcke diet daer te voren hadde gheweest, ende hi soude hem doen confirmeren van den coninc van Vranckerijcke, alsomen es gheconstumeirt van doene. Van al welcken versoucke sy hemlieden excuseirden ten besten dat si mochten, segghende dat sijt niet en souden durren doen, het en ware by oorloue van haerlieder bisschop. ¶ Item corts hier nae so vertrac die voorseyde hertoghe van Orliens van Camerijcke te sinte Quintins waert, ende also te noyon, te Compyengien, ende alsoe te Senlijs. Ende van daer so trac hi te Parijs, daer hi een wijle bleef, ende waer hy quam men dede hem al omme eere, al oft die.coninc.van Vranckerijcke gheweist hadde, of sijn sone den Dolphijn, want het volck hadde hem langhe begheert te siene verlost ende ontslegen te sijne van sijnder vanghenesse, also si nv daden. Ende sijn meeninghe was te treckene byden coninck van Vranckerijcke, so hy eerst mochte. maer hi hoorde sulcke nieu mare, omme twelcke dat hi delayeerde langhe tijt, wel een iaer ofte meer. Ende die cause was dese, omme dat die coninc hadde vernomen alle die manieren die hy ghehouden hadde, binnen der tijt dat hi ghekeert hadde gheweist huyt Inghelant, ende vander alyanchie ende den eedt die welcke hi hadde ghedaen metten Hertoghe van Borgoengien, ende ooc mede van sijnder oordene die hi ontfaen hadde. Ende ooc mede omme dat die hertoghe van Orliens hadde ghenomen in sinen dienst ende ghemaect van sinen huysghesinne eeneghe quantiteyt van volcke vanden landen vanden hertoge van Borgoengien, metten welcken hi in tijden voorleden grote oorloghe gehouden hadde vp die landen vander croone van vranckerijcke, ende yegens den voorseyde coninc.Voort so was den.coninc.gheseyt dat alle die alyanchie diere ghemaect was, soude sijn grotelicke contrarierende hem ende sinen landen, ende oock ter cleenicheyt van hem allen die te sinen rade waren ¶ Item voort es te wetene dat met den.ij.hertoghen, te wetene den Hertoghe van Orliens ende den Hertoghe van Borgoengien ghealligiert waren diueersche grote heren, ghelijck die Hertoghe van Bretaengien, die hertoge van Alenchon, ende meer andere. Die welcke hadden gheproponeirt als doe den coninc te stellene al nieuwe gouuernuers, ende dat van nv voort aen sijn Conincrijcke soude ghegouuerneirt worden by hemlieden, ende andere diet hemlieden soude ghelieuen te stellene, ende hy en soude gheenen anderen staet moghen houden noch doen, dan byden consente ende rade vanden voorseyde heeren. ¶ Item dye voorseyde.coninc.horende dagelijcx vele diueersche maren ende nieumaren, langhen tijt gheduerende van sijnder regnacie, so men hem dicwille dede te verstane, ende hy gheloofde lichtelic al datmen hem seyde van die saken voren verhaelt. Ende sonderlinghe als hi verstont dat die hertoghe van Bretaengien, ende die Hertoghe van Alenchon hadden ontfaen die oordene vanden Hertoge van Borgoengien, doen so worde hi in meerder ducht dan hi was te {==C.x.v==} {>>pagina-aanduiding<<} voren, want die ghene die bi hem waren brochten hem alle daghen nyeuwe maren vant ghene dat bouen verhaelt es, ende was seere qualicke te vreden. Nochans niet yegenstaende hadde hi gheordonneirt datmen yegens den hertoghe van Orliens met state ghereden soude hebben, maer wiert van anderen sinne midts tinsteken vanden ghenen die by hem waren, hoe wel hi nochtans grote begheerte hadde om hem te siene, ende wort so gheinformeirt van sinen heren voornoemt, so dat hi niet en wilde datter yement yeghen den hertoghe van Orlyens rijden soude. Maer waert dat hi byden coninc commen wilde, dat hi quame met sijnen daghelicschen huysghesinne, sonder yement met hem te bringhene die waren vanden landen vanden hertoge van borgoengien [Int iaer.xiiijc.ende.xl.] ¶ Item die Hertoghe van Orliens dit wetende, ende dattet vp dese maniere moeste toegaen, hi trac van Parijs te Orlyens, ende van daer te Bloys, ende vp sine andere heerlicheden daer hy met veil meerder eeren ende triumphe ontfanghen was dan hi noch yewers gheweest hadde van sijnen vassalen ende ondersaten. Ende hem waren gheschoncken te sijnder wellecomme vele schoone ende rijckelicke ghiften ende yeweelen, int welcke si wel betoochden dat si seere verblijt waren van sijnder verlossinghe huyter vanghenesse, ende dat sy hem lyber ende vry sagen, wiens presencie si so lange iaren met groten doluere hadden moeten deruen. Ende dit gebuerde int iaer.xiiijc.ende.xl. [Anno.M.iiijc.ende.xl.] ¶ Item nv behouft ons voort noch een lettel te sprekene van mijn heer Ian van Lutcenburch graue van Linguy, die welcke alsoot gheseyt es hier voren, starf in sijn casteel te Guysen. Ende van daer was sijn lichaem wech gheuoert vp eenen waghene, ende beweecht bi sinen volcke in onser vrauwenkercke te Camerijcke, ende aldaer ghestelt inden choor. Ende binnen den auende sanc men die vigelien ende commendacien, ende daer was tlijcghewaect alle den nacht, ende tsanderdaechs begroufmen hem daer solempnelic buyten den choor, by een van sinen voorsaten ghenaemt monsuer Walraue de Lutcenburch heere van Linguy ende van Kennoit, ende es in anderen plaetsen hier voren breeder gheseyt, hoe dat hi van leuenden lijue ter doot quam sonder den coninc van Vranckerijcke of sine ghedeputeirde ghedaen te hebbene den eet vanden paeys van Atrecht, hoe wel dat hy te vele stonden daer toe vermaent hadde gheweist Ende stichten tiaer van.xxxv.dat die selue paeys gheconfirmeirt was tot ontrent Derthien auent. Anno.M.iiijc.ende.xl.dat hy ouerleet, alst voren blijct, hadde onderhouden ende bewaert sine steden ende fortressen, ende al sijn lant, sonder dat gheen van desen drie landen, Vranckerijcke, Inghelant, noch Borgoengien hem hadden ghedaen eenich roof of grief of seer lettele. Ende als vanden Inghelschen, si waren altoos huyt om hem te ghelieuene, ende vrientscap te doene omme dat hy noch niet en was van hemlieden verureimt. ende dat hi noch niet ghedaen en hadde sinen eedt vanden paeys van Atrecht, ende hadden te hemwaert groot betrauwen om te hebbene sijn bystandichede ende hulpe, vp dat hemlieden van noode ware. Ende in sghelijcx so hilt hi dat vast te hebben huerlieder hulpe yegens alle die ghene die hem souden willen deeren of te cort doen. Ende lettel wasser ooc vander Borgoenscher side die hem anders dan lief hadden willen doen, niet yeghen staende dat die Hertoghe van Borgoengien een langhe tijt vp hem was vergramt omme die ouerdraghinghe diemen hem dicwils dede, noch oock den pronc en barste doe noch niet huyte tusschen hem beeden, noch dat oock so varre ghecommen hadde dat bi faeyte gheopenbaert hadde gheweist, maer het verghinc so, dat hi ghecreech die gracie ende die goetwillichede themwaert vanden Hertoghe Phelips. ¶ Item als vanden fransoyser sijde, ende specialicke vanden capiteynen, die welcke onderhilden die lieden van wapenen die duchteden, omme dat hy was so ouer vaeliant ende vroom van persoone, ende omme dat hy talder tijt wel was voorsien van vromen lieden van wapenen, omme hemlieden te wederstane, indien si hem eeneghe schade daden. Ende si wisten wel hadde hijse gheuonden vp sine heerlichede te sijnder auantaegie, hi hadse verdoruen sonder eeneghe ontfermicheit Ende als si moesten commen vp sine heerlichede te sijnder auantaegie, si gauen hem beseghelthede, ende beloofden sijne ondersaten niet te mesdoene, het welcke si dicwils da- {==C.xi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} den, Ende ooc mede, hy was te vreden hemlieden te latene in payse vp die condicie, nochtan die coninc van Vranckerijcke hadde ghesloten een lettel tijts eer hy starf met sinen rade, dat hi hem gheen respijt langer gheuen en soude vanden eedt te doene. Ende die coninc was al bereedt omme vp hem te commene, omme hem den eedt te doen met al sijnder macht, maer god die here bouen al die beletten, want hi ouerleedt eert daer toe quam van deser werelt. Aldus ende in deser mannieren hende Monseigneur Ian van Lutcenburch die welcke van sinen eenighen persoone hadde gheweist wel Rudderlijc ende hooghe van state, ende seere ontsien in alle plecken daermen hem kende, ende was oudt ontrent.L.iaer. Ende seer corts naer sijn ouerlijden, een persoon gheheeten Luereyn de mouchy, die welcke hi te bewarene hadde ghegeuen het Casteel van Couchy, die leuerdet inden handen vanden Hertoghe van Orlyens bouen ghenoemt.by middele van een groote somme van penningen, die hi daer voor ontfinc, ende hi wildet nyet leueren inden handen vanden Graue van simpol, die nochtan was maech ende aeldijngh vanden voornoemden here van Lutcenburch, Ende ooc die van Nelles, ende die van barenken, ende van Vermandois, die verstaken Lyon van Vendomme, die welcke was haer lieder gouuerneur, ende alle andere dye welcke waren in alle die voorseyde plecken, als van mijns heren Ians van Lutcenburchs weghe. Ende stelden daer inne die lieden van mijn Heere van montegheur, haer lieder natuerlic heere, Ende alle andere steden ende fortressen waren gheleuert ende ghestelt, in die clare obediencie vanden Graue van simpol, vanden ghenen diese hadden te bewarene. ¶ Hier naer volcht hoe dye Hertoghinne van Bourgoengien, gheselnede van den Hertoghe Phelips track te Aloen, by den Coninc Kaerle van Vranckerijcke. ¶ Dat.xxxvi.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==C.xi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} IN dien tijden dye Hertoghinne voorseyde Ysabeele dochter vanden Coninc van Poortingale track te Aloen, met schoonen state, ende groten gheselschepe van Rudders ende van ioncheren also wel als vanden Raedtslieden, ende oock ghestoffiert van Vrauwen ende Ioncvrauwen. Ende omme dat si ten besten niet en was ghesondt, so was si gheuoert in eenen osbare, Ende daer quamen yeghens huer ghereden huyter stede van Aloen wel een mijle weichs, Te weten Arthus de Bretaengne, Graue van Ritsemont, Conincxstable van Vranckerijcke, die welcke hadde ghetraut die sustere vanden Hertoghe van Bourgoengien, die welcke Graue beweichde haer tot inde Stede, Ende ooc mede tot by den coninck, diese minlick ontfinck ende wellecomdese seere hueschelicken. Ende so dede oock sijn sone die Daulphijn, ende vele andere edele heeren. Ende naer dese ontfanghinghe, so was sy beweicht inde Abdye van sinte Bertins, daer si inne was ghelogiert. Ende si was te meneghen stonden bi den coninck, omme hem te biddene eeneghe pointen, daer mede dat si was ghelast van den Hertoghe Phelips haren heere ende man, Also wel vp den pays generale vanden twee Conincrijcken, Te wetene Vranckerijcke ende Inghelandt, Ende ooc vanden sticke vanden Hertoghe van Orlyens. Ende oock omme die fortresse van Montagoul, toe behoorende mijn Heere van Camersijs, twelcke noch in handen hilt Guyliame de Hynau, ende ook andere lieden vanden volcke van mijn Heere van Lutcenburch ende seyden, si en wildent niet leueren dat ghenen dyet aen hem lieden hadden versocht van Sconincx weghe, het en ware by orloue vanden Hertoghe van Bourgoengien, omme welck wedersegghen so waren vergadert een groot gheselschap van Sconincx lieden voorseyde omme vp dye conditie, daer vooren te legghene siedge, also was den Raedt vp hope datmen soude vercrijghen, datmen by dien mochte tractieren van drye questyen voor tvertrecken vander voorseyde Hertoghine van Bourgoengien. ¶ Item in sghelijcx so ghinck by den coninc te Aloen Iehanne van Bethune Graefnede van Lijngy, ende Vycontesse van meaulx, die welcke Coninck was weltevreden van harer comste, ende ontfijnckse seer danckelick ende blijdelic. Ende dese Graefnede verliefuede aen den Coninck, al haer heerlichede dye si was houdende vanden coninc.Ende maecte tractyet met den Coninc, ende sine commissaresen van also vele alst haer aengaen mochte van haer goedt meubel sijnde, twelc haer ghebleuen was van haren man, Het welcke men seyde dat gheconfijskiert was, omme dat hi was verscheeden van leuenden lijue ter doot, als contrarie sijnde den Coninck van Vranckerijcke, omme twelcke sy betaelde een grote somme van penninghen. Ende midts dien so bleef sy in payse, ende daer of hadde si goede brieuen vanden Coninck, ende dit vulcommen sijnde, so vertrac si in huere heerlicheden. [Int iaer.xiiijc.ende.xli] ¶ Item totten coninck quamen vele lieden omme te doene omaedge, ende hem te dienene, dye welcke hy onthilt, ende beloefde hemlieden te doene grote duecht, want hi hadde in wille den naestcommende somere eene groote armeye te bereedene yegens die Inghelschen Ende dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xli. Hoe de Hertoginne van Bourgoengien orlof nam, aen den coninck van Vranckerijcke, sijnde te Aloen, binnen der Stede. KAerle coninc van Vranckerijcke int beghintsel vanden iare sijnde te Aloen, daer hi hadde gehouden sinen paesschen int hof ende hospitael vanden seluen bisschop vander stede van Aloen. Ende tes te wetene dat hy houdende was grooten rijpen raet, vp beede die begheerten, die welcke die hertoghinne van Borgoengien aen hem ghedaen hadde, ende dye van haren rade waren. Ende ten eynde van haren rade finalicke, huer was lettel of niet gheconsenteirt van huere begheerte, omme twelcke si onpacientich ende qualijc te vreden was, en de vernam wel, soe dede ooc mede hueren raet, dat dye Gouuernuers vanden Coninck niet wel in gracien en hadden den voorseyde Hertoghe van Bourgoengien haren man, noch sijne ghewercken. Ende {==C.xij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} omme dat si sach, al hadde si daer lange ghebleuen, ten hadde haer niet vele gheprofiteirt. Aldus soe nam si oorlof aen den Coninc corts daer naer, ende bedancte hem seer van sijnder minlicker ontfanghinghe, dye hy huer ghedaen hadde. Ende daer naer soe seyde si. Mijn heere van alle die beden ende gheerten die ic aen hu ghedaen hebbe, ne gheen van al en hebdi mi gheconsenteirt, naer mijn aduijs, die welck waren nochtans redelick. ¶ Vp twelcke die Coninck verantwoorde segghende, schoon sustere dat es ons leedt want andersins en macht nyet wesen, want wijt also vinden in onsen raet, vp twelcke wi hebben sprake ghehadt te diueerschen stonden, want huwe begheerte soude ons commen tot alte groten grieue, daer inne te consenteirene. Ende naer dese woorden so nam si orlof als voren verhaelt es, aen den coninc, ende ooc aen sinen sone den Dolphijn, ende schiet van danen, ende quam van daer logieren te Sinte Quintens met al hueren state. Ende in sghelijcx als te voren so gheleeddese dye edele Graue van Rijtsemont conincstable vanden coninc van Vranckerijcke wel een grote mijle varre met noch vele andere grote heren. Ende sy ghinck haer maeltijt houden in tcasteel van camersijs Ende vp die huere ende tijt so waren eenege van sconincx volcke ghegaen roouen ende pilgieren in tlant van Henegauwe, ende in die maertse daer ontrent, ende si leedden mede een groote menichte van peerden, coeyen, ende andere beesten, ende vytalie ende ander goet. Ende si waren lichtlic achterhaelt vanden lieden vander Hertoghinne, die welcke van dien versloughen.v.of.vi.persoonen. Ende eeneghe salueirden hem bi foortsen van wech te lopene, huyt ghesteken twee, die achterhaelt waren, ende gheuanghen ghebrocht te Kennoyt, daer die hertoghinne van Borgoengien quam logieren. Ende daer van si den hertoghe Phelips haren man, ende daer was si hem verhalende al tghene dat sy hadde gheuonden aen den Coninck, ende aen sinen raet. Ende voorwaer al dye meeste menichte vanden edelen dye met haer hadden gheweist int voorseyde voyaedge en waren niet alsoe goet fransch in haerlieder wederkeeren, als sy waren int daerwaerts trecken, omme eeneghe woorden ende manieren dye si saghen ende hoorden in haerlieder scheeden. ¶ Item mijn gheduchte Hertoghe van Bourgoengien peynsende omme die voorseyde ouerbringhen, ende aensiende met eeneghe van sijnen naesten rade, dat hem wel van noode was hem ende sine landen te hoedene, versekert, ende wel bewaert van lieden van wapenen, ouerghemerct dat met cleenen occusoene die fransoysen souden gheringhe gheneghen sijn, omme hem te doene grief ende schade. Nyet te min, daer waren altijt tusschen dese twee partyen vaeliante ende wijse eerbare mannen, dye altoos begheerden ende middele sochten omme dese twee heeren te houdene in paeyse ende in eendrachticheden, ende specialicken van sconincx sijde. Ende die bisschop van Ryemen was seere gheneghen altoos omme ten besten te sprekene. Ende als die Hertoghinne, als bouen verhaelt es van danen was vertrocken, soe waren altoos van daghe te daghe eeneghe vanden heeren gaende ende keerende vander eender partye of vander ander, tusschen beeden, die altoos huyt waren omme accoort tonderhoudene, ende daden al dat wel ghedaen mochte sijn tusschen hem beeden, omme paeys, minne ende eendrachticheyt te houdene. ¶ Hoe Kaerle dye Hertoge van Orlyens weder keerde huyt Vranckerijcke, byden Hertoghe Phelips van Borgoengien, die als doe was binnen der stede van Hesdijn. ¶ Dat.xxxvij.Capittel [Den iare van.M.iiijc.ende.xlij] ITem als die Hertoghe van Orlyens was wederkeerende huyt Vranckerijcke byden Hertoghe Phelips van Bourgoengien. Ende als die Hertoghe vernam sijnder comste, hi track yegens hem, ende si toochden malcanderen groot ionste ende vrientschap, ende trocken binnen der stede van Hesdijn, daer die voornoemde Hertoghe was.viij.daghen lanck. Ende dye machtighe Hertoghe van Orlyens hilt daer die feeste van {==C.xij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} allen heleghen. Ende binnen deser tijt soe hilden dese twee Hertoghen groten raet, vp tghene dat si voor handen hadden, ende sloten te gadere dat si cortelinghe weder souden vergaderen te samen, in die stede van Nyueers, met meer andere grote princhen ende heren van die croone van Vranckerijcke. Ende die dachuaert ghepasseirt sijnde, die Hertoghe track van daer duer Simpol, ende quam in die stede van Atrecht, daer hi eerlick ende chierlic was ontfanghen ende ghefeesteirt van den heeren vander stede, ende was daer beschoncken met schoonen rijckelicken ghiften. Ende als die Hertoghe van Orliens van danen schiet, so track hi naer die stede van Parijs. Dyt gheschiede binnen den iare van.M.iiijc.ende.xlij. ¶ Item in tbeghintsel vanden seluen iare die Keysere van Oostrijcke quam te Besanchen met schoonen gheselschepe van groten edelen princhen ende heren, tot welcker plecke so trac tot hem die hertoghe van Borgoengien, met vele edelen, ende met schoonen state omme die Keyser te visenteirene. ¶ Hoe doe eenen Pieter reynault was seer vertasserende die landen vanden Hertoghe van Borgoengien, ende vanden Graue van Stampes, ende meer andere. ¶ Dat.xxx.viij.Capittel. ITem dese Pieter reynault hilt sijn woonste ende vertrec vp tcasteel te Nulluy, het welcke es vp.ij.mijlen naer die stede van beauuays, die welcke plecke hi hadde ghedaen repareren ende verstercken. Ende hi hadde wel bi hem.ijc.vechtender mannen alle stercke zackemans seere vygoreus, ende vroom, met den welcken hi liep dicwils in diueersche plecken, ende al tghene dat si consten ghecrijghen binnen den casteele ofte palen van dien, also wel vp sconincx lant als elders, dat voerden si ende brochtent binnen haerlieder casteel ende fortresse. Ende specialicken soe haddy ghelopen, ende liep van daghe te daghe vppe tlant ende heerlichede vanden Hertoghe van Borgoengien, ende die graue van Stampes, ende van meer andere van deser partyen. Ende oock mede so passeirde hi het watere het welcke heet die riuiere vander somme, streckende tot in dye maertse van Artoys, twelck was wel.xij.of.xvi.mijlen van huerlieder stercte ende fortresse. Ende si quamen ooc in die Casselrye van Perone, mondydier, ende Roye, daer sy ghecreghen goede prisoenies, dye welcke si stelden vp groot rensoen, inder ghelijcke ende maniere, al oft hadde gheweest binnen der tijt dat oorloghe was, vanden welcken mijns heren volc was seere verlast. ¶ Item dit was den Hertoghe van Borgoengien daghelicx gheclaecht, omme twelcke hi seere tonureden was. Ende omme dese cause, so sandt die voorseyde Hertoghe tot den coninck, ende ooc omme meer andere questien die hem van noode waren. Ende die ghedeputeirde vanden Hertoghe van Borgoengien verhaelden den coninc dye destructie die tlant hadde, ende baden den coninck dat hem gheliefde daer inne te doene prouisye, vp twelcke die coninc antwoorde alsoe hy tanderen tijden ghedaen hadde, vp ghelijcke questie, dattet hem seer leedt was, ende dat hijer nyet wel in te vreden was. Ende hy seyde dat die Hertoghe van Borgoengien of worpen soude haerlieder stercten ende fortressen, ende waer dat hijse vonde in sijne heerlichede, dat hijse te nieuten dade by sinen volcke. Ende die coninc seyde hy soude ghebieden sijne capiteynen vander maertsen daer ontrent, dat si hem gheene bystandichede noch ook sercours en souden doen in eenegher manieren, vp alle tghene dat si van hem hilden. Vp twelcke antwoorde die Hertoghe van Borgoengien dat hy weltevreden was, ende dochte dat hi also gheringhe als hi mochte soude pijnen te makene tractiet metten capiteynen vanden Inghelschen vp dye maertse van Normandyen, dat si hem souden versekeren van gheen orloghe te doene vp sijn volc, ter cause dat sijne lieden mochten gaen ende te nyeute doen ende verdrijuen den voorseyde Pieter Reynault ende die sijne. Ende als die Hertoghe van Bourgoengien ghenouch was versekert van beede den sijden, dat si hem noch sijnen volcke gheen belet doen en souden in dye sake voren verhaelt, dye welcke Hertoge als doe was in sijn lant van Borgoengien. Es te wetene dat die Graue {==C.xiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} van Sympol ende van Stampes hadden tgouuernement van sinen lande, ende Martche van Pycaerdyen dat dese Grauen souden vergaderen also vele volcx als si consten ende mochten, dat ontboodt hi hemlieden. Ende dat syse souden leeden voor tcasteel van Nuylluy. In welcke saken deden die voorseyde Grauen sulcke neersticheyt, dat si in corte stont vergadert hadden, wel.xijc.vechtende mannen, Als Rudders, Ioncheeren, ende ander vrome mannen van wapenen, Te wetene, Eerst Walrane de moreul. Ian de appelecourt Guy de RoyeCharles de rutsefoort Ian de angiers Monseyde colaert de maelgij De here van sauences. De here van neufvyle Symon de la lain Hughe de Nulluy ¶ Ende dye vergaderinghe van desen edelen mannen ende heeren, was ghedaen binnen der stede van Amyens, tot welcker plaetse was gheladen vp waghene groote menichte van artijlerye ende ghereeschepe van oorloghe. Ende si vertrocken van daer in schoonder ordonanchie te Bauuays, daer si seer eerlicke ende blijdelick ontfaen waren. Ende het ghemeene volc van wapenen dat ghinc logieren inde Dorpen daer omtrent. Ende van daer so track die voorseyde graue voor tcasteel van Nulluy, Ende dede logieren tot voor die poorte vanden voorseyde casteele, die si ontwee braken, ende was nochtan seere sterck ende tprincipale beschut van haren fortresse. Ende specialic vanden nederhoue, twelck sy daer te voren seere vermaect ende versterckt hadden, met groten eeckenboomen, ende andere houten. Ende die van binnen begonsten hem seere te weerene, ende vromelic met bussen ende met alderhande gheweere. Ende in die scharmutsinghe bleef daer doot mijn here Mahieu van humeres. Ende die lieden vanden Graue van Stampes hadden ghelaten den meestendeel van hueren peerden inde stede van Beauuays, welcke stede van beauuays ende ooc Amyens sonden alle daghe alderhande vytaelie in de voorseyde siedge. Ende gheduerde die selue siedge naer dat die voorseyde engienen daer waren gheleydt een langhe tijdt. Ende si daden grote schade vp die fortresse vanden voorseyde nederhoue voren verhaelt. [Int iaer.xiiijc.ende.xliij.] ¶ Item daer naer so wasser vanden ghenen die de siedge hilden een seer groot ende hardt assault ghedaen vp tvoorseyde casteel, in welc assault waren gedaen van beede den sijden seere vaeliante stucken, in welcken assault die here van Sauences behaelde grote eere ende prijs Niet te min die van binnen weerden hem seere crachtelicke ende vromelicke, Ende want die belegghers, siende dat si dat casteel niet ghecrijghen en mochten sonder grote schade ende verlies van haren volcke, daer omme so deysden si want daer bleuer doot, vanden ghenen dye tcasteel bestoormden in dat assault wel.viii.of.x.mannen ende eeneghe ghequetst vanden verweerers. Ende daer naer de verweerers siende dat si tvoorseyde casteel niet lange en souden moghen houden, ende dat si gheen hope en hadden, sercours te verwachten, so maecten si tractiet metten ghecommitteirden vanden graue van stampes. By deser condicie, dat si souden moghen vertrecken ende dragen al haer lieder goet met hemlieden, ende midts dien, so souden si leueren ouer tvoorseyde casteel ende fortresse, waer in datmen tvier stac, ende dedet al gheheel te nieute. Ende die graue van stampes ende sijn volc vertrocken in die goede weke van danen dat si ghecommen waren. Ende dese.G.hadder mede gheweist int voorseyde siedge. Ende om dat tvoorseyde casteel gheraseert was, die scamele lantlieden daer ontrent gheseten waren seer verblijt, want si alle den dach gerooft ende ghepilgiert hadden gheweist vanden ghenen die in tvoorseyde casteel laghen, ende nyet dan grote foortse ende quaet en daden. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xliij. ¶ Hoe dye Graue van Stampes, track in Bourgoengien bi den Hertoghe Phelips, omme hem te vermanene te trecken int Thertoochdom van Lutcenburch. ¶ Dat.xxxix.Capittel. ITem in tvoorseyde iaer die Hertoghinne van Lutcenburch, die tanderen tijden hadde ghetraut Anthonis van Brabant, ende den hertoghe Ian van Beyeren, beede ouerleden ende doot, ende die ooc ooms waren, deene vander vaderlicke side, ende dander vander moederlicke side, vanden Hertoghe Phelips van Bourgoengien dede seere groote clachte, aen den seluen hertoghe van haren lieden ende ondersaten vanden seluen Hertoochdom van Lutcenburch, omme dat si niet obedieren en {==C.xiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} wilden ende huer betalen van hueren Renten, ende demeynen, ende specialijc die van lutcenburch, ende die van Tyonvyle ende van andere plaetsen daer omtrent, die welcke hem lieden hadden gemaect Rebel ende desobedient haer lieder Hertoghinne. Ende si versochte ende badt seere ootmoedelicke, ende omme die eere van sinen ooms, die si ghehadt hadde in huwelicke, daer sy haer mede ghedreghen hadde seere eerbaerlicke, dat hy haer wilde helpen ende bijstaen, soe datse wierde gheobedieert ende ghestelt in huere heerschepye, of andersins si soude moeten bedwonghen leuen in groter armoede ende keytiuichede. Ende die hertoghinne was verandtwordt vanden Hertoghe phelips vriendelic ende minnelicke. Ende hi beloofde sijnder moeye die hertoghinne met goeder herten te helpen yeghens die van Lutcenburch, bi allen weghen ende middelen van redene, also varre als hi goelicx mochte, van den welcken hem dye Hertoghine seere bedanckede. ¶ Hoe die hertoghe Phelips Raedt hielt met sinen heeren. {==C.xiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem die hertoghe Phelips dede vergaderen sinen Raedt omme aduijs ende maniere hier vp te hebbene, in welcken raedt was ghesloten ende gheconcludeirt, dat die hertoghe van Bourgoengien soude seynden aen die van Lutcenburch sinen messagiers, hem lieden beuelende dat si souden doen der hertoghinne, alle die obediencie die si haer schuldich waren van doene. Ende waert dat sy dat niet en daden, dat haer die Hertoghe van Bourgoengien soude helpen met al sijnder macht, dat si haer obedieren souden, van welcken beuele die van Lutcenburch niet en wilden houden, noch obedieren in gheender manieren, hoe wel dat sy nochtan dicwille daer toe vermaent waren, ende dat dicwil aen hem lieden begheert hadde gheweist, maer omme hem lieden te onderhoudene so versaghen sy hem van volcke van wapenen, binnen harer stede, te wetene den hertoghe van Zassen, die hem seide ende ouerdrouch alle dinc vanden hertoghe van Lutcenburch. Ende hi sandt daer een van sinen maechschepe van Lutcenburch, die Graue van Lijngy, met.vij.of.viijc.lieden van wapenen huyt den duytschen landen ende die leyden si in garnisoene, in de Stede van Lutcenburch, ende in die stede van Tronvyle, ende andere steden ende fortressen daer omtrent gheleghen, die hem lieden waren gheionstich. Ende dit volck van orloghen daer ghecommen sijnde, sy begonsten te loopene ende te doene groote orloghe vp die steden die ghebleuen waren, in die obediencie van mer Vrauwe die Hertoghinne, ende bi dyen so wort dat Landt in groten gheschille ende diuisye, by den welcken sy quamen in grooter tribulacien. Ende die Hertoghe van Bourgoengien hoorende ende vernemende alle daghe haer lieder quaet propoost, wille, ende voortstel, sloet in sinen raedt vp hem lieden sulcke een orloghe te doene dat sijs gheware souden worden. Ende screef om dese sake ende cause letteren aenden Graue van Valkenburch, Aen den Ioncheere van Salmarye, Aen Heyndrick van tour, ende aen vele andere Edele vanden lande van Lutcenburch, ende andere Maertsen daer omtrent gheleghen, van welcken die meeste menichte hielt dye partye vander voorseyde Hertoghinne, ende wilde hem lieden voughen ter hulpe ende ionste van huer omme te makene ende te houdene oorloghe vp alle die ghene, die haer contrarie waren ende inobedient. Ende seyde dat hi daer cortelinghe ende sonder nyet seere lanc te toeuen soude daer seynden van sinen lieden van orloghen. Ende daer naer dat hi selue commen soude in properen persoone, omme te vercrijghene dat voornomde Heertoochschip, Ende dat hy soude verdrijuen dat ander volck van wapenen, dat binnen der stadt van Lutcenburch was. Ende in anderen plaetsen daer omtrent gheleghen, in welcke begheerte vanden seluen Hertoghe van Bourgoengien sy waren seere wel ghepaeyt, ende oock te vreden daer toe te verstane ende te obedierenne. Ende naer dat si hadden ontseyt die van Lutcenburch, ende begonsten te loopene ende oorloghe vp hem lieden te doene, soe sandt binnen deser tijt die Hertoghe van Borgoengien aen den Graue van Stampes in pycaerdyen, ende ontboot hem dat hi terstont soude doen vergaderen eene groote quantiteyt van volcke van wapenen, ende dat te bringhen bi hem int lant van Borgoengien, twelck hi oock also dede. Ende als alle sijne wapeninghe was ghereedt hi dede hem lieden trecken te sinte Quintens in Vermandoys, ende hy track ooc selue met den lijue daer mede in eyghen persoone. Ende met hem waren dese naeruolghende persoonen. Eerst, Walram te moereul. De heer Symondelalain Guy de royen De heere van neusvyle De here van humerees Galbaen quareyt De here van sauences De heere Anthonius wissoen Ian de applaincourt. Ende veel meer andere Rudders ende ioncheeren, ende waren al te samen omtrent. twalef hondert mannen wel voorsien van wapenen. Ende hy track van sinte Quitins te Lahon, omme te passerene seer by den Graefschepe van Rethiers, maer als hy nv ghecommen was met allen sinen volcke omtrent Montagoeul, ende Sy- {==C.xiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} sonne, so was hem geseyt dat eeneghe capyteynen vanden coninc van Vranckerijcke waren ghelogiert te Montagoeul, ende inde plecke van sysonne, die welcke cortelinge geweist hadden int landt van Retheirs, daer si grote schade ghedaen hadden, omme het welcke de graue van Stampes was seere gram vp hem lieden ende qualic ghepayt, want een lettel tijts hier te voren die selue capiteynen hadden gheroeft in Bourgoengien. Ende si hadden belooft dat si niet meer en souden commen logieren in eenich landt toe behoorende den Hertoghe van Bourgoengien in eeneger manieren ¶ Item die graue van Stampes ontboodt hem lieden ende beual dat si souden trecken buten sine weghen, ende dat hi selue wilde commen logieren te Montagoul, twelcke si niet en wilden doen, omme twelcke tusschen hem lieden rees een groot gheschil. Ende was gheordonneirt bi den graue van Stampes ende bi die van sinen Rade dat men vp hem lieden loopen soude, ende het was also gedaen. Ende die capiteynen vanden coninc waren seere berooft van haren goede, als van peerden ende ander goeden, iuweelen, ende lettel so warer daer versleghen of ghequetst, maer daer waren vele van sconincx lieden gheuanghen, ende daer naer waren si weder laten gaen. Ende hem lieden was weder ghegheuen som van haren goede, ende by speciale so was daer weder ghegheuen het goedt vanden vppersten capiteyn, ende sy vertrocken also haestelic alssi consten, omme het welcke dye coninc ende sinen sone die Daulphijn en waren niet weltevreden, om datmen vp hemlieden aldus verstoort gheweist hadde, ende ofghesedt in sijn landt. Ende omme dat de Daulphijn hadde gedaen doen te Digioen eeneghe saken van grieue, omme die van Diepen te sercoursene, ende te helpene daer of dat hier naer sal sijn verclaerst, niet te min die saken bleuen also gedaen. Ende die graue van stampes vertrac tot vp dye maertse van Bourgoengien, ende traken vpdie maertse van Langheers, ende montsonghen. Ende binnen deser tijdt die Graue van Stampes, ende die meeste deel van die met hem waren trocken bi den hertoghe Phelips te dygion in Bourgoengien, daer si wel waren ontfaen, Ende si waren daer so lange, dat hem die Hertoghe van Bourgoengien hem ghereede, omme te treckene met machte van volcke vp het Hertoochschip van Lutcenburch. ¶ Hoe die Hertoghe Phelips van Borgoengien track te Lutcenburch, omme Thertoochschip te stellene in dobedientie vander Hertoghinne sijnder moeye. Anno.xiiijc.ende.xliij. ¶ Dat.xl.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==C.xv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem tes nv te verstane hoe die Hertoghe van Bourgoengien maecte grote ghereedtschepe, omme te trecken in tlandt van Lutcenburch. Ende men sochte daghelicx vele middelen ende manieren om te wetene oft men mochte tractieren van paeyse tusschen der Hertoghinne van Lutcenburch, ende dye ghene die haer Rebel ende ouerhoorich waren, tot welcken middele men nyet ghecommen en conste. Ende omme dese cause dye hertoghe van Bourgoengien ghereede hem toe met groter machtdom te oorloghen, vp die ghene die desobeysant waren der voornomder hertoghinne. Ende die Hertoghe van Bourgoengien sandt metten eersten vp die van Lutcenburch, te weten mijn here Symoen de la lain, met viere of vijf hondert vechtender mannen, die welcke hemlieden versaemden metten Graue van Valkenburch, ende meer andere edele mannen van dier maertse ende lande daer ontrent gheleghen, die welcke ghealygiert waren metten Hertoghe van Bourgoengien, ende si worden ghelogiert te Lahon, ende in andere steden die de party hilden metter Hertoghinne. Ende daer ghecommen sijnde, si hoopten ende meenden bi goeden middele te bringhene ter obediencie vander Hertoghinne die stede van Tyonvyle in twelcke dat si misten omme dat die Graue van Clijt ende die van sijnder partye waren hadden volc van wapenen, omme die stede te houden ghetrocken die stede themwaerts. Ende si steldender inne volc van wapene, omme die stede te houdene ende te helpene. Ende corts daer naer, so quam die voorseyde Graue van clijt, ghestoffeirt met groter menichte van carrekens met alderhande manniere van artijlgerye ter oorloghe dienende, ende ghinc logieren seere bi der stede van Dorloen, daer hy meende siedge te legghene. Ende daer worde tusschen beede partyen seere geuochten, so datter eeneghe doot bleuen, ende andere seer ghequetst Ende daer naer die selue graue duchtede voor de macht vanden hertoge phelips van Bourgoengien waer omme hy vertrac binnen Lutcenburch. Ende binnen dien tijden, so waren tusschen hem lieden vele coursen ghedaen deen yeghens dandere. Ende die pycaerden liepen die wille tot voor die stede van Lutcenburch. ¶ Item die Hertoghe van Bourgoengien, track corts daer naer te Dygion in Bourgoengien seere wel gestoffeirt van rudders ende van ioncheeren. Ende hi quam ter stede van Ywijs, twelcke es een deel vanden lande van Lutcenburch. Ende hi worde daer ghelogiert daer hi in hem seluen sloot, ende voor hem nam te beleggen siedge voor een casteel genaemt villy, Twelcke was ghestoffeirt met vele sackemans, die daer ouer langhe tijdt gheweist hadden. Ende daden grote exactie daer ontrent den scamelen landtsvolcke van dyen lande. Ende haer lieder capytein was ghenaemt Iakemijn de Beaumont, ende omme dat casteel eerst te besprijnghene, so hadde tlast Guy de Roye heere van Sauences, Hughe van assemerch die welcke capiteynen ghinghen belegghen tvoornomde casteel met.vc. mannen van wapenen. Ende daer waren voren ghebrocht diuersche grote sticken van engienen, die welcke vele fortsen ende grote scade daden vp tvoorseyde casteel. Ende si seyden dat si toebehoorden den ioncheere van camersijs welcke ioncheere van camersijs als hier voren gheseyt es, hadde gheweist in tgheselschap vanden Daulphijn, ende hadde gheholpen nemen die bastijlge van Diepen. Ende in dat siedge daden si te verstane, dat sy waren wel duysentich vechtender mannen, onder welcke waren dese drye capiteynen, Roufijn Pietere, ende Robeert, ende vele andere ruters van oorloghe, ende si trocken bi diuersche dachuaerden tot dat si ghenaecten voor die siedge, ende also slougen si vp eenen morghen stont vp tvoorseyde casteel. Ende metten eersten so staken si hem daer inne, sonder te vindene eenich yeghenspoet, of seer lettele. Maer dye ghene die tlast hadden vander voornoemde siedge, hoorende tgheruchte, stelden hem ter stont in goeder ordonnancie, ende begonsten hem te stellene yeghens haer lieder weder partye, so dat si seer cortelic huyt iaechden ende verstaken dye wederpartye huyten casteele vp een pleyn velt, ende daer wort grieuelicke seer gheuochten, in welcke bataelgie hem seere vromelicke hadden, dye here van quareyt, Hughe de longheuael met den.iij.Capyteynen hier voren ghenoemt, die welcke heere Galbaen was commen eenen dach voor dandere, ende hadde {==C.xv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} hem lieden gheaduerteirt dat dye here van Camersijs commen soude. Ende heyndelicke die heere van Camersijs ende sijn gheselschap, siende dat si lettel profijts souden moghen doen aen daer langhe te ligghene, si vertrocken seer haestelicke ende keerden weder te Camersijs waert. Ende daer warer van sijnder sijde wel doot ghebleuen.viij.of x.persoonen, ende vele ghequetst. Ende vanden ghenen die die siedge leyden, so bleeffer doot een edelman, ghenaemt Gautier de pamant. Ende met dien vertrack Iakemijn de Beaumont. Ende die vanden casteele binnen der tijt dat dye vechtinghe gheduerde, sy abandonneirdent ende gauent ouer, ende ghinghen van achtere huyt, vp dye condicie dat si mochten vertrecken met al haerlieder goeden ende Catheylen. ¶ Item die Hertoghe van Borgoengien die mande doe tvoorseyde casteel met sinen volcke, ende leyder al omme vp die frontieren vanden Hertoochdom van Lutcenburch volc. Ende doen trac die Graue van Stampes met vele capiteynen ende lieden van oorloghen te Hays, twelc eene grote stede es, ende tanderen tijden gheweist een besloten stede, ende daer was hi een stic tijts. Ende tvolc van wapenen deden groote loopinghe vp huere vianden, die welcke vianden hem lieden lettel achten, want die duytschen die hem hilden te Lutcenburch, ende in meer andere steden, als si quamen te velde yeghens die pycaerden, si en wilden hem lieden niet setten te voet, hoe lettel of hoe vele dat si waren, want si en vochten niet dan te peerde met haren cranekyniers Ende also gheringe als si saghen ende ghenaecten die pycaerden, si keerden ende vloon, ende sommeghe waren altemet den hals of ghesteken, ende vele bleeffer versleghen sonder remedie twelck den duytschen seere verwonderde, wanttet haerlieder costume niet en was also te oorloghene. ¶ Item dye Hertoghe van Borgoengien hadde bi hem vele wijse ende subtijle mannen, ende hilt dicwils met hem lieden raet, hoemen soude moghen ghecommen ten heynde van deser oorloghe. Ende hem wort gheseyt datmen vp eenen nacht belegghen soude die stede van Lutcenburch, daer hi seere naer hoorde ende wasser wel mede te vreden, datmen dat besoengieren soude alsoe men best mochte. Ende om dit te doene waren gheordonneirt twee edele mannen omme te gaen visenteirene dye plecke waer men die siedge best soude moghen legghen ende waren, deene huyten lande van Borgoengien ghenaemt Willem reynault, ende dandere Robeert de Myralemont, gheboren huyt Pycaerdyen, ende met hem lieden eeneghe ander notable mannen, die welcke dicwijle ghinghen bespien ende besien hoe sy hem daer toe best voughen souden naer die maniere vander oorloghe. Ende dye vander stede van Lutcenburch hilden cleen aweet, ende doe warender eeneghe met groten leederen ende souden vp clemmen ende besien te hueren ghemake den staet vander stede van Lutcenburch. Ende daer naer soe vertrocken si secretelick, ende gauent te kennene den Hertoghe Phelips van Borgoengien, die welcke sloot als doe datmen die stede van Lutcenburch belegghen soude vp datmen mochte. Ende dit liet hi weten ende gaft te kennene den graue van Stampes, ende andere capiteynen dattet wel sijnen wille was, datment also dade, ende dat hy selue metten lijue in eyghen persoone daer oock mede soude trecken, in dien dat noot ware. Ende die Hertoghe Phelips van Borgoengien was als doe te Erlon, ende die Graue van Stampes was doe ter tijt te Hays. Ende als die Graue van Stampes nu wiste dye wille vanden Hertoghe Phelips van Bourgoengien, so vergaderde hy al sijn volc van wapenen, ende gaft hem lieden te kennene, alsoot dye Hertoghe van Borgoengien hem ontboden hadde, dat wel sijne wille was te treckene voor die stede van Lutcenburch, ende vraechde hem lieden ofsi dat raden souden also te doene. Ende doe warer tusschen hem lieden vele arguacien, want eeneghe vreesdent te bestane, omme vele redenen wille, maer te sijne sloten sijt alle ghemeenlicke also te doene, ghemerct dattet den wille was vanden Hertoghe Phelips van Borgoengien, ende dattet hem oock alsoe gheliefde te gheschiene ende ghedaen te sijne. {==C.xvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem voort so berieden si hem lieden met malcanderen, omme te wetene wie men den last soude gheuen om ditte te doene. Ende daer toe waren ghestelt ende gheordonneirt dese naervolghende heeren, te wetene mijn heere Galbaen quireyt. Willem die greuant. Robert de myramondt, ende met hem lieden noch.lxxx.vromer mannen van wapenen. Ende daer so quam met hem lieden die here van Sauences in huer lieder gheselschip, die nochtan als doe seere sieck was. Ende sy quamen also heymelic als si mochten, tot vp een half mijle naer Lutcenburch, daer si hem stelden te voet, ende ghinghen ter plecke die daer gheordonneirt was. Ende daer commende hadden gheordonneirt wye eerst die stede beclemmen soude, Ende sy namen deen den anderen byder handt in goeder ordonnancie. Ende als alle dinc wel ghereedt was, men began te rechte die leederen, omme te beghinnen clemmende, ende die ghene die daer toe gheordonneirt waren en spaerden hem seluen niet, maer waren al euen ghewillich om bestiert te sine van hem die daer tlast of hadde. ¶ Item mijn Heere Galbaen quireyt, ende Robert de myramondt, waren selue metten lijue daer mede, ende meer andere edele mannen, ende dese voornomde gherocht sijnde binnen der stede, so namen si eeneghe van die Tauwet deden ende dreechdense te dooden in dien sy eenich gheruchte maecten, ende corts daer naer soe braken sy eene poorte {==C.xvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} open, ende hilden die opene, om den here van Sauences inne te latene met.ijc.mannen die hem volchden, ende quamen also in die voorseyde stede, ende begonsten te roupene. Vylle gaengnye, vanden welcken roup die vander stede seer verstorbeirt waren, ende riepen in vele plecken alaerm Ende die heren hier voren ghenoemt quamen vp die marct ende wonnen die marct, niet yeghenstaende datter awet was die die marct bewaerden, maer cleene weerre daden. Ende in dese rommelinghe wort ghequetst mijn here Sabbaen quyreyt. Ende van diere hem ter weere stelden so en warender maer doot ghesleghen.ij.persoonen, ende alle dandere die vloden ten casteele waert, ende elders binnen der stede, omme hem lieden te salueirene. ¶ Item corts daer naer die graue van Stampes, die welcke men soubijt hadde laten weten dat die stede ghewonnen was, die haestede hem seer omme daer te commene. ende daer commen sijnde, was gheordonneirt datmen soude seynden lieden van wapenen voort tcasteel, ende hoe datment bespringhen soude ende ghecrijghen dye ghene diere binnen waren, maer si hadden ghesteken tvier in alle die huysen vander strate dye voor het Casteel stont. Ende daer waren verbarnt vele schone huysen ende vele peerden vanden lieden van wapenen die daer ghelogiert waren, die welcke hem betrocken int casteel, ende vele andere hadden hem lieden betrocken in die nederstede. Ende als si vernamen dat huerlieder stede verloren was vertrocken si vele te Tyonuille, ende abandoneirden haer goet ende al dat sijs hadden. Ende vp dyen dach die Hertoghe van Borgoengien quam te Lutcenburch, ende daer naer so begonsten die lieden te logieren bi ordonnancie binnen der seluer stede, in welcke stede waren gheuonden grote rijckdommen, twelcke al was gebutyneirt vanden ghenen die die stede in ghenomen hadden. Ende twas gheordonneirt datmen dat soude butijneren ende deylen elc naer sinen staet, ende elck soude hebben naer sijnen persoon sonder fraude, dye welcke ordonnancie men qualicke onderhilt, want vele vanden ghesellen van cleenen state hadden lettel profijts Ende dye gheordonneirt waren omme dat te deelene, deelden alle hem seluen best, omme welcke fraude ende bedroch vele claechden deen yeghens den anderen, seggende datmen hem lieden toochde quaet exempele, omme hemlieden meer, ende tanderen tijden te doene auentueren haerlieder lijf, maer wat si claechden si en hadden anders niet, ende waren noch bedwonghen bi eede, ouer te bringhene ende te leuerene alle tghene dat si binnen der seluer stede gheuonden of vercouuereirt hadden. ¶ Item hier of hadde die commissie ende was daer toe ghecommitteirt die heere van Humerees. Ende als die graue van Clijt track in tvoorseyde Casteel van Lutcenburch bi nachte, soe track hy secretelic huyten casteele te voet van Tyonuille, twelcke Casteel was ghewonnen drye weken daer naer. Ende binnen desen tijt was ghedoot by die van binnen mijn here Ian die bastaert van Dampiere van een gheschot dat hem gheschoten was in sijn hooft. Ende dye heere van sauences die bespronghen hadde het voorseyde casteel, was seere ghequetst van eender colueuere in sijn borst, vanden welcken hy was in vreese van steruene, maer byder naersticheyt vanden goeden Sirurgienen, hy wordt ommer ghenesen, ende quam weder int garnysoen. Ende in thende vanden drie weken, dye Graue van Clijt tracteirde met den ghecommitteirde vanden hertoghe Phelips van Bourgoengien soe, dat hi vertrecken soude met sinen lieden huyten voorseyde Casteele van Lutcenburch, behoudende haerlieder lijf, sonder yet mede te draghene van haren goede. Ende midts desen soude hy oock ouergheuen dye stede van Tyonuille, ende aldus track hi in sijn lant met grooter schaemte ende blaemte, ende in groter confusie van hem, ende van al sinen volcke. Ende by desen dye Hertoghe van Bourgoengien hadde vulcommelicke obediencie vanden Hertoghe van Lutcenburch met sijnen toebehoorten binnen corter tijt, ende met cleenen verliese van volcke. ¶ Item in welcke stede was als doe die Hertoghinne van Borgoengien gheselnede van den Hertoghe Phelips, ende met huer die Hertoghinne van Lutcenburch, die welcke daer te voren hadde ghemaect tractiet met den Hertoghe van Borgoengien, dat hi soude sijn leuen lanc hebben ende ghebruyc- {==C.xvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ken alle trecht datse hadde aen tlandt van Lutcenburch. Ende hi soude haer gheuen alle iare, die somme van.xij.duysent vrancken vranscher munte. In dye welcke tijden die hertoghe Phelips van Borgoengien dede publieren, dat nyement van wat state dat hi ware, soude doen moeyte ofte eenege foortse den heren van dien lande, noch haerlieder volc die daer waren in sijn gheselschap van der maertsen vanden duytschen landen, ende vanden voornoemden Hertochschepe van Lutcenburch, dye welcke publicatie was ghebroken van een van sinen Aertchiers, ghenaemt le petijt escote, dye welcke nam twist met mijn here Bernaert die borse, ende hi quetste hem huyter maten seere om twelck faeyt dedene die Hertoghe Phelips vanghen. Ende niet yeghenstaende dat vele heren voor desen voorseyde aertchier baden, ende oock mijn heere Bernaert selue, dye ghequetst was, dat hi hem niet mesdoen en wilde, nochtans hi deden hanghen, hoe wel dat hy hem seer beminde, om den goeden dienst die hi hem tanderen tijden ghedaen hadde, maer deit principalic om andere exempelen te gheuene, omme dat si sijne gheboden niet breken en souden. Int iaer.xiiijc.ende.xliiij ¶ Item als die hertoghe van Borgoengien hadde gheweest eenen sekeren tijt in Lutcenburch, hi stelder omme te regierene, ende te gouuerneirene die voorseyde stede ende thertochschip, een sijn sone, die bastaert ghenaemt Cornelis, ende met hem Filgebeert de wauwere, ende andere edele mannen. Ende vele vander stede van Lutcenburch die gheulucht waren quamen weder bi gracien in die stede, ende hem lieden was weder ghegheuen haerlieder goet, ende bi speciale eeneghe huysen die hem lieden toebehoorden. Ende aldus soe track dye Hertoge van Borgoengien in sijn lant van Brabant, ende elck trac te sinen lande waert. Dit ghebuerde int iaer.xiiijc.ende.xliiij. ¶ [Het.vi.Toyson ghehouden te Ghendt] ¶ Het.vi.Toyson ghehouden te Ghendt, ende dit waren die here dye doordene hilden met groter eeren int selue iaer. Ten eersten. Die hertoge Phelips van Borgoengien. etc. Ian die here van Robais ende van Arsele Hughe de lannoy heere van Santes Kaerle Hertoghe van Orlyens. Ian de latremoelge heere van Iuuelis Anthonis van Croy Graue van Porsieu Iacob van Bremeulx here van Reghu Pieter van Beffermont here van Carny Ian van Croy heere van Tours Frederick Graue van Muers Anthonis van meluin here van Antoinge. Ian van Vergy heere van Forrettes Boudin van Noyere heere van Casteel Kaerle van Bourgoengien. G. van chaerlois David van Bremeulx heere van Camplice. Guylibert de lannoy here van wilkeuael Lodewijck Hertoghe van Alenchon Boudin de lannoy here van Mouleubays Phelips heere van Ternant. Iacob heere van Crichy, ende van Ranaples Symon de la lain here van Houte Thibault heere de Neufcasteel Ian bastaert van simpol, here van houbordijn Mattheus van Foys Graue van Couegis. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xlv. ¶ Item in dit selue iaer die Keyser Frederick die derde van diere name, hadde eenen Cancellier die welcke ghenaemt was Iaspar, ende hi hadde den Hertoghe phelips van Borgoengien in groter weerde, so dede hem die Hertoghe ooc van ghelijcken, ende ghemeenlicke screuen si aen malcanderen grote groetenesse. Ende die cause was dat die Hertoge van Borgoengien gheerne conuersacie ghehadt hadde met den voornoemden keyser so varre dat die Cancelier screef aen den hertoghe phelips, dat hi den Keyser soude commen volghen, alsomen noch hier naer horen sal, hy soude hem ghehulpich wesen om hem den Keyser te doen spreken. Ende by dusdanighe woorden so maeckte dye Hertoghe Phelips sijne ghereedtschepe, ende hi liet sijn wijf Ysabeele met sinen kinderen sijn landen regieren ende bewaren, ende hi trac naer dat duytsche landt ontrent met.xl.peerden, om byden Keyser te commene. [Int iaer.xiiijc.ende.xlvi] ¶ Item hier laet ic den hertoghe rijden ende sijn vooyaegie doen secretelic, ende ick wil voort scrijuen wat gheschiede der tijt dat hi wech was, ende eer dat hi vertrac. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xlvi. Item int voorseyde iaer dye voorseyde Hertoge {==C.xvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Phelips en besoengierde binnen dyer iaer schare niet, aengaende der oorloghe of andere sware saken ofte materien, als voren blijct, maer hi triumpheerde met sinen edelen eerlic in allen genouchten, ende vrolijcke chiere makende ende vele ghenouchten hantierende. [Den.xxij.dach van Sporcle int selue iaer] ¶ Item voort omme te sprekene vanden keyser Fredricus, es te wetene dat die paeus Eugenius verschiet vander werelt den.xxij.dach van Sporcle int selue iaer, die welcke.xv.iaren gheseten hadde, ende van Tconsilium van Basele seere verulucht was. Ende doe wart die voorseyde Nycolaus binnen der stadt van Roomen paeus ghemaect in sine stede, ende dese paeus Nycolaus was gheboren van Geneueren, ende hi sadt.viij.iaer paeus, ende hy dede cesseren den twist van Eugenius, ende Tcisma der helegher kercke, twelc lange gheduert hadde, als voren gheroert es, eens deels. Dese Nycolaus ghecreech groote ghehoorsaemheyt ouer al, dattet alle man verwonderde dat alsulc een simpel man van gheborten, also mochte die ouerhant hebben, ende houden yeghens den Hertoghe van Sauoyen, die wel naer maech was of swaghere met allen Princhen ende heren van kerstenrijck in dien tijden. [Vp den.vi.dach in Maerte, vp den.xxi.dach in Maerte en int iaer.xiiijc.ende.xlviij] ¶ Item corts daer naer van Nycolaus es eendrachticheyt ghecommen want Felix heift gheweken, ende sijn recht ouer ghegeuen, want het heeft gode van hemelrijcke alsoe ghelieft. Dese Nycolaus was doctuer inder godheyt, ende in allen dinghen gheleert, gheestelick ende weerlic, en seer subtijl. Dese paeus Nicolaus was binnen eenen iare ghemaect bisschop van Bonemen, cardenael ende paeus des maendaechs vp den.vi.dach in Maerte. Ende vp den.xxi.dach in Maerte wort hi ghecroont, ende hi dede maken eene nyeuwe munte, ende hy slouch goet payment, ende swaer van ghewichte, hy dede vermaken vele vervallen edeficien, ende dede maken eenen groten muer ront omme tpallaeys, ende hy dede seer verbeteren die mueren vander stede van Roome, omme die vreese vanden turcken. Ende hi verschiet vander werelt int iaer van.lv.alsomen hier naer noch wel hooren sal, ende in wat plecke ende stede. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xlviij. [Int iaer.xiiijc.ende.xlix] ¶ Binnen desen iare en besoengierde dye Hertoghe Phelips niet vele, mer bleef ende hilt hem lange tijt in die duytsche landen, also ghi hier naer wel verstaen sult, by diueerschen redenen. Dyt was int iaer.xiiijc.ende.xlix. [Vp den.xxiij.dach van April en int iaer.M.iiijc.ende.l] ¶ Vp den.xxiij.dach van April int voorseyde iaer vp sint Ioris dach smorghens tusschen.iij.ende.iiij.hueren, so wast een grote eertbeuinghe in Vlaendren, ende meest ontrent Brugghe, ten.iij.reysen, dat die huysen seer schudden ende roerden. Ende die schepen die int water lagen die spronghen vp ende nedere, omme twelcke menich mensche wonderlicken seer veruaert was, alst wel redene was. Dit gheschiede int iaer.M.iiijc.ende.l. ¶ Item in dit selue iaer was gheordonneirt dat gulden iaer, twelc men heet tiaer van gracien, ende wort met groter deuocie ghehouden ouer al kerstenheyt. ¶ Item dese paeus Nycolaus hadde een Roose die hi ghebenedide vp den sondach voor halfvastene, dye men den Roosdach heet. Ende dit gulden iaer was int vierde iaer vanden paeus Nycolaus bouen ghenoemt. ¶ Item corts daer naer ontrent den.iiij.hueren naer die noene, so was te Brugge, ende daer ontrent een groot onghetempert wedere, so datter vielen haghelsteenen also groot als hokernoten, die welcke grote schade daden ende waren van diueerschen faetsoenen, som met aensichten ende som met lange eynden, ende tuyte wijs, twelc een groot wonder was om te siene, die welcke haghelsteenen braken vele glaesveynsteren in sticken, ende bedoruen vele vruchten. Ende dit weir gheduerde wel.ij.hueren lanc sonder vphouden. ¶ Hier naer volcht vij.Toyson ghehouden te Berghen in Henegauwe. Dit waren die heeren die die oordene doe hilden. Eerst. Phelips Hertoghe van Borgoengien. etc. Alfonce coninc van aragon ende van Cecilien. Guyliebeert de lannoy here van wijkeuael. Hughe de lannoy, heere van Santes Kaerle Hertoghe van Orliens. Anthonis heere van Croy Pieter van Betfremont, here van Charin. Ian van Croy, heere van Torres. Anthonis van Mylon, here van Antoingne {==C.xviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Ian van Vergy heere van Foys Boudin de Noyere heere van Casteel Kaerle van Borgoengien. G. van Chaerlois Andrieu, heere van Humeres Boudin de Lannoy, here van Molenbays Phelips heere van ternant Iacob heere van cricquy Symoen de la lain heere van houte Tibault heere van neuf casteel Ian bastaerdt van simpol. h. van houbordim. Mattheeus van foys, heere van comines. Fransoys van borsele, heere van oosteruant Reynauldt, heere van breederoode. Hendric van borsele, heer vander vere Ian heere van anchij. ¶ Dit gheschiede int iaer.xiiijc.li. ¶ Int tvoorseyde iaer so stelde die Paeus Nicolaus sine gracien ende aflaten, binnen der stede van Mechelen, ghelijc als ofmen te Roome ghegaen hadde, ende daer trac veel volcx huyt Vlaendren, ende huyt andere landen daer ontrent gheleghen, twelcke seere deuoot was om sien. ¶ In dit selue iaer waren vele grote boomen huyter eerde ghewayt. Ende in Vlaendren gheschiede als doe grote scade vanden wijnde, ende vanden haghelsteenen voornomt [Vp den Sacramentsdach] ¶ Item in die selue iaer so quam sint Ians dach midtsomers, vp den Sacramentsdach, twelcke noyt niet vele gesien en was ¶ Vp den seluen tijdt, so hadde dye Hertoghe Phelips van Bourgoengien langhe in duytsche landen gheweist, volghende altijdt den Keyser Frederic, om hem te sprekene als voren gheseyt is, Ende was hem dickwijle wel vp een mijle naer of twee, twelck die Keyser wel wiste, maer die Keyser trac altijt so lanc so hooghere, het welcke hem die Cancelier seer schaemde, omme twelcke die voorseyde Cancelier quam totten Hertoghe Phelips, hem biddende, dat hi hem niet belghen en wilde, want hi en conste die fortune niet beletten. Ende hi badt den Hertoghe, dat hy niet meer volghen en soude, want hi hadde verstaen, dat hem die Keyser vanghen soude, ende houden als hi hem hadde daer hi hem hebben wilde. Die hertoge dit verstaende, bedancte hertelic den voorseyde Cancelier, ende corts daer naer met vele soete ende vriendelicke worden namen si oorlof deen aen den anderen, ende elck trac sijns sins, Aldus vertrac dye Prinche also heymelic als hi conste ende mochte, ende quam naer sine landen als hier naer blijcken sal, want men wiste niet wie hi was. ¶ Item die hertoge Phelips aldus weder keerende, ne gaf te gheender stede te kennen wie hi was, maer ghelogiert hebbende, hy dede al omme wel betalen, ende track voort, so varre dat hy meneghe duytsche stede wel besien hadde. Ende hi quam te kuelene, ende van daer reedt hi naer Bourgoengien, also dat hi wel.vi.iaer.lanck huyt Vlaendren was, waer inne dat die hertoghe Phelips doot was, ende van dier opynie waren tmeeste deel van die van Ghendt, ende seyden noch andere woorden den prinche aengaende, Ende dit nam die prinche grotelick te sijnder cleenicheyt, ende hi claechdet secretelic eeneghe van sinen heren die welcke hem rieden dat hi een Kelioote vp stellen soude in tlant van vlaendren. Ende hi sandt aen sine vier leden van Vlaendren sine opene letteren van mandemente, aengaende den soute, datmen daer vp eene kelioote stellen soude vp het welcke dye viere leden versaemden te Ghendt, Ende die van gendt seyden dat si noch om leuen noch om steruen, en wilden datte consenteren te gheenen fijne. Ende seyden waert dat yement vanden anderen drie leden daer inne consenteirden, si soudense houden voor haer lieder vyanden, ende aldus so verschiet die versaminghe vp dien tijdt. ¶ Hier beghint die Oorloghe van Ghendt, int iaer ons heeren.M.CCCC.ende.Li. ¶ Dat.xli.Capittel. ITem corts daer naer, die Prinche quam seluen te Rijssele, ende hi ontboodt die van Ghendt bi hem, dye welcke daer trocken ende yeghens hem spraken. Ende die prinche bleef altijt sprekende vander calioote vanden soute als voren, ende die van ghendt seyden dat si daer of gheen last en hadden. Doen seyde die prinche hy en soude nemmermeer in ghendt commen die kalioote vanden soute en soude hem gheconsenteirt sijn, ende also schieden si. Ende die van ghendt thuys commende gauent te {==C.xviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} kennen hoe dat sy vanden Prinche verstaen hadden dat hy ommer eene kelioote wylde stellen vp tsout. Die van Ghendt dit horende, si verstonden wel dat hem die prinche ouer den hals wilde, ende al bi quaden rade. Ende si droughen ouer een dat si eene wapeninghe maken wilden, also si ooc deden. Ende sy coren vier capiteynen. Te wetene meester Lieuen boone, Ian willay, Iacob meeus, ende een mesmaker gheseyt brillekin, ende si dysenierden hare stede van Ghendt contrarie hueren prinche. Ende sy sloughen te velde vp den Coutre binnen Ghendt, ende si vinghen mer Boudin die vos, ende deden hem grote scoffierichede, ende si wildene onthoofden vp een scauot, maer hi was verbeden ende gheleyt langhen tijt in die vanghenesse. Ende si ontboden alle haerlieder Casselryen ende vinghen dien goeden here van Praet, ende besaten selue sijn huys ter woestijne. Ende si dede een ghebodt dat nyement binnen Ghendt Ambochten doen en soude, ende maecten alsoe eene grote beroerte binnen der stede. Dit ghebuerde int iaer.M.iiijc.ende.lij. ¶ Corts daer naer so trocken si huyte met groter menichte van volcke, ende quamen ter moerbrugghe, tot vp eene mijle naer brugghe. Ende si sonden hare ghedeputeirde te Brugghe waerts, omme troost, bystandt ende sercours te hebbene van die van Brugghe. Ende dit vernemende die here vanden Gruuthuyse, ende die hofmeester Pietere bladelijn gheseyt leestmakere, si deden terstont alle die poorten van Brugghe toe sluyten, so datter niement huyt noch in en mochte, want menich quaet mensche wasser in brugghe hadden si huyt ghemoghen sy souden metten ghentenaers ghealigiert hebben. Aenghesien dat aen alle Dekenen brieuen ghesonden waren van die van ghendt, het welke groot quaet in soude gebrocht hebben, maer ons heere gaf die gracie, dat alle die poorten van der stede in tijdts ghesloten waren. Ende die vander wet ghinghen selue ter poorte vraghende, ghi heren van ghendt, wat es hu lieder gheliefte. Ende sy gauen andtwoorde dat sy gheerne binnen brugghe commen wilden, etende, drinckende, ende wel betalende, daer vp dat die heren vander stede antwoorde gauen in deser manieren, gheminde vrienden, weit dat wi niement in onse stede van brugge laten en willen, ende specialijc volc van wapenen maer wi willen hu gheerne broot ende bier senden, in die plecke daer ghi neder ghesleghen sijt. Ende dat ontfanghen hebbende, wi raden hu te vertreckene, of ghi sult sien, dat men hu lieden van daer helpen sal. ¶ Item die van Ghendt dit hoorende, dat si gheen sercours van die van Brugghe ghecrijghen en consten, si braken vppe ende trocken seer verstoort weder te Ghendtwaert. Ende als si vertrocken waren, so deden die van brugghe eerst haer lieder poorten opene, ende dit ghebuerde vp eenen Sincxen auendt. ¶ Item die edele ende de notable mannen van Brugghe, baden den ghemeente dat si gheen alyanchie met die van ghendt maken en souden. Ende sghelijcx die van Ypre, ende vanden Vryen, maer dat elck stille sitten soude, ende hem nyeuwers mede moeyen, catrarye des Princhens eere, ende weerdichede. Ende die hadden dye van Ghendt wel verdient yeghen die van Brugghe, want in dien tijden dat die van Brugghe in tribulacien waren, naer die Calis reyse so hier vooren wel verhaelt es doe lieten dye van ghendt die van brugghe ongheholpen, ende dit was noch in goeden onthoude ende memorie. ¶ Item die van Ghendt ghinghen hem fortifieren ende sterc maken, omme oorloghe te houdene, ende doluen eene grote nyeuwe gracht ontrent marykercke, ende sy maecten allomme draeyboomen ende bollewercken, daer si alle passaegien mede besloten, daermen naer Ghendt soude moghen commen. ¶ Item die van Ghendt trocken huyte ende si ghecreghen tcasteel van Gauere. Ende tcasteel van Scendebeke, ende tcasteel van poucke ende meer andere vaste huysen, daer si capiteynen ende volc vp stelden, omme hem lieden te verweerene yeghen den Prinche. ¶ Item doe ten tijden soe rees daer vp een gheselschap van vele quade bouuen, datmen hiet die groen Tente, ende huer lieder capiteyn was de bastaert Blanstroem, de vele quaets in Vlaendren dede. Ende aldus soe wordet een rijdende oorloghe binnen vlaendren, want die van Ghendt roofden ende pijlgierden al dat buten den sloten was, ende si roofden {==C.xix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} die stede van Gheertsberghe, ende dye stede van Ardenburch, ende sy staken.xij.waeruen tvier daer inne, ende si roofden Oostburch, ende der Groe, ende die prochien daer omtrent, al so wel in huer lieder selfs casselrye als inde casselrye van brugghe, ende alle die ghene die si wisten die metten Prinche toe waren, die daden si persecutie ende verdriet. ¶ Item dit volc gheheeten dye groen tente quamen tot Brugghe voor die poorte, ende si verbarnde Zeuecote, ende die drie coninghen ende den drie brauwers, Ende si roofden die coeyen, schapen, peerden, ende alle tcatteylic goet, dat si ghecrijghen consten, ende liepender mede te Ghendtwaert. ¶ Item ten hende so stelden hem die edele ende dat van sprinchen wege vp ende ter weere, metsgaders die vanden vryen, ende hadden meneghe schermutsinghe yeghens die van Ghendt, ende vele van dien quaden rapaelgien die worden altemet gheuangen, ende aen boomen gehangen ¶ Item die van Ghendt hadden groot ghebrec van soute ende van wijne, want men cochter een wijle tijts eenen stoop rijnsch wijns.xxxvi.groten. ende die vraukens van Ghendt quamen scamelic te Brugghewaert, ende cochten soudt bi halue viertallen, som min, som meer, ende droughen dat te Ghendt, twelcke hem die heren dicwille deden nemen. Ende al het landsvolc vloodt met al sinen goeden binnen Brugghe, ende in andere besloten steden, ende dese oorloghe aldus langhe gheduerende, het verdroet seere den hertoghe Phelips. Ende hoe wel dat hijt noode dede, hi track in thende te velde met groten volcke, ende hy slouch neder bi tcasteel van Gauere. Ende die capiteyn van gauere was een maetsenaer van Ghendt ende hi hiet Arnoudt van speeten, hi wordt so secretelic toe gesproken dat hi vanden casteel ghinc, ende track binnen Ghendt, daer dede hy binnen Ghendt ghebieden met trompetten dat al dat stock draghen mochte, gaen soude te gauerewaert, seggende dye Prinche en es niet voorsien van volcke, het is nv tijdt hem te beuechtene, daer maecte hem alle manne ghereedt omme derwaerts te trecken met onsprekelicken volcke, ia de wijfs van gendt dye dwonghen haer lieder mans huyt te treckene, hoe oudt dat si waren ende quamen also te velde. ¶ Hoe dye van Gendt te velde quamen, yeghen den Hertoghe Phelips. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==C.xix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Item die prinche met sinen volcke die quam daer yeghens, welc volc seere wel toe ghemaect was ende ghereet ter oorloghen. Daer rees eenen grooten strijt die vreeselick toe ghinc, want den Prinche wel voor ooghen stont hoe dat die van Ghendt doot sloughen sinen lieuen sone Cornelis die bastaert van Repelmonde, ende meer andere edele. Ditte al ouerdinckende, beual sijnen heyrcrachte vromelick vp die van ghendt te slane, het welcke so schoffierlicke ghedaen wort, soe datter nauwelijcke nyement en ontghinc vanden Ghentenaers, maer worden doot ghesleghen sonder ontfermen, ende menich hondert sprancker in die schelde, die verdroncken, ende vele wasser gheuanghen ende gherentsoeneirt, maer dat ghetal vanden doden was sonder ghetal, wyens sielen dalmoghende god ghenadich sy Amen. ¶ Ach wat rauwen was doe binnen ghendt alst wel redene was. Ende riepen alle die capiteyn van Gauere heift ons verraden, want hi dede ons te verstane dat die prinche gheen volck bi hem en hadde, daer hi valschelic aen gheloghen heift, alst daer wel bleeck. ¶ Item die van Ghendt siende dat si aldus gheuaren hadden, ende puer verwonnen ende tonder waren, hem lieden dochte goet dat si yeghens den prinche ootmoedelic gaen souden, ende hem die slotelen vander stede draghen. Maer eeneghe ontrieden datte, vreesende die hitte van sprinchens gramschap, maer voorwaer hadde die Prinche binnen ghendt ghetrocken, hi hadde die stede ghewonnen sonder eeneghe belettinge. Maer dese edele Prinche dye ghecreech alsulcke compassie int herte, vp al sijn doode volck dat hi daer sach versleghen, dat hem die tranen huyt den oghen braken van grooten iammere, want het was emmer al sijn volc, ende men seyde dat hy met claghelicke woorden seyde, ommer wie datter windt ick verliese. Ende desen bloedeghen strijt gheuiel int iaer ons heren.M.CCCC.ende.liij.vp eenen maendach, den.xxiij.in Hoymaent, waer of dit naeruolghende latijn het Incaernacioen maeckt. ¶ Consilia lathomi deflent ghendt de corde perfecto. ¶ Dit es ghetranslateirt huyten walschen in Vlaemsche, den brief dye mijn gheduchte here sandt aen die van Ghendt, tsanderdaechs naer dat hy die victorie vp hem lieden ghehadt hadde. ¶ Dat.xlij.Capittel. AEn hu onse ondersaten, inwonende binnen onser stede van Ghendt, die hu ghewillichlijc ghemaeckt hebt onse vianden, rebel ende onghehoorich, doende opene oorloghe yeghen ons ende onse ondersaten, ende ghemeenen lande, sonder te hebbende redene of cause omme dat te doene, aenghesien ende ouerghemerckt dat vander tijt dat wy ghecommen sijn aen dye heerlichede van Vlaendren, wi ghehadt hebben onse stede in sonderlinghe recommandacien bouen alle andere steden, van wat lande of heerlicheden dat si sijn, gheuende mildelicken onse stede van Ghendt vele vryheden ende rechten. Ende voort bouen dyen hu onderhoudende in huwe preuilegien, hu ghegheuen by ons ende onse voorsaten, Grauen ende graefneden van Vlaendren, ende hu bewijsende goede redenen ende iusticien. Wy beteekenen hu al eest so dat byder hulpe van onsen ghebenedyden schepper, die bi sijnder gracien ons victorieus ghemaect heift yeghens hu lieden, in schade ende in dachuaerde begrepen ende bestaen van huwer sijde, ende die wi ghehadt hebben yeghens hu lieden. Ende namelijcke ter dachuaert van ghisteren voor Gauere, also elckerlic weet, daer of wi onsen voorseyde scheppere gheuen ende segghen lof, gracie, ende danc. Niet te min wi die schuwen willen dye menschelicke bloetsturtinghe, begheeren hu onse ondersaten die ontweicht sijn, qaulic beleet ende bedroghen, weder te bringhene ten weghe van onderdanicheden van ons hu Prinche ende natuerlicke heere, in dien dat wi commen moghen tot eenen goeden paeyse ende eendrachtichede, also ghi ghedaen hebt, als wi sijn ghecommen aen die voorseyde heerlichede van Vlaendren. Ende sonder aensien te hebbene vp huwe voortstellinghe, ende in tghene daer ghy punicie in verdient hebt van lijue ende van goede, wi hebben ons gheuoucht ende gheneghen geweist tot alle {==C.xx.r==} {>>pagina-aanduiding<<} dachuaerden die ghehouden gheweist hebben ter handelinghe van paeyse. Ende sijn altoos ghewillig hu gracie te doene, ende hu ontfaermichede te bewijsen voor righuer van iusticien. Ende omme te commene teenen goeden accoorde van deser oorloghe bi hu lieden ghestelt ende begonnen. Ende specialicken ter laetster dachuaerdt ghehouden te Rijssele, ter presencie van onsen lieue ende gheminden gheselschepe, ende gheselnede der Hertoghinne. Ende onsen lieuen ende al der gheminsten sone Kaerle de Graue van Charloys, ende onsen lieuen ende gheminden neue die Graue van Stampes, ende eeneghe andere van onsen rade, Ter welcker dachuaert, metsgaders huwe ghedeputeirde, hebben gheaduyseirt gheweist sekere artijculen, omme te commene ter perfectie van deser yeghenwoordigher oorloghe, by den welcken artijculen hu ghedeelt waren onse gracien sonder yet te nopene aen huwe voorseyde preuilegien hu ghegeuen alsoot voorseyde es. Maer was gheauyseirt, dat de wet van onser Stede van Ghendt voordtaen vermaect soude wesen binnen der seluer onser stede, naer tinhouden van huwen preuilegien voorseyde. Ende te dien hende dat iusticie ghetoocht sy, also wel den aermen als den rijcken, sonder te aensiene dye persoonen. ende also was gheordineirt ende ghesloten dat die statuten ende ordonnancien ende bannen voordtaen ooc ghedaen souden sijn, ter presencie van onsen Baliu, ende daer consenteiren naer der voorme vanden voorseyde preuilegien. Ende aengaende van huwen poorters, ende van den ghenen die yeghen hem mochten mesdoen, soude oock al sghelijcx ghedaen worden als voorseyde is, ende voren verclaert in die selue artijculen achteruolghende tinhouden vanden seluen preuilegien. Ende alleenlick aengaende den haghe poorters, also wel omme te vercrijghene al sghelijcx voorseyde es in sekere preuilegien van salegher ghedachten, die Graue Guy van Vlaendren. Ende voort al eest soo dat wy by den seluen artijculen daer ghi in meent ende bemoet sekere Steden wesende van huwer casselrye, dye welcke nochtan naer reden ende rechts weghen of ghetrocken behoren te sine, huwe mesdaet aensiende ten eeweghen daghen van huwer Casselrye, Doe heeft gheseyt geweist, dat sonder yet anders te ordineirne die questie van dyen soude blijuen in state staende, een half iaer gheduerende, ende dat ten hende vanden seluen termyne, daer of gheapointiert soude worden by vriendelicken weghe, of bi weghen van iusticien, bi consente van hu ende van ons. Ende al eest dat bouen dien by den seluen artijculen niet gheaduyseirt en heeft gheweist, niet dan eeneghe pointen dienende ende aengaende huwer weluaert ende regemente, ende ghemeenen oorboore van onser voorseyde stede van Ghendt. Ende ooc eens deels aengaende die eerlicke ende profijtelicke beteringhe omme der remissie ende verbuerte van huwen lijue ende goede, die hu vergheuen sijn souden. Niet te min also wi ooc wel verstaen hebben dat onder tdecsel als ghi vertroct van onser stede van Rijssele, datmen hu hadde ghedaen te verstane dat byden voorseyde articulen wi huyt waren om huwe preuilegien te weerene ende te nyeuten te doene, ende ghi hebt ter cause van dien onse gracie wederseyt, daer wi ons grootelick in verwonderen. Dit al niet yeghenstaende, wy omme die eere van onsen ghebenediden sceppere, die die werckere es van paeyse, begheerende te tracteirene, ende alle onsen ondersaten seynde vriendelicken bi hu desen yeghenwoordeghen officier van wapenen, bringhere van deser yeghenwoordigher lettere, byden welcken wi hu sommeren ende manen dat ghi yeghenwoordilic comt, ende hu bekeert tot onser ghenadicheyt, ende ons doet als goede ghetrauwe ondersaten schuldich sijn van doene haren Prinche, ende natuerlicken heere, wy sijn bereet om hu te ontfanghene in gracie ende in ghenade, ende hu te vergheuene huwe ghebreken, mesdaden ende groote verbuerten tonswaert ghedaen, ende yeghen onse hoocheyt ende heerlichede. Behoudelic ende midts dien dat van huwen weghe vulcommen sy tinhouden vanden pointen ende articulen begrepen ende ghesloten ter voorseyder dachuaert ghehouden in onse voorseyde stede van Rijssele, van al welcken articulen dye copye heift ghegheuen gheweist huwe voorseyde ghecommitteerde ende {==C.xx.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ghedeputeirde. Ende noch bouen dien wi presenteren hu dat ghy die copye daer of sien wilt omme te bewijsene tinhouden vanden articulen, ende andere saken den paeyse aengaende, daer in willen wi so doen dattet god ende alle die werelt gheware worden sal, ende dattet aen ons niet houden en sal, ten sal goeden paeys ende een goet eynde hier of ghemaeckt ende ghestelt sijn van deser yegenwoordegher oorloghe, die welcke ons verdriet omme die saken ende redenen voorseyde. In teekene van dien wi hebben doen drucken onsen seghele van secrete aen dese yegenwoordeghe ende ander ghelijcke letteren ghehanghen te velde in ons heyr, vp den dysendach.xxiij.in Iulet, in tvoorseyde iaer van.liij. ¶ Hier naer volcht tinhouden vanden paeys van Ghendt, ghetranslateirt huyt den walschen in Vlaemsche. ¶ Dat xliij.Capittel. PHelips byder gracien gods hertoghe van Bourgoengien. etc. Aen alle yeghenwoordeghe ende naercommende, also naer die victorie die wy byder gracien gods ghehadt hebben inden strijt te Gauere, yeghens die van onser stede van Ghendt, ende haren medepleghers laetstleden.xxiij.in deser maent. Die selue van onser stede van Ghendt sonden in ons heyr voor gauere hare ghedeputeirde in groten ghetale, den.xxvi.dach vander seluer maent, ons ootmoedelic biddende ende begheerende dat wi compassie ende deernesse wilden vp hem lieden ende vp dat aerme volc, ende omme te schuwene die grote bloetsturtinghe vanden menschen, ende die verderuenesse van onser voorseyde stede van Ghendt, ons ghelieuen wilden hem lieden te deelene van onser gracie ende ontfermichede, ende hem lieden te willen vergheuen hare ghebreken ende mesdaden, ende grote verbuerten, ende mesgrijpen die si ghehadt hadden yeghen ons ende onser eerlycker hoocheyt, segghende ende bekennende dat si gheene macht noch vromichede en hadden ons daer of alsulcke moghelijcke beteringhe te doene, noch weerdich wesen omme te beterene hare groote mesdaden, den ware dat bi onser gracie hem lieden mildelic ende lyberalic vergheuen ware. Ende ooc te vulcommene sekere pointen, byden welcken dese oorloghe begonnen heift gheweest, waer vp wi beroert met compassien ende deernesse, ende sonder te willen letten vp huerlieder ghebreken ende groote mesdaden, ende sonderlinghe dat in maendaghe nu laetstleden, alle die raetslieden, schepenen, ende andere van onser voorseyde stede van ghendt met alle haer lieder medepleghers trocken huys onser voorseyde stede ghewapent, ende quamen in battaelgien yeghen ons, hebben ontfanghen haerlieder presentacie, alsomen hier naer hooren sal in diueerschen stonden. ¶ Dit sijn die presentacien die dye van Ghendt presenteerden hueren Prinche den Hertoghe Phelips, omme te commene tot eenen goede paeyse, ende in sijnde gracie. ¶ Dat.xliiij.Capittel. EErst aengaende dye vernyeuwinghe vander wet van ghendt presenteren ende sijn te vreden, dat die selue vernyeuwinghe ghedaen sy, naer der vorme ende manieren van den coninc Phelips. Int iaer.M.CCCC.ende een ende sonder dat die vpper Deken vanden neeringhen, ende die Deken vander weuerye hem lieden yet moeyen sullen of onderwinden in die selue vernieuwinghe, noch vander kiesinghen ende elexien van Keysers, alst verclaert staet in die voorseyde preuilegie, noch dat si niet meer moghen nomen noch doen nomen die Keysers, om eenege te kiesene om schepenen of raden ghecoren te sijne. Ende oock so en sullen si hem niet moeyen noch onderwinden in die hantieringhe ende iurisdictie vander wet, noch in vonnessen die bi schepenen of raden ghewesen sullen sijn, noch present wesen in die camere van schepenen, als si hem lieden beraden sullen om vonnessen te makene vp die ghedinghen voor hem lieden hangende, noch en sullen ooc niet voor ooghen noch daer bi sijn, alsmen dye Keysers kiesen sal, maer sullen hemlieden alleenlijc moeyen ende onderwinden {==C.xxi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} in tghene dat noopt ende aengaet haerlieder officien. Ende waert dat bi ondercruypinge of bi eeneghe beloften si hem verstercketen of veruoorderden hem te doen procedeirene, of te apointeirene eeneghe saken metten voorschepen, of dat si daer bi wesen wilden omme te nommene dye voorseyde Keysers vander stede of belet doen den seluen vander wet, in huer lieder officie in dat souden die voorseyde dekenen ofghestelt ende verlaten wesen van huerlieder officien ende dekenschepe, ende gherekent voor onbequame omme in wetten of in eeden te sijne, ende voort ghepuniert te sijne naer die ghelegentheyt vander sake, ende men sal voortaen voortgaen in dese voorseyde vermakinge vander wet, naer tinhouden vanden voorseyde preuilegien, nemende ende kiesende.xxvi.notabele persoonen vanden vroomsten vander voorseyde stede, sonder die inwoonders te aen siene. Ende sonder dat die.iiij.keysers voorseyde sullen moghen tghetal vanden.xxvi.personen nemen huyt den drie leden vander voorseyde stede, maer sal wesen in die moghenthede van den voornoemde Keysers te nemene ende te kiesene naer huerlieder aduijs tghetal van den voorseyde.xxvi.persoonen vanden alder vroomsten ende notabelsten vander stede, ende sal voort blijuen in die macht vanden houden schepenen te kiesene vier goede redelicke mannen, vander stede weghe, sulck als hem lieden in huerlieder conscientie goet duncken sal omme dye electie te doene vanden nyeuwen schepenen ende Raden, sonder dat die voorseyde Dekenen, noch ooc andere hem lieden daer of onderwinden sullen. Niet yeghenstaende alle andere costumen ter contrarien. Ende als nv so moeten ghedooghen die voorseyde van ghendt, dat sonder te verbeydene half ougst men die voorseyde wet vermaken sal naer tinhouden vanden seluen preuilegien also voorseyde es, ende dat die voorseyde wet alsoe vermaeckt blijue, totten voorseyde half Ougst, in tiaer naestcommende, te wetene int iaer van.Liiij. ¶ Item aengaende der poorterye vander voorseyde stede van Ghendt, die van ghendt also wel om de poorterye te vercrijghene in die veruolghinghe, ende in dye onderhoudinghe van haren poorters ende poorterssen sullen die ghebruycken ende vseren naer tinhouden van haren preuilegien ende anders niet. Niet yegenstaende alle andere costumen der contrarie. ¶ Item aengaende den ban diemen te ghendt doen sal, die schepenen en sullen nyet moghen noch schuldich sijn voort aen dye te doene sonder consent of ottroy van mijnen gheduchteghen here of van sinen baliu van ghendt. Ende waert datter die baliu niet wesen en wilde noch metten voorschepenen niet voor oghen en quame om de voorseyde ban te doene als hijt versocht soude wesen, dye voorseyde voorschepenen van Ghendt moghen hem dies beclaghen voor mijnen gheduchten heere, wesende binnen den lande. Ende in sijne absencie voor die lieden van sinen Rade, omme daer inne te voorsiene so dat behoren sal. Ende vp dat beede die partyen ghehoort sijnde, beuonden wort dat die selue Baliu in ghebreke gheweist heeft, sal verlaten sijn van sijnder officie, ende een andere in sijne stede ghestelt worden, ende daer bouen ghepuniert sijn nae der gheleghentheyt vander sake so dat behooren sal. ¶ Item aengaende dye ordonnancien ende statuten, die voorseyde schepenen van ghendt en sullen voortaen niet moghen noch schuldich sijn te makene eeneghe ordonnancien of statuten sonder oorlof ende consent van onsen gheduchten heere, of sinen Baliu van Ghendt verclaersende van onweerden ende te nieten die ordonnancien ende statuten die byden voorseyde schepenen ghemaect sijn sonder consent of ottroy van onsen gheduchten heere ofte van sinen Baliu van Ghendt. ¶ Item aengaende die kennessen vanden officiers dye welcke kennessen mijn gheduchte heere hem secht toebehoorende. Dye voorseyde van Ghendt hebben gheaccoordeirt dat die voorseyde kennessen in alle criminale ende ciuile saken aengaende den voorseyde officiers, ter cause van huerlieder officie nemen ende aenueerden eeneghe kennesse, ende aller tghene datter aen hanct of aengaen mach sal sijn ende toebehooren mijnen gheduchten heere alleene, of een ghebuerde dat eenege vanden seluen officiers, onder tdecsel van huer lieder officie nemen of aenueerden eenege kennesse vp warachteghe poorters vander stede van Ghendt, andersins of in andere sticken dan in die saken verclaerst in die voorseyde {==C.xxi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} preuilegien vanden Graue Guy die voorseyde Baliu van Ghendt sal daer toe ghestelt sijn ende die macht hebben van mijns gheduchs heeren weghe, vp die clachte van die voorseyde van Ghendt te ordonneirene ende te bedwingene den voorseyde officiers te wederstellene, ende te latene die voorseyde preuilegien van Ghendt naer tvoorseyde preuilegie. Ende so hi beuijnden sal ghedaen te sine, met redenen ende partyen ghehoort. Ende worde dye selue Baliu daer of in ghebreke vonden, dye selue Schepenen sullen hem moghen beclaghen voor onsen gheduchten heere ende Prinche, vp dat hi binnen den landen sy, ende in sine absencie voor sinen Raedt, ende mijn geduchte here of sinen raedt die sullen daerinne voorsien, also met redenen die daer toe behoren sal. Ende worden die voorseyde officiers gebreckelic daer in bevonden, si sullen verlaten sijn van huer lieder officien, ende andere in hare stede ghestelt, ende bouen dien ghepunieert sijn, naer die gheleghentheyt vander sake. ¶ Item aengaende die kennessen van fayten ende mesdaden ghedaen bi eenege poorters van Ghendt, die voorseyde van Ghendt accorderen bi also dat eeneghe warachteghe poorters van ghendt daden eenich fayt of mesdaet, huytghesteken die vrye stede van Ghendt van wetten, dat die voorseyde mesdadeghe warachteghe poorters of poortersse sijnde sullen moghen kiesen te wetten betrocken te sine van huer lieder mesdaet, oft fayt voor die Scepenen van Ghendt, of in die iurisdictie ende heerlichede daer tfayt gheschiet es sonder dat die voorseyde van Ghendt moghen trecken te hem lieden waerts, die kennesse vanden voorseyden fayte oft mesdaet, noch vanden fayten vanden welcke eeneghe van huer lieder warachteghe poorters souden bedreghen moghen sijn, al waert ooc dat dye principale vanden fayte haer lieder poorter ware. Ende en sullen maer kennesse hebben, dan vp haer lieder poorters alleenlic, die de voorseyde fayten of mesdaden ghedaen sullen hebben huyt ghenomen die vrye steden van wetten als voorseyde es. ¶ Item aengaende die placcaten ende dye beslotene brieuen van die van Ghendt, dye si scrijuen aenden officiers van mijnen gheduchten heere ende aen andere, si sullen hem voordtaen scrijuen ende onderschrijuen beneden, sonder bouen of in thooft vanden brieue te scrijuene, ende sullen hem daer inne beleeden, ende voordtaen reghelen also dander drie leden van Vlaendren ende anders niet. ¶ Item voort presenteren, dat bi haer lieder hooftmans Schepenen ende Dekenen metten ghenen die commen sullen voor mijnen voorseyde gheduchten heere, of mijn heere van Chaerloys sinen sone, omme te roupene ghenade, sy sullen doen bringhen haer lieder bannieren ende die presenteren mijn gheduchte heere ende Prinche, ende hem die leueren, om sinen wille daer mede te doene, in teekene ende maniere van beteringhe van haer lieder mesdaet, dat si die yegens hem vp gheheuen ende ghedreghen hebben. ¶ Item als aengaende die witte caproenen van Ghendt, si en sullen niet meer huseren te maken noch te hebbene eeneghe witte caproenen, noch van eeneghe andere lieden van sulcker condicie, ghelijcke als groene tenten, of derghelijcke, of van wat manieren dat si ghenomt souden moghen worden, ende hebben hier voortijts dat bi quader costume voordt ghestelt yeghens redene, ende dat ghehuseirt onder tdecsele van te doen execucie van haerlieder vonnessen ende beuelen, dye welcke costume es ende wesen sal te nyeten ende of gheleyt. Maer omme dese vonnessen en executyen die men doen sal, en schuldich sijn daer in, ende bi sulcken middele ende manieren als dat behooren sal te doene, sal mijnen gheduchten heere daer toe stellen sinen Baliu van Ghendt. ¶ Item als van beroupen van saken ende van processen inghebrocht ende hanghende voor die wetten, of ander officien vander stede ende casselryen van Oudenaerde, van Cortrijcke, vanden Graefschepe van Aelst, vanden lande van Waes, ende van vier ambochten, van Bieruliet, ende van Denremonde, ende andere binnen den lande van Vlaendren, die voorseyde van Ghendt en sullen nyet meer vseren noch moghen doen. ¶ Item aengaende dye voorseyde steden ende Casselryen, van Cortrijcke, Oudenaerde, van Bieruliet, van Denremonde, van Aelst, ende vanden lande van Waes, ende vier Ambochten, die welcke steden casselryen, ende landen {==C.xxij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} mijn gheduchte heere wille dat si blijnen eewelick ende tallen daghen vry ende exempt vander macht ende auctoriteyt ende Casselrye van Ghendt, omme der redenen wille vooren verhaelt van mijns gheduchs heren weghen. ¶ Dye voorseyde van Ghendt sijn ghepaeyt dat die voorseyde Steden, Casselryen, ende Landen, blijuen in sulcken state als sy nu ten tijden sijn, sonder daer inne yet vernyeut oft gedaen te sine, aen deenside, noch aen dandere, gheduerende den tijdt van eenen haluen iare, ingaende ende gherekent vanden daghe, dat die voorseyde heere omme die heerlicke beterijnghe, den welcken tijt hangende ende metten eersten datment sal moghen doen, in deser mannieren sal gheapointiert worden ende gheordonneirt by vriendelicken weghen, of by iusticien, also hier naer gheaccordeirt sal worden. Ende daer inne dat mijn gheduchte here ende die van ghendt ghepaeyt sullen sijn sonder emmer dat dye van Ghendt in desen saken hem lieden sullen willen helpen vander gracie ende vergheuenesse die mijn gheduchte heere hem lieden doen sal van huer lieder mesdaden ende verbuerten, noch dat die voorseyde gracie preiudiceren mach, of mijn gheduchte here aengaende die saken vanden voorseyde steden ende casselryen van Cortrijcke, Oudenaerde, Aelst, Denremonde, Bieruliet, ende den lande van Waes, ende vier Ambachten, daer of dat vooren mencioen ghemaect es Ende sullen bouen dien die voorseyde van Ghendt also varre als dat aen gaet, blijuen in sulcke recht als si daer inne moghen hebben, ende schuldich sijn van hebbene, ter tijdt van nv. ¶ Item als aengaende dye eerlijcke beteringhe, si presenteren ende bieden, ende haer lieder hooftmannen, ende Raedtslieden vanden seluen hooftmannen, metten Schepenen vander wet ende nyeuwer wet, ende met alle haren Dekenen ende inwonende poorters van ghendt, totten ghetale van twee duysent lieden, ten minsten sullen commen voor onsen gheduchten heere, of mijn heere van Charloys sinen sone, een halue mijle buten der Stede, ten sulcken daghe als mijnen gheduchten here ghelieuen sal te ordonneirene ende te verclaerene, dats te wetene vanden voorseyde hoofmans ende Raedtslieden in huer lieder lijnen cleederen bloots hoofts, ende baeruoets, ende alle andere onghescoeyt, ende bloofts hoofts, ende baeruoets, Ende si sullen alle gaedere vallen vp haer lieder knyen voor mijnen voorseyde gheduchten here, of voor sinen sone Kaerle van Charloys, Ende in sulcke stede wesende alst voorseyde es sullen segghen ende doen segghen huyde byden mondt van eeneghen van hem lieden in Fransoyse, dat sy valschelicke ende aerghelick als rebelle ende ouerhooreghe ende grotelic begrijpende yeghens mijnen voorscreuen gheduchten here, ende sijnder hoochheyt ende eerlicheyt grootelic mesdaen hebben, ende hebben hem lieden ghestelt inde wapene, ende ghemaect hooftmannen om mijnen gheduchten here vploop te doene ende sine lieden. Ende hebben hem ghedaen vele ende onbehoorlicke saken, ende weghen van fayte, daer of dat si berau ende leedtscap hebben, ende begheeren in alder ootmoedichede gracie ende ghenade, ende ontfaermichede aen mijnen voorscreuen gheduchten heere, ende aen mijn heere van Chaerloys sinen sone. ¶ Item aengaende den.iij.poorten, te wetene die twee poorten vander seluer stede, deene gheheeten die perscelle poorte, ende dandere die hoochpoorte, duer die welcke twee poorten dye voorseyde van ghendt huyt trocken, ende schieden van ghendt vander Riuiere vander schelde, omme te belegghene Oudenaerde, ende dader poorte gheheeten die hospitael poorte, dye staet ter sijden van den lande van Waes, duer welcke poorte die van Ghendt trocken omme te gane te Repelmonde, ende vploop te doene mijnen voorseyde gheduchte heere en sine wapeninghe. Dye voorseyde van Ghendt consenteren ende sijn te vreden dat dese voorseyde twee poorten duer die welcke die van Ghendt huyt trocken om te belegghen Oudenaerde, ende dat was vp eenen donderdach naer Paesschen, int iaer.M.CCCC.ende.lij.sullen sijn en blijuen ghesloten nv ende teeuweghen daghen, telcken donderdaghe in elcke weke, so datter nyement huyte noch in en sal moghen gaen vander voorseyde stede. Ende bouen dien sijn ooc te vreden, dat die hospitael {==C.xxij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} poorte in eeuwegher memorie ende ghedenckenesse sal ghesloten ende toeghemaecst sijn, ende ghecondempneirt sijn nemmermeer die te moghen opene doen, noch ooc bi der seluer poorte te moghene maken eeneghe huytganck ofte inganck binnen der stede, Ten si byden consente ende goeder gheliefte van onsen voorseyden gheduchten heere, ofte sine naercommers Grauen oft Graefneden in Vlaendren sijnde, in toecommende tijden. ¶ Item aengaende die Restitutie vanden schaden ende achterdeelen, dye ghecommen sijn mijnen voorseyde gheduchten heere van der quetsinghe ende verminderinghe van sinen demeynen in sinen lande van Vlaendren, ende van Henegauwe, ter cause van der oorloghe, dye voorseyde van Ghendt metsgaders den anderen drye leden sullen vergaderen te dier cause, ende te samen spreken omme te auiseirene eeneghe weghen ende middelen, dat ghenouch sy, so dat hem mijn gheduchte heere daer mede ghepayt houden sal, als ouer die mesdaet vanden voorscreuen van Ghendt. ¶ Item omme die profijtelicke beterijnghe, presenteren die voorseyde van Ghent by also, dat die voorseyde leden accoorderen ende auiseren metten voorseyde van Ghendt eeneghe redelicke saken, vanden welcken mijn gheduchte heere hem ghepaeyt houdt, omme die restitucie van sinen schaden ende achterdeelen daer oft dat in tvoorseyde aertijcule vermaen ghedaen es. Ende die voorseyde profijtelicke beteringhe sal wesen twee hondert duysent Rijders. ende bi also dat die voorseyde restitucien in der mannieren, so dat mijn gheduchte here ghepaeyt si, so sal die voorseyde beteringhe wesen drie hondert duysent Rijders. ¶ Item omme dye reparacie noch breedere, ende omme te weder stichtene, dyueersche kercken in Vlaendren gheschendt ende verdoruen sonderlinghe die kercke van Repelmonde omme te makene vp gheheuene cruycen ende boghen, ende ooc fundacien van messen te Repelmonde voorseyde, ende elders daerdat mijn gheduchte heere ghelieuen en noodtsakelic dijncken sal. Daer voren dat dye voorseyde van Ghendt presenteren, mijnen gheduchten heere, die somme van vijftich duysent gouden Leeuwen. ¶ Item aengaende die pointen ende artijculen die ghepasseirt waren te Ghendt bi den ghedeputeirde vander stede van Ghendt, met mijnen heere den Bisschop van Doornicke, ende andere Raedtslieden van onsen gheduchten here, aengaende diueersche dolinghen als doe ghedaen huyter name van mij gheduchten heere, die welcke artijculen sijn gheteekent metten handteekenen van Meester Ian Rijn, Meester Gillis pappel, ende Meester Pieter goetghebuere, dye voorseyde van Ghendt sijn gheaccoordeirt, dat eeneghe vanden voorseyde artijculen die nyet begrepen noch gheapointiert en sijn hier voren, die welcke mijn gheduchte here huyt nemen wille, sullen bi die voorseyde van Ghendt al danckelic wesen ende gheconsenteirt, also si ghepasseirt sijn, ende gheteekent by die voorseyde clercken van der stede van Ghendt. Dyt es den voetual van die van Ghendt, alsoot hier naer volcht. MAer der handt die voorseyde van onser Stede van Ghendt hebben ons ghebeden, ende aen ons versocht, dat wi ons willen vinden by der Stede van Ghendt vp eene halue mijle naer ter sulcker plaetse als ons goet duncken soude, omme te ontfanghene vander stede obediencie ende onderdanichede, ende daer toe heerlicke beterijnghe, alsoot begrepen ende verclaert staet in een vanden voorseyde artijculen vander seluer presentacie, twelcke wi hemlieden accoordeirden te doene, ordinerende den voorseyde ghedeputeirden, dat die van onser Stede, die voor ons commen souden, om dat te doene vp den dach van heden den.xx.sten dach van deser maent vp die none vanden seluen daghe, twelcke sy ghedaen hebben aen ons roupende ende begheerende ghenade, ende ons ouerbringhende hare bannieren, alsoot verclaert es in dye voorseyde articulen. Ende dit ghedaen sijnde, wy hebben hem lieden gheseyt ende ghedaen segghen bi onsen lieuen gheminde ende onsen ghetrauwen Cancellier ende Ruddere mer Nyclaeus Roelin heere van {==C.xxiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Antoengnen, behouden dat si vulcommen tinhouden vanden voorseyde articulen, wy hem lieden gheuen onse brieuen van gracien, ende van remissien, ende dat wi sullen doen openbaren ouer al in onsen lande van Vlaendren ende elders, goeden ende vasten paeys, ende alle versekerthede van onse inwonende van Ghendt. Ende omme die ghene dye hem lieden in wapenen ghedient hebben, ende oorloghen ghedaen, houdende ter tijt van nv huwe partye. Ende achteruolghende den vulcommene vanden inhoudene vanden voorseyde articulen alle die ghene dye hem droughen, als schepenen ende hooftmannen, die groote Dekenen, ende die cleene, ende andere in groter menichte presenterende haer lichame Ende al die ghemeente van onser stede van ghendt van weerden houdende ende louende al tghene dat by huerlieder ghedeputeirde ghedaen ende ghepresenteirt hadde gheweest, hebben beloeft dat te vulcommene, van pointe te pointe, ende ons daer of opene letteren ghegheuen in goeden vorme, gheseghelt met den seghele van onser stede van Ghendt. Wi doen te wetene dat wi alle dese saken ouer ghemerct hebben, ende omme redenen voren verhaelt, ende principalic omme die eere ende reuerencie van onsen ghebenedijden heere ende scheppere den almoghende god, hebbende ooc compassie ende deernesse vp onse voorseyde stede van Ghendt, ende ons volck daer inne verkeerende van onser seker wijshede, auctoriteyt, ende vulcommen moghentheyt, den voorseyde inwonende van onser stede van Ghendt, also wel den hooftmannen, Raetslieden als andere, van wat condicien of state dat si sijn die hemlieden in wapeninghe ghedient hebben, ende oorloghe met hem lieden gheleet, ende hare partye ghesustineirt hebben ter tijt van nv, alsoot voorseyde es yeghen ons ende onse onderdaneghe ondersaten hebben vergheuen ende quijt ghescholden, ende of ghedweghen. Ende bi deser yegenwoordegher lettere vergheuen, quijte schelden, of dwaen, nv ende teeweghen dagen alle die mesdaden, faeyten, ende ouerhooricheden die si of eeneghe van hem lieden hebben of moghen ghedaen hebben ter cause van oorloghe, gheschillen ende rebellicheden bi hem lieden ghedaen yeghens ons ende onse landen, ende ondersaten, in wat manieren dattet sy, sonder datter cause van dien hemlieden nemmermeer eeneghen heesch of vermaen ghedaen worde, cryminele ofte ciuile. Ende te dien eynden dattet goeden vasten paeys sy in onsen lande van Vlaendren, ende dat omme het faeyt vander oorloghe hier naermaels nyeten rijse of gheschiede eenich ghekijf, ghedinghe, of gheschil tusschen den voorseyde van onser stede van Ghendt, ende andere van onsen ondersaten. Van onser wijsheyt, auctoriteyt ende mach hebbende, hebben gheordineirt ende ordineren, dat elckerlijc, also wel vander eender sijde als vander andere, sal wederkeeren met vulcommen rechten in sine huysen, renten, pachten, ende leenen, erue, ende onroerende goeden, also sijse yeghenwoordelijc vinden sullen, sonder die andersins te moghen calengieren te begheerene te hebbene of te heessche. Ende worden eeneghe catheylen gheuonden in die voorseyde huysen, die daer in waren voor die vooorseyde orloghe, ende toebehoorende den voorseyde huysen, dye voorseyde cattheylen die sullen hem blijuen. Ende als van andere cattheylen gheuonden in die voorseyde huysen die daer inne waren voor die voorseyde oorloghe, schulden, achterstellen, huyshueren, ende vruchten ontfanghen, ghenomen, ende vergadert voor die date van deser yeghenwoordegher lettere, daer en sal men nemmermeer of moghen maken eeneghen heesch of veruolch, nyet te meer aen deen side dan aen dander side. Ende dyer ghelijcke willen wy ende belieft ons also ghelijcke willen wy ende belieft ons also ghedaen te sijne. Aengaende die vruchten ende profijten vanden beneficien vanden persoonen vander kercken, ghegheuen ende vercreghen binnen der seluer oorloghe ende rebellichede gheduerende, van welcken vruchten ende profijten ontfaen vanden beneficien, ne sal oock gheen veruolch ghedaen sijn aen deen side noch aen dandere siede. Ende voort so hebben wy gheordonneirt ende ordonneren van onser voorseyde wijsheden, auctoriteyt, ende vulcommen macht dat alle die bannen, verclaersinghe van allen ordonnancien ende statuten ghemaect binnen onser stede van Ghendt, den tijt vander voorseyder oorloghe gheduerende, en sullen omme dye voorseyde rebellichede van gheender {==C.xxiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} weerden sijn. Ende die welcke wi wederroupen als niet sijnde, ende maken die van nyeten ende van gheender weerde met deser seluer yegenwoordegher lettere. Ende te dien eynde dat dit si eene sake vast ende ghestadeghe teeweghen daghen, hebben ghedaen hanghen onsen seghele aen dese yeghenwoordeghe lettere, ende ghelijcke letteren ghegeuen van ons, voor onse stede van Ghendt den laetsten dach van Iulet, int iaer van gracien.M.iiijc.ende.liij. Ende gheteekent al dus mijnen here den Hertoghe Ian de Mabeuge. Ende desen paeys aldus gheschiet sijnde, so rees binnen Vlaendren eene groote blijschepe, alsoot wel redene was. Ende corts daer naer, soe stelden dye van Ghendt vp een seer schoon schietspel van den cruysboghe. ¶ Item die Hertoghe Phelips vul van wijsheden ende discretien, ende seer victorieux, hi en was niet verghetende sinen dode groot here, den Hertoghe Phelips le Hardy, die welcke begrauen was buyten Dygioen in Borgoengien, in tclooster vanden Saertruesen, welck clooster hi selue maken dede, maer ouer hem en was gheene chierlike tombe naer sijn princhelijcke weerdichede, dies dede nv die Hertoghe Phelips voorseyde een rijckelicke tombe maken van metale, ende was ghemaeckt te Bruessele by eenen meester gheheeten Iacob die coperslagher, ende wort ghestelt te Sartruesen buyten Dygioen seer weerdelick vp tgraf vanden Hertoghe Phelips sijnen groothere. [Int iaer.M.iiijc.ende.lv] ¶ Item int iaer.M.iiijc.ende.lv.so starf die paeus Nycolaus ende in tselue iaer so starf die bisschop Roelof van Hutrecht. Ende doe wart vanden ghemeenen capittele ende rade vander stede ende vanden sticht van Vtrecht ghecoren heere Ghyselbrecht van Breederoode Domproost ende proost van houde monstre Tutrecht, ende hy hadde ghesonden te Roome omme die confirmacie. Ende binnen diere tijt so sijn ghecommen diueersche heeren huyt Hollandt byden Hertoghe Phelips voorseyde, ende si seyden ghenadich here, eest dat ghi Ghyselbrecht van Breederoode bisschop maeckt, soe es te duchtene dat ghi verliesen sult hu lant van Hollant, ende datment hu huyterhandt sal willen nemen, bi naerheden. Die Hertoghe phelips dese informacie horende, hi sandt rechteuoort om het bisschopdom van Vtrecht te Roomen waert by onsen alder helichsten vadere den Paeus van Roome, omme die confirmacie voor sinen bastaerden sone Dauid, die welcke als doe was bisscop van Theerenburch, die welcke confirmacie hi vercreech. Ende die Hertoghe Phelips die voorseyde confirmacie vercreghen hebbende, track vp alle der heleghen auent in Hollandt met sine sone dye Graue van Chaerloys, ende veel meer andere heeren, ende met sijnen sone den bisschop Dauid, ende met een groot ghedeel volcx van wapenen [Int iaer.M.iiijc.ende.lvi.ontrent xiiij.daghen naer paesschen] ¶ Item int iaer.M.iiijc.ende.lvi.ontrent xiiij.daghen naer paesschen soe quam die Hertoghe Ian van Cleuen inden haghe omme een goet middel te makene tusschen den Hertoghe Phelips sinen oom ende den Elect ende der sticht van Vtrecht. Ende binnen deser tijt soe sijn ghecommen sommeghe van Amelfoort ende van Renen inden Haghe in Holland byden bisschop Dauid, ende si brochtent so varre dat die bisschop Dauid sandt mijn heere Adriaen van Borsele met meer andere tot Renen omme datte bewarene, ende die Casteleyn vander Horst compareirde met mer A a a a voorseyde, waert datmen die somme van.vij.duysent Rijnsche guldenen hem weder gheuen wilde, daer mede dat hy tvoorseyde Casteel beleent hadde, hi soude den bisschop Dauid dat slot ouer gheuen. Ende die voorseyde somme wordt hem betaelt, ende dye bisschop Dauid sandt sine Saudenieren in tvoorseyde slot, diet huyt sijnder name hilden ende bewaerden. ende niet langhe daer naer, so track dye bisschop Dauid met veel volcx van wapenen omme die stede van Ameluoorde in te nemene. [¶ Hoe dye Hertoghe Phelips van Bourgoengien track met allen sinen heren] ¶ Hoe dye Hertoghe Phelips van Bourgoengien track met allen sinen heren, wt den Haghe int vulle harnasch, nae die stadt van Vtrecht, om sinen sone Dauid daer Bisschop te maken, met ghewalt maer si ontfinghen hem met vrientschepe, ende weerdichede. {==C.xxiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [Vp sinte marien magdaleenen dach] ITem int selue iaer vp sinte marien magdaleenen dach doen reedt dye Hertoghe van Borgoengien huyten Haghe, int vulle harnasch met vele volcx van wapenen omme voor Vtrecht te treckene, ende daer met machte in te commene. Ende het was een ghemeen heyruaert al Hollandt duere huyte gheroupen, ende hi bleef.viij.daghen of meer binnen der stede van Leye, ende daer was die Hertoghe van Cleuen, ende die ioncheere van Montfoort, Ian van Renesse die Dom dekene, ende Iacob pruys sijn broedere omme een goet middel te makene tusschen den hertoghe Phelips ende mijn here van Breederoode, daer so vele toe ghedaen was dattet vp een goede mate ghebrocht was. Ende van daer so track die Hertoghe van Borgoengien met eenen grooten heyrcachte te Woerden, ende van Worden te Ysselsteyn ende daer quam die Graue van Stampes, ende Anthonius die bastaert van Borgoengien met vele pycaerden, vlaminghen, ende brabanders. Ende daer was een tractiet ghemaeckt als dat die van Vtrecht den Hertoghe van Borgoengien ende die bisscop Dauid sinen sone met minnen ende met vrientschepen ontfanghen souden, het welcke also gheschiede. Ende die Hertoghe van Borgoengien met alle sijnen edelen quamen so costelic metten bisschop Dauid te Vtrecht binnen datter een wonder was om te siene Ende die wet van Vtrecht ende alle die Collegien deden den Hertoghe ende den bisscop groote weerdichede ende reuerencie. Ende here Ghyselbrecht van Breederoode soude {==C.xxiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} weder wesen domproost, ende proost te Oudemonstere Tutrecht, ende ooc soude hi wesen Proost van sinte Donaes in Brugghe, voort so soude hi wesen Raet van Hollant, ende hebben dobbel wedden sonder wedersegghen tot sinen lijue. Ende daer en bouen soudemen hem gheuen voor die costen die hi ghedaen hadde duysentich gouden leeuwen, ende aldus so was den paeys ghemaect. Ende daer voren so bleef borghe dye Hertoghe van Cleuen. ¶ Hier naer volcht die Deuenscher reyse. ¶ Item die Hertoghe Phelips van Borgoengien track van daer met al sinen volcke duer ghelderlant, ende ghinc ligghen voor Deuenter metten Bisschop Dauid, omme daer met machte in te commene. Ende hi lach daer voren wel.viij.weken, daer men niet vele en bedreef, want die van Deuenter staken eenen dijck inne omme sprinchens volc te verdrincken, maer daer wort eenen vriendelijcken paeys ghemaect, als dat bisschop Dauid soude hebben alsulcke macht ouer die stede van Deuenter als sijn voorsaten ghehadt hadden, behoudelic al dien dat die stede van Deuenter soude blijuen bi al hare rechten ende preuilegien. ¶ Hoe die ionghe Princhersse van Chaerloys Kathelijne sconincx dochter van Vranckerijcke ghelach van eene ionghe dochtere, ghenaemt Marie. [Den xi.dach van Sporcle] {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ITem in tselue iaer van.lvi.den xi.dach van Sporcle, so ghelach die ionghe princhersse die gheselnede vanden graue van chaerloys van eene ionghe dochtere. Ende Lodewijc die Dolphijn van Vranckerijcke dye hiefse met meer andere heren ende vrauwen. Ende dese dochtere was ghenaemt Marie. ¶ Item in desen tijt was te Napels eene grote eertbeuinge datter wel.xl.duysent {==C.xxv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} doruen, ende vele beesten verdroncken, ende die huysen ende boomen vielen omme, ende daer was groot iammer ende beroerte int landt, ende gheduerde seere langhe. ¶ Item Dauid van Borgoengien was eerst bisschop van Theerenburch, ende daer naer bisschop van Vtrecht. Int iaer van.lvi.ende regneirde eerlicke ende paeysiuelicke. ¶ Hoe die dolphijn van Vranckerijcke quam hier in Vlaendren. ¶ Dat.xlv.Capittel. ITem in tselue iaer van.lvi.als die Hertoge Phelips voor Deuenter lach, vp dien seluen tijt soe vloot dye Dolphijn huyt Vranckerijcke, ende quam in Vlaendren om hem te berghene onder den hertoghe Phelips van sijns vaders aensichte. Ende dye Hertoghe Phelips noch ligghende voor Deuenter ende vernemende die comste van sconincx sone van Vranckerijcke, hy vouchde hem seluen omme pays te makene ende te vertreckene van voor Deuenter, ende hy quam te Vlaender waert omme den voorseyde Dolphijn eerlicken te ontfanghene, alsoe hi dede. Ende hi brochte den seluen Dolphijn gheheeten Lodewijck de Valois binnen der stede van Brugghe, daer hy weerdelicken ontfanghen was met groter triumphe, daer die wet van Brugghe die poorterye, ende alle die ambochten stonden met schonen state vander bouuerye poorte tot mijns heren houe, ende ghestoffeirt met schonen barnende toortsen, elck in tsijne daer oock onder weghe schoone tooghen ghedaen waren, seere rijckelic ende vele. ¶ Item dese voorseyde Dolphijn hadde te wijue des Hertoghen dochter van Sauoyen, die welcke vrauwe corts daer naer ghelach te Geneppe van een ionghen sone, ende was ghenaemt Ioachim, maer hi starf ionck. ¶ Item die hertoghe Phelips van Borgoengien die onderhilt desen voorseyde Dolphijn ende al dat hem aencleefde wel.v.iaren lanck, grotelic te sinen coste. Ende hi dede hem groot reuerencie, want altijt reedt hi beneden hem, ende bloots hoofts, ende dese voorseyde Dolphijn was binnen Brugge vp den heleghen bloet dach, ende om sijnen wille was gheordonneirt eene seer schone ende excellente processie van spelen, ende van alle chierlichede, meer danse binnen vele iaren daer te voren gheweest hadde. Ende alle die costelicke iuweelen vanden selueren cruycen ende trompetten, ende andere, als coppen ende cannen den ambochten ende neeringhen toegehorende, waren alle mede ghedreghen ter verchiertheyt vander seluer processie, in twelcke die Dolphijn seere verwonderde, hoe dat sulcke rijcdom binnen der stede van Brugghe wesen mochte. Ende desen voorseyde helich bloetdach was int iaer.M.iiijc.ende.lvij. Ende binnen deser tijt so reedt dye Dolphijn allomme tlandt van Vlaendren wel besiende, daer ons achter naer lettel duechden of quam. ¶ Item als dese voorseyde Dolphijn.v.iaer lanc gheschuylt hadde onder den Hertoghe Phelips, doe starf coninck Kaerle van Vranckerijcke sinen vader, diemen hiet Kaerle die goedertiere. Ende als hertoge Phelips dat verhoorde, so vergaderde hi groote macht van heren ende princhen, ende andere edelen, ende hy trac metten Dolphijn in Vranckerijcke, ende dede hem daer crooneren geweldich.coninc.van vranckerijcke, waer of hier volcht tincarnacioen. Menschen pijnt gode dancbaer te sijne Commen es ons so soete een tijt Couuere van coorne en vulte van wijne Clare somer en drooghe om ons profijt Coninck ghecroont net sonder strijt Leift nv lodewijck in Vranckerijcke Xpristus moets wesen ghebenedijt In vele iaren en was dies ghelijcke. Anno.M.CCC.ende.lxi. ¶ Item binnen den iare.lxi.lxij.lxiij.so was die Hertoghe Phelips besoengierende metten voorseyde saken, ende en was gheene oorloghe hanthierende, maer bleef hier int landt. Die Turcsche reyse ITem int iaer.M.iiijc.ende.lxiiij.doe was byden paeus van Roome Pius gheordonneirt eene cruysvaert omme te treckene vp die turcken daer menich duysent kerstenen hem toe ghereet maecten, ende ons helege vader die paeus trac selue mede om te Venegien te commene, maer aengesien die outhede vanden {==C.xxv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} hertoghe Phelips, ende dat hi oock sieck ende cranc was, so sandt hi in sine stede den vromen capiteyn Anthonis die bastaert van Borgoengien. Ende als dye voorseyde bastaert ghecommen was te Maerselgen in Prouencen, so seyde hem die Hertoghe van Calaberen Vercoren neue dese cruysuaert en sal nyet voort gaen, want die venetianen sijn metten turcken, ende niet metten kerstenen. ¶ Item als dye paeus ghecommen was te Antona, so wort hi daer sieck ende starf, ende daer mede ghinc dye voorseyde reyse te nieten. Ende als dye voorseyde Anthonis die bastaert dye reyse verloren sach, so quam hi weder bi sinen vader den Hertoghe Phelips, verclaersende hem alle saken so si ghebuert waren. Ende in desen tijt so was die graue van Chaerlois Kaerle lettel ghelooft bi sinen vader, want hy vermaect was van eenege heren, hi hadde als doe ghetrauwet eene dochtere van Borbon, ende hiet Elizabeth, byder welcker hy hadde eene dochtere ghenaemt Marie, ende was gheboren te bruessele in Brabant met groter blijscepen ¶ Item die graue van Chaerlois wel wetende wie dat sijn vianden waren, hi dede so vele met subtijlheden als dat hi ghecreech sinen viant, die welcke hi dede voeren te Repelmonde, ende daer onthoofden. [Int iaer van.lviij.in Wedemaent en vp den.xiiij.dach inden Ougst] ¶ Item om te commene ten propooste als voren als vanden paeus Calixtus, so es te wetene dat hi was als hi ghecoren was, een man van.lxxx.iaren als voren blijct. Ende hi starft int iaer van.lviij.in Wedemaent vp sinte Sixtus dach, vp welcken dach hy instelde dye hoocheyt vander transfiguracie ons heren des iaers daer te voren. Ende daer naer was Paeus ghecoren in sijne stede Pius huyt Toussein vander Cheyne, die tweeste van dier name, ende sadt.vi.iaer Paeus, ende hiet daer te voren Eneas, ende was een seer wel sprekende man, een groot oratuer, ende een groot poete, ende hi was ooc een van tskeysers ambassaden, ende in tconsilium van Basele ordonneirde hi eene Turcvaert als voren blijct, ende als hi quam te Anthiocien, ende hi niet en vernam die princhen die hem beloeft hadden bystant te doene, so wort hi daer inne bedruct ende reysde weder omme te Roome. Ende by hem quam vele volcx huyt almaengien om hem sijn vpset te helpen vulbringhene, maer hy gaf hemlieden die benedictie, ende sandtse weder omme thuysewaert, want daer en was nyeuwerna volcx genouch. Ende corts daer naer soe starf hy vp den.xiiij.dach inden Ougst, int iaer voorseyde. [Vp den laetsten dach van Ougst] ¶ Item vp den laetsten dach van Ougst dese nieu ghecroonde coninck van Vranckerijcke, quam van Riemen te Parijs, ende eer hi in die stede van Prijs trac, so bleef hi te sinte Denijs buyten Parijs.iij.daghen, ende doen quam binnen Parijs die Hertoghe Phelips van Borgoengien Graue van Vlaendren, ende ooc sijn sone die graue van Chaerlois, ende mijn here Anthonis die bastaert van Borgoengien, die graue van Stampes, ende vele meer ander grote heren huyt sinen lande. Ende die Hertoge Phelips was ghelogiert te Parijs in sijn huys datmen heet thuys van Arthois. Ende daer waren ghesleghen van den gulden vliese seer costelijcke tenten ende pauwelioenen van side ende van fluweele, van diueersche colueren, ende ander manieren van schoonen tapijtseryen. [Vp den seluen laetsten dach van Ougst] ¶ Item vp den seluen laetsten dach van Ougst naer die noene die Dolphijn onlancx ghecrooneirt coninc van Vranckerijcke, eer hy dede sijn intreye te Parijs, so trac huyt parijs yeghen hem met sinen state dye Hertoghe phelips van Borgoengien, die welcke hadde iijc.aertchiers van eender leuereye, ende oock met.xxvij.cleene paedgekins, elc out sijnde ontrent.xij.iaren, alle ghecleet met siden cleederen bewrocht met costelicker borduer wercken, ende die peerden vanden voornoemde paedgekins waren alle verdect met gulden laken totter eerden toe. Ende die hertoge phelips hadde vp sijn hooft eenen hoet ghemaeckt van fluweelen lakene, ende gheuoert met sabels, ende dat peert daer hi vp sadt hadde van den hoofde tot ouer die nuese een costelick yuweel met eender struijsvere, weerdich sijnde also men seyde metten peerlen ende ghesteenten die de Hertoghe Phelips hadde aen sijn iorneye wel hondertduysentich libra. ¶ Item daer naer so trac huyte Kaerle die graue van Chaerlois, ende mijn heere Anthonis die bastaert van Borgoengien seer costelic ende chierlic, ende die graue van Stampes ooc van ghelijcke met seere schoonen state costelic gheabilgiert ende ghecleet. {==C.xxvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Item alle die huysen binnen Parijs al daer die coninc lijden soude waren seer chierlick behanghen met schoone tappijtserye, ende men ghinc yegens den coninc met schonen processien van gheestelicke persoonen. Ende die bisschop van Parijs met alle tcollegie van sijnder kercke waren seer costelijc van ornamenten ende habijten, ende ooc alle die religieusen met haerlieder beste habijten. ¶ Item die prelaten vanden Parlemente, ende ooc Daduocaten ende Procuruers, reden met groter menichte yeghens den coninck. Ende ooc so redender yeghens die poorters vander stede van Parijs in groter menichte. ¶ Item als die coninc in Parijs quam doe was hy ghecleet met eenen rooden fluweelen keerle, ende hy hadde vp sijn hooft een cleen swart capproenken, naer die duytsche ghyse, daer inne dat dye lieden van Parijs seere verwonderden dat hi so simpelic int habijt was, ende hi sadt vp een cleen peerdekin, ende hadde.xiij.paedgekins wel gent ghecleet maer niet so costelic, als die waren van sommeghe andere heeren. ¶ Item als die coninc was binnen Parijs, so track hy metten heren ter kercke van onser vrauwen, ende daer sprac hi sijn bedinghe, ende sijn bedinghe ghesproken hebbende doe trac hi logieren in sijn pallaeys. Ende in die voorsale vanden pallaeyse vp eene tafele van Marbre, was een auentmael ghereet om te gaen etene, also si daden. Ende ontrent den middel vander tafele so ghinc die coninck sitten, ende neffens hem vp die rechter side so sadt die hertoghe van Orliens, ende aen die luchter side sadt die hertoghe van Borgoengien, ende daer naer die here van Borbon, ende daer naer die graue van Chaerlois. Ende als dat auentmael ghedaen was, soe ghinckmen daer houeren ende danssen in die grote sale, ende die sale was so vul volcx datmer qualic conste huyt oft in gheraken. ¶ Item dye voorseyde coninc bleef te Parijs ligghende metten voorseyde heren.vij.weken lanck, ofte daer ontrent. Ende die hertoge phelips van Borgoengien, ende dye here van chaerlois sijn sone reden of ghinghen alle daghe te houe, met hueren aertchiers, daer inne dat die lieden van Parijs verwonderden dat die hertoghe van Orliens ende die Hertoghe van Borbon gheene aertchiers en hadden. [Den.v.dach van Sporcle] ¶ Item den.v.dach van Sporcle doe quam te Doornicke die coninc van Vranckerijcke ende was te Doornicke.xiiij.daghen, ende van Doornicke so trac die coninc te Rijssele, ende daer was die hertoghe Phelips ten steicspele datmen heet spinette, ende maecten daer grote chiere. Ende ontrent den seluen tijt so trac die coninc metten Hertoge Phelips te Hesdijn, ende van Hesdijn trac die Coninck te Orliens waert, ende quam altemet visenteren den Hertoghe Phelips. ¶ Item in dien seluen tijt so was die here van Chaerlois niet wel staende met sinen vadere, ende dat duer tvermaken van sommege heren. ter cause van dien so hilt hy hem in Hollandt, te Gorckem, ende hem daer houdende, so quam daer gheseylt een schip, daer inne dat was die bastaert van Rupenbrouck, dye welcke bastaert meende te vanghen in dien tijden den here van Chaerloys, ende hem te voerene in Vranckerijcke. Ende dat vernam die hertoge Phelips sijn vadere, om twelcke hi haestelic trac van hesdijn, ende quam te Rijssele, want hi die fransoysen ten besten niet en betraude. ¶ Item corts daer naer in tselue iaer die Coninc van vranckerijcke sandt eenen ambassaet aen den hertoge Phelips van Borgoengien, die welcke seyde dat die coninc seer verwonderde, waeromme hi so haestich was om te vertreckene van Hesdijn, sonder te sprekene metten coninc, of den coninck te laten weten dat hi vertrecken wilde. ¶ Item die Ambassaet begeerde aenden Hertoghe Phelips van sconincx weghe dat hy verbieden soude sinen sone Kaerle van charlois dat hy gheene alianchie en soude maken metten hertoghe van Bertaengien. Ende die graue van Chaerlois daer bi sijnde, midts dat den paeys ghemaect was van sinen vader Ende horende die begheerde vanden voorseyde.coninc.hy antwoorde terstont dat hijt nyet laten en soude alianchie te maken met den Hertoghe van Bertaengien omme sconincx wille. Ende seyde bouen dien, waert bi also dat hy god bouen al te vriende hadde ende sinen vadere, dat hi niet verschieten en soude, hi en soude wel duruen den coninck beuechten. ¶ Dit es die reyse van Montherry. {==C.xxvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [In dit selue iaer en den.xvi.dach van Hoymaent Anno.lxv] ITem in dit selue iaer die coninc Lodewijc van Vranckerijcke vergheten hebbende die grote vrientschap ende eere die hem dye Hertoghe Phelips ghedaen hadde hi sochte warringhe yeghen den voorseyde Hertoghe Phelips. Ende hi ontboodt hem als ghenoot van der croone bi hem te commene, maer midts der outheyt ende siechede die hi hadde, soe sandt hi daer Kaerle van Valoys sinen sone, den welcken hi wel voorsien dede van vrome capiteynen ende veil volcx van wapenen. Die Graue van Charloys aldus commende in Vranckerijcke met sinen edelen ende groot volc van wapenen, daer dat dye graue van saintpol was capiteyn generael. Si slou- {==C.xxvij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ghen nedere in een schoon velt byden berch van Montherry, ende hebben hem lieden daer besloten met haren carrijnen yegens den vploop vanden coninck van Vranckerijcke. Ende es te wetene dat die meeste heren van der croone beloeft hadden bystant te doene, te wetene die Hertoghe van Berry des conincx broedere, die Hertoghe van Bertaengien, ende dye hertoge van Calaberen, ende die Hertoge van Borbon. Maer eer dat dese voorseyde heren quamen byden graue van chaerloys te velde, so quam die.coninc.van vranckerijcke met groter macht, te wetene drye mannen yegens een, ende quam ouer den berch van Montherry, ende hi ouerviel onuerhoets den voorseyde graue van chaerlois, also dat daer eenen groten ende swaren strijt gheuiel. Ende dye graue van Chaerlois was een stick tijts in groter vreese, want voor sijne oghen sach hy doot slaen sijn lieue Rudders ende dienaren, als mijn here Phelips de la lain, ende mijn here Phelips dongijs, ende noch meer andere edele mannen, alsoe datter quam een fransoys ende hi greep den.G.van Chaerlois seggende Rende vous, rende vous, ende hy quetste hem ontrent sijn kele, maer doe quam van besiden in ghesleghen met sinen volcke die graue van simpol, ende daer worden so vele fransoysen versleghen, als dat die.coninc.met een cleene menichte vloot in een stedekin, ghenaemt Corbeaux, staende.vij.mijlen van Parijs, ende daer was die coninc.iij.daghen, ende van daer quam hi te parijs. Ende aldus so hadde die G.van chaerlois die victorie, ende behilt het velt met sinen edelen. Ende dit waren die princepaelste heren die metten graue van chaerlois die battaelgie wonnen. Te wetene die graue van simpol met sinen drie sonen, mijn here van Rauesteyn, mijn heere Anthonis dye bastaert, ende si laghen daer noch.iij.daghen int velt voorseyde, om te verantwoordene haerlieder partye. Ende dese strijt gheuiel den.xvi.dach van Hoymaent Anno.lxv.alst blijct in dit Carnacion. [...]Chaerles verdreef den coninck net [...]Te mont le herrij sestiene iulet. ¶ [...]tem corts daer naer dat desen strijt ghe[...]t was, so bleuen die voorseyde hertoghen ende [...] met groter macht byden here van [...] Ende als die.coninc.dat vernam, so liet hi een bestant maken, midts der bede van sinen heren tusschen hem ende den.G.van chaerlois. Ende alsoe quam die voorseyde.G.van chaerlois. weder bi sinen vader den Hertoghe Phelips van Borgoengien met groter eeren ende victorie Ende aldus weder omme commende tot in Brabant, so vant hi ouerleden sijnde Elizabeth van Borbon sijn ghetraude gheselnede, ende was begrauen Tantwerpen in sinte Michiels clooster, van welcker doot hi seer bedroeft was, maer byder gracie gods hy behilt van haer eene dochtere ghenaemt Marie, die welcke was vp ghehouden binnen der stede van ghendt. ¶ Item naer dat die.G.van chaerlois hadde ghehouden het velt.iij.daghen, als voren gheseyt es, so trac hi te stampes, ende hi daer sijnde so quamen bi hem die hertoge van berry broedere vanden.coninc.van Vranckerijcke, die hertoge van Bertaengien, die hertoghe van Borbon, die hertoge van callabre, die graue ermeniac, die.G.van soys, die.G.van duverijn, die G. van Dammartijn, ende noch vele meer ander heren ende princhen, die welcke voornoemde heren hadden beloeft ende beseghelt te gadere met malcanderen, bystant te doen den.G.van Chaerlois yeghens den. coninc.van Vranckerijcke, maer si en quamen den.G.van chaerlois niet te hulpe, maer seyden dat si niet commen en mochten om die grote weere die des conincx volc gestelt hadden vp den wech daer dye voorseyde Hertoghen ende grauen met haer liedermacht passeren moesten.¶ Nota. ¶ Item doe die Coninc commen was te parijs, so ontboot hy van allen plaetsen sijn volc van wapenen datse commen souden ende vergaderen met hem te Parijs. Ende te parijs sijnde, hy visenteirde alle die kercken, ende gaf vele offerhanden, biddende om victorie, ende hi dede tot allen poorten huyt steken sijn bannieren, om datmen weten soude dat hi ware te Parijs, dat si hem goed ende ghetrauwe wesen souden. Ende dat ghedaen sijnde, die.coninc.trac te Normandyen waert, ende daer was hy drie weken met vele volcx van wapenen dat hi daer vergadert hadde Dit was deerste reyse dat theylich bloet ghedreghen was te Brugghe in processie generale. ¶ Dat.xlvi.Capittel. {==C.xxvij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem binnen der tijt ende wijle dat die graue van Chaerloys was in dye reyse van Vranckerijcke, ende omme dat die stede niet en wiste noch en conste vernemen, hoe dat met hem was, so ordonneirden dye vander wet vander stede van Brugghe ter eeren van gode, ende om die prosperiteyt ende weluaert vanden heere van Chaerlois, eene seer deuote ende solempnele processye generale, in die welcke datmen drouch dat weerdeghe helege bloet, ende men drouch die processie ten wijngaerde, omme deuotelic te biddene voor den graue van Chaerloys voorseyde. Ende vele lieden seyden dat dat die eerste reyse was datmen thelich bloet drouch in processye generale, vp dat hem god gaue gracie, ende beschermen wilde van allen dangiere, alst wel blijct in dit dicht hier naer. Urient thuwer weerdichheyt ic dyt scrijue Om dat menschen qualic tonthouden pleghen Int iaer.M.iiijc. tsestich ende vijue. Was thelich bloet ten wijngaerde ghedreghen Om dat.K. van chaerloys was gheleghen Ontrent montherry ghewapent te velde Tbloet christi wil hem altijt beweghen In Ougst men.xxij.telde. ¶ Dit was oock teerste dat thelich Sacrament ghedreghen was in processie generale. [Vp den.iiij.dach van Septembre Anno.lxv] ITem vp den.iiij.dach van Septembre Anno.lxv.so quam nyeu mare, vanden graue van Chaerlois, dat hi in goeder ghesonde ende state was gode lof. Ende omme den almoghenden god te danckene van sijnder gracie so was gheordonneirt eene deuote processie generale, in die welcke men drouch dat heleghe sacrament, ende deis processie drouchmen in tcloostere van sinte Clare, om hem te danckene vander goeder mare. [Int eynde vander maent van Octobre] ¶ Item binnen der tijt dat die Coninc was in Normandyen, so keerde die graue van chaerloys metten hertoghen ende heren die met hem gheseghelt hadden weder te Parijs waert, ende hi quam weder ligghen voor parijs in sijn huys, ghenaemt Conflans, besloten met waghenen ende met vele volcx van wapenen. Ende die Hertoghe van Berry was met sinen volcke van wapenen te sinte Moors, ende die graue van Simpol was met sinen volcke te pont flancon, ende die Hertoghe van Bertaengien die lach te sinte Denijs twee mijlen van Parijs, met den Hertoghe van Calaberen, ende die Hertoghe van Borbon lach in een cleen stedekin daer by. Ende si laghen aldus ontrent Parijs.x.weken, ende binnen desen tijt so sprac men van paeyse. Dit nyet yeghenstaende, deden nochtans daghelicx sprincreysen yeghens malcanderen, te wetene tvolck vanden Graue van Chaerloys. Ende den paeys was ghemaect tusschen den coninck ende den graue van chaerlois, midts den anderen heeren die vander oordene waren, int eynde vander maent van Octobre. Anno.lxv. ¶ Item daer naer als den paeys ghemaect was so quam die coninc buyten parijs, in die kercke van sinte Anthonis, ende daer quam ooc die coninck ende dye heere van chaerloys, ende groetteden malcanderen seere minlic, ende spraken seere vriendelicken met malcanderen, in teekene van eenen vriendelicken paeyse. [Den.xv.dach van Nouembre] ¶ Item tes te wetene dat als alle dinghen gheappointiert was tusschen den coninc ende den graue van chaerlois aengaende die reyse van Montherry. Ende vp dyen tijt, den.xv.dach van Nouembre, in tvoorseyde iaer, soe schieden alle die Hertoghen [ende] andere heren, dye waren vander aliancie van den Graue van chaerloys, ende elck track tot sijnen lande waert ende die Graue van Simpol bleef byden Coninck van Vranckerijcke, omme dat hi was byden voorseyde paeyse ghemaect conincstabele van Vranckerijcke.Nota. [Hier beghint doorloghe van die van Luycke] Hier beghint doorloghe van die van Luycke, contrarie den Hertoghe Phelips van Borgoengien, ende den graue van Chaerloys, ende den Bisschop van Luycke, haer lieder here, ghenaemt [Lodewijck] van Borbon, sone vanden [Hertoghe] van Borbon, ghedescendeirt vanden [bloede] van sinte Lodewijck, coninck van [Vranckerijcke]. ¶ Dat.xlvij.Capittel. {==C.xxviij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [Vp den.xxvi.dach in Wedemaent] HEt is waer dat int iaer.M.iiijc.ende.lxv.vp den.xxvi.dach in Wedemaent dat vp resen in die stede van Luydeke die Burchmeesters, ende ander ghesworen vander stede van Luydeke aen hem lieden treckende al tghemeene volc vander stede, ende swoeren hulde ende trauwe eenen here, diemen hiet mart van Baden, omme hem te houden ouer haren mombre, ende Regent te blijuene vanden Hertochschepe van Balion, ende vanden lande van Loon, ende van Espergauwen, ende dit al yeghens den hertoghe Phelips, ende contrarie den graue van Chaerlois, ende den here Lodewijc van Borbon ghecoren bisscop ende gheconfirmeirt van onsen heleghen vader den paeus van Roome. Ende dyt aldus onder hem lieden verbonden sijnde, accoordeirden bouen dien met grooter cracht te treckene in dye landen vanden voorscreuen hertoghe phelips van Borgoengien, als in Brabant, ende int lant van Namen, omme haerlieder quaetheyt te openbarene, twelc si doe haestelijc begonsten, want si trocken int lant van Lymburch, barnende ende roouende al dat si ghecrijghen consten, niet yeghenstaende dat dye voorseyde edele Hertoghe Phelips hem lieden noeyt nyet mesdaen en hadde, noch oock den lande. ¶ Item dye Hertoghe Phelips aenmerckende haerlieder quaetheyt ende afgrijselijc propoost, hy sandt terstont sijne ghetrauwe capiteynen in diueersche steden vp die frontieren van sijnen landen, omme die te bewarene. Eerst te wetene mijn here den hertoghe van Cleuen lach binnen der stede van Thienen, mijn here die Drossaet van Brabant lach binnen der stede van Leeuwen, mijn here van Gasebeke die lach te Namen, ende de markijs van Farret die lach int landt van sint Truden. Ende het ghebuerde dat om sekere nootsake die hertoghe van Cleuen vertrack {==C.xxviij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} vander stede van Thienen, ende doe quam daer die edele capiteyn mijn here vanden gruythuyse, ende hi trac selue daer ligghen om die stadt van Thienen te bewarene met sinen edelen. Ende in desen tijt sonden die van Luycke huyt elcken amboacht.x.mannen te peerde, ende sommeghe te voet omme te sercoursene een sterck dorp, gheheeten Montenac. Ende alle die luyckenaers binnen Montenac wesende, si vernamen dat mijn here Lodewijc vanden Gruythuyse daer ontrent rijdende was, maer hi van hemlieden niet wetende, si meenden den voorseyde here te belegghene ende te scoffierene, maer alsoot'god gheliefde, een vanden trompetten vp thooghelant rijdende, hi sach die luyckenaers beneden in die strate commen met grooter menichte, het welcke hy soubijt den here vanden Gruythuyse te kennen gaf. Ende met groter voorsienicheyt trocken si den luyckenaers teghen. Te wetene mijn here vanden gruythuyse, die Drossaet van Brabant, ende mijn here van Gasebeke, ende si beuochten die luyckenaers afgrijselicken seere, ende waren hem so naer inne ghegaen, so dat dye engienen vanden luyckenaers lettel yement quaets daden, maer si bi.ij.of.iij.hondert te gadere vloden in merschen ende andere plaetsen, ende cropen alle aen malcandere, ende boden gheen weere dat yette segghene was, maer lieten hem lieden dootslaen ghelijcke beesten, datter bleuen vp dat pas versleghen wel.xxc.luyckenaers. Ende dyt was vp den dach vanden.xi.duysent maechden Anno lxv. Hier volcht Tincarnacioen van dien. Vrsula was gruythuys here vul seeghen Montenac verbrant, groot volc versleghen ¶ Dit es teerste dat Kaerle here van Chaerloys aen nam om te treckene int lant van Luycke. ¶ Dat.xlviij.Capittel. ITem tes de wetene also gheringhe als die Graue van Chaerloys quam huyt Vranckerijcke, ende den paeys ghemaeckt was tusschen den coninck ende hem, ende ooc die voorseyde heren ghescheeden waren elc int sijne, so track die Graue van Chaerloys met al sijnder armeye int landt van Luycke, omme die luyckenaers te beuechtene. Ende in dye selue tijt vp den.xix.sten dach in Decembre, soe quam die heere van Chaerloys voor die stede van sint Truden, ende si lieten hem binnen commen sonder eeneghe moeyte, ende hi bleef daer wel.iij.weken lanc, ende mijn heere van Rauesteyn die trac binnen Burchloon sonder slach of stoot. Ende doe trac mijn here van Chaerloys voor tcasteel van heepe, toe behoorende mer Rache van Huerne, twelcke hi wan ende te nieten dede met sinen volcke. ¶ Item binnen deser tijt, so laghen in een dorp, twelcke hiet Welle, wel.v.duysent groene tenten van Luycke, die altoos beletten dat gheenen wijn noch ander vytaelie te Brabandt waert commen en mochte. Ende si waren eens huyte ghetrocken omme te verraden des princhens sone van Oraengien, ende den Marscalc van Loreyne, die welcke heren langhen met cleender menichte van volcke in een dorpkin, tusschen Burchloon ende sint Truden, maer die voornoemde capiteynen vernament, ende si trocker vromelicke yeghens, ende mijn here van Rauesteyn quam huyt Burchloon, ende hielp beuechten dye voorseyde groene tenten, so datter vanden gheselschepe vander groene tente wel.viijc.versleghen waren, ende dander vloden in eenen busch daermense niet begaen en mocht. ¶ Item daer naer track mijn heere van Rauesteyn onder Tongheren, ende mijn here vanden Gruythuyse lach in een schoon groot cloostere, ende mijn heere van Chaerloys lach bet voort aen dander side, so varre dat dye van Tongheren huyt quamen tot haren huyterste bollewercken. Ende die heeren wordens gheware, ende specialick mijn heere Adolf van Cleuen, die slouch hem lieden of ontrent.lx.mannen eer si in die stede gherochten, ende dander vloden binnen der stede, maer lieten achtere alle hare badaedgen. ¶ Item vp dien seluen tijt so sandt mijn here vanden Gruythuyse sijn trompet aen mijn heere van Rauesteyn claerlijck segghende dattet paeys was tusschen onsen gheduchten heere ende die van Luycke. Ende binnen den seluen auende so ontboodt mijn gheduchtich heere alle sijne Capiteynen {==C.xxix.r==} {>>pagina-aanduiding<<} by hem te commene vp eenen berch tusschen Burchloo ende Ludeke, omme den voetual van die van Ludeke te ontfanghen, daer dat die Lukenaers beloofden een groot somme van penninghen die sy alte met betaelden, ende si gauen goede mannen van huer stede in ostaedgen. Ende mijn voorseyde gheduchte heere beloofde alle sine gaernisoenen huyten lande te leedene, daer hi groote eere aen beghinc want si waren des anderen daechs snoens al huyt, den voorseyde lande van Ludeke. [Den.xxvi.sten dach van Sporcle] ¶ Vp den groten Vastenauent, twelck was den.xxvi.sten dach van Sporcle Anno.lxv.so quam die Graue van Chaerlois te Brugghe, huyter reyse van Vranckerijcke, ende van Ludeke. Ende hem was grote eere ende tryumphe ghedaen, als van die huysen te behangene, ende waslicht daer voren te stellene vander Cruyspoorte tot sinen houe toe. Ende vppe de nyeuwe Halle, so was een man met eenen peerdekin inde voeye, ende reedt metten seluen peerdekin vp ende of, ende corts hier naer so rees eenen twist, daer omme dat Dynant ghedestrueert was. ¶ Item niet yeghenstaende, dat die van Ludeke gracie ontfanghen hadde van onsen gheduchten heere ende Prinche, die hertoghe Phelips van Bourgoengien, nochtan so resen sy bouen dien in grooter quaethede, principalic tvolc van der stede van Dynant. Ende wonderlicke iniurie aenseggende mijn heere van Chaerlois, als dat hi wesen soude een bastaerdt van Heynsberghe, ende si hijnghen een schu verwapent metter wapene van mijn heere den Graue van Chaerloys bouen haer lieder poorte aen een galghe, te sinen groten lachtere ende scoffierichede, den voorseyde heren ontseggende, ende al sijn mogenthede, vp twelcke die heere van Chaerloys raedt nam, ende voorsienichede met den Hertoghe Phelips sinen vadere dye welcke hem seyde, dat van ghebraden eyeren quamen gheerne kyekenen ghebroet met quaden becken. ¶ Hoe die Hertoghe van Chaerlois track met sinen Edelen, ende met al sijnder macht, voor die stede van Dynant. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==C.xxix.v==} {>>pagina-aanduiding<<} [Den.xxv.sten dach in Ougst] ITem die Graue van Chaerlois dit verstaende hy trac met sinen edelen, ende met al sijnder macht voor die stede van Dynant. Ende hi deidse bestormen met sulcker vromichede dat hy hare groote stercheyt, ende onsprekelicke vasticheyt verwan binnen.viij.daghen Ende hy destrueerde die stede, ende deidse verbarnen te puluere. Ende dit gheschiede int iaer.M.CCCC.ende.lxvi.den.xxv.sten dach in Ougst, niet yeghenstaende dat die Prinche ghenadicheyt den vrauwen, ende ooc eeneghe goede mannen dede, maer hi dede scherpe iusticie doen ouer dye ghene, die de vpstelders van desen waren. Ende hi dede alder hooghst hanghen eenen busschietere, een fel tyrant, alsoot blijct in dit incarnacioen.M CCCC.Lxvi. Den.xxvsten ougst bleef dynant versmacht Want doe verwan dedel borgoenge cracht. ¶ Als die van Luycke, ende al tlant van Luycke aensaghen dat die stercke ende machtege stadt van Dynant die noyt wijcken en wilde, aldus iammerlijcke ghedestrueert was, ende geheel gheschent, so quamen si anderwaruen den Hertoghe te ghenaden, ende sy versterckten haer lieder varbandt, belouende ende gheuende noch een grote somme van pennijnghen. Ende hier mede vertrack die Graue Kaerle te Vlaendre waert, want corts daer naer so worde die edel Hertoghe Phelips seer onlustich ende sieck, inde stede van Brugghe. [In dit selue iaer] ¶ Item in dit selue iaer begonste men te werckene inde Reye te Brugghe, Eerst beghinnende tusschen sinte Gillis brugghe, ende het torrebruchskin te suuerene, ende huyt te draghene metten butten, ende met beryen alle dye vuyllichede, ende die was wech gheuoert met schepen, ende alsoe wast ghedaen, al die stede van Brugghe duere. ¶ Hoe die edele Hertoghe Phelips sieck lach te Brugghe, ende hoe hi daer sterf. ¶ Dat.xlix.Capittel. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==C.xxx.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem vp den.xv.dach van Wedemaent. Anno.lxvij.doe ouerleet die hertoge Phelips in die stede van Brugge, ende hi lach.iij.daghen lanc metten blooten aensichte, dattene alle die werelt sien mochte die wilde. Ene tsanderdaechs daer naer so drouchmen processie generael te sinte Donaes, omme te biddene ouer die siele vanden Hertoghe Phelips voorseyde, waer of dat dese twee naeruolghende reghelen bewijsen Tincarnacioen. Juni sesthiene men bitterlijck noot sach Doe hertoge phelips te brugge doot lach. Vp den.xxij.dach in Wedemaent ¶ Vp den.xxij.dach in Wedemaent. Anno lxvij.so drouchmen den lichame vanden Hertoghe Phelips tsinte Donaes in die kercke. Ende alle die collegien, ende vele grote prelaten ghinghen voren in schoonder ordonnancien. Ende daer ghinghen vele mannen al gheslooft elc met een barnende tortse in die hant, ende hadden aen elcke toortse, ende ooc voor haerlieder borst eene wapene van schilderye vanden prinche, ende van dien wassere eene groote menichte, ende tlijck was ghedreghen van.iiij.notabele heren, ende daer ghinghen vele herauten voor tlijck, ende bouen tlijck so drouchmen een gulden cleet ghespannen, ende vp tlijck lach een gulden laken met een gulden sweert daer vp liggende. Ende daer naer so quam die graue van Chaerlois gheslooft inden rauwe, ende noch.vij.heren naer hem, deen naer den anderen alle verslooft. Ende daer naer volchden noch vele heren ende ioncheren vanden houe al in nieuwe swarte keerels, ende met caproenen vp die schoudere, die welcke waren in groten ghetale. Ende van mijns heren hof tot der kercke van sinte Donaes stonden in ordonnancie die poorterye ende di ambochten al met barnende tortsen in dye hant aen beeden siden vander strate. Ende die toortsen waren al verwapent metten wapenen vanden voorseyde ambochten ende neeringhen. Ende tlijc in die kercke sijnde, so wast begrauen voor den hooghen outaer te sinte Donaes in Brugghe. Ende daer was grote droufheyt bedreuen, als wel redene was, want hy een vroom ende eerlic prinche gheweist hadde, ende langhe gheregneirt hadde. [Vp den.xxiiij.sten dach van Wedemaent ¶ Item vp den.xxiiij.sten dach van Wedemaent, dat was des anderen daechs, soe was die huytuaert ghedaen, ende dit was vp eenen saterdach. Ende dus was den staet, als dye ionghe Prinche was inden choor, soe stonden alle die toortsen vander poorterye ende vanden ambochten lancx die kercke van sint Donaes totter westduere toe, elc met sijn wapene voorseyde, ende ware alle int swarte ghecleet, ende stonden daer tot die hoochmesse ghedaen was, ende inden choor stont ghemaect een huyseken, daer vp dat vele barnende keersen stonden, ende den choor was al behanghen met swarten lakene, ende dye voorkercke met bocrane. Ende daer waren al die kercke duere recken ghemaect daer toortsen vp stonden al barnende, ende bouen vele keersen, ende aen elc die wapene vanden Prinche. Ende men dede binnen dier weke in alle kercken ende cloosters binnen Brugge vele schoone huytuaerden ouer dye siele voorseyde, ende vp sijn Tombe was gheleyt een gulden laken gheduerende tot dat die hertoghe Kaerle tlichaem dede verroeren van Brugghe te Dygioen in Borgoengien. ¶ Een recommendacie vanden Hertoghe Phelips van Borgoengien naer sijn ouerlijden ter weerdicheden van hem. ¶ Dat.L.Capittel. PHelips van Valoys here van Chaerloys Hertoghe Ian van Dygioens sone, was dye.xxx.graue van Vlaendren, hi was hertoghe van Borgoengien, van Brabant, van Lotrijcke, van Lymburch, ende van Lutcenborch, Graue van Vlaendren van Artois van Borgoengien van Hollant, van Zeelandt, Graue van Namen, ende van Henegauwe, heere van Vryeslant, Palatijn Marcgraue des helich rijcx, heere van Salijnes, ende heere van Mechelen. Hi was oock die moghenste Prinche vander weerelt in sijnen tijden, die vermaerste, die ontsientste, die ghemintste, ende die rijcste, die amorueste, die wijste, dye mildtste, die eerbaerste, die alder vriendelijcste, ende dye ontfaermichste, ende die schoonste prinche die men in kerstenheyt vinden mocht. Ende hi {==C.xxx.v==} {>>pagina-aanduiding<<} dwanc met vromicheden ende met wijsheden al sine vianden hoe sterck dat si waren, ende hoe rebel, als Dordrecht, Ghendt, Brugghe, Deuenter, Vtrecht, ende alle tlant van Lutcenburch, ende meer andere. Ende noyt Prinche en hilt soe langhe sijne landen in paeyse ende rusten, als hi dede. Hy was out als hy starf ontrent.lxxi.iaer, hy regierde tlant van Vlaendren.xlviij.iaer.xi.weken min. Met goede moet hy rusten in vreden Amen. ¶ Dit es Tincarnacioen vanden ouerlijdene vanden edelen Hertoghe Phelips. Anno.M.CCCC.ende.lxvij.ghestelt vanden eerweerdeghen Rethourisijn Anthonis die roouere, salegher ghedachten. P ericuluese M oort onghenadich♣ H ongherighe C oleuverijneghe beeste E nuydieuse C orozijf verradich L atende ons C lachtich ende beschadich I oyeusheyt C ranckende troost ende feeste P ersequerende L acen die alder meeste P rinche ende Xpristus vrienden beseuen U erureimdende U an sinen leuenden gheeste S maendaechs I unij vichtiene ghescreuen D ie deuotelick I onstelick was in tleuen U ermaerdere I n allen landen gheen X empelare N atuerlick ontsien ghebleuen B oudelick ende B ehoudelick erue ende leen. U ictorieux R aedtsamich wijs alteen R ijckelick U rient out milde eerbaer G adert.iiij.iaer G hecrijchter noch.lxxv.reen U oorwaer hebt G hi sijn oude daer N ochtan hilt H y tgraefschip.xlviij.iaer. D welcke noyt E er dan van hem was ghesien I n glorien R egnere sijn siele claer E nde oock O uere hem gode buyghen knyen. Want nyemant en mach die doot ontulyen. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} ¶ Hier naer volcht die Coronijcke vanden edelen Hertoghe Kaerle van Borgoengien. ¶ Dat.li.Capittel. {==C.xxxi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} KAerle van Valoys Graue van Chaerlois Hertoghe Phelips sone, hi was de.xxxi.ste Graue van Vlaendren, hi was Hertoghe van Borgoengien, van Lotterijcke, van Brabant, van Limburch, ende van Lutcenburch Graue van Vlaendren, ende van Artoys, Pallatin, van Hollandt, ende van Zeelandt, ende van Namen, Marck Graue des heylichs Rijcx, Heere van Vrieslandt, van Salijnes, ende van Mechelen, Hi trauwede in sine ionc heyt een dochtere van Borbon, Waer of dat hem bleef eene dochtere ghenaemt Marye, Aldus naer tbegrauen vanden edelen Hertoghe Phelips als voorseyde es, soe track dye Hertoghe Kaerle binnen sijnder stede van Ghendt, omme al daer sinen Eedt te doene, als Graue van Vlaendren, het welcke hi vulquam vp den.xxviij.dach in wedemaent Anno.lxvij. Ende vp dien tijdt ghinghen die van Ghendt inde wapene, ende sy wierpen omme een kelioote huys, ende bedreuen sommeghe stucken onder dat decsel van haren sinte Lieuen omme te draghene naer costumen. ¶ Item dye Hertoghe Kaerle siende haer lieder Rudicheyt worde gram, ende met eenen verstoorden sinne trac hi van daer, als waer bi dat die Baliu, ende die Wet van Ghendt daden onthoofden drie vanden principaelsten vpsetters vander voorseyde beroerte. Tvolck scoot int harnasch tbedreef remoer In ghendt, als Karel daer tlandt beswoer ¶ Item van daer so trac die Hertoghe Kaerle te Mechelen, daer hi seer blijdelick was ontfanghen met grooter weerdicheyt. Ende die van Mechelen schoncken hem eenen schoonen selueren vergulden cop, die rijckelick ende chierlick was van fatsoene, weghende.xxij.maerck. Ende van daer track hi te Lueuene, te Brussele, ende Tantwerpen daer hi in elcke stede weerdelic ontfanghen was, ende hoogelijc beschoncken. Maer eeneghe van Mechelen resen vppe. Ende ghinghen inde wapene in die absencie vanden Graue Kaerle, ende si braken drie schoone huysen, ende wierpense ter nedere, Die Prinche dit horende wordt seere vergramt, Ende hi wilde drie Ambachten haer lieder vrijhede nemen, ende te nyeten doen, maer die wijse ende notabele mannen vander stede van Mechelen, die pijnden den paeys te maken, ende stellen den Prinche te vreden, ende sy gauen wel dertich duysent Rijnsche guldenen, binnen vier iaren betaelt, in beterijnghe van harer mesdaet Ende daer wasser vele ghebannen huyt alle mijns heeren Landen. ¶ Item vp desen tijdt was eenen grooten brandt by Hontschote. ¶ Dyt naervolgende es dye derde vaerdt, in Tlandt van Luycke. [In tselue iaer.M.iiijc.ende.lxvij] ITem tes te wetene dat in tselue iaer.M.iiijc.ende.lxvij.die van Luycke weder begonsten te rebelleirene yeghens den hertoge Kaerle, ende en hilden hem trauwe noch belofte, maer lieten haer goede mannen huyten lande wesen die si selue ghegheuen hadden als borghen van warachteghen paeyse in groter tribulacie ende in vreesen van haren lijue. Ende sy trocken doe met eenen groten heyrcrachte huyter stede van Luycke, ende quamen binnen der stede van Hoye, {==C.xxxi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} Ende verdreuen den Bisschop van Ludeke Lodewijck van Borbon, ende ooc Hertoghe Karels volck van ghelijcken, maer si en sloughen nyement doot. Ende dit ghedaen sijnde trocken noch die Lukenaers in Hertoghe Karels landen, ende stichteden Roof ende brant, in tlant van Lutcenburch, ende van Lymburch ende in meer andere plecken, grote confusye ende vyleyneghe woorden ontbiedende den Hertoghe Kaerle, omme twelcke dye voorseyde Hertoghe weder vergramde, ende versaemde een groot heyrcracht van volcke, specialicke van edele mannen, ende track also weder naer tlandt van Luycke. Ende ter begheerde vanden Prinche so waren hem huyt Vlaendren ghesonden een ghedeel voetganghers Te wetene huyt der stede van Ghendt twee hondert, huyter stede van Brugghe twee hondert, ende huyter stede van Ypre een hondert, ende huyt tlandt vanden vryen, hondert ende vijftich. Ende huyt vier Ambochten Cassele, Cortrijcke, en meer ander plaetsen sonden daer ooc voetghanghers, van ghelijcken, waer of die voetganghers van Brugghe hadden elck een pijcke, ende hadden elck een nyeuwe Iorneye, wit, Roodt, ende blaeu ende voren ende achtere gheborduert een ghecroonde.B. Ende haer lieder Capiteyn was Pieter metten eye.f.Pieters, ende doe waren Burchmeesters te Brugge Phelips metten eye, ende Martin lem. ¶ Hoe dye Hertoghe Kaerle ghinc siedge legghen, voor dye Stadt van sint Truden, met allen sijnder macht van sinen edelen heeren Ionck ende Houdt. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [Vp den.xxvij.sten dach van Octobre] ITem inden eersten als hertoghe Kaerle al sijn volck vergadert hadde, so ghinck hy siedge legghen voor die stadt van sint Truden. Ende daer quamen die van Luycke met groter macht omme die stede van sint Truden ontset te doene, daer dat sprinchen volc stoutelic yeghen ghinc, gruwelicken dootslaende ende veriaghende, also dat die van Luycke daer moesten dye vlucht nemen, ende lieten der al haerlieder artijlgerye, ende hare waghens met hueren vitaelien. Ende desen slach gheschiede vp den.xxvij.sten dach van Octobre. Anno.M.iiijc.ende.lxvij. ¶ Item die van Ludeke lieten in dien slach bedt dan duysent mannen. Ende daer bleef versleghen heer Enstaes van strael, haer lieder standaert draghere, ende die here Barrado {==C.xxxij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} Rudders, ende al dander liepen daer wech inde schermutsinghe vanden auende. ¶ Item daer waren van onsen Prinche ghemaect vele nyeuwe Rudders huyt diuerschen landen, omme dat sy hem lieden daer so vromelic ghehadt hadden in de battaelgie, Ende eerst, Ian van Crunijnghen Aelbrecht van Schauen Willem van Schauen Broeders Ian van Schauen Floreyns van Zaemslachte Zweer Monfoort ♣ Ian Roycroocs kijnderen ♣ Kaerle van Huytkercke Ioos van ghistele ¶ Item daer naer ghinc die Hertoghe Kaerle vromelick stormen vp dye stede van sint Truden, dye welcke hem vp gauen, hem lieden kennende verwonnen, ende dit was vp alder sielen dach. Ende die Hertoghe Kaerle bedwanck die lieden van sint Truyden, dat sy selue haer poorten ende mueren moesten vellen, ende raseren, ende nemmermeer Anecx te sine den lande van Luycke. [Vp sinte Maertins dach] ¶ Item vele vanden Capiteynen trocken voor Burchloon, dat si wonnen, ende ooc wonnen si tcasteel van Hoyre, ende dadent verbarnen, ende was ghepijlgiert, voordt wonnen si ooc die stede van Hasselt, hooftstede vanden Lande van Loon. Ende noch wel.x.of.xij.schoone dorpen waren alle ghepilgiert ende verbarrent. Ende ooc wonnen si Hiercke, ende Bilsen, Bree, Masel, Barijnghen, Heyentongheren, Halen, Hooyen, ende Tuwijn, alle dese steden waren bedwonghen dat si selue hare poorten ende mueren vellen moesten. Ende dit aldus ghedaen sijnde, so track die Prinche met eenen groten heyrcrachte voor die stede van Luydic en sloucher siedge vooren. Ende hi dede der stede grote foortse met assaulte, so dat si hem vp gauen inde ghenadicheyt vanden Prinche Ende dit gheschiede den.xi.sten dach van Nouembre. anno.M.CCCC.ende.lxvij.vp sinte Maertins dach. dits tincarnacioen van dien Elue in nouember creech Kaerle ludic. ¶ Dit es den voetual, die die van Luycke daden den Hertoghe Kaerle van Bourgoengien. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==C.xxxij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ITem eerst so quamen huyter stede van Luycke seere ootmoedelicke.iijc.ende.xxij.persoonen vp tvelt, daerbye Prinche ghelogiert was, in haer lijnen cleederen, ende bloots hoofs, ende baeruoets, ende vyelen vp hare knyen voor den Prinche, wel een half huere tijdts gheduerende, biddende duer die bitter passie Christi, ende sijnder glorieuser moeder Maria, ende om mijn here sinte Lambrechts wille, dat hi wilde laten dalen sinen euelen moet, ende hem lieden vergheuen die mesdaet, schade, ende achterdeel, dat si yeghens sine hoocheyt, ende den ghemeenen landen mesdaen mochten hebben, bi quaden rade, ende met quader cause, stellende midts dien in sinen handen al haer lijf ende goedt, metsgaders den anderen inwonende, ende dit was den deder voetual van die van Luycke. ¶ Item die Prinche dit hoorende, hi namse in gracien by condicien, sonder te laten verbarnene ofte pijlgierene, dye goede haer lijf latende, dye quade te punierene alsoot behoort, ende met haer liederen goet te doene haer lieder beste. Ende met dese so dede dye Prinche viere poorten mannen met sinen volcke, ende daer sine bannieren huyt steken. Ende hi dede van sinen volcke logieren inde voorbouchen vander stede. Ende die van Luycke consenteirden, al dat die prinche begheerde. ende die Prinche ordonneirde sine ghedeputeirde omme tontfanghene, dat si belouen souden voor haer lieder mesdaden. ¶ Item svrydaechs.xiij.in Nouembre brachtmen alle die artijlgerye ende de engienen in die handen vanden ghedeputeirden, daer die vander stede wat swaricheden in maecten. Maer contra oportet non est remedium Ende tsaterdaechs brochtmen al haer lieder wapene ende gheweere, ooc inden handen van den ghedeputeirden, het welcke dye Prinche al dede wech voeren, in schepen, ten lande van Namen waert, ende daer was alle maniere van gheweere te weten hamers, sweerden, valckebecx, ghijsaerne, glauyen, hantboghen, aerm borsten, colueueren, serpentijnen, Ende al dese artijlgerye, ende engienen moesten si brijnghen buten der stede die welcke die Prinche al wech sandt alsoot voorseyde es. Ende oock brochten sy die voorseyde slotelen vander stede den Prinche. ¶ Item tsondaechs daer naer, so baden die voorseyde.iijc.ende.xxij.persoonen al sulcke reuerencie den Bisschop van Luycke, also sijt ghedaen hadden den Hertoghe Kaerle, ende dit gheschiede inde voorboughen vander stede. ¶ Item binnen der tijdt dat die Hertoghe Kaerle met deser saken besich was, so quam een Capiteyn huyt Vranckerijcke ghenaemt Morissis de neufchateau met een groot deel van Fransoysen. Ende hertoghe Kaerle dat vernemende, hi en wilde hem niet mesdoen nochtans wel wetende, dat hi quam om dye van Luycke in staden te stane, maer hi sandt den seluen capyteyn.iijc.rijnsche guldenen in drijnckghelde, beuelende dat hi wech trocke ende niet weder en quame in sulcke dolinghe, of het soude hem berauwen. ¶ Desen Capiteyn beloofde hem hooghelic vanden Prinche, ende hi track weder omme te Vranckerijcke waert, met sinen volcke wel blijde ende vrooylick. ¶ Item vp den seluen tijdt, so quam een rijckelic Ambassade huyt Vranckerijcke, aen den Hertoghe Kaerle, die welcke gheerne haer lieder last ontdect hadden, maer bi groter voorsienicheyt, so sprac tot hem lieden die Hertoghe Kaerle, seggende ghi heren ghi siet wel, dat ic nv seere onledich ben metten lasten die ic voor handen hebbe.aldus ghi sult verbeyden.iiij.of.v.daghen dan sal ick hooren ende met hu lieden spreken. Dese Ambassaduers bedancten den prinche van sijn vriendelijcke antwoorde. Ende si trocken logieren binnen Luycke, in eene schoone herberghe. [Den.xvij.sten dach van Nouembre] ¶ Item twee dagen daer naer, dwelcke was den.xvij.sten dach van Nouembre, so ordonneirde Hertoghe Kaerle dat hi trecken wilde binnen der stede van Luycke also hi ooc dede. Ende daer stonden die luyckenaers lancx der strate aen beede den siden gheordonneirt elck met eender barnende keerse in die hant van wasse, bloots hoofts ende elck hadde een sint Andries cruyce voor sijn borst ghenaeyt, ende men sach dat die moeders oock haer ionghe kinderen een cruyce naeyden vp die borst, als dandere, in teeken van onderdanicheden. ¶ Item tincommen en tpasseren vanden volcke {==C.xxxiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Item tincommen en passeren vanden volcke vanden hertoghe Kaerle gheduerde van smorghens te clocke neghene tot den.iiij.hueren naer der noene, daer alle dye edele mannen reden al int harnasch, ende saladen vp thooft. ¶ Item dye hertoghe Kaerle was ooc der ghelijcke, ende hadde aen een harnasch dat so costelic was, dat hem elck verwonderde die sach, want het was voren ende achtere al verchiert met costelicken ghesteente. Ende hi hadde hangende voor sijn borst eenen alte costelicken dierbaren steen, die onsprekelicken schat weerdich was, ende hi reedt met eenen blooten sweerde in dye hant, in een teekene dat hy die stede ghewonnen hadde metten sweerde, ende achter den Hertoghe quamen ghereden.v.paegien, so rijckelic dat een wonder was, ende elc hadde een salade vp thooft onghelijck den anderen, ende elc om tcostelicxt, Ende dese hooghe ende vrome incomste saghen die voornoemde Ambassaduers van Vranckerijcke. Ende die hertoge Kaerle dede tpyroen of breken ende bringhen te Brugghe te schepe, ende was daer ghestelt vp die buerse daert menich iaer daer naer stont, ende dat in een ghedinckenesse, omme dat daer dagelicx die cooplieden van diueersche nacien wandelen ende verkeeren. ¶ Item voort dede die hertoghe Kaerle alle die pyroenen die in alle dye steden vanden Luycschen lande al of breken ende te nyeten doen. Ende men sal weten dat al tlant van Luycke, binnen der tijt van.vi.weken aldus bedwonghen was vanden Hertoghe kaerle. Ende hie was doe out.xxxiiij.iaer. Iuyste April den achsten dach Tpyroen te brugge gherecht men sach. ¶ Ende ontrent den voorseyde pyroen stont ghegraueirt in eenen steen een verskin in latijne ghemaect, het welcke luydede in vlaemsche aldus. Hout vp v preudsce oghen bouen den winden Kent mijn val, inde goden machmen gheen vasticheyt vinden. Ic was te ludic der edelheit teeken eersame Ende der lieder glorie van onuerwinlicker name Nv ben ic tuysien tspottelicx volcxken medallen My tuygende byden handen van kaerle geuallen ¶ Item in dit selue iaer.M.iiijc.ende.lxvij paulus die paeus van Roome sandt eenen Legaet aenden hertoghe Kaerle met eender bulle van groten aflaten, ende was aflaet van allen sonden ende pijnen der sonden, twelck aflaet eerst gheleydt was in sint Ians kercke te ghendt, beghinnende den eersten dach vanden Aduent voor midwintere, ende gheduerende tot den derthien dach al den dach duere. Ende alle die poorten ende die kercken ende die kerctorren van Ghendt die waren alle verchiert metter wapene vanden paeus van Roome. Ende vele biechtuaders van diueersche plaetsen saten daer in sint Ians kercke, ende aldus so was Roome vp dien tijt te Ghendt. ¶ Item men seyde als doe, dat die coninc van Hongheryen ende Ian blanc trecken wilden vp die turcken, ende daer omme gaf die paeus dese aflaten. Ende hi sandt in allen prouincien van kerstenrijcke eene bulle van ghelijcker moghentheyt, omme tvolck van wapenen daer mede te betalene. Ende in desen seluen tijt waren die reyen van Brugghe al verdoluen tot vp den ouden boom, gheduerende tot den iare.lxx.ende langhere. ¶ Item in desen tijt reyndet so seere in vlaendren dattet een wonder was, wel.vi.of vij.weken lanc, ende ten wintere was van cleenen vorste, maer men hadde in vele plaetsen int lant grote schade vanden groten ende hogen water [Vp den.xxiiij.dach van Lauwe] ¶ Item in dit selue iaer quam meester Anthonis aeuroen, ende dede sijn intreye als proost, van sinte Donaes, ende tcollegie van sinte Donaes ghinc yeghens hem met processyen totter oostbrugghe, ende was vp den.xxiiij.dach van Lauwe. Anno.M.iiijc.ende.lxvij. ¶ Item in dit iaer voorseyde, so begheerde hertoghe kaerle aen tlant van Vlaendren eene subuencie van thien hondert duysent rijders te sijnen behouf, ende hondert duyst rijders ten behouue van mer vrauwe sijnder moeder, ende noch hondert duyst Rijders te sijnder dochter behouf, bedraghende tsamen.xijc.duysent Rijders, te wetene elcken Rijden voor.iiij.schellingen groten, die welcke voornoemde somme hem was vanden ghemeenen lande gheconsenteirt te betalene binnen.xv.iaren, te wetene elc let gheuende sijn transpoort totter tijt dat die voorseyde somme vulcommen ware. ¶ Item inden seluen tijt was die myne vanden {==C.xxxiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} alluyne gheuonden inder kercken landt van Roome. Ende die Paeus ordonneirde doe dat men gheen alluyn wt Turckyen coopen en soude, Ende hi gaf sijn alluyn.xij.iaer lanck gheduerende seere goeden coop. Ende waren doe ten tijden vele lieden, die hem metter coopmanschepen vanden alluyne moeyden, omme dattet so goeden coop was. [Hoe dye Hertoghe Kaerle van Charlois] Hoe dye Hertoghe Kaerle van Charlois, Graue van Vlaendren Reedt naer sijn stede van Brugghe, om sinen behoorlicken eedt te doene, daer hem groote Eere ende triumphe bewesen wardt. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} [INt selue iaer van.lxvij.den.ix.sten dach in April] INt selue iaer van.lxvij.den.ix.sten dach in April, dwelcke was vp den Palm auent, doe quam Hertoghe Kaerle te Brugghe, daer hem grote eere ende weerdicheyt gedaen was van te tooghene schoone personaedgien, vander cruyspoorte, tot sinen houe toe, dwelc hem seere bequame was, ende alle die trempetten ende claeroenen van seluere stonden vp die cruyspoorte, ende vp tschepen huys. ¶ Item als hi quam tusschen der calommen ende sint Obrechts cappelle, daer quam dye Bisschop van Doornicke eyghens hem, ende noch een bisschop huyt Inghelant een predecaer seer rijckelic, yeghens welcke twee prelaten hi beetede van sinen peerde, ende knyelde ter eerden, ende cussende dat heylich euangelie, ende wijwater ontfaen hebbende, sadt weder vp sijn peert, ende reedt ter stede waert inne. ¶ Item als hy quam aen dye Oostburch poorte, daer beete hi weder van sinen peerde, tot welcker plaetse lach een gulden laken, ende een cussen daer vp ooc van gouden lakene. Ende daer quamen yeghens hem meester Anthonis aeuroen, als proost van sinte Donaes, ende meester Roelant die scrijuere {==C.xxxiiij.r==} {>>pagina-aanduiding<<} als dekene van.s.Donaes, ende ontfinghen hem seer weerdelicken, daer hem die voorseyde proost brochte een cruyce dat hi cussede, ende die Dekene gaf hem speerswatere, ende also leedden si den Prinche met processyen tot inden choor van sinte Donaes kercke. Ende daer sijn bedinghe ghesproken hebbende, stont vp ende ghinc tot den hooghen outaer, daer hem ghelesen was trecht vander helegher kercke, twelcke recht hi beswoer. Want alsmen hem vraechde, so gaf hi antwoorde in latijne segghende. Ita iuro. Ende van daer so ghinc hy vp tschepenhuys daer hem meester Ian van Huerne sijnen eedt staefde ter veynsteren huyte, ende in teeken van ootmoedicheden soe ontdeckte dye Hertoghe sijn hooft, ende custe tcruyce. Ende dit ghedaen sijnde, meester Ian van Huerne pensionaris vander stede van Brugghe, sprack nederwaert totten volcke daer een viercant parc ghemaeckt was van houten baelgien, in welcke parc nyement en stont, dan die hooftmannen ende die Dekenen met haren eeden, sonder meer. Ende dye voorseyde Pensionaris dede den hooftmannen ende Dekens hueren eedt doen in deser maniere. Graue van Vlaenderen ghetrauwich te sijne, ende gheene anderen here te kiesene, ende sijn palen van Vlaendren te helpen houdene, sijn onrecht te helpen wrekene met lijue ende met goede, ende al te doene dat goede ondersaten schuldich sijn van doene. Daer dat dye voorseyde hooftmannen ende Dekenen riepen met luyder stemme ende met blijden voyse. Iae wy, iae wy. Ende die Hertoghe Kaerle dat horende riep selue. Noweil noweil. ende dit gheschiede vp den seluen dach ontrent den.vi.hueren van den auende met groter blijschepe. ¶ Item die halle van Brugghe was voren behangen met wit, root, ende blaeu, van schonen wulle lakene. Ende alle die nacien waren eerlic ende rijckelic ghecleet, ende alle die huysen waren behangen lancx der straten, ende ghestoffeirt met meer andere costelicheden ¶ Item die prinche byden blenden ezele duer dye hudeuetters plaetse ouer die groote eeckhoutbrugge duer die wulle strate ouer die marct voor bi sinte Christoffels kercke, tot in sijn hof, want vp den steen waren ghestoruen eenghe lieden vander pestelencie, daer omme en reedt die prinche duer die breyelstrate niet. Ende es te wetene dat die.ix.leden elc te sijnder plaetse gheordonneirt, deden tooghen schoone figueren van stommen personaedgien, seere rijckelic, dienende ten propooste vanden ontfanck vanden prinche, die met victorien in quam als doe. ¶ Item die stede van Brugge presenteirde den Hertoge Kaerle.ij.schone selueren beilden vergult, seer costelic toeghemaect, elc beilde weghende.xl.marc troys gewichte, waer of teene was tbeilde van sint Ioris, ende tandere van sinte Barbele. Dyt gheschiede int iaer van.lxviij. [Den.xix.dach in April] ¶ Item sdysendaechs in die paesschedaghen, dwelcke was den.xix.dach in April. Anno lxviij.dede die prinche sinen eedt in slandtshuys vanden vryen, ende sy presenteirden den prinche.xl.marc seluers vlaems, raeu ende onghewrocht, daer mochty of doen maken dat hem gheliefde. [Den.xxi.dach in April] ¶ Item den.xxi.dach in April. Anno.lxviij.dede hertoghe Kaerle sinen eedt ten Damme ende daer dede hi sijn noenmael. Ende van daer track hi metten ghetijde ter sluys, daer hi sghelijcx ooc sinen eedt dede, ende twas beede vp eenen dach. Ende buyten Brugghe laghen vele ballinghen, die welcke den prinche baden neerstelicke om sine gracie. Ende die prinche gaf die meeste menichte haer stede, also wel die ghebannen waren metter duergaende waerhede al metten eerlicken dijnghedaghen, maer die ghebannen waren van tweedracht ende twist te makene, dye en hadden gheene gracie. [Vp den.xxij.sten dach vander seluer maent] ¶ Item vp den.xxij.sten dach vander seluer maent trac die prinche te Zeelant waert, daer dat mijn here Lodewijc vanden gruythuyse voren ghesonden was, met een deel ghewapender mannen, ende die Prinche track corts daer naer achtere. Hiernaer soe volcht thuwelic vanden Hertoghe Kaerle, ende van Margriete van Ioorck, Tsconincx Edewaerts sustere van Inghelant. ¶ Dat.lij.Capittel. {==C.xxxiiij.v==} {>>pagina-aanduiding<<} ALs nv ouerleden was Elizabeth van Borbon hertoghe Karels wijf, ende die mare van dien quam in Inghelant aen den coninck Edewaert, doe seyde die coninc tot sijnder sustere Margriete. O mijn sustere ende mijn liefste yuweel, naer dat die Hertoghe van Borgoengien wewaer es, so wildick wel dat hi hu ghebueren mochte tot eenen man, waer vp dat die schone maecht Margriete antwoorde gaf. Dat god aen mi ghehouden heift dat sal mi wel gheworden. Doe sprac die coninck, o mijn yuweel het ware goet visch diene wel ghevanghen conste. Ende van dyer tijt voorwaert, worde dye maecht voorsede ontsteken met liefden totten voorseyde hertoge Kaerle, ende hem wort ontdect van huerer duecht, huyten welcken hi haer al temet seyndende was ghiften van vriendelicheden, waer bi si noch veel meer liefden them waerts ghecreech. ¶ Item vp eenen saterdach auent, soe quam die voorseyde Margriete byden coninc haren broeder, die welcke si vant alleene staende met eenen Ruddere aen een Tresoor. Ende die Coninck willecommende sijn sustere, vraechde wat haer begheerte ware. Ende si sprack, here ic vaste alle saterdaghen, ende so doet ghi ooc, daer omme comme ick tauent met v collacie houden. Ende in tbeste vander collacie so stont dye voorseyde maecht Margrieten vp, ende viel voor den coninc hueren broeder vp huere knyen, ende seyde. Mijn alder liefste here, ghi seyt eens tot mi vanden hertoghe kaerle van Borgoengien dat hy een goed visch ware, diene wel gheuanghen conste. Weit weerde heere dat ick byder gracien gods dien visch wel vanghen soude, in dien ghi mi daer inne ghehulpich wesen wilt, want hi mi hopick in goeder weerden heift. Ende daer vp so gaf antwoorde die voorseyde coninc aldus. Mijn sustere aen my en sal van dien nemmermeer ghebrec sijn, want ic ben gode lof gemmen tot mijnder vaderlicker erue, ende ick sal nu ooc helpen met lijue ende met goede. Aldus so rees die liefde tusschen hem beeden, ende heymelijck waren hier tusschen vrienden wandelende. Ende ooc mede die coninck sandt den bisschop van salsbry byden Hertoghe Kaerle, die in tvoorseyde huwelick neerstich laboreirde, so dat thuwelick ghenouch secretelick ghesloten was, alsomen hier naer wel hooren sal. ¶ Item huyt Vranckerijcke quam een groot Ambassade aen den coninc van Ingelant, doende een groot relaes ende makende dye maniere, al of si niet en wisten datter eeneghe handelinghe was tusschen den hertoghe van Borgoengien, ende der maecht voorseyde. Ende versochten of die coninck Edewaert soude willen gheuen sijn sustere in huwelicke den Hertoghe van Berry, die coninc van Vranckerijcke soude met hem gheuen in huwelicke, het Hertochschip van Guyenne, ende het hertochschip van Gasscoungien. Ende waert dat die voorseyde coninc dat niet en geliefde, ende hi dan sijne suster wilde gheuen in huwelicke den hertoghe van Calaberen, die coninck van Vranckerijcke soude selue also vele gheuen metten voorseyde hertoghe in huwelicke, als die Coninck Edewaert van Inghelant soude gheuen met sijnder sustere. ¶ Item die coninc van Inghelant dit horende ende wel verstaende dat die fransoysen huyt waren omme te belettene het huwelijc tusschen den hertoghe Kaerle ende der voorseyde Margriete, hi gaf antwoorde die ambassaden van Vranckerijcke, als dat hy noch niet beraden en was sijn sustere te huwene. ¶ Item die voorseyde ambassaduers hadden altoos gheerne ghesproken noch breedere metten Coninck van hueren saken, maer die coninck Edewaert absenteirde hem altoos van hem lieden daer hy mochte. Ende als si dat ouermercten, so trocken si te Vranckerijcke waert met eenen drouuen sinne. Ende het voorseyde huwelick vanden Hertoghe Kaerle ghinc vaste voort, metsgaders dat mer tusschen beeden neerstelic laboreirde. Ende tes te wetene dat Hertoghe kaerle maecte grote ghereetschepe yeghens dye bruylocht, want vp dien seluen tijt so verwrochten die goutsmeden te Brugghe.ij.duysentich marc seluers om platteelen te makene, ende om te dienen in die brulocht vanden Hertoghe Kaerle van Borgoengien. Ende vp dien seluen tijt so verwrochten die tinnepotghieters te Brugge.xxiiij duysent pont tins, om oock te orborene in die voorseyde brulocht. {==C.xxxv.r==} {>>pagina-aanduiding<<} ¶ Item in die selue tijt was te Brugge in sprinchen hof ghemaect ende ghetemmert een seere groote sale, ende dat bi werclieden van Bruessele, welcke sale wel.C.voeten lanck was, ende wel tachtentich voeten wijt, huyt ghedaen dye vertrec cameren aen beede den sijden, die welcke sale van binnen al behanghen was met wullen laken, blaeu ende wit, ende die verhemelthede also wel als die eynden, ende die sijden. Ende in die selue sale, so hinc beneden den lakene costelicke tapijtserye vander hystorie van Gedeon seere ghenouchlic. ¶ Item aen die noort sijde vander sale stont een costelic tresoor ghetemmert, ende vp thooft eynde hinc een gulden laken, ende daer stont een hooghe tafele daer die voorseyde Prinche met sinen edelen vander oordene sine maeltijt aen doende was. Ende in die voorseyde sale stonden groote veynsteren vul van witten glasen, ende ooc eeneghe veynsteren sonder glasen, omme te meerder lucht te ontfane. Ende den oostgheuel ende den westgheuele waren al vul glasen veynsteren, ende den vloer beneden was al verplanct van houte. Men moet weten dat die vrauwe Ysabeele van Poortegale des Hertoghe Karels moedere in dyt werck seere neerstich was omme alle dinghen ten chierlicsten te helpen beschickene. Hoe dye Hertoghe Kaerle begonste te houdene sijn oordene vanden gulden Vlyeze. ¶ Dat.liij.Capittel. ITem int iaer.M.iiijc.ende.lxviij.den.vij.sten dach van Meye doe begonste die Hertoghe Kaerle sijn oordene te houdene vanden gulden Vlyeze, ende was vp eenen saterdach versamende in deser naeruolghender manier alle sijn edelen. Eerst so ghinghen sijn edelen processye wijs, twee ende twee te samen totter kercken van onser vrauwen. ¶ Item daer naer quamen.xxij.Heraulten ooc te voet, verwapent met diueersche wapenrocken huyt diueersche landen. Te wetene, huyt Cecilyen huyt Bertaengien, huyt Normandyen, huyten lande van Cleue, ende huyten lande van Gheldre. ¶ Item daer naer so quam te peerde ghereden den Secretaris vanden Toysoene, ghecleet met eenen rooden langhen keerle, ende met een roode mutse vp sijn hooft ende eenen rooden capproen vanden seluen, die welcke hiet meester Martin van steenburch ¶ Item ter luchter hant vanden voorseyde Secretaris, so reedt die Heraut vanden Toysoene hebbende eenen rooden keerle aen, ende een roode mutse vp sijn hooft, aen sijnen hals een costelicke coliere van goude, daer alle die wapenen vanden heeren vanden Toysoene in gheamaelgiert stonden. ¶ Item daer naer quam mijn here die bisschop van Doornicke te peerde, als Cancelier vanden Toysoene. Ende ter luchter sijde reedt die Hofmeester mer Pieter bladekin, als Tresorier vanden Toysoene, ende was ooc ghecleet met eenen rooden keerle, ende eenen rooden capproen vp sijn hooft. ¶ Item daer naer so quamen dese naeruolghende heren vander oordene vanden Toysoene, ende die hadden aen roode clocken, die gheuoert waren ende costelick gheborduert met gouden metten vierslaghe, ende ooc gheuoert met witten fineirde, ende elck hadde vp sijn hooft eenen rooden sijden capproen, ende reden processye wijs in deser manieren, ende eerst alleene. Mijn Heere vanden Gruuthuyse Philippe Pot Thybault Neufcasteel Anthonis de Bastaerdt Adolf van Cleuen Ian Heere van Auxsy Ryenoudt van Breeroode Ian du Neufcasteel Hendrick van Borsele Iacob Heere van Cricky Symoen de la Lain Pieter van Beffremont Begghe de Lannoy Kaerle Hertoghe van Bourgoengien. etc. ¶ Item in deser rijckelicker manieren soe reden dese voorseyde.xiiij.heren tsanderdaechs te Vespere, ende tsondaechs ter hoochmesse Ende es te wetene dat dese voorscreuen heeren vp den seluen sondach sauonts reden ten.vij.hueren vanden auende ter Vigelie, al met swarte clocken ende swarte capproenen. Ende des maendaechs ter sielmesse van ghelijcken {==C.xxxv.v==} {>>pagina-aanduiding<<} elck metter ordene. ¶ Item ontrent den seluen tijt, mijn heere Anthonis van Croy, Graue van Persen, ende van Remy, ende mijn Heere Ian van Croy, ende Ian heere van Lannoy souden gheweist hebben te deser feeste, maer si vertrocken alle drye, Ende en quamen in Brugghe nyet sdaechs te vooren. ¶ Item vp den sondach so was die wapene verdeckt met swarten Lakene, vanden Graue van nyueers, ende daer was gheuest een papier, daer in gheschreuen stont, dese naer uolghende sin, Die Graue van Nyueers ghedachuaert by sekere bekende letteren vanden seer hooghen ende excellenten Prince den Hertoghe van Bourgoengien, beseghelt metten seghele vander oordene van den gulden Tooysoene, omme te compareirene int capijtele, ende te antwoordene vp die confusie diemen hem aenseggende was, ende hi en heeft niet ghecompareert noch gheantwoordt, omme tproces te schuwen, heeft weder ghesonden sijn coliere vander ordene, ende wt dier causen, en is hi niet gheroupen gheweist ter offerhande. [Hoe heer Iacob van Bourbon (die welcke rechtsweere was van Hertoghe Kaerle) van deser weerelt verschiet] [In selue iaer van.lxviij.den xxij.sten dach van Meye en vp den.xxiij.dach van Meye] Hoe heer Iacob van Bourbon (die welcke rechtsweere was van Hertoghe Kaerle) van deser weerelt verschiet, ende seer eerlick begrauen wardt.met allen sinen heeren vander oordene.etc. ¶ ITem in selue iaer van.lxviij.den xxij.sten dach van Meye, so verschiet van deser werelt een edel iongelinc ghenaemt mer iacob van Borbon, die welcke was rechtzweere vanden Hertoghe Kaerle, ende hi was een van den Heeren die nyeuwelinghe die ordene vanden Tooysoene ghegeuen was die welcke Heere met groter eeren ende met groten Rauwe ter eerde gedaen was, te sinte Donaes vp den.xxiij.dach van Meye, daer alle die collegien, ende die vier oordenen, ende die monicken vanden Eechoute in processyen ghinghen, ende sachternoens die Vygilie, daer alle die Houelijnghen in swarten habijten waren. Ende vier Heeren vander Oordene ghijnghen neffens den lijcke verslooft elcke met eenen groten capproene. Ende die hertoghe Kaerle ghinc inden rauwe alder naest den lijcke, met eenen rau capproen gheslooft ende naer hem quamen noch andere heren die oock gheslooft ghinghen in den rauwe. Te wetene Ian van Lutcenburch, mer Iacob van simpol, mijn heere van Rauesteyn, mijn heere van Argue, ende mijn heere Anthonis die Bastaert van Bourgoengien. ¶ Item die wet van Brugghe Burchmeesters, Schepenen, ende Raden, ghinghen alle mede inden Rauwe, ende alle die schadebeletters ende knapen die droughen elck een barnende tortse inde handt. ¶ Item van Hertoghe Karels weghe waren hondert arme lieden in swarte ghecleet al nyeuwe, die elck droughen een barnende tortse, metter wapene daer aen van den voorscreuen dooden. Ende vele Heraulden ghijnghen voor tlijck met haren wapenrocx, ende alle die Dekenen metten notabelsten van alle den Ambochten, stonden in swarten habyten in ordene lancx der strate, Ende hadden barnende toortsen voor hem lieden staende in grooter menichte, ende inden rauwe, so ghinghen noch den bisschop van Doornicke, ende die Bisschop van Camerijcke. [Vp den.xx.sten dach van Meye] ¶ Item vp den.xx.sten dach van Meye was dese voorseyde here begrauen inden choor van sinte Donaes, aen dye Noortsijde vander sepulture vanden hoghe ende mogende prinche, den Hertoghe Phelips voorseyde, vader vanden Hertoghe Kaerle. ¶ Item in desen tijt so waren vele diueersche Ambassaden te brugghe byden Hertoghe Kaerle, te wetene vanden Hertoghe van Calabren, vanden Hertoghe van Bretaengien, vanden drie staten van Vranckerijcke, dat dye bisschop van Langhers een of was, met vele ander groote personaedgien huyt vranckerijcke. Vp den seluen tijt quam ooc met schoonen state te Brugghe dye Graue van Simpol Conincstable van vranckerijcke, wel met.ijc. peerden, met luydende trompetten. Ende men voerde sconincx sweert voor hem, ende ij.maetsuwen, metter wapene van Vranckerijcke, voor hem draghende. ¶ Item in desen seluen tijt wat te voren, so sanc Lodewijc van borbon bisschop van Luycke die hoochmesse te Luycke, ende absolueirde al {==C.xxxvi.r==} {>>pagina-aanduiding<<} tvolc van Luycke van Spaeus weghe, vanden verwate ende ban daer si in waren, in die presencie van eenen Legaet van Roome, welcke absolutie vele goets coste. Ende dye luyckenaers hebben in penitencie, nemmermeer binnen den schependomme van Luycke, Swoensdaechs te moghene vleesch eten. [Vp den.xv.dach van Wedemaent] ¶ Item int selue iaer vp den.xv.dach van Wedemaent, so was ghedaen een rijckelic iaer ghetijde, sauonts te voren die Vigelie ende tsanderdaechs met eender eerlijcker messe vanden hooghen ende moghenden prinche den Hertoghe Phelips van Borgoengien, daer hertoge Kaerle present was, van wien een iaer lanc een sielmesse was ghedaen singhen metten vullen choore in sinte Donaes kercke, daer alle daghe waren ter messe omme die te hoorene twee wethouders van brugge tvoorseyde iaer gheduerende. ¶ Item in dyen tijt was oock te Brugghe die Lantgraue van Hessen, ende was ghelogiert in die Bornecamare. [Vp den.xv.dach van Wedemaent] ¶ Ende des wel te merckene dat die hertoge Kaerle was een scherp man van iusticien, want hi dede int voorseyde iaer van.lxviij.een man aen eenen boom hanghen, ende daer naer dedy onthoofden eenen bastaert van Condeyt, ende hy dedene vp een rat stellen bi sinte Baefs buyten Brugghe, om sekere quade feyten die hi ghedaen hadde. Ende dit en was den voorseyde prinche niet te verbiddene, nochtan baden voor hem vele grote heren, hi was gherecht byden prouoost marisael, gheseyt die roode Roede. [Den.xxvi.dach in Hoymaent] ¶ Int selue iaer den.xxvi.dach in Hoymaent soe wast een groot ongheweirte in Brabant tusschen Diest ende Leeuwe, ende daer vielen haghelsteenen also groot als eyeren of caetsballen, grote schade doende in die vruchten ende ander saken, ende daer was bi dien ongheweirte eene prochyekercke al gheheel verdoruen ende gheschendt. ¶ In desen tijt so ghebuerde in Vlaendren wonderlijcke saken van Reeuwers ende Vodoysen. DEse reeuwers sochten maniere omme tvolck te vergheuene onder tdecsel van pestilencien, van den welcken Typere een Reeuwer gherecht was, ghenaemt meester Willem matthijs, gheseyt schuercapproen van Dixmuyde waert, omme dat hy nam twee maechdekins te ghenesene vander pestelencie, maer hi gaf hem lieden regael te drinckene, daer of dat si storuen, ende was daerom ghedoot, den.xi.sten dach van Ougst. Anno M.iiijc.ende.lxviij. ¶ Item corts daer naer was Typre noch gheuanghen eenen Heyne, gheboren van Herentals, ende noch een met hem, die ooc vele lieden vergheuen hadde, ende dese waren gheuoert vp eenen waghene Typre lancx der straten, naect vanden gorderieme vpwaerts, ende waren so ten vier houcken vander stede ghestreken met gloeyende ysers vp huerlider bloote lijf, ende voor die besant weder commende, daer wierden si onthooft. [Vp den.xxiiij.dach van Septembre] ¶ Item inden seluen tijt waren te Werveke ooc lieden gherecht, die een kint dat ghestoruen was vander pestelencie, hadden al te nyeuten ghesoden in eenen ketele, ende dat sop goten si in drincpitten ende in fonteynen, omme tvolck te corrumperene, ende ter doot te bringhene, ende si goten dat sop ooc in speerswater vaten, als waer by men te Brugge die speerswater vaten al vulde met sande ende met greyse. Ende men dorste in gheene kercken noch in cloosters enich speerwatere laten staen, lange tijt gheduerende. Ende te brugghe waren van sulcke faeyte quade wijfs gheuanghen, van den welcken datter eene gebarnt was vp een schauot, vp die grote marckt te Brugghe, vp den.xxiiij.dach van Septembre. Anno lxviij.ooc waren te Veurne lieden verbarrent vanden seluen faeyte. Dits tincarnacioen. ¶ Gheestelick, leeck sijn gheplaecht met Reeuwers. [Den.xxv.dach in Wedemaen] MEn sal weten also hier voren verhaelt es, daer wi spraken vanden bisscop van Langhers, dat hy te brugghe quam, het was openbaer ghenouch dat dat was omme dyt selue huwelic te belettene, nyet yeghenstaende het voorseyde huwelic ginc voort. Ende dese edele bruyt Margriete van Ioorck quam in tswijn ter Sluys, den.xxv.dach in Wedemaent, ten.vi.hueren vanden auende. Int iaer.lxviij.daer si met grooter blijschap ontfanghen was, ende met diueersche costelicheden van personaedgien ende van schoonen vieren. {==C.xxxvi.v==} {>>pagina-aanduiding<<} [Hoe dye Hertoghe Kaerle van Chaerlois, Graue van Vlaendren Trauwede (binnen den Damme) sijn bruydt] Hoe dye Hertoghe Kaerle van Chaerlois, Graue van Vlaendren Trauwede (binnen den Damme) sijn bruydt, die weerdege Princersse V