De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 572]
| |
Blyde aenkomste t'Amsterdam Van zijne Excellentie D. Estevan de Gamarra,aant.Ga naar voetnoot*Ridder van Sint Jakobs Orden &c. Gezant van zijne Katholijcke Majesteit, by de Hooge Mogende Staeten der Vereenigde Landen.OS HUMEROSQUE DEO SIMILIS.
Zang.
Wie rijst zoo heerlijck op van verre,
En voert den glans der AvondsterreGa naar voetnoot2
In 't helder voorhooft, daer men nietGa naar voetnoot3
Dan vrede en vreugt uit straelen ziet;
5[regelnummer]
Terwijl de Goden van ons stroomenGa naar voetnoot5
Verlangen te verwellekomen
Met hun eerbiedig aengesicht
De Majesteit van 't naeckend licht,
Dat hun verschijnt met zijne klaerheit,
10[regelnummer]
Na'et overdryven van de naerheitGa naar voetnoot10
En donckren nevel van 't geschil?
Wat Godtheit of dit wezen wil,Ga naar voetnoot12
Die nederdaelt, als uit de wolcken,
Genegen Zeven vrye volckenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
In hun doorluchtste Stadt, dien stoelGa naar voetnoot15
Der goude Vryheit, door 't gewoel
| |
[pagina 573]
| |
Der straeten, onder 't bly bejegenen
En minzaem groeten, milt te zegenen
Met haere tegenwoordigheit,
20[regelnummer]
Waerop men jaeren heeft gebeit?
Ai melt ons dit door tael of teken,
Zoo wort de wierookgeur ontsteecken.
Tegenzang.
Het is GAMARRA zelf, de montGa naar voetnoot23
Des Konings, die het vreverbont
25[regelnummer]
Der tien en zeven Nederlanden
Met zijne penne en eige handen
Bezegelde, en, van oorlogh wars,
Ten leste d'ysre poort van MarsGa naar voetnoot28
Hiet sluiten met metaele boomen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Tot rust van lant en zee en stroomen.
Het is de vreedzaeme Afgezant
Des Konings, die, van strant tot strant,
Zijn heerschappy in top ziet wassen,
En met zijne armen beide d'assenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Der Christe weerelt ommevat,
En al den Peruaenschen schat,
Den zilverbergh, en goude vlieten
Met heele vlooten wenscht te gieten
In Hollants schoot, daer Amsterdam
40[regelnummer]
Tot aen de starren steigren quamGa naar voetnoot40
Met Cezars kroon, waarin zijn vonckenGa naar voetnoot41
Van gout en diamanten bloncken,
En eeuwigh blincken, tot een pracht,
Een merck van 't Keizerlijck geslacht.
Slotzang.
45[regelnummer]
Zijt wellekoom: ry in, en nader,
O Estevan, ghy vredevader,
En vredevoeder, vredetong.
Ry in, onthaelt van out en jong,Ga naar voetnoot48
| |
[pagina 574]
| |
En alle kunne, en arme en rijcke.
50[regelnummer]
Dat al het Y zijn vlaggen strijcke,Ga naar voetnoot50
Ter eere van uw Meesters Kroon.
Dees Stadt was al van outs gewoon
Zijn Grootvaêrs in haer' schoot t'ontfangen.Ga naar voetnoot53
De Vijfde Karels beelt, gehangen
55[regelnummer]
Op 't Raethuis, tuight noch van dien tijt
En dagh, zijn Majesteit gewijt,
Daer 's volcks gejuich vermenighvuldight.
Zijn nazaet, vrolijck ingehuldight,Ga naar voetnoot58
Als telgh van desen hoogen struick,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Wert hier van Burgermeester Buick
Oock d'eedt, ten steun van 't Recht der vroomen,Ga naar voetnoot61
Uit last der Vroetschappe afgenomen.
Nu hoopen wy, verknocht door vre,
Met uwe Monarchy de zee
65[regelnummer]
Van roof te schuimen, en te vaegen.Ga naar voetnoot65
Zoo laet ons welkomste u behagen.Ga naar voetnoot66
J. v. Vondel.
|
|