Christus in zijn lijden. Deel 2: Christus in den doorgang van zijn lijden
(1951)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendK. Schilder, Christus in zijn lijden. Deel 2: Christus in den doorgang van zijn lijden (tweede druk). J.H. Kok, Kampen 1951
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen, signatuur: 68 B 24
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Christus in zijn lijden. Deel 2: Christus in den doorgang van zijn lijden (tweede druk) van K. Schilder uit 1951.
redactionele ingrepen
p. 477: noot 1 heeft geen nootverwijzing in de tekst. Deze is door de redactie achteraan de pagina geplaatst.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 4, 606 en 620) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
CHRISTUS IN ZIJN LIJDEN
[pagina 2]
TWEEDE HERZIENE EN VERMEERDERDE DRUK 1951
[pagina 3]
Dr K. SCHILDER
CHRISTUS IN ZIJN LIJDEN
OVERWEGINGEN VAN HET LIJDENSEVANGELIE
II
CHRISTUS
IN DEN DOORGANG
VAN ZIJN LIJDEN
J.H. KOK N.V.-KAMPEN
[pagina 607]
INHOUD
I. | CHRISTUS NAAR ANNAS GELEID | 5 |
Scherpe caesuur in de lijdensprocedure, 6 - Christus in wereldlijke en kerkelijke rechtsprocedure, 7 - ‘De zijnen’ krijgen het eerste woord over Christus' al-of-niet acceptabel zijn, 8 - De kerk ‘der zijnen’ (Joh. 1:11) dórst naar bloed, 9 - Een emeritus-weleerwaarde ópent den handel, 10 - Ressentiment van den emeritus-in-functie, 11 - 't Hoofd eener dynastie (vgl. Hebr. 7:3) neme 't eerste woord, 12 - Annas' moeder: ‘gebenedijde onder de vrouwen’, 13 - De applicatie van de psalmen in geding, 14 - Juist de priesterdynastie verzocht met ‘Melchizedek’ (Hebr. 7:3), 15 - Levi gevloekt, gezegend, definitief gevloekt, 16 - Maleachi's profetie van het messiaansche tempelbezoek, 17 - Messias neemt zijn snélle tempelinvasie niet als ‘harpagmos’, 18 - De crisis van theocratie dan wel hiërocratie, 19 - Twee ‘koningsdochters’ mee betrokken in de koningscrisis, 20. | ||
II. | CHRISTUS' APOLOGIE VOOR ANNAS | 21 |
Het hoofdpunt van 't vooronderzoek: discipelen en leer, 22 - Leerbevoegdheid en schoolvormingsrecht in onderzoek, 23 - Die niet gelooven kunnen (Joh. 5:44) zeggen: gij moogt niet preeken, 24 - Informatie naar het paradoxale messiaansche kenteeken, 25 - Het paradoxale verblijf van den Getuige onder de niet-getuigen?, 26 - Een criterium van ware en valsche messiassen?, 27 - Aphorismen niet toegelaten; leer vrijgegeven, 28 - Tempel en synagoge van school onderscheiden, 29 - Messiaansche apologie: het ‘deksel’ genómen, niét gegéven, 30 - Christus verzegelde zijn ‘thora’ niet (Jes. 8:16), 31 - Het drievoudige, fiere ‘Ik’ der messiaansche apologie, 32 - Geen contrast tusschen ‘evidentie’ en ‘mysterie’, 33 - Schriftgeleerden en Schriftkundigen - en hun onwil, 34 - Geletterden en ongeletterden - in hun onwil, 35 - De onwil van beide groepen als onmacht aangemerkt, 36 - De rol der messiaansche profetie was niet verzegeld, 37 - Het ‘hooren’ van de dooven - katastrofale messiaansche bewijsvoering, 38 - De Aangeklaagde laat ons allen als getuigen dagvaarden, 39 - De ongeleerde geleerde-farizeër, en de geleerde ongeleerde-tollenaar, 40 - Signaculum van duidelijkheid en autopistie, 41. | ||
III. | CHRISTUS HANDHAAFT GODS WOORD ALS RECHTER TUSSCHEN MELCHIZEDEK-LEVI | 42 |
De ‘am-ha-árets’ láát zich niet dagvaarden, 43 - Levi weigert Melchizedek de tienden en slaat naar hem, 44 - De assistent |
[pagina 608]
blijve anoniem: 't komt op den réchter aan, 45 - De theocratische rechterstoel illustratie bij de klacht van ‘Prediker’, 46 - Alle ‘exlex’ wel ellendig, maar alle ‘ellendige’ nog geen exlex, 47 - De Exlex zonder systase of systatischen brief, 48 - ‘Het gezicht der oogen’ werd ‘verblinding’, 49 - Vergeten grondwet: eenheid van waarheid-en-recht, 50 - De worsteling van vleesch en Geest zonder ‘doorbraak’, 51 - ‘Opgaan, blinken, verzinken’ (Prediker, Matth. 1), 52 - Messias, rijzend van achter den klaagmuur, 53 - Apostasie en trouw, hypostolê en pistis, blijvend in conflict, 54 - De ommegang als beschrijvingsfiguur, 55 - Levi saboteert de evangelische ‘doorbraakdiakonie’, 56 - Levi's ‘niet-belijden’ (loslaten, niet vrijlaten), 57 - Saecularisatie in Levi's laatste consistoriekamer, 58 - De ‘oogen’ mógen niet meer zien, noch de ‘honden’ blaffen, 59 - De ‘harpagmos’ (Filipp. 2:6) niet bij Christus, wel bij Annas, 60 - ‘Betúig’ - dat bevel is tegendeel van ‘raka’, 61 - De kaakslag-zonder-Schriftbewijs is ‘raka’-zeggen, 62 - Gradaties in het raka-zeggen afgewezen, 63 - Confrontatie met het Woord: Pinksteradvent, 64 - Het depositum der wet geen museumstuk: menschen- en engelenvoeten, 65 - De Prediker over raka's offer en offerpraat, 66 - Na de tempelreiniging in de ‘qahal’ nog de tempelrede van ‘Qohèleth’, 67 - Het antwoord op den Prediker is ‘duur gekocht’, 68 - De bergrede en het motief van ‘de andere wang’, 69 - Parallel met de Bondsprocedure (Micha 6), 70 - Beide wangen inderdaad geboden - op ‘conditie’, 71 - Het criterium der profetische ‘epilyse’, 72 - Eigenwillige epilyse tegen bijbelsche, 73 - Annas' scheurmakers-epilyse, 74. | ||
IV. | CHRISTUS BESCHULDIGD VAN HET GEVEN EENER ‘EIGEN EPILYSE’ | 75 |
Hinderlijk conflict van getuigen, 76 - Aanknoopingspunt in de tempelreiniging (vgl. Jes. 28:1-13), 77 - Bijbelwet inzake epilyse tegen Christus in het veld gebracht, 78 - Documentatie gevorderd van epilyse-privilege, 79 - De masjaal: heersch en vertoon de verdeeldheid, 80 - Van God verlaten Messias of van God verlaten tempel?, 81 - Moeilijk raadsel, - maar met vele aanknoopingspunten, 82 - De Ernst bepróeft de toeschouwers met een masker van Spel, 83 - Het bijbelsche aanknoopingspunt: voorhangsel-vleesch, 84 - Mozes en Christus inzake het ‘scherp zien’, 85 - De masjaal - niet tusschen doctor en student, doch tusschen vader en kind, 86 - De masjaal: een heilzaam oponthoud - den blijver, 87 - De masjaal - obduratie-instrument den deserteur, 88 - De masjaal - Gods eerste leermiddel in schiftingstijd, 89 - De masjaal - seponeeringsmiddel voor ‘de armen van geest’, 90 - ‘Jezus weende’ - na zijn mesjalimgesprekken, 91 - Beschuldigd van een ‘eigen epilyse’ om de onze te verzoenen, 92 - Het kernpunt: ‘niet met handen gemaakt’, 93 - Het credo van den ‘Theanthroopos’ als blasphemie verdoemd, 94 - De ‘personeele unie’ bij voorbaat aangemerkt als haeresie, 95 - De kaakslag, ditmaal in den syllogismebouw, 96 - De masjaal - ook later in geding gebracht, 97 - De Aangeklaagde be- |
[pagina 609]
heerscht de termen van 't geding, 98 - Subject van goddelijke praedicaten zijn: eerste zonde, 99 - God spreekt straks zijn masjaal op Golgotha, 100. | ||
V. | CHRISTUS ‘SYNEGOR’ ZWIJGEND ONDER DE ‘QATEGORIN’ UIT LEVI | 101 |
‘Melchizedek’ onder aangewezen Boanerges: voor den wereldomroep, 102 - Verklaringen voor het ‘modicum’ van zwijgen, 103 - ‘Zwijgen’ niet boven of tegen ‘spreken’ te stellen, 104 - Op andere actie ook andere reactie, 105 - Het voorgeschreven procédé van ‘derisjah’ en ‘bediqah’, 106 - ‘Valsche getuigen’, een niet gauw toegekend praedicaat, 107 - De impasse: er zijn al candidaten-voor-verwijzing-naar-den-procurator, 108 - De preciese tekst te lezen, de feitelijke uitleg in te wachten, 109 - De rechter ontvangt geen húlp voor zijn rechtsverkrachting, 110 - Christus dwingt de kerkelijke Acta, het skandalon te noteeren, 111 - Het ‘dógma’ voor later gered, 112 - Persoon en werk van Christus af te lezen uit de acta van zijn zwijgen, 113 - Mozes en farao - Jesaja en Assyrië - Christus en ‘Egypte’ (Levi), 114 - Geen voorspelling van feiten, doch verwijzing naar Schriften, 115 - Skandala noodzakelijk: Heil Hem door wien ze niet komen (Matth. 18:7), 116 - Vervulling van de profetie van den Ebed Jahwe (Jes. 50), 117 - De schiftingswil roept om ‘het overblijfsel’, 118 - Geloof gevorderd, en geen verbazing om een wonder, 119 - Demonstratie of mactatie? Patefactie of satisfactie?, 120 - Het ‘hooren’ wordt niet door het ‘zien’ vervangen, 121 - Rechtvaardiging gezocht niet als ziener, doch als hoogepriesterprofeet, 122 - Blijven in het kader van het kanonieke evangelie, 123 - Vervulling zién van den masjaal: tot ruïne worden, 124 - De onverteerde rest verdrongen, 125 - Het zwijgen, dat de spraak der Paracletenlippen kóópt, 126. | ||
VI. | CHRISTUS SYNEGOR ZWERENDE BIJ GOD TEGENOVER DE QATEGORIN UIT LEVI | 127 |
Uitweg gezocht uit de impasse: de eed, 128 - IJdele woorden, die ‘ledig wederkeeren’, 129 - De rechtsfiguur van ‘gedeeltelijke bekentenis’, 130 - Wordt ‘althans’ messiaansche pretentie toegegeven?, 131 - Zacharia's profetie en de bekranste Jozua, 132 - Jozua bekránst? Déze geknéveld!, 133 - Levi's Huis wil geen krans uit déze hand aanvaarden, 134 - De vórdering van den eed: Christus' triumf, 135 - De triumf verzwaart toch weer het lijden, 136 - De bergrede - geen rhetorische slag in de lucht, 137 - Reglementen inzake eeden maken Gods eedgebod krachteloos, 138 - Onderscheiden vormen van zulke ontkrachting, 139 - Normgeving - autonome politiedienst dan wel heteronome gezagsproclamatie, 140 - Vordering van den eed ditmaal principieel misverstand, 141 - Desondanks eigen messiaansche motieven, 142 - De materie van den eed is die der ‘goede belijdenis’, 143 - Gods Zoon onder eede - de niétvicieuze cirkel van den Eenvoudige, 144 - De eenvoud is beslissend, 145. |
[pagina 610]
VII. | CHRISTUS, VAN BEKENTENIS VOORTSCHRIJDEND TOT BELIJDENIS | 146 |
Verschil tuschen ‘bekentenis’ en ‘belijdenis’, 147 - Bekentenis zonder belijdenis ware ongenoegzaam, 148 - De eed wordt expliciet: citaat uit koningsprofetie, 149 - Geen repetitie van masjaaltekst; wel profetische epexegese, 150 - De profeet weigert de profetische epilyse niet, 151 - Daniëls vertroostend visioen: de wereldpolitiek messiaansch geleid, 152 - De nieuwe ‘beesten’ of wereldrijken uit Daniëls visioen, 153 - Geen der monstermachten laat den wereldsábbath lichten, 154 - Kajáfas en de joodsche apocalyptiek over den priester-vorst, 155 - Geen galileesche stokken, maar judeesche zwaarden contra 't Beest, 156 - De Menschenzoon tuschen het stormeentrum boven en de zee beneden, 157 - De messiaansche zelfproclamatie: ‘ego eimi’, 158 - Naast Daniël (over den koning) David (over den priester), 159 - Aangeklaagde en president als rivalen, 160 - Profetische vervulling op kortsten termijn, 161 - Het moeilijke woord ‘van nu aan’, 162 - ‘Van nu aan’, terminus a quo, niet ad quem, 163 - Levi's onmiddellijk versmelten voor de ‘kracht’ Gods, 164 - Het raadsel van Davids zelfsubordineering aan zijn Zoon, 165 - Ambtsunie, den vader verboden, den Zoon gegund, 166 - ‘Kleine hoorn’ tegen ‘kleine scheut’, niét of wél ‘agenealogêtos’ (Hebr. 7:3), 167 - Het heen-en-weer-proces en het retardatie-begrip, 168 - De Priester-Koning ontbindt zegen en vloek, 169 - Wie kan ‘krom’ maken, wat God ‘recht’ gemaakt heeft?, 170. | ||
VIII. | CHRISTUS OM ZIJN BELIJDENIS WEGENS BLASPHEMIE VERDOEMD | 171 |
Blasphemie - hoogmoedsuiting, grensloochening en grensoverschrijding, 172 - De joodsche theologie verdraagt Christus' ‘van nu aan’ niet, 173 - Politieke utiliteitsgrond vervangen door kerkelijken rechtsgrond, 174 - 't Gebaar der kleerscheuring - vrij algemeen, 175 - De hoogepriester schakele privégevoelens uit: de scissie zij préék, 176 - Wederzijdsche aanklacht van blasphemie, 177 - Kajáfas legt als Hizkia den Immanuëls-blasphemiebrief neer voor Jahwe, 178 - De satisfactie-boodschap buiten de discussie gehouden, 179 - De priester-vrijmaker (Joh. 8:33) verdraagt geen Priester-Vrijmaker (34-36), 180 - Levi vervloekt de ware exegese van Leviticus en alle levitica, 181 - Kleerenscheuren en tandenknersen: dit kómt nog wel (Hand. 7:54), 182 - De hoogepriester sterft; het priestervólk wordt geboren, 183 - Kajáfas en Pilatus: tweeërlei motiveering, 184 - Excommunicatiepijn mag niet verdoofd worden, 185 - Christus' verwerping verlangd, om de kerk te redden, 186 - Gescheurde kleederen of gescheurde harten, 187 - De wolf verdoemt den Herder als Wolf, 188. | ||
IX. | CHRISTUS, GODS PROFEET, ALS MISLUKTE WAARZEGGER GEHOOND | 189 |
Dienaren zien niet meer den Meester, 190 - De vólks-vereering geridiculiseerd, 191 - De distantie, ontstaan tusschen ‘nabi’ |
[pagina 611]
en ‘kosem’, 192 - Bileam's rechter (Openb. 2:14) gehoond als Bileam-in-'t klein, 193 - De kermiskraam op den profetenberg, 194 - De spot - commuun èn generaal bedrijf, 195 - Bij Hem de unie van profeet-ziener-waarzegger bewezen, 196 - Er was reeds meer gegeven dan gevraagd werd, 197 - Illustratie bij de Dordtsche Leerregels, 198 - ‘Kleinkunst’ om den anhypostatischen exlex, 199 - Sophia en mooria: de Eeuwige Wijsheid heet: raka, 200 - Paulus èn de Sanhedristen: geen symphonie tuschen Messias en belial, 201 - Ook ‘oud zeer’ (Joh. 5, Matth. 12) heden afgehandeld, 202 - Spot tegenover aletheische dan wel in ethische crisis, 203 - De spotterachteraf onderf den Spot-bij-voorbaat, 204 - Uiterste remedie of extra venijn, 205 - Kajáfas als aanwezig president en Paulus als afwezig apostel, 206 - Ironie in geboortekamer, hoon in sterfkamer, 207 - Onderscheiden en liefhebben, - óók onder karikaturisten, 208 - Zijn hoon de prijs voor onze paraclése, 209 - De Bizondere Satisfactiewet ontdekt den zin, 210 - Die wet gepredikt voor 't ‘nimmermeer te schande worden’, 211 - Serieuze roeping in en door zijn hoon, 212. | ||
X. | CHRISTUS ANDERMAAL GEISOLEERD | 213 |
Simon Petrus tusschen conversatie en praedicatie, 214 - Wederom het thema van ‘Christus' twaalftal’, 215 - Geschonden legitimatiegetal en isolement, 216 - De waarzegging in feite bevestigd: niet van God verlaten Spreker, 217 - Incidenteele openbarings-ontvangst en kreatuurlijke gave, 218 - Profetie en waarzegging: lijnen en punten, samenhangen en feiten, 219 - Clairvoyantenpijnen, hier: ook de Advocaat ‘wist het wel’, 220 - Clairvoyance en profetie in het ‘midden der geschiedenis’, 221 - Opklimming in den lijdensgang van het isolement, 222 - Vermoedelijke reconstructie van feiten, 223 - Eeden van den apostel - na den ééd van den Meester, 224 - Een hoorend oor - een ziend oog (Spr. 20:12), 225 - Geen gemeenschap, tenzij ‘gesticht’ door den Geïsoleerde, 226 - De geest van den Borg-Profeet den Profeet onderworpen, 227 - Bentgenooten en bondgenooten in ‘concursus’, 228 - De Paracleet beroofd van de paraclesevórmen, 229 - Inhoud én auteur der bergrede tegelijk verloochend, 230 - Parallel Petrus-David: het citaat uit Psalm 34, 231 - De reformatie van de kerk-polis meê verloochend, 232 - God de Vader: die haan ‘nicht one gefähr, 233 - De dwingende macht van het woord ‘terstond’, 234 - God de Zoon: singuliere aandacht naar alle zijden, 235 - Responsie aan den Vader, coöperator in het waarzeggingsteeken, 236 - Hypostatische unie, groot en klein, 237 - Voorzienigheid en voorzichtigheid in arbeid, 238 - God de Heilige Geest: Woord-anamnése, 239 - De paraclese zonder vormen, maar niet zonder loon, 240 - Acceptatie van den betalingsarbeid tot dusver, 241 - Vrienden verliezen, broeders gewinnen, 242 - Geen ‘tabernakelen maken’, geen biechtstoel verzetten, 243 - Twee uit de twaalf - de één zonder, de ander met ‘kinderen’, 244. |
[pagina 612]
XI. | CHRISTUS, BAR-ENOOSJ, VOOR HET BEEST GEWORPEN | 245 |
Ecclesia sitit sanguinem, maar - ‘dolose’, 246 - De rechtersexegeten weten, wáár de troon van 't Beest is, 247 - ‘Egypte’ is in Jeruzalem vlakbij: geen geografische namen in de Schrift, 248 - De Losser uitgeleverd aan de nietig-verklaarders van de lossingswet, 249 - Gestèlde antithese iets anders dan natúúrlijke gigantomachie, 250 - Opschrift boven dekaloog, geen scène uit ‘algemeene cultuurhistorie’, 251 - Levi vraagt ‘handopening’ van 't Beest voor ‘Davids’ crurifragium, 252 - Felix culpa van de pax romana: gezégend Beest, 253 - ‘Abel’ is jaloersch op ‘Kains’ ‘vesting’- en ‘city’-apparatuur, 254 - Salomo familie van faraönen - Rome jongere zuster van Jeruzalem, 255 - Die óverleverden hebben ‘grooter zonde’, 256 - Psalmen van Salomo - en de weggenomen kennis-sleutel, 257 - Wie de beesten niet verscheurt, wordt er vóór geworpen, 258 - Slechte priesters en rechtvaardige leeraar in conflict: daarna de ‘Kittim’, 259 - Wie niet den goeden Leeraar hóórt, wórdt ‘slechte priester’, 260 - Levi en de Sichemieten: profanatie van Woord en sacrament, 261 - Levi's volgende ‘toorn’ een toornen tegen zijn eersten, 262 - Gods Geest twistend tegen Levi's eersten twist, 263 - De ‘slechte twister’ geve plaats aan den ‘goeden Leeraar’, 264 - Levi's allerlaatste twist (in Kajáfas) erger dan zijn eerste, 265 - Kennen ‘naar het vleesch’ tegen kennen ‘naar den Geest’, 266 - ‘Urim en thummim’ komen aan den Zoon, 267 - De ‘Enos’-tapeinose past in het program, 268 - Broeders geschápen uit verraders, 269 - Het diensthuis en het evangelie - Romeinen en ‘Romeinen’, 270. | ||
XII. | CHRISTUS GECONFRONTEERD MET DEN DOODEN JUDAS | 271 |
Een goede-vrijdags-fuif - de Goede-Vrijdags-doem, 272 - Barabbas en Judas - een dubbele confrontatie, 273 - ‘Geldgierigheid’ als groeps- en standsverschijnsel, 274 - ‘Geldgierigheid’ - van den ‘diaken’-thesaurier, 275 - Judas - de verlaten ‘strooman’ - buiten elke congregatie, 276 - Onschuldig lam - niet als ófferande, doch als tragische figuur, 277 - Een fóut erkend, geen schúld beleden, 278 - Door ‘het Licht’ beschénen, niet het nágeloopen, 279 - Geen geestes-, doch Gééstes-geschiedenis, 280 - Beweging langs voor ons onzichtbare banen in en om den hades, 281 - De ‘ergernis’ onder Gods sterken; de ‘dwaasheid’ onder Gods wijzen, 282 - Judas verwerpt borgtocht, dien de hemel zegent, 283 - Geloofsdiorama's in den hemel, 284 - Geen consensus tusschen ‘benéden-’ en ‘bóven-Jeruzalem’, 285 - Achitofel, drager van een ook messiaanschen eerenaam (yo-éts), 286 - Davids graven-rij afgezet door vloekhouten: aan elk een ‘yo-éts’, 287 - Van ‘heilige’ naar ‘eigen’ plaats - maar op twee manieren, 288 - Het skandalon van Davids ‘chronique scandaleuse’, 289 - Requisitoir - politiek, sociaal, kerkelijk geargumenteerd, 290 - Geen van Achitofels verwijten past in Judas' mond, 291 - ‘Aphormê’ is geen ‘grond’, ‘waarheden’ zijn nog de ‘waarheid’ niet, 292 - Protest tegen 't evangelie van rechtvaar- |
[pagina 613]
diging-om-niet, 293 - Apostelen en de Groote Apostel samen in 't gericht, 294 - De Paracleten-redenen niet van binnen uit ontkracht, 295 - Davids testament en dat van de verraders, 296 - Paaschliederen boven Judas' en Achitofels graf, 297. | ||
XIII. | CHRISTUS' BLOED GEDACHTENIS NEMEND IN JERUZALEM | 298 |
Pecunia non olet? Maar hoe in het heiligdom?, 299 - ‘Bloed’ kleeft aan 't geld: van één of twee?, 300 - De dwingende macht van den ‘korban’-zegger, 301 - Wat is: ‘korban’? En wat: timê haimatos?, 302 - Judas stelt de kwestie van den her-ijk van hun eigen honorarium, 303 - Delibereeren en - de profetie vervullen, 304 - Zacharia of Jeremia? (‘Jeremia’ als verzamelnaam?), 305 - Geen fotografisch-nauwkeurig analogische, doch principieele ‘vervulling’, 306 - God bréékt den muur, dien de Joden stutten, 307 - Notarissen en getuigen - maar andere dan in Jeremia 32, 308 - ‘Idion’, ‘idiootaton’: houd Akeldama schoon, 309 - Jesaja's zoeklicht spelend over Akeldama, 310 - De Pottebakkersprofetieën en haar candidaatcommentator, 311 - Akeldama en de conversatie van de ‘idioten’, 312 - Gedachtenis aan Christus' bloed in de ‘koinê’, de taal-van-mórgen, 313 - Akeldama - starting point voor Israëls exsiel, 314 - Keerzij van Messiasverwerping: akeldamabouw, 315 - Akeldama - verdwijnende fictie, 316. | ||
XIV. | CHRISTUS NIET LANGER ONDER MOZES' GARANTIES | 317 |
Exlex, niet ‘illegaal’, doch buiten wetsgarántie, 318 - Tegenbeeld gezocht van den metamorfoseberg, 319 - Niet buiten den handgreep, wel buiten de handreiking der wet, 320 - Chronologische moeilijkheden, 321 - Wat beteekent: ‘het pascha eten’?, 322 - Allerlei excepties in het feestprogram, 323 - De veertiende Ijar of een andere dag, 324 - Christus' laatste maaltijd de paaschmaaltijd, 325 - Het ‘akuroun’ van Gods gebod door ‘menschen-inzettingen’, 326 - Den sleutel, ‘de kennis’, wegnemen, 327 - ‘Geen idée’, en geen verlángen nopens de afbraak van de barrières, 328 - Legalistischer dan de Wetgever zelf, 329 - De zorg voor 't schóón flaneeren kunnen, 330 - Christus voor 't mozaisch Paaschfeest óngeschikt geworden, 331 - De demarcatie-lijn straks uitgewischt door wie erover héén moest, 332 - Alle werkelijke terreinen zijn nu voor den dienst vrijgegeven, 333 - De van de feestliturgie verstootene leest onze formulieren-van-liturgie, 334. | ||
XV. | CHRISTUS ONDER DE GARANTIES VAN HET TRINITARISCH PACT | 335 |
Gods decreet aangaande de ‘hoedanigheid’ van Christus' dood, 336 - Kerkvolk, dat den staat bespringen wil, beroept zich op den staat, 337 - Blasphemie interesseert Rome niet; conspiratie wél, 338 - Ratificatie-recht als speelgoed, 339 - De ‘voordeelen’ van het leven in ‘bezet gebied’;wie ‘liquideert’?, 340 - Christus' publiekrechtelijke dood, geen stof voor een |
[pagina 614]
‘sterk verhaal’, 341 - Het bijbelsch motief der publiekrechtelijke ‘verhooging’, 342 - Subject én object van het ‘in het openbaar ten-toon-stellen’, 343 - De ban der ‘smálle gemeente’ in dienst van Góds ‘brééde’ plan, 344 - 't Gaat om de universééle ‘recapitulatie’ (Ef. 1:10), 345 - Een marchandise en het Trinitarisch Pact, 346 - De bódem van 't profanum vulgus open voor de missie, 347 - ‘Verhooging’ in de hoogste plaatsen voor de breedste, 348 - Casus trinitaris oecumenicus, 349. | ||
XVI. | CHRISTUS, DE VRIJE KONINGS-ZOON, VAN REBELLIE BESCHULDIGD | 350 |
Punt één: de politieke sleutelmacht en 't zwaardrecht, 351 - Eerste en tweede tafel: Naam-van-God, Naam-van-Caesar, 352 - Crimen laesae maiestatis: májesteitsschennis!, 353 - De sleuteldragers-van-Jahwe pleiten voor die van Rome, 354 - Recensement en census; tollenaars-vriend en -vijand, 355 - Geen ‘eerste’, doch ‘pleromatische’ Koning, 356 - ‘Emprosthen’ - allen vóór zijn, 357 - De paradoxaliteit van 't theocratische ‘verhoogen’, 358 - Het ‘eigene’ van den theocratischen standaard, 359 - Christus mét of zónder recht-van-initiatief, 360 - Evangelisten-pijn om zijn verloren recht-van-initiatief, 361 - De degradatie van den Koning is conservatie van den Borg, 362 - Het ééne kruis bij voorbaat als één uit vele aangediend, 363 - De ónderste plaats te midden van anhypostatischen, 364 - De Meer-dan-Eljakim ónder Sebna, bij de sleuteldieven, 365 - De sleutelmacht van Zijne in ónze handen, 366. | ||
XVII. | CHRISTUS' APOLOGIE INZAKE ZIJN KONINGSCHAP | 367 |
Verzet tegen Caesar slechts als keerzij van dienst aan God, 368 - Een niet-theocratisch ‘konings’-begrip aan Pilatus gesuggereerd, 369 - Judas de Galileër in Judea: prototype van den Nazarener?, 370 - Tweetallen: Judas-Jezus; Bar Abbas-Jezus, 371 - De valsche suggestie gebroken: vraag exegése!, 372 - ‘Top secret’, maar niet van Caesar's Geheimen Dienst, 373 - Christus' jongeren geen ‘zelóten’, 374 - Christus' Polis een ‘corpus mysticum’, 375 - Geen ‘handgemeen’ in ‘the balance of powers’, 376 - De ‘tronen’ staan ‘duizend jaren’ áchter de wolken, 377 - ‘Berusting’, die afziet zèlfs van geweldloos geweld, 378 - Tegenover Pilatus ditmaal geen profetische ‘masjaal’, 379 - Ook de keizer heet ‘god’, ook zijn politeuma ‘religieus’, 380 - Tiberius' probleem: wanneer wordt een ‘basileus’ ‘god’?, 381 - Het praetorium en 't dal Dura: méér dan Daniël is hier, 382 - De acta van Pilatus en de Acta der apostelen, 383 - De gearresteerde wint zijn arrestanten, 384. | ||
XVIII. | CHRISTUS ONONTVANKELIJK VERKLAARD IN KONINGS- EN PROFETENAANSPRAKEN | 385 |
Profeet of nar - het dilemma van ‘het vleesch’, 386 - ‘Wat is waarheid?’ - de vraag van den ‘barbaar’, 387 - Psycho- |
[pagina 615]
genetische kwesties doen hier niet ter zake, 388 - 't Beeld van Pilatus' psychische testproof interesseert ons niet, 389 - Theocratische massieven uit ‘waarheid’, niet uit mácht?, 390 - Kerkelijke én wereldlijke on-ontvankelijk-verklaring, 391 - Pluriformiteit slechts binnen eenerlei-heid, óók voor 't vleesch, 392 - Kajáfas-Pilatus over áán- of ópgedrongen ‘waarheid’, 393 - Geen filosofen- of juristen-school kent ‘èmeth’, 394 - ‘Eerherstel’? Wat IS ‘zijn’ eer?, 395 - Pilatus' eerste misslag is beslissend, 396 - Pilatus geen exceptie: 1 Cor. 2:14, 397. | ||
XIX. | CHRISTUS ZWIJGEND VOOR PILATUS | 398 |
De politieke waarnemer verklaart: geen acuut gevaar, 399 - De deur nog niet dicht geworpen, 400 - Détails in de aanklacht van agitatie, 401 - De Spreker behoudt zich niet ten koste van de spraak, 402 - ‘Waarheden’ zonder ‘de Waarheid’ zijn niet ‘wáár’, 403 - ‘Kijken’ is geen ‘zien’;‘práten’ is geen ‘spréken’, 404 - Adaequatie van werkelijkheid en intellect? Close-ups? Reportage?, 405 - Christus' ‘politeuma’ toch gevaarlijk voor het ‘wéreldsch’ ‘politeuma’, 406 - ‘Bloote’ en ‘neutrale’ reportage bieden is al ‘liegen’, 407 - 't Proces voor Pilatus en de Procedure naar het Trinitarisch Pact, 408 - Het duizend-jarig Rijk niet pas bij Constantijn, doch na Pinkster, 409 - ‘Der waarheid getuigenis geven’ zonder versnijding van haar kleed, 410 - Een abstraheerende masjaal-epilyse zou verwárrend werken, 411 - De epilyse nagelaten, maar de masjaal zelf gehandhaafd, 412 - Geen kroon als troost-prijs vóór Hém ván toleranten, 413 - 't Is álles ‘goud’, wijl niéts meer blinkt, 414. | ||
XX. | CHRISTUS VOOR HERODES: ISRAËL VOOR EZAU | 415 |
Aanknoopingspunten in de instructie voor verwijzing naar Herodes, 416 - De ‘Edomiet’, - Christus-Herodes, parallel met Jacob-Ezau, 417 - Objecties tegen de verbinding van Herodes aan Ezau, 418 - Samenhang en relatie van ‘bloed’ en ‘Geest’, 419 - Volkeren niet bepaald door vaders, doch dézen tot teeken hún gesteld, 420 - De scheiding Jacob-Ezau recidief in historie en profetie, 421 - ‘Agag’, Haman-Mordechai in gigantomachie, 422 - Tweeërlei ‘community’ (gelijk in Eva's) ook in Rebekka's schoot, 423 - Strijd om eerstgeboorterecht ook die om wereldpolitieke óvermacht, 424 - Het dramatisch gegeven niet te plaatsen in Shakespeare's kaders, 425 - De strijd wordt vóór Herodes in de oude openbaringsmodi beslist, 426 - De belofte schijnt in alle deelen ijdel, 427 - Pniël gaf ‘om niet’;hier wordt die gave betaald, 428 - Worstelen met God in een paleis van Edom - om Pniëls-zegen, 429 - Achter Edoms zetel God, 430 - God betaalt aan God, God slaat naar God, 431, - Edom tóch de minste, 432. | ||
XXI. | CHRISTUS ZWIJGEND VOOR HERODES EN GEHOOND DOOR EZAU'S LIJFWACHT | 433 |
Herodes' brandende vraag: welke identiteit?, 434 - Historische achtergrond van Herodes' onrust, 435 - Herodes' onrust al |
[pagina 616]
van vóór Johannes' dood, 436 - Herodes als homo larvatus: vlieden-zonder-vervolger, 437 - Parapsychologie in paleizen; consilium abeundi, 438 - De wet spreekt wel ironisch (Lev. 26:34), óók de Zoon, 439 - De angstpsychose eerder versterkt dan weggenomen, 440 - Een masjaal boort in 't ingewand van wie het Woord vaak hoorde, 441 - De ‘vos’ in 't ‘hol’;jaagt hij, of soms die Ander?, 442 - Blijdschap: zal de nevel scheuren?, 443 - ‘Doe een teeken’, mij ten goede, 444 - De leege vraag om ‘een teeken’, 445 - Verzoekingen tot speculaties, 446 - Wil ‘David’ andermaal spelen voor ‘Saul’?, 447 - Voor zúlk een teeken geen belofte, geen geloof, 448 - Parallelie met de verzoekingen ‘in de woestijn’, 449 - Een teeken illustreert alleen den Woord-inhoud, 450 - Harmonie van tweeërlei masjaal, 451 - Ook hier de epilyse van den masjaal onthouden, 452 - Het Licht-der-wereld doet geen teeken-om-een-kaars-patent, 453 - Bij de ironie gebleven; de ruststand gehandhaafd, 454 - Het zwijgen wordt gestraft, 455 - Typisch exempel van ‘verdringing’, 456 - Het láátste woord wordt Rome opgelegd, 457 - Het ‘blinkend gewaad’ op Patmos, 458 - Niet vragen om parolen, doch hooren naar het Woord, 459. | ||
XXII. | CHRISTUS OECUMENISCH EXLEX | 460 |
Pilatus tusschen twee vuren, 461 - Een synclése, wèlke?, 462 - ‘Diastrephein’, ‘apostrephein’, 463 - Pilatus' conclusie, mede uit Herodes' rapport, 464 - Een ‘paideusis’ (vgl. 1 Cor. 11:32; 2 Cor. 6:9; Hebr. 12:6; Openb. 3:19)?, 465 - Exlex - met zóóveel woorden ditmaal, 466 - Exlex, niet maar als ‘Christus’, doch ook als ‘Jezus’, 467 - Gereed komen met Gods monopleurische overweldigingsacte, 468 - Geconserveerde wets-ordening - ook voor dit uur beschikt, 469 - De exlex 't kruis voor wie hem uitvond, 470 - Kastijding en loslating; straf zonder loslating, 471 - Spel van 't ééne ‘corpus’ is de ernst van 't andere, 472. | ||
XXIII. | CHRISTUS EXLEX EN ZIJN VERZWEGEN HOOFDSTUK | 473 |
Mislukte ‘kosem’, geen afgedankte ‘leviet’ gescholden, 474 - Het priester-ambt had geen vergéten hoofdstuk mogen zijn, 475 - Wie ‘Spruit’ zegt, zegt óók: ‘Priester’, 476 - Jeruzalem: priester-koning - Rome: koning-priester; Jozua of Zerubbabel, 477 - Jeruzalem en Rome scheiden wat ze ook zelf saamgebonden hebben, 478 - Vergeten als vrucht van verdringen: bij hoog en laag, bij kerk en wereld, 479 - Geen ‘lutron’ meer gezien; vandaar 't fataal dilemma, 480 - De vrucht der theoretische abstractie: loochening van den Concrete, 481 - Christus weigert, abstractie-zonden te genezen met abstractie, 482 - De eenzaamheid is keerzij van 't concreet-zijn van den Eéne, 483 - De dienst-der-amnestie is priester-dienst, 484 - Paasch-amnestie: gretig beschermde ‘figuur’ van misverstane ‘waarheid’, 485 - Toch ook verband tusschen déze en voorgeschreven ‘figuren’, 486 - Christus mag nóch ‘waarheid’, nóch leeke-beeld van Paschen worden..., 487 - Christus' eerste en kláre preek en de sfinx |
[pagina 617]
Pilatus, 488 - Ook voor de verbleekte ‘amnestie-figuur’ moet worden betaald, 489 -De prijs van onze amnestie: den Bórg géén amnestie, 490 - Het paradox van 't vastgestelde tweetal, 491 - Nog steeds dat oecumenisch stemlokaal: vóór ‘Jezus’ tégen ‘Christus’, 492 - Wie niet ‘Pro Pontifice’ roept, mag niet ‘Pro Rege’ roepen, 493 - 't Verzwegen hoofdstuk bij óns wel het misduide hoofdstuk, 494 - ‘Loutron’ losgemaakt van ‘lutron’, 495 - Fides quadrat intellectum, 496. | ||
XXIV. | CHRISTUS OP EEN TWEETAL | 497 |
‘Anomos’ óók ‘ataktos’; exlex-stellen gebeurt nimmer ‘ordinaarlijk’, 498 - Het tweetal een vernedering - voor beide candidaten, 499 - Als Paracleet-naar-recht heeft Christus over dit tweetal zich bekláágd, 500 - De grootste waanzin: God-op-een-tweetal, 501 - Barabbas: ‘episêmos’ is nog geen Führer, 502 - Barabbas moordenaar? ‘Lesten’-commandant?, 503 - Symbool-van-exodus, maar vraag niet naar de ‘tolédooth’, 504 - De ‘joodsche’ gedachte tegen de ‘israëlietische’, Jácob tegen ‘Israël’, 505 - Twee ‘Jezus-sen’? Dat ware óók ‘passend’ (‘prepon’), 506 - ‘Jozua’-eerst-forensisch contra ‘Jozua-alleen-dynamisch, 507 - Het tweetal is verduurd door wie 't in pijn doorzag, 508 - Lof-der-zotheid, 509. | ||
XXV. | CHRISTUS, DE PARACLEET, NOG DOOR EEN PARACLETE MISHANDELD | 510 |
De fantasie illumineert Claudia Procula, 511 - Gissingen aangaande droomster en droomgenese, 512 - ‘De menschelijke’ en de ‘buiten-menschelijke’ ‘factor’, 513 - Het náchtwerk voor Satan; het dágwerk voor God?, 514 - Geen openbaringstermen strooien; geen openbaringssubstraat verwaarloozen, 515 - De wijzen van apport minder belangrijk dan die van rapport, 516 - Claudia en de ‘pythonische’ geest uit Hand. 16, 517 - Claudia onder Gods onbezoldigde reportage-bureaulisten, 518 - Droom met masjaal in één punt één: dráng naar het Woord, 519 - ‘Splendida vitia’ eener ongeroepen paraclete, 520 - Christus-Themis-Moira-Nemesis-Erinyen, 521 - Sophia in reportage van twijfelaars omtrent parolen, 522 - Daniëls Meerdere niet om uitleg-van-den-droom gevraagd, 523 - Het recht van parools-emissie naast het Woord verworven, 524 - Geen speculatie over Satans ‘listen’, 525. | ||
XXVI. | CHRISTUS VERDAAN ALS ANHYPOSTATOS | 526 |
Beroep op ‘minderheidsproblemen’, 527 - Bewerking van de massa met dubbele tendenz, 528 - Pilatus tuschen goden en joden: de impasse-symboliek, 529 - ‘Heilige handen’, 530 - De Joden-kwestie ge-endosseerd naar den joden-god, 531 - ‘Athoo(i)os eimi’; een joodsche reactie dáárop, 532 - Anhypostatos-verklaring - thans ook door het vólk, 533 - Om vier dingen de aarde ‘ontroerd’ - ‘Hij is het vijfde vást niet’, 534 - Kruisen-van-Joden, maar ook kruisen-van-discipelen, 535 - Het bloed dat altijd ‘kómt’ over ons-en-onze-kinderen, 536. |
[pagina 618]
XXVII. | CHRISTUS' BLOED VOOR 'T EERST DOOR MENSCHEN UITGEDREVEN | 537 |
De overgang van aarzeling naar besluit, 538 - ‘Media mors’: meer dan ‘paideuse’, 539 - Erotiek en sublimeering van het bloed-van-Jezus, 540 - Israëls eeredienst geen agapisch zélfvertoon, doch óffer-noodzaak-onderwijs, 541 - Het menschenbloed staat onder decreten over kosmische existentie, 542 - Perforatie-kopos; scheurmakers worden gescheurd, 543 - Perforatie-kopos, één keer, niet mystiek, wél in álle ‘eenheden’, 544 - Geen stilzetting, wél mactatie-stilzetting is het zonde-stipendium, 545 - Perforatie als storing van ‘orgánisch’ tot-pleróma-komen, 546 - ‘Panis coelestis’ tusschen perforatie-tanden, 547 - Bloed-en-geest-historie máákt bloed-en-geest-historie, 548 - De masjaal van Lucas 13:32 naar Hosea 6:2 vervuld, 549 - De ‘totus Christus’ met het ‘totum Christi’ in het bloed, 550 - Pilatus Cunctator, een vaak vergeten verzóeking, 551 - ‘Hij is de zweep altijd dien éénen slag weer vóór’, 552 - Steriele stervens- tegen werkzamen scheppings-kopos, 553. | ||
XXVIII. | CHRISTUS IN DE WERELDKARIKATUUR | 554 |
Oude en nieuwe ‘klein-kunst’ om den Borg van menschen bij God, 555 - Saturnaliën-feest gunt slaven met heeren gijn; jubeljaar bevrijdt ze, 556 - Het koningschap voor de hand liggend motief voor soldatenspel, 557 - Nederlaag voor de winnaars: Ave Caesar..., 558 - ‘De gansche bende’ - en háár mentale capaciteit, 559 - Het gezelschap van Psalm 35 - en geen magiërs in de buurt, 560 - Ecce homo? Ecce Deus!, 561 - De tijd der symphyse wordt doorbroken, 562 - Object of subject van karikatuur, of beide, 563 - Hij werd ‘theater’, wij worden 't ook, 564. | ||
XXIX. | CHRISTUS PEREMPTOIR VERDOEMD | 565 |
Recapitulatie vermoeit: en toch dat waakgebod, 566 - Laatste transactie-poging, 567 - Het ‘ecce homo’ maakte indruk: de oppositie wáákt, 568 - Een opgeëischte titel gerapporteerd, maar zónder parafrase, 569 - S.S.-rapport aan den Rijkscommissaris: N.N. wil Führer heeten, 570 - Rivaal van Caesar? Toch geen serieuze ‘cognitio’, 571 - Gods Zoon? wees gij, Pilatus, ‘zoon-van-God’, rechter onder Hem, 572 - Rivaal van iemand? Op wélk wrijvingspunt dan?, 573 - Pilatus als Kajafas: zijn dood is conditie voor onze positie, 574 - Niet: Mozes-en-de-leeuw, doch: Mozes-en-het-Lam, 575 - Priesterkoning verraden aan Koning-priester, 576 - ‘Ecce homo’, - de sleutel, de kennis, weggenomen, 577 - Dag van verbod-van-medelijden, 578 - ‘Doch Jezus zweeg stil’, de Praeses ging staan, 579 - Naar ‘buiten de poort’- via regia, 580. |