13
Want ghy, HEERE, sult den rechtveerdigen zegenen; ghy sult hem met 28 goetgunstigheyt 29 kroonen, als met eene rondasse.
|
-
2
- Hier door verstaen sommige sulcke instrumenten van musijcke, die door den wint ofte het geblaes geluyt gaven, als fluyten, basuynen, trompetten, ende oock positiven ende orgelen, etc. Andere houden het voor sekeren toon der musijcke.
-
3
- Vergl. Psalm 88. vers 14. ende 92.3. alsoo wort oock Godt geseyt des morgens (dat is, vroegh, in tijts) sijne genade te bewijsen, Psalm 90. vers 14. ende 143.8. Thren. 3.23.
-
4
- Of, [mijne woorden, mijn gebedt] voor u in order stellen. siet Iob 32.14. ende 33.5.
-
5
- Als een wachter uytsien, ofte, omsien, of uwe hulpe niet en komt: ofte wachten wat ghy sult antwoorden. Vergel. Psalm 130 vers 6. Mich. 7.7. Habak. 2.1.
-
7
- Geene gemeenschap met u hebben, voor u niet dueren, blijven, noch bestaen. Vergelijckt Psalm 34.17. ende 94.20.
-
8
- Ofte, verwaende, pochachtige, roemredige, daer op het Hebreeusch woort eygentlick schijnt te slaen, doch wort voorts in het gemeyn genomen voor dwase, onsinnige, rasende, die de ware wijsheyt niet en hebben, maer als rasende ende sinneloose menschen, in alle ydelheyt ende sonden haer wentelen, roemen ende verlusten. Siet Psalm 73. vers 3. ende 75.5. ende 102.9. Eccles. 2.2, 12. ende 7.9. ende 10.13. Iesa. 44.25. Ierem. 50.38, etc.
-
9
- Vergelijckt Psalm 4. op vers 3.
-
10
- Hebr. der bloeden. Siet Genes. 4. op vers 10. dat is, den bloetdorstigen, moortdadigen ende bedrieghlicken. Vergelijckt 2.Sam. 16.7. ende 22.49. Psalm 18.49. ende 26.9. ende 43.1. ende 55.24. ende 59.3. ende 140.2, 5. Proverb. 3.31.
-
11
- Verstaet, den tabernakel, want de tempel by Davids leven niet en is gebouwt.
-
12
- In den voorhof, aen den ingangh des tabernakels, richtende mijn aengesichte na het Alderheylighste, daer de Arke des verbonts is. Siet Levit. cap. 1. vers 3. Psalm 116.19. In het Heylige gingen de Priesters, in het Alderheylighste alleen de Hoogepriester, Hebr. 9. versen 6, 7.
-
13
- Het Hebreeusch woort is een naem van Konincklicke hoven, Psalm 45. versen 9, 16. Proverb. 30.28. ende wort oock gebruyckt van de plaetse, daer Godt geseyt wort te woonen: als van den tabernakel, 1.Sam. 1.9. ende 3.3. ende hier. Van den tempel, 1.Reg. 6. vers 17, etc. selfs van den hemel, Psalm 11. vers 4. Mich. 1.2.
-
14
- Met behoorlicke eerbiedigheyt ende ontsich uwer Majesteyt, ende onbegrijpelicker genade.
-
15
- Dat is, gehoorsaemheyt uwer geboden die terstont oock door het woort wegh, gemeent wort. Anders, door uwe gerechtigheyt, na dewelcke ghy den onschuldigen voorstaet.
-
16
- Die op my loeren, het ooge op my hebben, om my te betrappen, ofte te doen vallen: alsoo Psam 27.11.
-
17
- Siet Genes. 18. op vers 19. De sin is: Wijst ende effent my door uwen Geest, als mijnen leydtsman, de bane, die ghy wilt dat ick ingaen sal.
-
18
- Sy spreken niet als valsheyt ende bedrogh. (Hebr. in sijnen mont, Dat is, in den mont eens yederen van hen) siet Iob 15. op vers 5.
-
19
- Sy dragen in het herte niets als een bitter voornemen, om den vromen verdriet, schade ende elende aen te doen.
-
20
- Hebr. in het getal van velen, verdervingen, schenderijen, argheden, verkeertheden, streckende tot des naesten verdriet, schade ende verderf.
-
a
- Psalm 34.17. ende 94.20. Rom. 3.13.
-
21
- Sy haken ende jancken na der vromen verderf ende ondergangh. Dit past d’Apostel (Rom. 3.13.) op alle menschen, aengesien in hare natuerlicke verdorventheyt ende boosheyt. Vergelijckt onder Psalm 14. op vers 2, etc.
-
22
- Dat is, veroordeelt ende straftse, als die het verdient hebben. Anders, verwoestse, om dat het Hebreeusch woort beyds beteeckent.
-
23
- Soo datse alle mislucken. Andere, laetse vallen van wegen hare raetslagen.
-
24
- Als kaf, Psalm 1.4. ofte, verdrijftse, verstootse.
-
25
- Ofte, afwijckingen, trouvvloose handelingen.
-
26
- Anders, soo sullen verblijdt zijn, ende soo in het volgende.
-
27
- D. beschutt ende bewaert, als wanneer yemant onder dack vry is, van hitte, koude ende onweder; ofte door eenen schildt, van de pijlen der vyanden.
-
28
- Ofte, met [u] vvelbehagen. Vergelijckt Psalm 30. vers 6.
-
29
- Ofte, omringen, omcingelen.
|